Het knikkerspel. Harry de denker. SCHAGER COURANT ONZE VONDELINGETJES. Kiki en de andere vogeltjes. MIJNHEER PLUIMSTAART probeert de natuur te begrijpen. Karei Lang schoof zijn kano in het wa ter, aarzelde een oogenblik, keek zijn zus ter aan en zei: „Ik vind het heelemaal niet noodig, dat wij Harry vragen om mee te gaan. Hij is toch geen logé van ons, maar hij is hier komen wonen." „Ik vind, dat wij het hem wel moeten vragen", zei Marie, zijn zusje. „Maar waarom?" hernam Karei. „Om dat hij nu toevallig hier is gekomen hoe ven wij ons toch niet altijd met hem op te schepen?" „Ach," antwoordde Annie, een ander zus je. „hij wil toch niet mee, hij heeft een oude klok op zolder gevonden en daar heeft hij veel meer zin in om die te ma ken, dan met ons mee te gaan. En hij heeft het kindje van de melkvrouw be loofd zijn bootje weer te maken, dat van do week kapot is gegaan." „Luister eens", zei Marie, „als jullie er toch zoo van overtuigd zijn dat Karei, die toch onzen neef is, niet met ons mee wil. wat hebben jullie er dan op tegen, dat ik hem vraag mee te gaan. Wij zijn niet on aardig en hij heeft niet het gevoel, dat wij hem van onze pretjes buiten sluiten." Zij holde nu over het smalle pad naar de waranda, waar zij Harry met het kindje van de melkvrouw samen op de stoep vond zitten. Harry was druk bezig de kleine boot weer in orde te maken. Marie ging naar hem toe en vroeg: „Wil je met ons mee naar het eilandje in. den vijver, waar wij eergisteren geweest zijn? Tante Mies hoeft haar broche daar verlo ren en zij heeft ons opgebeld om te vragen of wij het willen zoeken, dan komt zij het vanavond halen." Harry keek haar in gedachten verzon ken aan en zij kon merken, dat hij zoo druk met de boot bezig was, dat hij niet half had verstaan wat zijn nichtje maar antwoordde even later: „Neen, dank je wel, ik blijf hier bij broertje, ik heb hern beloofd zijn boot weer in orde te maken." Terwijl Marie terugholde naar de kano, zei Karei, dat hij niet kon begrijpen hoe iemand op zoo n mooien zonnigen dag mot een oude klok zich kon vermaken en dat hij er van overtuigd was, dat hij bij het e.\amen de volgende week om toegelaten te worden tot de H.B.S., vast zou slagen. Annie, die zich wat leeren betreft, ook niet graag erg inspande, hoewel zij geluk- kip nooit was blijven zitten, zei: „Het is toch wat om zoo'n neef te hebben, die den hoelen dag niets doet dan denken, en voor- ai als die neef een paar jaar achter el kaar bij je in hetzelfde huis moet wonen" Zijn ouders woonden namelijk in Trans vaal en* hadden Harry naar zijn oom en tante gezonden om daar de H.B.S. te door- loopen en mischien later naar Delft te gaan om ingenieur te worden, wat Ham- al tijd graag had gewild. Onderwijl hadden de kinderen 't eiland je in den vijver bereikt. Zij stapten aan land, gingen op zoek naar de broche van Tante Mies en bekommerden zich niet om de kano. Annie wist nog precies waar Tante Mies gezeten had en begon daar heel ijverig te zoeken, de beide andere kinderen zouden dan daar kijken, waar zij overal hadden geloopen. Maar hoe zij keken en zochten, van de broche geen spoor. Eindelijk beslo ten zij hun boterhammen op te eten en dan weer naar huis terug te gaan. „Ja," zei Karei, ik moet precies om twee uur weer terug zijn, want ik moet vanmid dag voetballen, wij hebben een match, die precies om 3 uur begint" Iedereen wist dat Karei een van de beste keepers was van zijn club, dus besloten aan hun tijd te denken. Na op hun gemak de boterhammen verorberd te hebben, gin gen zij nog even wat in het gras liggen, waarna zij eindelijk op hun gemak naar het water toeliepen om in hun kano te stappen. Maar hoe zij jok keken, hun bootje was verdwenen. Nergens in