Een Huwelijk Brieven over Engeland. - 14 April 1934. VANMORGEN sprak ik een Jong meisje, dat twee of drie jaar geleden de Hoogere Burger school verlaten heeft. Zij is geëngageerd met een doctorandus in de wis- en natuurkunde. Wat een toekomst! Eigenaardig, dat die drie woorden: „Wat een toe komst!" twee beteekcnissen kunnen hebben, die lijnrecht tegenover elkaar staan. Enkele, nog maar heel weinige, jaren geleden, zouden de woorden beteekend hebben: Wat een goede toekomst Binnen enkele maanden krijgt die jonge man een betrekking aan de een of andere school voor middelbaar of voorbereidend hooger onderwijs, het paartje gaat trouwen, en gaat een onbezorgd leven tegemoet En thans. Die jonge man is werkeloos, en als zich geen wonder voordoet, zal hij wel werkeloos blijven. Er is nóg een verschil. Ik stelde de vraag, eenigs- zins aarzelend: ,En heb jij wat te doen?" Stralend van geluk, en vol trots klonk het antwoord: „Ja, al sinds October. Ik heb de verzorging van een kindje van drie jaar." Déér zit in elk geval een lichtzijde van dezen ellen- 'digen toestand, dien wij tegenwoordig beleven. En kele jaren geleden zou dat antwoord eenigszins aarzelend, misschien half beschaamd, gegeven zijn. Geheel ten onrechte natuurlijk! Er is geen enkele eerlijke arbeid, waarvoor men zich kan schamen. Maar tien jaar geleden beschouwde een meisje, dat van de H.B.S. kwam, de verzorging van een kindje, let wel, de verzorging van een kindje, dat niet haar eigen was, als* een soort vernedering. „Heb ik daar nu wiskunde voor geleerd, en talen?" zou zeer waar schijnlijk met bitterheid aan de medeeling zijn toe gevoegd. Maar thans de trots van de woorden: „Ik heb werk!" Iets goeds heeft de tijd ons toch gebracht. Die vreeselijke werkeloosheid. Wio ziet er het einde van? Zal zij ooit een einde nemen? Zelf heb ik haar niet gekend. Twee en dertig Jaar geleden, bijna op den datum af precies, deed ik exa men voor onderwijzer. Ik slaagde. April was Juist een paar dagen over de helft. Den eersten Mei daar op volgende stond ik, een jongen van achttien jaar, les te geven aan een klas schoolkinderen. Dat is l doorgegaan, bijna onafgebroken, twee en dertig ja ren achtereen. Bijna, want in dien tijd heb ik eens, ivoor studie en geheel vrijwillig, zes maanden geen werkkring gehad. Maar dat was geen werkeloosheid, zooals we die tegenwoordig beleven. Kent U het boek Angel Pavement van Priestley? .Een van de personen, die daarin voorkomen, heeft een goede betrekking op een kantoor in Londen. Hij verstaat zijn werk ten volle. Hij wordt door zijn patroon gewaardeerd. Maar hij heeft een schrik beeld, dat hem vervolgt. Hij gaat er mee naar zijn jwerk, hij keert er mee huiswaarts. „Als ik nu op een goeden dag eens naar huis moest gaan met de mededeeling, dat ik ontslagen was?' Als U, als ik, eens met die boodschap naar huis moesten gaan? Als U en ik ook eens tot dat groote leger van werkeloozcn gingen behooren? i, We zouden een vreeselijke ondervinding in het t leven rijker zijn geworden. Dat zouden we óók, wan neer morgen aan den dag de voorvork van onze fiets brak, en we, na uren, of dagen, de oogen open- 'den in een ziekenhuis. Dat zouden we óók, wanneer we morgenavond huiswaarts keerden, en op de plek van onze woning een rookenden puinhoop zagen. Maar we wenschen die ondervinding niet. Zóó vol van medelijden zijn we voor de menschen, die haar wel kennen, en zóó overtuigd zijn we, dat ook wij wel eens in zulke omstandigheden zouden kunnen komen, buiten onze schuld, zooals al die 'duizenden er in gekomen zijn buiten hun schuld, dat wij een boek, dat kort geleden in Engeland is verschenen bij Gollancz, „Memoire of the Unem- ployed", met de diepste belangstelling lezen. Een be langstelling, die nooit zoo diep zou kunnen zijn, wanneer we ons niet met onze gedachten konden verplaatsen in den toestand van de vijf en twintig schrijvers van dit werk. FEUILLETON. DOOR ETHEL M. DELL. Vertaald door DIcky Wafelbakker. 