De drie gaven van den koning. DE AVONTUREN VAN PROFJE EN STRUISJE Bijvoegsel der Schager Courant van Zaterdag 12 Mei 1934. No. 9480. ZATERDAG AVDNDECRETS Een kindersprookje voor grootc menschen. Door SIROLF vrij bewerkt naar liet Amerikaansch. (Nadruk verboden alle rechten voorbehouden). ER was eens een koning die aan drie feeën vroeg hem drie gaven te schenken; en de eerste gaf hem rijkdom, maar dat verveelde hem; en de tweede gaf hem macht, en dat gaf hem zorg; daarom vroeg hij de derde fee eerst goed na te denkeu, voor ze hem haar gave zou schenken. Nu was die derde fee beter op de hoogte met de le venswijzen der menschen en na een poosje gepeinsd te hebben, zei ze: „Beste koning, mijn gave zal U cenige onge rustheid bezorgen, en meer last dan de rest van Uw koninkrijk bij elkaar, maar liet is werkelijk een gave die de moeite waard is om tc bezitten." Zoo gaf ze hem drie kinderen. Nu waren de kinderen Alan, die 8 jaar werd; en Phyllis, die 5 jaar werd; en de jongste was Nancy. die werd 3 jaar. En ze gaf die drie kinderen aan den koning met een zwaai van haar tooverstaf en de koning was er heclemaal van in de war. Want weet U, de koning was hecle maal geen kinderen gewend. Hij wilde dat de derde fee haar gave terugnam, maar ze was verdwenen, en dus was er niets meer aan te doen. „Ze had me er ten minste een even aantal kunnen ge ven," mopperde de koning. De koning had heelemaal geen belang stelling voor kinderen. Zeker, Alan, de oudste jongen, leek een beetje op den ko ning zelf, en Phyllis had aardig rose wangetjes, maar de jongste (dat was Nancy), had niets dat haar nog eenigs- zins kon verontschuldigen. Ze was alleen bijna drie jaar en dat was alles wat men ervan kon zeggen. De koning wist niet wat hij met de drie kinderen moest doen. Het was ver schrikkelijk moeilijk om de menschen uit te leggen, waar ze vandaan kwamen, en zoo waren er nog meer moeilijkheden. Iedereen in het koninkrijk noemde hem „Uwe Majesteit", maar de drie kinderen noemden hem niet anders dan „Pappie!" Hij was heelemaal niet gewend „Pappie" genoemd te worden en in gezelschap was het bijzonder hinderlijk en dus riep hij kinderjuffrouwen en huishoudsters naar het paleis, waarvan hij één vleugel in kinderkamer veranderde. „Ziezoo", zei de koning voldaan, „nu kunnen we die kinderen vergeten en ons weer met die andere twee gaven be moeien; als ik 't zoo bekijk is macht en rijkdom nog niet zoo slecht als ik dacht." Een poosje ging alles weer als te voren. De kinderen speelden in de kinderka mer. Ze schenen den koning op de koop toe te nemen. Hij zag ze alleen aan zijn koninklijk ontbijt. De jongste (dat was Nancy) zat vlak naast hem in haar hoo- ge stoel en at haar koninklijke pap of morste die op den grond; terwijl Phyllis links zat en Alan rechts. Dat gaf in het begin heel wat last. Maar langzamer hand raakte de koning eraan gewend. Aan alles, behalve aan het gekust wor den door al de kinderen, voor hij op zijn troon ging zitten. Ze verwachtten allemaal gekust te worden. Eén keer probeerde hij zonder dat kussen weg te glippen, maar hij hoorde hun verwij tende kreten tot aan het einde van de koninklijke galerij, vooral de kreten van de jongste. Daarna kuste de koning ze dus maar allemaal. Dat kussen was in orde als er niets dan pap voor ontbijt was. Maar soms was er honing en geroosterd brood en als de koning dan later op zijn troon zat en in gedachten over een belangrijke staatszaak zich de kin wreef, merkte bij dat zijn heele kin kleverig was van de kussen der kinderen. En dan placht hij met spijt te gedenken, hoe onheusch die derde fee jegens hem geweest was. Hij moest daar hoe langer, hoe meer aan denken. Hij nam het de'fee van Alan, den oud ste niet zoo kwalijk; ook niet van Phyl lis, die daarop volgde; maar hij nam het haar wel kwalijk van do jongste (dat was Nancy). Hij schatte dat het zeker nog wel een jaar, misschien wel twee jaar zou duren, voor ze oud genoeg zou zijn om te leeren de menschen te kussen zonder honing en kruimels achter tc laten. Een andere fout van Nancy