Gteestelijk Leven Kijken is Koopen CLOECK GEEF G RAPPEN MODERNE EOTO's es «ERSIOOTIHOEH Fotogr. Atelier ARPAD MOIDOVAN - Nieuwe Niedorp Als men U zegt, Zaterdag 17 Maart 1934. Postrekening No. 23330 SCHAGER 77ste Jaargang. No. 9450 COURANT. Int. Telef. No. 20 Dit blad verschijnt viermaal per week: Dinsdag, Woensdag. Donder dag en Zaterdbg Bij uizending tot s morgens 8 uur. worden Adver- fetihén nog zooveel mogelijk in het eerst uitkomend nummer geplaatst Uitgave der N.V. v h. P. Trapman Co., Schagen. 24 PAGINA'S. Prijs per 3 maanden f180. Losso nummers G cent. ADVPRTFN- TIöN van 1 tot 5 regels f0.85, iedere regel meer 15 cent (bewijsno. inheerepehl. Gn»nte letters worden naar plaatsruimte berekend. door Astor. IK BEN MAAR EEN LEEK! OVF.R „leeken" wil ik in dit artikel iets schrij ven. Hoe Ik daar eigenlijk toe kom, kan ik niet precies zeggen. Maar plotseling kwam de gedachte bij me op, hoe gemakkelijk dc mcnschen zich dikwijls van eigen oordeel en denken zelfs, af maken met de gebruikelijke zegswijze, ja, ik mag wel zeggen met den algemeenen dooddoenor: „ik ben maar een leek". En dan wordt daarmedo bedoeld: ik ben geen deskundige en derhalve matig ik mij geen oordeel aan. Een uiting van bescheidenheid dus, een erkennen van eigen onbevoejtflheid. Zoo op het eer ste gezicht lijkt het dan ook heel mooi, wanneer een mejisrh zich op zijn leek-zijn beroept en het maakt aon heel wat prettiger indruk dan dat hij want zoo zijn er óók! over alles met groote beslistheid durft te spreken en met belachelijke, domme verwaandheid zich een mecning aanmatigt. Maar dit mag ons de ©ogen niet doen sluiten voor de verkeerde kant van het zich beroepen op zijn „leek-zijn". Ik wil beginnen met een stukje geschiedenis, om het ontstaan van het leekendom en het gebmik van dit woord te verklaren. Daartoe gaan we terug naar de oude christenge meenten. Daarin kwam al vrij spoedig een scheiding in twee dcolen. Er kwamen opzieners, leiders, dc zoogenaamde presbyters (de ouderen) of episcopoi (bisschoppen) aan de ééne zijde en de gewono gemeenteleden aan de andere zijde. Niet lang zou' het duren of deze op zieners werden door de gemeente gekozen cn aange steld. Men noetnde hen den C1 e r o s, in onderschei ding van de rest van het volk d.i. van den Laos Óok sprak men niet alleen van !.an* als Mn geheel, maar van de la lei, d.l. van do leeken als afzon derlijke wezens. Zoo burgerde zich geleidelijk ln het gebruik om te spreken van geestelijken cn leeken. De geestelijken vormden den Cleros (wij spreken thans nog van den Clerus, van clerienlcn enz.) d.w.z. zij waren geordende, aangestelde leiders cn alle andero gemeenteleden waren het leekendom. Dit is een volkomen natuurlijk ontwikkelingsproces geweest. Het ligt in de rede. dat in een organisatie de meest bevoegden op den voorgrond treden cn tot een leidende positie komen. Zoo kon het niet anders of in dc oude Christengemeenten, waar volo vragen opdoemden, moesten de meest intelligente laden een zeker overwicht krijgen. Niet iedereen voeldo zien geroepen tot bestudeering van theologische en wijs- geerigo quaesties en maar weinigen bezaten daartoe tijd en bekwaamheid. Eenvoudige, diepe vroomheid was een kostelijk goed, maar het begrijpen van diep zinnige problemen vroeg méér dan een gezindheid van het hart, het vcreisrhte een scherp denkvermogen. Wanneer wij dit in het oog houden, wordt het ons terstond duidelijk dat gaandeweg do Clerus aan macht en invloed moest