22. „Nee, dat niet; zoo bedoelde ik het ook niet. Ik wilde zeggen dat je te populair bent om lang met rust gelaten te worden. Heb je je brieven gelezen? Er lag een aardig stapeltje op de haltafel op je te wachten." „Ik heb de post nog niet doorgezien.** „Je weet in ieder geval dat je morgen het noodige te doen hebt", lachte hij. „Morgen." Ze bewoog zich rusteloos op haar stoel heen en weer. „Het is al morgen, nietwaar?" „Ja, dat is zoo. Ik ben echter nog aan het werk .van gisteren bezig." „Ik houd je op. Ik ga nu naar bed." „Probeer eerst wat warmer te worden. Die enkele minuten zullen geenerlei verschil te weeg kunnen brengen." Er kwam ineens een droomerige uitdrukking in haar oogen. „Het was daar buiten erg mooi", zei ze peinzend, „Dus je hebt toch van de vacantie genoten?" „Gedeeltelijk wel", zei Marcia. Eensklaps hief ze haar hoofdje op en zag hem strak aan. „Everard, wanneer zullen we samen eens vacantie nemen?" Hij leunde tegen den schoorsteenmantel aan: een groote, slanke man in de kracht van zijn leven; zonder twijfel een imposante verschijning. „Beste kind," zei hij, „die vraag is heel moeilijk te beantwoorden. Zooals je weet heb ik meerdere din gen te doen behalve mijn werk aan de rechtbank." „Ja, dat weet ik, dat weet ik wel", mompelde ze, „Je kunt toch echter niet altijd door blijven werken? Je bent geen machine. Zoo nu en dan heb je rust noodig." „Als ik dat voel zal ik heusch wel rust nemen," zei hij. „Ik kan echter nooit lang werkeloos blijven. Het zou toch él te belachelijk wezen aan den kant Vijf en twintig menschen hebben aan dit boek' meegewerkt. Zij zijn allen werkloos. Ze hebben allen andere tijden gekend. En anoniem, deelen zij ons hun vreeselijke ondervindingen mee, De uitgevers van het boek hebben getracht een zoo groot mogelijke verscheidenheid te bereiken. Mannen en vrouwen hebben aan het boek meege werkt. Arbeiders, die vóór zij werkeloos werden, een weekloon hadden van enkele guldens, en beambten, die een jaarsalaris van twaalf duizend gulden geno ten. Menschen, zij allen, en de wanhoopskreten, die zij uiten, zijn van gelijken aard. Van gelijken aard, omdat het wanhoop is. En toch verschillend, omdat die wanhoop zich bij verschil lende menschen op verschillende wijze uit. Gevoelig heid, opstandigheid, overgave Hier spreekt de bankwerker, die menschenschuw is geworden. „De afhankelijkheid van den staat, die mij nu geld geeft, dat ik niet eerlijk verdiend heb, doet mij in mijzelf keeren. Ik heb een jongen van zes jaar. Ik kan hem geen speelgoed geven, zooals al zijn vriendjes hebben. Hij heeft mij gevraagd: Zijn wij arm, vader?" Hier de mijnwerkers vrouw van zes en zestig jaar, wier man nu al twee jaar zonder werk is. Zij krijgt één gulden vijftig in de week steun voor hen beiden, met nog wat bijstand van een zoon: „Ik heb een goeden man. Hij klaagt nooit. Ik wou, dat hij maar klaagde. Het maakt me zoo ongeluk kig hem maar steeds kalmer en kalmer te zien wor den. Ik heb een zweerend been. Dat kost me, met de grootst mogelijke zuinigheid, acht stuivers in de week, voor zalf en verbandmiddelen. Als er menschen zijn, die er erger aan toe zijn dan wij, zijn ze er wel héél erg aan toe." En hier klinkt een heel anderen toon: „Als ik dan mijn brood niet mag verdienen, zal ik het nemen." „Als ik een kameraad kan vinden, die met me mee doet, word ik een dief." En het ergste is misschien nog dit: „Mijn vrouw besefte in het begin niet, hoe moeilijk het is werk te vinden, en