was de manier waarop ze altijd haar dekens wegschopte. De kinderjuffrouwen pro beerden haar bedje zoo in te stoppen, dat ze dat niet kon doen, maar Nancy deed het toch. Ze scheen het prettig te vinden. De koning vond het erg verve lend. Xa een poosje werd hij zoo. dat hij zelf toezicht hield hoe ze Ingestopt werd. terwijl hij ondertusschen de derde fee Inwendig hartgrondige verwijten maakte. Het was een koude winter en het oude kasteel was erg tochtig en na een tijdje maakte de koning er een gewoonte van alle drie kinderen in te stoppen. Het ging van kwaad tot erger met den armen vorst. Op een avond eischte de oudste dat hij een verhaaltje vertellen zou en do koning vertelde de geschiede nis van De Drie Varkentjes, waardoor hij tc laat aan een feestmaal kwam. De jon gen echter had het een prachtig verhaal gevonden en hoe zonderling het moge schijnen, dat deed den koning veel ple zier. Trouwens hij vond zelf ook dat hij het nogal goed gedaan had, vooral het knorren en grommen. Den volgenden avond deed hij het nog een beetje beter en voortaan vertelde hij bijna iederen avond een verhaaltje, en luisterde ook nog naar do kindergebcd- jes. Dat van den jongen was nogal lang, want hij haalde alle familie erin; dat van het meisje was kort, want zij liet de familie er buiten. De jongste (dat was Nancy) was te jong om een gebedje te zeggen, dus dat spaarde tijd. Maar zij hoorde op een avond het gekraak *<sn de voetstappen van den koning en van af dat oogenblik moest hij ook iederen avond in haar kamer komen en haar krullebol strijken en haar pop kussen. Dat was gewoonweg verschrikkelijk voor den koning, maar gelukkig was er nie mand die hem zien kon en in ieder ge val was het donker. De koning bevond dat de kinderen meer en meer zijn tijd in beslag namen, zoodat hij naar Artis en het circus moest gaan en leermeesters aanstellen en zijn andere gaven van rijkdom en macht ver- waarloozen. En op een winteravond, toen het heel koud was, werd hij ouder gewoonte vlak na zijn eerste slaap wak ker en ging zelf de drie kamers rond waar de kinderen sliepen om te zien of hun dekens allemaal in orde waren. In Alan's kamer stond het raam iets te ver open, dus sloot hij het wat. In PhvlÜs' kamer was het raam wat te veel dicht, dus schoof hij het wat verder op. Maar in de kamer van de jongste (dat was Nancy), was het raam noch te veel noch te weinig open; maar haar hoofd lag aan het voeteneind en haar pop was op den grond gevallen en haar dekens la gen door elkaar. Dus slankte de koning een diepe zucht en stopte haar heele maal opnieuw in; en alle dank die hij van dat ondnnkhnre kind kreeg was het hevel „Geef Pop zoentje". Dys kuste hij de pop. En liet haar alleen. En toen hij de deur achter zich geslo ten had, stond hij heelemaal alleen in de tochtige schilderijengalerij, bibberend en wonderlijk te moede. Hij had alleen zijn nachthemd aan, natuurlijk afgezet met hermelijn, en zijn gebloemde pan toffels van purper trijp, en hij kreeg koude bccnen want, het is ongehoord, maar die waren heelemaal bloot! en hij kon zijn adem zien; en zoo stond hij daar in zijn eentje, in plaats van veilig en warm in zijn tfarmc bed te liggen, waar hij geweest zou zijn, als die derde fee hem geen drie kinderen gegeven had. „Dat is toch een sterk staaltje van too- vcnarij", mompelde de koning in zich zelf doch toen verwonderd. Maar dan vergat liij alle toovenarij en zijn gedachten keerden naar de kinderen terug. „Die jongen is werkelijk een bijzonder kind," mompelde hij, „Het is bepaald verbazingwekkend dat een jongen van zijn leeftijd heele vliegmachines knut selt en oorlogsschepen teekent; en hij gaat geloof ik eiken dag meer op mij lijken." De koning glimlachte trotsch in het donker, en wreef zijn eene koude voet tegeu zijn andere. „En dat meisje heeft toch, als ik goed naga, buitengewone talenten," fluisterde hij zacht voor zich heen, „Zelfs de rijks kanselier staat stomverbaasd over de manier waarop zij kan kousen stoppen, en dan te bedenken dat zijn eigen doch tertje van dien leeftijd zichzelf