winnen en de leeken lang zaam maar zeker moesten worden tot dc menigte, die eigen oordeel steeds meer prijsgaf om zich neer te leggen hij wat haar door den Clerus als waarheid werd verkondigd. En het einde moest worden do ab solute heerschappij van den clerus over do leeken, want spoedig werd liet als ongeoorloofde vermetel held beschouwd en als doemwaardige ketterij om te gen de door den clerus verkondigde meeningen cn opvattingen in te gaan. Indien wij hierbij verder be denken, dat de grooto menigte over het algemeen lijdt aan geestelijke traagheid en gemakzucht, dan verwonderen wij ons niet meer over het verschijn sel dat het leekendom gaarne bereid was alles te aanvaarden wat de clerus leerde. Ieder weet, dat deze onderscheiding tusschen cle rus en leeken zich in de godsdienstig-kerkelijkc we reld tot op onzen tijd heeft gehandhaafd. Het sterkste is dit het geval in de roomsehc kerk, in mindere mate in dc protestantsche kerken, waar principieel, echter niet praktisch, de onderscheiding is over wonnen. Maar niet alleen in de godsdienstig-kerkelijkc we reld hebben wij deze onderscheiding. Wij vinden haar op elk gebied des levens. Daar spreekt men echter niet van Clerus en leeken, maar van deskundi gen en leeken. Hetgeen in wezen volkomen hetzelfde is. Want evenals de roomsche óf protestantsche vrome geneigd is om to zeggen, dat de pastoor of dc dominé liet veel beter weet clan dc gewone mensch, omdat hij theologie heeft gestudeerd, omdat hij bij wijze van spreken „vakman" is, omdat hij „zooveel meer letters gogeten" heeft, zóó is elk mensch geneigd zich neer te leggen hij dc meening van een deskundige. Het is nu eenmaal onmogelijk zich in alles to spcci- aliseercn. Daartoe is ons leven tc kort. Dit geldt niet alleen voor de wetenschap, welke zich op haast onge- loofelijkc wijze heeft uitgebreid en thans een onover zienbaar gebied bestrijkt, maar ook voor de techniek. Duizenden jaren geleden was het mogelijk, dat één enkel mensch geheel alleen geestelijk cn stoffelijk zichzelf kon helpen. Zijn levensbeschouwing was pri mitief, hij diende dó goden en geesten, welke hij zich dacht achter dc natuurverschijnselen, maar primitief waren ook zijn stoffelijko behoeften. Zélf bouwrie*hü zijn simpele woning, zélf joeg hij het wild, zélf maakte hij de noodiga uiterst eenvoudige werktuigen. Hoo meer echter de levensbehoeften toenemen en hoo meer hij als redelijk wezen zich met de levensraadselen gaat bezig houden, des te moeilijker wordt het ora.de hulp en voorlichting van anderen to missen. Het^ge- volg daarvan is dat er een begin van specialisatie ont staat. Wie wijsgeerig is aangelegd, zal bij voorkeur zijn vrijen tijd benutten met het overdenken van de vragen, welke de hem omringende werkelijkheid met haar eindeloos gebeuren hom stelt; wie praktisch is aangelegd, zal zich toeleggen op de verbetering van dc onmisbare voorwerpen en er ontwikkelen zich ambachten, kunsten zelfs omdat ook dc schoonheids zin een woord gaat medespreken. Er komen velerlei deskundigen, vakmenschen. Steeds meer, naarmate het leven samcngestelder wordt. Wij kunnen thans slechts hij benadering ons een beeld vormen van het bestaan van den mensch, die enkele duizenden jaren vóór ons leefde. Wij zonden in de moderne wereld totaal verlegen staan, als wij niet onze deskundigen bezaten. Wij hebben onze ge leerden, die ieder hun terrein bewerken, onze ge- schiedvorschers, scheikundigen, sterrekundigen, ge neeskundigen, onze