maakte onnoodige opmer kingen, waarin ze liet doorschemeren, dat ik niet werkelijk naar werk zocht, dat ik lui was. Die op merkingen leidden tot ruzie. De kinderen hoorden ons, en dachten, dat moeder gelijk had. Mijn oudste zoons meenen, dat zij moeten werken om een Muien vader te onderhouden. Ik ben een last in huis." Of dit: „Na hartverscheurende tooneelen hebben mijn vrouw en mijn zoon me verteld, dat ik maar op moest schieten, want dat ik het voedsel at, dat zij noodig hadden. Ik kan niet gelooven, dat het zoo geworden is in vier jaar tijd." Sommigen vinden werk na korter of langer tijd. Welk werk komt er niet opaan. Een oud-officier loopt straat in, straat uit, en klopt aan alle huizen A2A-02BZM. van den weg te gaan zitten, wanneer men het voor nemen heeft een wedren te winnen." Marcia zuchtte. „En als je hebt gewonnen, wat dan?" Hij haalde zijn cigarettenkoker te voorschijn en hield haar dien voor. „Ik zal je iets vertellen wat je zonder twijfel kan amuseeren. Voor het oogenblik moet je het evenwel nog vóór je Ijouden." Marcia leunde met gevouwen handen in haar stoel achter over. „Nee, ik zal niet rooken, dank je. Wat wilde je vertellen? Onderscheidingen ter eere van den ver jaardag van den Koning?" Langzaam stak hij een sigaret op. „En wat zou jij er van zeggen met .Mylady" aangesproken te wor den in de toekomst?" Marcia strekte haar armen boven haar hoofd, en gedurende eenige seconden staarde ze peinzend voor zich uit. Haar echtgenoot nam haar met een vragen de uitdrukking in zijn oogen op, want ze scheen zich in die momenten totaal niet van zijn aanwezig heid bewust te zijn. Ten laatste liet ze haar armen zakken en zag hem aan. ,„Ik denk dat ik dan mijn best moet doen een zetel in het Parlement te verwerven. Gelooi je ook niet?" „Meen je het werkelijk?" vroeg hij. Even verscheen er een eigenaardige glimlach om haar lippen. Ze legde haar hand op zijn schouder en zei: „Neen, mijn beste, ik meen het niet. Wees niet bang. Neem jij maar toe in groei en bloei. Ik vraag niets meer dan in de schaduw van je roem te mogen staan." „Ja, het zal een groot verschil voor je te weeg brengen," zei hij. „Je zult nu natuurlijk van veel meer belang in gezelschapskringen wezen." „Het is heel prettig belangrijk te zijn", zei ze met een zeker sarcasme. „Ik heb nu tenminste iets om over na te denken. Als je eenmaal het baantje van rechter hebt ben ik nóg belangrijker, veronderstel ik" Hij blies rookwolkjes omhoog, en zijn linkerhand hield de hare nog steeds omvat. „Ja, en ik hoop dat je hierop niet al te lang hoeft te wachten." Daarna volgde een stilte, van zijn kant vol ver wachting, van haar zijde zonder eenige beteekenis. Toen trok ze haar hand zachtjes uit de zijne. „Wel te rusten, mijn beste", zei ze. „Vanavond moet je me geen verrassingen meer bezorgen, anders slaap ik stellig niet. Ik vraag me af hoe lang het nog zal du ren voordat er vrouwelijke rechters in Engeland zijn." om tennisrackets te verkoopen, die niemand hebben wil. Dan heeft hij een groot geluk. Hij mag den heelen dag op een schrijfmachine tikken voor vijf tien gulden in de week, tot de firma over den kop gaat. Een ander staat van 's morgens vroeg tot 's avonds laat met een groot bord voor een restaurant. Op het bord staan de goede hoedanigheden van het restau rant aangeprezen. Hij staat er in den regen en in de sneeuw, in de kou en in de hitte. Hij verdient ne gentig cent per dag, en een maaltijd. Hij behoort tot de gelukkigen. Nog een ander is „gangmaker" op de markt. Met het geld, dat hij van te voren van zijn „baas" gekre gen heeft, moet hij de eerste kooper zijn van de si garen, of de fietsbanden, of de echte Sheffield mes sen, die met luider stemme aan een