den omtrek kon den zij er ee,i spoor van ontdekken. Zij lie pen het 1 eele eiland om en keken en tuurden aisschen het riet. Na lang zoeken zag K ,el dat het al half drie was gewor den .n nog steeds stonden zij daar op het e' tndje. Hij wilde overzwemmen, maar de ijver had een sterke strooming, zoodat dit een onmogelijkheid was. En het ergste van alles was, dat hij het aan zich zelf had te wijten, want hij herinnerde zich heel goed, dat hij zijn kano zoo maar los in het water had laten liggen. Een lichte winddruk en de boot dreef natuurlijk dadelijk weg. Oneens zag Marie iets naar het eiland toekomen en zei: „Zeg, wat is dat?" Karei kwam wat «lichter bij en jawel, even later kwam het bootje van den kleinen jongen van de melkvrouw, dat Harry weer heele maal in orde had gemaakt met een paar schroefjes en moertjes, naar hen toe varen Op het zeil zat een stukje papier vastge speld. Zij namen het schip in hun hand en lazen: „Waarom komen jullie niet naar huis. Tante Mies is hier en zij heeft haar broche gevonden. Zij heeft heerlijke cakes meege bracht en wacht op jullie. En Karei, denk om je voetbalmatch. Harry." Een antwoord schrijven en de boot op winden en weer terug sturen, was het werk van een oogenblik. Vol spanning za gen de kinderen het bootje in de verte ver dwijnen. Nu braken er eenige spannende minuten aan, doch daar, hoera! daar za gen zij hun kano eindelijk aankomen, voortgeroeid door Harry. De kano was af gedreven en aan den overkant op het zand vastgeloopen. Het was al kwart voor drie. Als razenden roeiden zij nu terug. In twee minuten had Karei zijn voetbalschoenen en trui aangetrokken en kwam buiten adem precies op het veld aangehold, toen de klok drie sloeg. Zijn heele club was doodsbenauwd geweest, dat hem iets over komen was en had al niet begrepen, waar hij zoo lang bleef. Harry, die altijd spottend door de kin deren Harry de Denker werd genoemd, was blij, dat hij had kunnen helpen en van dien tijd af waren zijn nichtjes en neef heel anders tegen hem en namen hem heelemaal als mede-broertjes in hun mid den op. Wij hebben zes vogeltjes, allemaal von dclingotjes, in twee mooie kooitje». Het zijn niet de eerste vogeltjes, die wij tot ons genomen hebben, en het zullen ook wel niet de laatsten zijn. Bijzondere of zeldzame vogels zijn het natuurlijk niet het zijn ook maar vondelingetjes. Drie er van zijn gewone musschen en dan hebben we nog een vink en twee kanarievogels. Die vink is het langst bij ons. Het is een goedmoedig, dom en vraatzuchtig diertje, dat mij bij voorkeur aan de haren trekt Hij heeft een leelijke vergroeide snavel maar kan er gelukkig goed mee eten. De vink zit boven in de kooi van de ka narievogels en dat gaat heel goed, want die blijven toch altijd beneden. De kanaries heeten Hans en Grietje en zijn erg aan elkaar gehecht. Wij hebben ze nu al twee jaar, maar ze hebben nog nooit met elkaar gekibbeld. Toch schelen ze heel veel in leeftijd; Hans is zeventien jaar oud en mag dus wel een stokoude kanarievogel genoemd worden, maar Grietje is nog geen drie jaar. Bovendien heeft Hans maar één poot. In het begin was hij heelemaal niet kieskeurig en lust te hij alles, maar wij hebben hem zóó ver wend, dat hij nu niet eens meer van vogel zaad houdt. Bij voorkeur eet hij vruchten, een stukje beschuit of geraspte, gele knol len. Nu zouden jullie denken, dat Hans een ongelukkig dier is, omdat hij maar één poot heeft, maar dan heb je het toch mis Hij tript met zijn eene poot even \iug heen en weer als Grietje met twee, maar des avonds is hij erg moe en piept om zijn bedje. Ja, hij heeft een bedje, want op zijn ecnen poot kan hij niet den hcelen nacht blijven stóan. Hij moet zich bij het slapen links en