wijsgeeren, onze wiskunstenaars enz., enz. Maar wij hebben ook onze wetenschappelij ke landliouwcrs en veetelers, onze architecten en smeden en metselaars en timmerlieden, enz. enz. Als wij iet§ willen weten van den houw van het heelal, slaan wij dankbaar de boeken op, waarin dc deskundigen het resultaat van hun arbeid hebben neergelegd en wij voelen ons leeken, maar ge lukkige leeken, omdat wij door die deskundigen wor den binnengeleid in een wereld van wonderbare schoonheid. En wanneer wij er ons rekenschap van geven, hoe dio deskundigen zich hebben ingespannen, zijn We rliet alleen gelukkig, maar ook dankbaar voor wat zij deden. En is het niet zoo met ioderc wetenschap, die ons ontsloten wordt door do vaUmenschen'? Hetzelfde geldt van do techniek. Honderden dingen gebruiken wij, kunnen wij een voudig niet meer missen. Toch kunnen wij deze niet zelf maken. Het huis dat wij bewonen; de sloel, waarop wij zitten; do vork, waarmede wij eten; liet glas, waaruit wij drinken; dc courant, die wij lezen; alles, letterlijk alles is product van deskundigheid. Wij kunnen dus vaststellen dat overal de onder scheiding tusschen deskundigen en leeken bestaat. En ieder normaal mensch is deskundig en leek tegelijk. Want slechts heel weinigen zullen er zijn die in geen enkel opzicht min of meer deskundig zijn, al is 't een deskundigheid, die door jarenlange praktijk is ver worven. Om een simpel voorbeeld te geven. Iedereen denkt dat hij in staat is om een boom tc snoeien. Maar dc goed onderlegde snoeier ziet hem bezig en mom- pit: leekenwerk! Elk vak ook 't eenvoudigste heeft zijn geheimen. Wij kunnen allen een hamer hantee- ren en een zaag of schaaf, maar tlmmorlicden zijn we daarom nog niet. Dc logische consequentie hiervan is, dat wij op elk terrein, waarop wij ons leeken gevoelen, ons voegep naar dc deskundigen. Maar de zo consequentie heeft haar g e v a a r 1 ij k c z ij d e. Zij bestaat hierin, dat mefi eigen gezond en redelijk oordeel en eigen onderzoek prijs geeft onder het motto: ik ben maar een leek. Want ook leeken kunnen de deskundigen dikwijls van grooten dienst zijn. Elke dokter kent tegenwoor dig het zoogenaamdo Priesznitz-verhand cn de hoif- zame werking daarvan. Toch is het een leek geweest, die hier de deskupdigen heeft geleerd. Want deze Priesznitz was een eenvoudige boer, die door practj- sche ervaring was gekomen tot de toepassing van het koud water bij verschillende ziektegevallen. Door hcfö zijn dc vakmenschen er toe gebracht om zijn methode wetenschappelijk verder te ontwikkelen. Ik ken een dame, di^ een groote virtuositeit bezit inzake inrichting van huizen. Ze is nooit op een tech- niarhc'srhool geweest, heeft nooit-leeren timmeren. Maar haar huis heeft ze voor een deel omgetooverd in ©cn model-woning. Zij gaf haar orders aan den timmerman, wist precies allo ruimte te benutten en van oen leege zolder maakte zij een étage met ge zellige kamers en kamertjes. En als ik haar gast vrijheid genoot en in de aardige logeerkamer mijn rust genoot, moest ik altijd even denken aan de geni aliteit^ waannede zij alles hnd laten maken. Toch was zij „maar een leek". Hiermede wil ik de deskundigen niet kleineeren. Ik denk cr niet aan. Ik wil alleen maar Zeggen, dat ook leeken, die beschikken over helder versland en practi- sriien zin, die kijk hebben op de dingen, vaak de des kundigen van dienst kunnen zijn en zelfs tot voor lichting. Want we hebben niet te vergeten, dat des kundigen allijd