Een Huwelijk
Brieven over
Engeland. -
14 April 1934.
VANMORGEN sprak ik een Jong meisje, dat
twee of drie jaar geleden de Hoogere Burger
school verlaten heeft. Zij is geëngageerd met
een doctorandus in de wis- en natuurkunde. Wat
een toekomst!
Eigenaardig, dat die drie woorden: „Wat een toe
komst!" twee beteekcnissen kunnen hebben, die
lijnrecht tegenover elkaar staan. Enkele, nog maar
heel weinige, jaren geleden, zouden de woorden
beteekend hebben: Wat een goede toekomst Binnen
enkele maanden krijgt die jonge man een betrekking
aan de een of andere school voor middelbaar of
voorbereidend hooger onderwijs, het paartje gaat
trouwen, en gaat een onbezorgd leven tegemoet
En thans. Die jonge man is werkeloos, en als zich
geen wonder voordoet, zal hij wel werkeloos blijven.
Er is nóg een verschil. Ik stelde de vraag, eenigs-
zins aarzelend: ,En heb jij wat te doen?" Stralend
van geluk, en vol trots klonk het antwoord: „Ja, al
sinds October. Ik heb de verzorging van een kindje
van drie jaar."
Déér zit in elk geval een lichtzijde van dezen ellen-
'digen toestand, dien wij tegenwoordig beleven. En
kele jaren geleden zou dat antwoord eenigszins
aarzelend, misschien half beschaamd, gegeven zijn.
Geheel ten onrechte natuurlijk! Er is geen enkele
eerlijke arbeid, waarvoor men zich kan schamen.
Maar tien jaar geleden beschouwde een meisje, dat
van de H.B.S. kwam, de verzorging van een kindje,
let wel, de verzorging van een kindje, dat niet haar
eigen was, als* een soort vernedering. „Heb ik daar
nu wiskunde voor geleerd, en talen?" zou zeer waar
schijnlijk met bitterheid aan de medeeling zijn toe
gevoegd.
Maar thans de trots van de woorden: „Ik heb
werk!" Iets goeds heeft de tijd ons toch gebracht.
Die vreeselijke werkeloosheid. Wio ziet er het
einde van? Zal zij ooit een einde nemen?
Zelf heb ik haar niet gekend. Twee en dertig Jaar
geleden, bijna op den datum af precies, deed ik exa
men voor onderwijzer. Ik slaagde. April was Juist
een paar dagen over de helft. Den eersten Mei daar
op volgende stond ik, een jongen van achttien jaar,
les te geven aan een klas schoolkinderen. Dat is
l doorgegaan, bijna onafgebroken, twee en dertig ja
ren achtereen. Bijna, want in dien tijd heb ik eens,
ivoor studie en geheel vrijwillig, zes maanden geen
werkkring gehad. Maar dat was geen werkeloosheid,
zooals we die tegenwoordig beleven.
Kent U het boek Angel Pavement van Priestley?
.Een van de personen, die daarin voorkomen, heeft
een goede betrekking op een kantoor in Londen. Hij
verstaat zijn werk ten volle. Hij wordt door zijn
patroon gewaardeerd. Maar hij heeft een schrik
beeld, dat hem vervolgt. Hij gaat er mee naar zijn
jwerk, hij keert er mee huiswaarts. „Als ik nu op
een goeden dag eens naar huis moest gaan met de
mededeeling, dat ik ontslagen was?'
Als U, als ik, eens met die boodschap naar huis
moesten gaan? Als U en ik ook eens tot dat groote
leger van werkeloozcn gingen behooren?
i, We zouden een vreeselijke ondervinding in het
t leven rijker zijn geworden. Dat zouden we óók, wan
neer morgen aan den dag de voorvork van onze
fiets brak, en we, na uren, of dagen, de oogen open-
'den in een ziekenhuis. Dat zouden we óók, wanneer
we morgenavond huiswaarts keerden, en op de plek
van onze woning een rookenden puinhoop zagen.
Maar we wenschen die ondervinding niet.
Zóó vol van medelijden zijn we voor de menschen,
die haar wel kennen, en zóó overtuigd zijn we, dat
ook wij wel eens in zulke omstandigheden zouden
kunnen komen, buiten onze schuld, zooals al die
'duizenden er in gekomen zijn buiten hun schuld,
dat wij een boek, dat kort geleden in Engeland is
verschenen bij Gollancz, „Memoire of the Unem-
ployed", met de diepste belangstelling lezen. Een be
langstelling, die nooit zoo diep zou kunnen zijn,
wanneer we ons niet met onze gedachten konden
verplaatsen in den toestand van de vijf en twintig
schrijvers van dit werk.