rechts ondersteunen door zijn half uitgespreide vleugeltjes en daarom heeft hij een zacht en vlak bedje noodig. Over een ijzerdraad-geraamte is een lapje gehaakt, daarop komt een laagje watten en daarop weer een lapje linnen, dat da gelijks vernieuwd wordt. Soms trekt Griet je het met bedje en al door het kooitje. Grietje is geen ongelukkig vogeltje en zelfs een heel mooi diertje, dat wel van was gemaakt schijnt te zijn, zoo gclijkma tig zijn haar veertjes. Ik kreeg haar als heel jong diertje, bewusteloos geslagen door een clectrischen schok. Ik had eersf niet gedacht, dat zij zou blijven leven, maar tot mijn verbazing, kwam zij weer Hier zien jullie een' aardig spelletje. Kr staat bij hoe jullie het, als je de teekening op een stuk karton hebt geplakt, en uitge knipt, moet vouwen. Van voren is een soort van poortje, waardoor de knikkers moeten rollen, jlie dan in een opening te recht moeten komen. De cijfers bij de openingen geven aan hoeveel punten jul lie hebt gewonnen. Wie de meeste punten haalt, heeft het spel gewonnen. bij en al gauw was zij weer heelemaal ge zond. In het andere kooitje gaat het heel wat minder vreedzaam toe. Daarin zitten de drie musschen, die alle drie uit het nest gevallen zijn. Maar zij zijn niet even oud. Kiki, de oudste, is al vier jaar en de twee anderen zijn den vorigen zomer uit het ei gekropen, 't Opkwceken van zoo n muschje met harde eierdooier en in melk gedrenk te stukjes brood is een echt geduld-werk je. Maar het is de eenige manier om het dier tje in leven te houden. Kiki, de oudste inusch, was heelemaal niet blij toen hij twee kameraadjes kreeg. Hij speelt verschrikkelijk de baas en als er wat lekkers in de kooi gelegd wordt, eet hij er eerst van, tot hij genoeg heeft en daarna komen de anderen pas aan de beurt. Hij pikt ze, als ze te dicht bij hem komen en zelfs, als wij tegen de jonge muschjes vriendelijk praten. Dan krijgt hij met den vinger een tik op den kop, maar tot nu toe heeft hij zijn onvriende lijkheid niet kunnen afleeren. Hij heeft dus zijn kwade eigenschappen, maar ook zijn goede. Als hij in den loop van den dag iets bijzonders verlangt, bijv. versch water, waarschuwt hij ons door het deurtje van zijn kooi, dat een beetje los zit, met alle geweld te rammelen. Hij Iet ook goed op, wat voor eten er op tafel komt, en als er iets bij is, waar hij van houdt, tjilpt hij net zoo lang, tot hij wat krijgt. Hij wacht ook op het slaan van de klok en weet precies, wat wij op de ver schillende uren van den dag gaan doen. Het aardigste is, dat hij met ons op reis kun. Dat vindt hij wel niet prettig, maar hij gedraagt zich voorbeeldig, dat moet ik zeggen. Hij heeft al eens vijftien uur ach ter elkaar in een trein gezeten en wij had den niet den minsten last met hein. Doordat onze vogeltjes vondelingetjes zijn, vinden zij het in hun kooi heel pret tig. Zij gaan er zelfs niet uit, als wij het deurtje open zetten; alleen Grietje gaal wel eens een wandeling maken. Vliegen vindt zij niets prettig; zou dat misschien komen door de electrische schok? Ik denk toch van niet, want de vogeltjes houden geen van allen van vliegen. Dat zal wel komen, omdat zij niet door een vogelvader en moeder zijn opgevoed. Wij halen hen wel eens opzettelijk uit den kooi, maar dan doen zij toch hun best weer om er zoo spoedig mogelijk in te komen. Alle vogeltjes hebben ook het land aan hun mooie, groote zwemkom. Alleen de vink zit er wel eens in. De andere diertjes baden zich in het zand of in hun drink- bakjes, en de arme Hans kan zich niet ba-, den, die wordt gebaad. Natuurlijk met warm water. Daarna wordt hij afgedroogd en ingewikkeld en als hij goed droog is, met een zacht borsteltje geborsteld. Dat vindt