gevaar loopen zich tc onderwerpen aan traditie en sleur. Hoo heerlijk kan deze traditie en sleur door pientere, practische, helderdenkende en kunstzinnige leeken worden gebroken. Men zij derhalve wat voorzichtig met 'dc uiting „ik ben maar een leek". Ook een leek kan, buiten alle speciale vakkennis om, een helder oordeel heb ben. Daarom moet hij niet steeds zich maar klakke loos neerleggen hij wat de deskundigen verkondigen. En dit geldt in het bijzonder de vragen, waarmede wij allen te maken hebben; vragen, die onze levenshouding bepalen. Want als wij gewillig ons voegen naar het oordeel van den smid. den architect, den metselaar, den kok of de keukenprinces dan ls dat niet zoo erg. Erger wordt het evenwel, wanneer het gaat om dingen, die diep in het leven ingrijpen. Dan wordt het „ik ben maar een leek" dikwijls fataal. Dan brengt het den mensch er toe zijn zuiverste gevoelens terzijde te zet ten en zijn reinste begeerten te onderdrukken. Kr bestaat een merkwnnrd'ge wetenschap. Zij draagt den naam van economie of staathuishoudkunde. Zoo nis deze naam reeds aanduidt, houdt déze wetenschap zich bezig met de grooto menschelijke huishouding. De mannen dezer wetenschap worden economen ge noemd. En cr zijn razend knappe kerels onder. Zij schrijven dikke boeken cn zwnro verhandelingen. Zij puhliceercn cijfers cn statislieken, waarvan je dui kelt. Zij houden economische conferenties. Zij zetten hoogernstige gezichten als zij spreken over de crisik. En heel dc wereld ziet met angstige spanning uit naar de resultaten van hun arbeid. Zij immers zijn dc des kundigen! Wat zou een leek nu kunnen begrijpen van de zware vraagstukken, waarmede zij hun geleerde koppen pijnigen? Wat snapt een leek van evenwicht van handelsbalansen, van goudverplaatsingen, van monetaire mysicrieën? Dc leek heeft te zwijgen! Maar dat gaat niet altijd. Want er zijn leeken, die menschelijk voelen cn cfie wel geen economie hebben bestudeerd, maar toch een helderen kijk hebben op de maatschappelijke verhou dingen. En deze leeken zeggen: onze huishouding deugt niet. Zij vinden het onzinnig, dat in een men- schclijke huishouding nuttige en noodzakelijke goe deren en producten worden vernietigd, nota bene, ter wijl er zijn, die aan deze producten behoefte hebben. Zij kunnen het niet goedpraten, dat in een samenle ving, waarin mateloos veel wordt voortgebracht, tege lijkertijd bittere armoede cn gebrek wordt geleden. Zij achten het mogelijk, dat de menschelijke huishouding zóó wordt georganiseerd, dat op deze rijke aarde en bij de bestaande bijna-volmaaktheid van het voort- brengingsapparaat, ieder mensch in ruime mate zal kunnen voorzien in zijn stoffelijke en geestelijke be- van buitengewone kwaliteit. 0 dat iets «even goed" is als Aspirin, ter* wijl het geen Aspirin is - stel U daar niet mee tevredenAlleen de echte Aspirin met Bayer-kruis en met den oranje band helpt U zeker, zonder ge vaar voor hart, maag en nieren 1 UIMwIUnd GEBRUIKTE AUTOMOBIELEN verknopen wtj onder GARANTIE en op PROEF. Garage C NIEUWLAND, BERGEN. hoeften. En zij .droonien van een samenleving, waarin het geld geen rol meer speelt, waarin niet meer ge produceerd wordt om winst en waarin de productieve arbeid wordt gewaardeerd en speculatie, zwendel en bedrog geen voordeel meer kunnen opleveren. En deze leeken veroorloven zich de vrijheid om van meening te verschillen met dc wanhopige economen, met de deskundigen, die gevangen zitten in den waan,# dat, hoe