FEUILLETON.
DOOR
ETHEL M. DELL.
Vertaald door DIcky Wafelbakker.
22.
„Nee, dat niet; zoo bedoelde ik het ook niet. Ik
wilde zeggen dat je te populair bent om lang met
rust gelaten te worden. Heb je je brieven gelezen?
Er lag een aardig stapeltje op de haltafel op je te
wachten."
„Ik heb de post nog niet doorgezien.**
„Je weet in ieder geval dat je morgen het noodige
te doen hebt", lachte hij.
„Morgen." Ze bewoog zich rusteloos op haar stoel
heen en weer. „Het is al morgen, nietwaar?"
„Ja, dat is zoo. Ik ben echter nog aan het werk
.van gisteren bezig."
„Ik houd je op. Ik ga nu naar bed."
„Probeer eerst wat warmer te worden. Die enkele
minuten zullen geenerlei verschil te weeg kunnen
brengen."
Er kwam ineens een droomerige uitdrukking in
haar oogen. „Het was daar buiten erg mooi", zei ze
peinzend,
„Dus je hebt toch van de vacantie genoten?"
„Gedeeltelijk wel", zei Marcia. Eensklaps hief ze
haar hoofdje op en zag hem strak aan. „Everard,
wanneer zullen we samen eens vacantie nemen?"
Hij leunde tegen den schoorsteenmantel aan: een
groote, slanke man in de kracht van zijn leven;
zonder twijfel een imposante verschijning.
„Beste kind," zei hij, „die vraag is heel moeilijk te
beantwoorden. Zooals je weet heb ik meerdere din
gen te doen behalve mijn werk aan de rechtbank."
„Ja, dat weet ik, dat weet ik wel", mompelde ze,
„Je kunt toch echter niet altijd door blijven werken?
Je bent geen machine. Zoo nu en dan heb je rust
noodig."
„Als ik dat voel zal ik heusch wel rust nemen,"
zei hij. „Ik kan echter nooit lang werkeloos blijven.
Het zou toch él te belachelijk wezen aan den kant
Vijf en twintig menschen hebben aan dit boek'
meegewerkt. Zij zijn allen werkloos. Ze hebben allen
andere tijden gekend. En anoniem, deelen zij ons
hun vreeselijke ondervindingen mee,
De uitgevers van het boek hebben getracht een
zoo groot mogelijke verscheidenheid te bereiken.
Mannen en vrouwen hebben aan het boek meege
werkt. Arbeiders, die vóór zij werkeloos werden, een
weekloon hadden van enkele guldens, en beambten,
die een jaarsalaris van twaalf duizend gulden geno
ten. Menschen, zij allen, en de wanhoopskreten, die
zij uiten, zijn van gelijken aard.
Van gelijken aard, omdat het wanhoop is. En toch
verschillend, omdat die wanhoop zich bij verschil
lende menschen op verschillende wijze uit. Gevoelig
heid, opstandigheid, overgave
Hier spreekt de bankwerker, die menschenschuw
is geworden.
„De afhankelijkheid van den staat, die mij nu
geld geeft, dat ik niet eerlijk verdiend heb, doet mij
in mijzelf keeren. Ik heb een jongen van zes jaar.
Ik kan hem geen speelgoed geven, zooals al zijn
vriendjes hebben. Hij heeft mij gevraagd: Zijn wij
arm, vader?"
Hier de mijnwerkers vrouw van zes en zestig jaar,
wier man nu al twee jaar zonder werk is. Zij krijgt
één gulden vijftig in de week steun voor hen beiden,
met nog wat bijstand van een zoon:
„Ik heb een goeden man. Hij klaagt nooit. Ik wou,
dat hij maar klaagde. Het maakt me zoo ongeluk
kig hem maar steeds kalmer en kalmer te zien wor
den. Ik heb een zweerend been. Dat kost me, met
de grootst mogelijke zuinigheid, acht stuivers in de
week, voor zalf en verbandmiddelen. Als er menschen
zijn, die er erger aan toe zijn dan wij, zijn ze er
wel héél erg aan toe."
En hier klinkt een heel anderen toon:
„Als ik dan mijn brood niet mag verdienen, zal ik
het nemen."
„Als ik een kameraad kan vinden, die met me mee
doet, word ik een dief."