aarzelend pu bliek worden aangeprezen. Het is een treurig boek, dat Gollancz heeft uitge geven. Er zijn duizenden treurige boeken. Toen Dickcns Dombcy en Son in gedeelten liet uitkomen, smeekten zijn lezers hem, den kleinen Paul^ niet te laten sterven. Toen Dickens het jongetje toch liet dood gaan, schreiden zijn lezeressen, en de mannen schreven woedende brieven aan den kindermoorde naar. En zoo is Tess of the D'IJrbervilles van Thomas Hardy erg aangrijpend, en The Pitiful Wife van Storm Jameson, en Maar Tess heeft nooit geleefd, en Paul Dombey bestond alleen maar in de verbeelding van Dickens. „Mcmoirs of the Unemployed" is, helaas, geschiede nis. UlT de OMGEVING BARS1NGERHORN Vergadering van de Coop. Boerenleenbank alhier, op 10 April, nam. 7.30 uur, ten huize van den heer A. de Graaf. Do heer Jb. Kistemakor opent als voorzitter van den raad van toezicht do vergadering en heet allen hartelijk welkom. De notulen van de vorige vergadering worden ge lezen en zonder op- of aanmerkingen goedgekeurd en getcekend. Uit het jaarverslag van den kassier blijkt dat het ledental op 31 Dec. 1933, 168 bedroeg, terwijl er 366 spaarders waren mei een gezamenlijk tegoed van I 431.831.04; F» loopende rekeninghouders met een te goed van f 12.416.66 en 37 loopende rekeninghouders met een schuld van f 187421.07. In 1933 werden 37 voorschotten verstrekt; 41 gedeeltelijk en 41 geheel afgelost. Per 31 Dec. waren 111) voorschotten loopen de, vertegenwoordigende een bedrag van f 242710.38. De rekening over 1933 sloot met een eindcijfer van f 1.085.212.06. Het eindcijfer van de balans bedroeg f 471.068.80. De winst ad f 2231.91 werd toegevoegd aan 't reservefonds, waardoor dit steeg tot f 24.342.26. Van spaargelden die een vol jaar uitstonden, werd HOOFDSTUK IL Na de vacantie. De vacantie was voorbij en Dennfs en Goldie wa ren weer naar school. Alles was dus zooals gewoon lijk. Paschen was achter den rug, het seizoen in vollen gang en het gerechtshof had zijn zittingen hervat. Het kwam Marcia voor alsof zij de eenige was die niets te doen had. Het drong niet tot haar door wat er met haar ge beurd was, maar wèl voelde ze heel duidelijk dat een ovenveldigend gevoel van lusteloosheid zich van haar meester had gemaakt. De dingen waarom ze vroeger had gegeven konden haar belangstelling niet langer opwekken. Wel is waar legde ze nog de noo dige bezoeken af en maakte bals en feesten mee, maar deze hadden niet de minste aantrekkings kracht meer voor haar. Het holle en ledige van dit alles kon niet meer over het hoofd worden gezien. En door alles heen... liet een herinnering zich niet verdringen... aan eenige wondermooie dagen aan de gouden kust van Con. walL Op de gekste momenten deed die herinnering zich gelden en dan kon er ineens een nevel voor haar oogen en een prop in haar keel komen. Onverschil lig hoe ze ook haar best deed haar bestaan met andere dingen te vullen: die herinnering liet zich niet verjagen. Het visioen van een oase in de woestijn blééf bestaan. Waar andere menschen als het ware dansend door het leven paan, was zij een van de vrouwen die zich moeizaam langs een stof- figen, drukken weg sleepen, zonder te rusten, een vreemdelinge temidden van die groote menigte.. En toch was haar populairiteit even groot als vroeger, en werd ze overal uitgenoodigd. ,7.o hebben het nog niet ontdekt", placht ze be droefd tot zichzelf te zeggen, ,7c denken dat het licht nog steeds brandt, terwijl het slechts een weer kaatsing is van hun eigen gloed." Zóó was het rnet haar in die dagen gesteld. Ze dwong zich weliswaar precies zooals vroeger aan al les mee te doen, maar elk gevoel van levenslust scheen haar te verlaten. Het enthousiasme dat zo simuleerde was