hij heel prettig, hij spreidt uit zich zelf zijn vleugeltjes uit om ze te laten borstelen. Het houden van zulke vogeltjes geeft dus veel werk, maar als je van dieren houdt, beleef je er nog veel plezier van. En dan moet je maar denken, dat zoo'n onge lukkig vogeltje als Hansje of een uit het nest gevallen musch dood gaan, als de menschen ze niet in bescherming nemen, want die diertjes zijn niet in staat zichzelf te helpen. Mijnheer Pluimstaart, die met zijn vrouw in een mooien, grooten eik woont in de La- rc-nschc bosschen, wandelde op een mooien winterochtend niet zijn vrienden Floortje, de groote duif en Fib, een levendige spreeuw, door de bladeren, waarmee de grond heelemaal bedekt was. Zij zagen niets van wat er om hen heen gebeurde, zoo druk waren zij in gesprek. De blade ren lagen heel hoog. Zij reikten tot aan bet vest van mijnheer Pluimstaart on Floortje en Fib waren bijna heelemaal on zichtbaar als zij probeerden onder de bla deren een verdwaald zaadje te vinden. „De bladeren zijn er nu allemaal af", zei Floortje, terwijl hij met een linkeroog knipte, een gewoonte van hem, die mijn heer Pluimstaart erg aardig vond. Mijn heer Pluimstaart keek eens naar boven, naar de kale takken van de hoornen en trok een wijzen rimpel in zijn voorhoofd. Fib, die toegeluisterd had, ontdekte plotse ling een heerlijk zaadje en krabde met zijn pooten de bladeren wat uit elkaar, om het te kunnen verschalken. „Ja," zei Fib, „er is maar één ding wat je kunt zeggen over de afgevallen blade ren in den winter." Mijnheer Pluimstaart nam zijn hoed af en keek naar Fib, denkende, dat deze door zou gaan met praten. Maar die was onder de bladeren verdwenen. Eindelijk kwam hij weer te voorschijn en vervolg de: „Als je goed zoekt, vindt je onder de bladeren nog altijd wat te eten, wat je van den kalen grond nu niet zeggen kan." Floortje knipte weer met zijn linkeroog en zweeg. Mijnheer Pluimstaart zette zijn hoed weer op, leunde op zijn wandelstok, dacht even na en riep toen opeens: „Hoera!" Floortje en Fib keken vol spanning naar hun vriend, want zij wisten: als hij zijn hoed opzette, op zijn stok leunde, nadacht en dan eensklaps „Hoera!" riep, dat er dan iets bijzonders te hooren was. En dat was ook nu het geval. „Kijk", zei hij. „wat ik nu zeggen ga, geldt niet alleen voor mij, maar ook voor mevrouw Pluim staart, die het er natuurlijk volkomen mee eens is. De bladeren aan de boonien in de lente en in den zomer geven schaduw en daarom blijft ons huis en de grond in het bosch koel, als de zon soms zoo warm kan schijnen. In den herfst dienen de bladeren met al de mooie herfsttinten, die zij dan hebben, om ons blij te maken en te laten zien, hoe mooi het in ons bosch is. Maar dan heb ben zij hun plicht gedaan en vallen af. ant als zij aan de hoornen zouden blij ven zitten en het zou *s winters gaan sneeuwen, dan zou de sneeuw niet op den grond kunnen komen en dan zou mis schien de grond heelemaal bevriezen en dan zouden wij de volgende lente geen crocussen en sneeuwklokjes zien opkomen. Maar juist nu de bladeren in den herfst, afvallen, en wij dan weer flink frissche lucht krijgen, kan ook de sneeuw naar beneden dwarrelen, en soms is het ook net, of de wolken dichter bij ons komen, zoo- dat de zon, die dan veel lager staat, pre cies in onze huiskamer schijnt en ons zoo verwarmt" Floortje verzonk in nadenken en vergat daardoor heelemaal met haar linkeroog te knippen, terwijl Fib heelemaal vergat om naar de zaadjes te zoeken onder de bladc ren. „Ja, zoo zien jullie, vrienden", vervole de mijnheer Pluimstaart, „onze fami!: heeft geleerd altijd gelukkig te zijn, hoe weer ook is."

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1934 | | pagina 20