En het ergste is misschien nog dit:
„Mijn vrouw besefte in het begin niet, hoe moeilijk
het is werk te vinden, en maakte onnoodige opmer
kingen, waarin ze liet doorschemeren, dat ik niet
werkelijk naar werk zocht, dat ik lui was. Die op
merkingen leidden tot ruzie. De kinderen hoorden
ons, en dachten, dat moeder gelijk had. Mijn oudste
zoons meenen, dat zij moeten werken om een Muien
vader te onderhouden. Ik ben een last in huis."
Of dit:
„Na hartverscheurende tooneelen hebben mijn
vrouw en mijn zoon me verteld, dat ik maar op
moest schieten, want dat ik het voedsel at, dat zij
noodig hadden. Ik kan niet gelooven, dat het zoo
geworden is in vier jaar tijd."
Sommigen vinden werk na korter of langer tijd.
Welk werk komt er niet opaan. Een oud-officier
loopt straat in, straat uit, en klopt aan alle huizen
A2A-02BZM.
van den weg te gaan zitten, wanneer men het voor
nemen heeft een wedren te winnen."
Marcia zuchtte. „En als je hebt gewonnen, wat
dan?"
Hij haalde zijn cigarettenkoker te voorschijn en
hield haar dien voor. „Ik zal je iets vertellen wat
je zonder twijfel kan amuseeren. Voor het oogenblik
moet je het evenwel nog vóór je Ijouden." Marcia
leunde met gevouwen handen in haar stoel achter
over. „Nee, ik zal niet rooken, dank je. Wat wilde je
vertellen? Onderscheidingen ter eere van den ver
jaardag van den Koning?"
Langzaam stak hij een sigaret op. „En wat zou jij
er van zeggen met .Mylady" aangesproken te wor
den in de toekomst?"
Marcia strekte haar armen boven haar hoofd, en
gedurende eenige seconden staarde ze peinzend voor
zich uit. Haar echtgenoot nam haar met een vragen
de uitdrukking in zijn oogen op, want ze scheen
zich in die momenten totaal niet van zijn aanwezig
heid bewust te zijn.
Ten laatste liet ze haar armen zakken en zag hem
aan. ,„Ik denk dat ik dan mijn best moet doen een
zetel in het Parlement te verwerven. Gelooi je ook
niet?"
„Meen je het werkelijk?" vroeg hij.
Even verscheen er een eigenaardige glimlach om
haar lippen. Ze legde haar hand op zijn schouder
en zei: „Neen, mijn beste, ik meen het niet.
Wees niet bang. Neem jij maar toe in groei en bloei.
Ik vraag niets meer dan in de schaduw van je roem
te mogen staan."
„Ja, het zal een groot verschil voor je te weeg
brengen," zei hij. „Je zult nu natuurlijk van veel
meer belang in gezelschapskringen wezen."
„Het is heel prettig belangrijk te zijn", zei ze met
een zeker sarcasme. „Ik heb nu tenminste iets om
over na te denken. Als je eenmaal het baantje van
rechter hebt ben ik nóg belangrijker, veronderstel ik"
Hij blies rookwolkjes omhoog, en zijn linkerhand
hield de hare nog steeds omvat. „Ja, en ik hoop dat
je hierop niet al te lang hoeft te wachten."
Daarna volgde een stilte, van zijn kant vol ver
wachting, van haar zijde zonder eenige beteekenis.
Toen trok ze haar hand zachtjes uit de zijne. „Wel
te rusten, mijn beste", zei ze. „Vanavond moet je me
geen verrassingen meer bezorgen, anders slaap ik
stellig niet. Ik vraag me af hoe lang het nog zal du
ren voordat er vrouwelijke rechters in Engeland
zijn."
om tennisrackets te verkoopen, die niemand hebben
wil. Dan heeft hij een groot geluk. Hij mag den
heelen dag op een schrijfmachine tikken voor vijf
tien gulden in de week, tot de firma over den kop
gaat.
Een ander staat van 's morgens vroeg tot 's avonds
laat met een groot bord voor een restaurant. Op het
bord staan de goede hoedanigheden van het restau
rant aangeprezen. Hij staat er in den regen en in de
sneeuw, in de kou en in de hitte. Hij verdient ne
gentig cent per dag, en een maaltijd. Hij behoort tot
de gelukkigen.
Nog een ander is „gangmaker" op de markt. Met
het geld, dat hij van te voren van zijn „baas" gekre
gen heeft, moet hij de eerste kooper zijn van de si
garen, of de fietsbanden, of de echte Sheffield mes
sen, die met luider stemme aan een aarzelend pu
bliek worden aangeprezen.