soms te veel voor haar krachten, niettemin bleef zo voortgaan: niemand mocht ont dekken wét er in haar omging. Zichzelf kon ze ech ter niet langer zand in de oogen strooien: dat was onbestaanbaar. Toen haar schoonzuster haar op een middag In het begin van den zomer op een tuinfeest ontmoette, 3.5 pet. rente vergoed, voor de overige 3 pet. Voor voorschotten werd 4Vi pet. rente in rekening ge bracht- De finanticelo commissie adviseerde bij monde van den heer Jb. van Stipriaan do rekening goed to keuren. Dienovereenkomstig werd besloten. Als stemopnemers werden vervolgens aangewezen de heeren P. Nagelhout, W. v. d. Oord en Jb. Eriks. De hierna volgende stemmingen hadden het vol gende resultaat. Tot lid van het bestuur werd herbe noemd de heer Jm. Blaaubocr Gz. Tot lid van den rand van toezicht de heer Jb. Kistemaker. Tot be stuurslid in do plaats van den heer 1). v. d. Oord, die als zoodanig had bedankt, werd benoemd do heer P. Kistemaker Jr. Tot bestuurslid wegens be danken van den heer D. Blaauboer, de heer Jb. Bakker Az. Voorzitter zeide hierbij, dat de heer Blaauboer had bedankt, omdat hij zich daartoe genoodzaakt voelde, door familierelatie met andere zitting hebbende be stuursleden. Spr. dankte den heer Blaauboer voor t vele, dat hij gedurende 2ö jaren in het belang van de bank had gedaan. Tot leden van den raad van toezicht in de plaats van de heeren P. Kistemaker Jr., en Jb. Bakker Az. werden benoemd de heeren J. A. Schenk en J. Bak ker Cz. Allen lieten zich de benoeming wwigevallen. De heeren C. Smit Gz. en Jb. Kistemaker werden benoemd tot plaatsvervangende bestuursleden. Overeenkomstig het voorstel van bet bestuur wordt art. 7 van het Iluish. Regl. gewijzigd in dien zin, dat het bestuur aan één lid een voorschot of cre- diet in loopende rekening mag toestaan tot ten hoog- sto f 3000 (was f 5000), en met toestemming van den rand van toezicht tot f 10.000 (was f 15.0001. Bij den rondvraag dankt de heer \V. Kooijmnn den voorzitter voor de wijze, waarop hij de verga dering heeft gepresideerd. Voorzitter dankt tenslotte allen voor do medewer king en spreekt den wenseh uit, dat do boerenleen bank zooveel mogelijk zal worden gesteund. HEERHüaOWAARD Op Maandag 16 April hield de Iiugowaardsche zwemvereeniging haar algemeene jaarvergadering in het café van den heer J. Reine. Na de opening van den voorzitter werden de no tulen der vorige vergadering voorgelezen en onver anderd vastgesteld. Uit het jaarverslag stippen wij aan dat met mo dewerking der gemeentenaren een flinko uitbreiding is tot stand gekomen van de zwemgelcgenheid. Het aantal leden is gestegen van 150 tot 227. De rekening 1933—1934 sloot op een totaal bedrag van f 1129.78, met een kassaldo van f 79.17%. Da contributie wordt onveranderd vastgesteld, met uit zondering der huisgozinkaartcn, welko komen te vervallen. Eenige verbetering, welke door het bestuur werd voorgesteld, werd zonder stemming goedgekeurd. Hierna werden eenige rentelooze en rentegevende aandeelen uitgeloot De aftredende bestuursleden werden met meerder heid van stemmen herkozen. In do rondvraag werd o.a. nog besloten het over tollige kasgeld op de giro te plaatsen. Hierna sloot de voorzitter met een hartelijk dank woord de vergadering. WINKET. De Centraal Bioscoop gaf Zondag twee voorstel lingen in de tooneelzaal van den heer D. A. de Bruijn, alhier. De middagvoorstelling voor kinderen en familie was goed bezet en er Is volop genoten van de mooio sprekende en musiceercndc film, en het hoofdnum mer „De Duivelsche strijder" sloeg geweldig in. 