waanzinnig de wereldhuishouding ook mogo zijn, haar grondslag d.i. de onaantastbaarheid van den privaat-eigendom van bodem en productiemidde len, moet blijven behouden. Ik hen er van overtuigd, dat op den duur ook hier zal blijken dat de deskun digen van leeken nog wel iets kunnen leeren. Ieder, dtc vóel fn het openbaar leven optreedt, hetzij nla schrijver, hetzij als spreker, weet hij ervaring dat hij veel tn danken heeft aan opmerkingen, welke ge maakt worden door leeken. Ilij denkt zijn onderwerp te beheerschen en alles grondig te hebben overwogen en plotseling gaat hem dan een nieuw licht op en wordt zijn aandacht gevestigd op een vergoten onder deel of hij wordt zich bewust van een fout. En donken wij nu eens r.an het religieus en 'zede lijk leven. Doet zich hier niet hetzelfde verschijnsel voor? Ook hier deskundigen en leeken Ook hier bij dc laatsten de veel voorkomende neiging om zich ..maar" een leek to achten en dus tot oordcelcn on bekwaam. Zoo komt het, dat levensopvattingen zich blijven handhaven waartegen menigeen in zijn diep* sle wezen zich ernstig verzet. Menig zuiver gestemd gemoed kan geen vred« hebben met de hecrschcnde rcligieuse en zedelijk* dogma's. Ik heb zoo vaak mcnschen ontmoet, die zich niet konden vereenigen met rcligieuse gebrui ken en deze toch maar handhaafden omdat ja, omdat de officicele voorgangers zich er ook aan hielden en „die zullen het wel beter weten dan wij". Zoo durft de leek niet op eigen gevoel, op eigen intuïtie vertrouwen. En dit beteekent schade niet alleen voor den leek zelf, wiens leven onwaarach- ♦ig wordt, maar ook voor de menschheid, die doof ketterijen, door gelouterde begrippen moet worden voortgestuwd. Ik woonde eens een zitting van den krijgsraad bij. Ken dienstweigeraar stond tegenover de geunifnrm- (lo hoeren. Hij had niet veel te zeggen, verdedigde zich slechts met een beroep op zijn geweten en sprak deze uit zijn geweten opgekomen woorden: ik kan geen soldaat zijn. De militaire rechters zooiden hem ongetwijfeld hebben kunnen vastpraten; zij zouden hem in de benauwdheid hebben kunnen redeneeren. Hij was maar een „leek". DAarom stelde hij zijn menschelijkheid zonder meer. tegenover hun argu menten. Hij werd veroordeeld. Maar dit staat voor mij vast, dat do militaire heeron, do deskundigen, die 't altijd zoo druk hebben over vaderland en on afhankelijkheid en de noodzakelijkheid van het mili tairisme, Als zij misschien nog eens ernstig naden ken, in de verborgenheid hunner ziel de gedachte voelen opkomen dat toch die eenvoudige jonge man, die „leek" de pionier is van een hoogere, meer menschelijke levensopvatting. Wat moet dus de moraal zijn van dit artikel? Geen andere dan deze. Wij hebben te breken met het „ik ben maar een leek", waar het gaat 'om levensvragen, Op de levensvragen mogen wij het oordcel van an deren, hun voorlichting, hun ervaring benutten, ons eindoordeel vormen wij zélf en daarnaar willen wij ons leven richten. De mensch met een slavenziel moge zich een leek achten, tot eigen oordeel onbekwaam; de mensch die streeft naar persoonlijkheid zegt ik ben geen doek, maar een zelfstandig denkend en zoekend we- ;zen en mijn deskundigen zijn mijn rede en mijn ge weten. En het is deze naar persoonlijkheid stre vende mensch, die zoolang de menschheid bestaat, door ale eeuwen heen de opwaarts-stuwendo kracht is geweest en zal b 1 ij v e n. ASTOR.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1934 | | pagina 1