Het is een treurig boek, dat Gollancz heeft uitge
geven. Er zijn duizenden treurige boeken. Toen
Dickcns Dombcy en Son in gedeelten liet uitkomen,
smeekten zijn lezers hem, den kleinen Paul^ niet te
laten sterven. Toen Dickens het jongetje toch liet
dood gaan, schreiden zijn lezeressen, en de mannen
schreven woedende brieven aan den kindermoorde
naar. En zoo is Tess of the D'IJrbervilles van Thomas
Hardy erg aangrijpend, en The Pitiful Wife van
Storm Jameson, en
Maar Tess heeft nooit geleefd, en Paul Dombey
bestond alleen maar in de verbeelding van Dickens.
„Mcmoirs of the Unemployed" is, helaas, geschiede
nis.
UlT de OMGEVING
BARS1NGERHORN
Vergadering van de Coop. Boerenleenbank alhier,
op 10 April, nam. 7.30 uur, ten huize van den heer
A. de Graaf.
Do heer Jb. Kistemakor opent als voorzitter van
den raad van toezicht do vergadering en heet allen
hartelijk welkom.
De notulen van de vorige vergadering worden ge
lezen en zonder op- of aanmerkingen goedgekeurd
en getcekend.
Uit het jaarverslag van den kassier blijkt dat het
ledental op 31 Dec. 1933, 168 bedroeg, terwijl er 366
spaarders waren mei een gezamenlijk tegoed van
I 431.831.04; F» loopende rekeninghouders met een te
goed van f 12.416.66 en 37 loopende rekeninghouders
met een schuld van f 187421.07. In 1933 werden 37
voorschotten verstrekt; 41 gedeeltelijk en 41 geheel
afgelost. Per 31 Dec. waren 111) voorschotten loopen
de, vertegenwoordigende een bedrag van f 242710.38.
De rekening over 1933 sloot met een eindcijfer van
f 1.085.212.06. Het eindcijfer van de balans bedroeg
f 471.068.80. De winst ad f 2231.91 werd toegevoegd
aan 't reservefonds, waardoor dit steeg tot f 24.342.26.
Van spaargelden die een vol jaar uitstonden, werd
HOOFDSTUK IL
Na de vacantie.
De vacantie was voorbij en Dennfs en Goldie wa
ren weer naar school. Alles was dus zooals gewoon
lijk. Paschen was achter den rug, het seizoen in
vollen gang en het gerechtshof had zijn zittingen
hervat. Het kwam Marcia voor alsof zij de eenige
was die niets te doen had.
Het drong niet tot haar door wat er met haar ge
beurd was, maar wèl voelde ze heel duidelijk dat
een ovenveldigend gevoel van lusteloosheid zich van
haar meester had gemaakt. De dingen waarom ze
vroeger had gegeven konden haar belangstelling niet
langer opwekken. Wel is waar legde ze nog de noo
dige bezoeken af en maakte bals en feesten mee,
maar deze hadden niet de minste aantrekkings
kracht meer voor haar.
Het holle en ledige van dit alles kon niet meer
over het hoofd worden gezien. En door alles heen...
liet een herinnering zich niet verdringen... aan eenige
wondermooie dagen aan de gouden kust van Con.
walL
Op de gekste momenten deed die herinnering zich
gelden en dan kon er ineens een nevel voor haar
oogen en een prop in haar keel komen. Onverschil
lig hoe ze ook haar best deed haar bestaan met
andere dingen te vullen: die herinnering liet zich
niet verjagen. Het visioen van een oase in de
woestijn blééf bestaan. Waar andere menschen als
het ware dansend door het leven paan, was zij een
van de vrouwen die zich moeizaam langs een stof-
figen, drukken weg sleepen, zonder te rusten, een
vreemdelinge temidden van die groote menigte..
En toch was haar populairiteit even groot als
vroeger, en werd ze overal uitgenoodigd.
,7.o hebben het nog niet ontdekt", placht ze be
droefd tot zichzelf te zeggen, ,7c denken dat het
licht nog steeds brandt, terwijl het slechts een weer
kaatsing is van hun eigen gloed."
Zóó was het rnet haar in die dagen gesteld. Ze
dwong zich weliswaar precies zooals vroeger aan al
les mee te doen, maar elk gevoel van levenslust
scheen haar te verlaten. Het enthousiasme dat zo
simuleerde was soms te veel voor haar krachten,
niettemin bleef zo voortgaan: niemand mocht ont
dekken wét er in haar omging. Zichzelf kon ze ech
ter niet langer zand in de oogen strooien: dat was
onbestaanbaar.