's Avonds was echter het groote moment „Gchetzto menschen" een «Ier grootste sprekende, zingende en musiceercnde films, vormende het hoofdnummer van het program. Spannend volgen do hezoekers den steeds opgejangden misdadiger, die zich zou hebben schuldig gemaakt aan roofmoord, en als hij zich jaren onder een schuilnaam heeft weten te handha ven, en de verjaring van het feti bijna is verstre ken, heeft hij zich een goede positie verworven en huwt weder met een vooraanstaande vrouw. Op den dag van zijn huwelijk wordt hij ontdekt en opnieuw begint de vervolging, zonder rust opgejaagd, van do stad naar de rotsen, en eindelijk op con kermis to Marseille heeft de ontknooping plaats; de vrouw, die eens de zijne was, fungeert nu als de dame zon der beenen in een theater en herkent hem. Hij wordt' echter gearresteerd, doch de vrouw krijgt berouw en snelt naar de politie, waar zij zich als do moordena res ontpopt In deze rol speelt o.a. een jongetje uit zijn eersto huwelijk, dat steeds overal zijn vlucht medemnnkt, en niet wetende dat deze vrouw zijn moeder is, komt hij ook bij haar terecht Spannend ls deze film en bezienswaardig, vroolijk, soms in uitbundige vroolijkheid bij bruiloft en ker mis, aangrijpend in zijn strijd om behoud van lijf en leven. nam ze haar met onderzoekende blikken van het hoofd tot de voeten op. „Wat heb jij» in 's hemelsnaam utigevoerd?" vroeg ze met haar gewone openhartigheid. „Ben je aan een vermageringskuur bezig of soms verliefd gewor den?" Marcia zag haar glimlachend aan. Littlth was vijf jaar ouder dan zij, maar ze had nimmer ontzag voor haar gehad. „Ik hoop dat ik niet zóó oudcrwetsch ben," zei ze. ,Ik ben 's zomers altijd magerder dan in den winter. Jij niet?" „Ik doo er mijn uiterste best voor," zei Lillith, „maar het lukt mc gewoonlijk niet. Je moet niet vergeten dat ik nog ouderwetsch genoeg ben om gelukkig getrouwd te zijn." „Dat is dan ook inderdaad het eenige ouderwet- sclie aan je", lachte Maria. „Iloe maakt Cradock! het?" „Springlevend. Hij kreeg zin in een vischpartijtje. Ik bleef zoo lang mogelijk bij hem, hopend hem op het laatste oogenblik nog mee naar Londen te krij gen, doch het ging niet." „Hij zal wel gauw overkomen," zei Marcia. „Oh ja. En hoe is het met Everard? Altijd nog even druk?" Marcai antwoordde niet. Ze keek naar den dans, welke op het hreede grasveld voor het huis werd opgevoerd, maar in werkelijkheid zag ze niets van die gracieuze figuurtjes. „En de kinderen?" ging Lillith voort. „De oen of ander vertelde me dat ze kinkhoest hadden opge- loopen en jij niet hen naar Cornwall was getrok ken." Ze kregen mazelen. Gojdie het eerst, en daarna; volgde Dennis. We reisden naar Pcntreith waar zo weer op krachten konden komen." „Alleen?" vroeg Lillith. „Ja, ik gaf Hobbs een tijdje vrij nadat ze de kin deren had verpleegd. Ik heb haar niet noodig, want ze waren zoo goed als beter. Het is echter al een poos geleden. Ze zijn al weer drie weken op school." „Lieve hemel! Jij had daarna een rustkuur.moeten doormaken", oordeelde haar schoonzuster. „Waarom? Goldie en Dennis zijn geen lastigo ba- bies meer." „Erger dan babies", verklaarde haar schoonzuster. „Ik hen er vaak zeer dankbaar voor geen kinderen to bezitten. Ik erger me op een ontzaglijke manier aan de kinderen van den tegenwoordigen tijd." Wordt vervolgd. VAN ONS LAND NAAR ROME Ï9 een geweldige afstand! Toch zou alle Sunlight Zeep die per jaar in ons land gebruikt wordt een afstand vormen, die meer dan dubbel zoo lang is! Door jarenlange ervaring geleid, hebben de Nederlandsche huisvrouwen met groote meerderheid van stemmen Sunlight Zeep uitverkoren tot haar doelmatigste hulp in de huishouding, waar zij niet meerbuitenkunncn 25 hans vook 4 <,Koon su kken, hovkndikn CTS. l -I K PAK I I N HON VOOR FRAAIE GESCHENKEN

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1934 | | pagina 6