Toen haar schoonzuster haar op een middag In
het begin van den zomer op een tuinfeest ontmoette,
3.5 pet. rente vergoed, voor de overige 3 pet. Voor
voorschotten werd 4Vi pet. rente in rekening ge
bracht-
De finanticelo commissie adviseerde bij monde
van den heer Jb. van Stipriaan do rekening goed to
keuren. Dienovereenkomstig werd besloten.
Als stemopnemers werden vervolgens aangewezen
de heeren P. Nagelhout, W. v. d. Oord en Jb. Eriks.
De hierna volgende stemmingen hadden het vol
gende resultaat. Tot lid van het bestuur werd herbe
noemd de heer Jm. Blaaubocr Gz. Tot lid van den
rand van toezicht de heer Jb. Kistemaker. Tot be
stuurslid in do plaats van den heer 1). v. d. Oord,
die als zoodanig had bedankt, werd benoemd do
heer P. Kistemaker Jr. Tot bestuurslid wegens be
danken van den heer D. Blaauboer, de heer Jb.
Bakker Az.
Voorzitter zeide hierbij, dat de heer Blaauboer had
bedankt, omdat hij zich daartoe genoodzaakt voelde,
door familierelatie met andere zitting hebbende be
stuursleden. Spr. dankte den heer Blaauboer voor t
vele, dat hij gedurende 2ö jaren in het belang van
de bank had gedaan.
Tot leden van den raad van toezicht in de plaats
van de heeren P. Kistemaker Jr., en Jb. Bakker Az.
werden benoemd de heeren J. A. Schenk en J. Bak
ker Cz. Allen lieten zich de benoeming wwigevallen.
De heeren C. Smit Gz. en Jb. Kistemaker werden
benoemd tot plaatsvervangende bestuursleden.
Overeenkomstig het voorstel van bet bestuur wordt
art. 7 van het Iluish. Regl. gewijzigd in dien zin,
dat het bestuur aan één lid een voorschot of cre-
diet in loopende rekening mag toestaan tot ten hoog-
sto f 3000 (was f 5000), en met toestemming van den
rand van toezicht tot f 10.000 (was f 15.0001.
Bij den rondvraag dankt de heer \V. Kooijmnn
den voorzitter voor de wijze, waarop hij de verga
dering heeft gepresideerd.
Voorzitter dankt tenslotte allen voor do medewer
king en spreekt den wenseh uit, dat do boerenleen
bank zooveel mogelijk zal worden gesteund.
HEERHüaOWAARD
Op Maandag 16 April hield de Iiugowaardsche
zwemvereeniging haar algemeene jaarvergadering
in het café van den heer J. Reine.
Na de opening van den voorzitter werden de no
tulen der vorige vergadering voorgelezen en onver
anderd vastgesteld.
Uit het jaarverslag stippen wij aan dat met mo
dewerking der gemeentenaren een flinko uitbreiding
is tot stand gekomen van de zwemgelcgenheid. Het
aantal leden is gestegen van 150 tot 227.
De rekening 1933—1934 sloot op een totaal bedrag
van f 1129.78, met een kassaldo van f 79.17%. Da
contributie wordt onveranderd vastgesteld, met uit
zondering der huisgozinkaartcn, welko komen te
vervallen.
Eenige verbetering, welke door het bestuur werd
voorgesteld, werd zonder stemming goedgekeurd.
Hierna werden eenige rentelooze en rentegevende
aandeelen uitgeloot
De aftredende bestuursleden werden met meerder
heid van stemmen herkozen.
In do rondvraag werd o.a. nog besloten het over
tollige kasgeld op de giro te plaatsen.
Hierna sloot de voorzitter met een hartelijk dank
woord de vergadering.
WINKET.
De Centraal Bioscoop gaf Zondag twee voorstel
lingen in de tooneelzaal van den heer D. A. de
Bruijn, alhier.
De middagvoorstelling voor kinderen en familie
was goed bezet en er Is volop genoten van de mooio
sprekende en musiceercndc film, en het hoofdnum
mer „De Duivelsche strijder" sloeg geweldig in.
's Avonds was echter het groote moment „Gchetzto
menschen" een «Ier grootste sprekende, zingende en
musiceercnde films, vormende het hoofdnummer van
het program. Spannend volgen do hezoekers den
steeds opgejangden misdadiger, die zich zou hebben
schuldig gemaakt aan roofmoord, en als hij zich
jaren onder een schuilnaam heeft weten te handha
ven, en de verjaring van het feti bijna is verstre
ken, heeft hij zich een goede positie verworven en
huwt weder met een vooraanstaande vrouw. Op den
dag van zijn huwelijk wordt hij ontdekt en opnieuw
begint de vervolging, zonder rust opgejaagd, van do
stad naar de rotsen, en eindelijk op con kermis to
Marseille heeft de ontknooping plaats; de vrouw,
die eens de zijne was, fungeert nu als de dame zon
der beenen in een theater en herkent hem. Hij wordt'
echter gearresteerd, doch de vrouw krijgt berouw en
snelt naar de politie, waar zij zich als do moordena
res ontpopt
In deze rol speelt o.a. een jongetje uit zijn eersto
huwelijk, dat steeds overal zijn vlucht medemnnkt,
en niet wetende dat deze vrouw zijn moeder is, komt
hij ook bij haar terecht
Spannend ls deze film en bezienswaardig, vroolijk,
soms in uitbundige vroolijkheid bij bruiloft en ker
mis, aangrijpend in zijn strijd om behoud van lijf en
leven.
nam ze haar met onderzoekende blikken van het
hoofd tot de voeten op.
„Wat heb jij» in 's hemelsnaam utigevoerd?" vroeg
ze met haar gewone openhartigheid. „Ben je aan
een vermageringskuur bezig of soms verliefd gewor
den?"
Marcia zag haar glimlachend aan. Littlth was vijf
jaar ouder dan zij, maar ze had nimmer ontzag voor
haar gehad.
„Ik hoop dat ik niet zóó oudcrwetsch ben," zei ze.
,Ik ben 's zomers altijd magerder dan in den winter.
Jij niet?"
„Ik doo er mijn uiterste best voor," zei Lillith, „maar
het lukt mc gewoonlijk niet. Je moet niet vergeten
dat ik nog ouderwetsch genoeg ben om gelukkig
getrouwd te zijn."
„Dat is dan ook inderdaad het eenige ouderwet-
sclie aan je", lachte Maria. „Iloe maakt Cradock!
het?"
„Springlevend. Hij kreeg zin in een vischpartijtje.
Ik bleef zoo lang mogelijk bij hem, hopend hem op
het laatste oogenblik nog mee naar Londen te krij
gen, doch het ging niet."
„Hij zal wel gauw overkomen," zei Marcia.
„Oh ja. En hoe is het met Everard? Altijd nog
even druk?"
Marcai antwoordde niet. Ze keek naar den dans,
welke op het hreede grasveld voor het huis werd
opgevoerd, maar in werkelijkheid zag ze niets van
die gracieuze figuurtjes.
„En de kinderen?" ging Lillith voort. „De oen of
ander vertelde me dat ze kinkhoest hadden opge-
loopen en jij niet hen naar Cornwall was getrok
ken."
Ze kregen mazelen. Gojdie het eerst, en daarna;
volgde Dennis. We reisden naar Pcntreith waar zo
weer op krachten konden komen."
„Alleen?" vroeg Lillith.
„Ja, ik gaf Hobbs een tijdje vrij nadat ze de kin
deren had verpleegd. Ik heb haar niet noodig, want
ze waren zoo goed als beter. Het is echter al een
poos geleden. Ze zijn al weer drie weken op school."
„Lieve hemel! Jij had daarna een rustkuur.moeten
doormaken", oordeelde haar schoonzuster.
„Waarom? Goldie en Dennis zijn geen lastigo ba-
bies meer."
„Erger dan babies", verklaarde haar schoonzuster.
„Ik hen er vaak zeer dankbaar voor geen kinderen to
bezitten. Ik erger me op een ontzaglijke manier aan
de kinderen van den tegenwoordigen tijd."
Wordt vervolgd.
VAN ONS LAND NAAR ROME
Ï9 een geweldige afstand! Toch zou alle
Sunlight Zeep die per jaar in ons land
gebruikt wordt een afstand vormen, die
meer dan dubbel zoo lang is!
Door jarenlange ervaring geleid, hebben de
Nederlandsche huisvrouwen met groote
meerderheid van stemmen Sunlight Zeep
uitverkoren tot haar doelmatigste hulp in de
huishouding, waar zij niet meerbuitenkunncn
25 hans vook 4 <,Koon su kken, hovkndikn
CTS. l -I K PAK I I N HON VOOR FRAAIE GESCHENKEN