nog niet eens behoorlijk kan nankleeden De koning glimlachte hoogst verge noegd in het duister en knoopte zijn nachthemd wat vaster om zijn hals. Hij probeerde zichzelf te beklagen, maar het lukte niet. Zijn lach werd nog steeds ver genoegden. toen hij eindelijk, met zijn hand de kaarsvlam schuttend, door de tochtige schilderijengalerij naar zijn ka mer liep, en in zichzelf fluisterde, zoo zacht dat niemand het ooit zou hebben kunnen hooren: „En ten slotte, is er niemand in de heele stad of in het lieelc rijk feitelijk, die maar in de verte te vergelijken is met die dekselsche kleine aap, die nog drie moet worden: ik be doel de iongste van allemaal!" (Dat was natuurlijk Nancy). WETENSWAARDIGHEDEN. Is het U bekend: d a t de opaal als zij pas in de mijnen gedolven is, zoo zacht is dat men er met de vingers stukjes van kan afbreken? dat de gewone golven van de zee van 2 tot 4 meter hoog zijn? d a t hij hooge zee de golven ongeveer 9 meter hoog worden? dat hij vliegenden storm op zee de golven tot 12 meter hoog kunnen wor den? dat de lengte van de hoogste golven, van top tot top gemeten, 300 meter is? dat er 20 seconden verloopen, voordat de eene golf de andere opvolgt? dat de vloedgolf van de aardbeving in Lissabon in 1755 20 meter hoog was? dat een vloedgolf hij Peru eens een schip over den spits van een kerktoren droeg en een mijl ver het land in droeg? d a t een stukje film, dat in de bioscoop in drie minuten afgedraaid wordt, ge woonlijk aan de filmstudio een dag heeft gekost om het op te nemen? dat zeelieden eer. hekel hebben aan kof- fie-ladingen? Het was natuurlijk het oude liedje. Er was een fuifje, met veel jongelui, met hot gevolg dat er natuurlijk gezelschaps spelletjes, in het bijzonder „pandve» beuren" gedaan werden. En vanzelfspre kend hestonden dc „straffen" uit een varieerend aantal zoenen. Het meisje moest den jonkman 10 kussen geven. „Dat waren er zeven, niet?" vroeg zij, toen ze even adem schepte. Nee, zes!, meende hij. Zeven geloof ik! Neej hcusch zes! Nu, zei het meisje tegemoetkomend, Ik heb een verschrikkelijken hekel aan gekibbel, laten we dan maar oven van voren af aan beginnen! Zij: Je doet me denken aan de zee Hij: O, hm, omdat ik zoo onstuimig ben? Zij: Nee, omdat je me zeeziek maakt..* Een luid gekrijsch deed moeder naar hoven stormen, waar ze zeg dat baby met volle kracht en kraaiend van ple zier met beide knuistjes aan Wimpie's krullebol trok. „O, dat hindert niets, Wimpie," zei moeder, „je moet niet zoo schreeuwen, baby weet immers niet dan het pijn doet." Even daarna hoorde moeder opnieuw hevig geschreeuw, doch nu van baby. Ze rende weer naar hoven en vroeg: „Wat is er aan de hand?" „Niks, moeder", zei Wimpie, „maar nou weet ze het!" Een hengelaar beschreef zijn vriend, hoe een groote zalm hij wel gevangen had. „Hoe groot was hij precies?", vroeg de vriend. „De grootste zalm die je ooit gezien hebt," was het antwoord. „Ja, dat zegt me niets. Dc eenige zalm die ik ooit zag, zat in een blikje. Wijs eens met je handen, om me een idee te geven". De hengelaar keek de kamer eens rond en zei dan: „Goed, maar dan moeten we naar buiten gaan." Lentefantasie. Vader: „Ik heb de natuur lief! En de bloemen ook! Ik zou wel een vogel willen zijn, van den eenen tak op den andero huppe len!" Moeder: „Je zou het eens kun nen probecren! Dan hadden de kinderen ook eens een aardig heidje." Dat klopt. „Was uw vrouw vroeger niet 'n buitengewoon bekwame stenotypis te?" „O, ja! Zij spreekt zelfs nu nog tweehonderd lettergrepen per mi nuut!" Voor de deur steeg Profje op zijn vreemdsoortig ros, tot grootc verbazing van de kinderen uit de buurt, die met wijdgeopende monden naar het schouw spel keken. Ze wilden graag eens dicht bij kijken, wat daar voor een beest stond, maar Struisje keek hen met booze oogen aan en hief zijn poot in hun richting op, en daar vlogen ze allen vol schrik weg. 7. Struisje zette er dc pas in. Hoe eer der hoe liever maar uit dezo omgeving weg. Daar kwam hij bij een druk ver keerspunt. Profje woonde in een groote stad, waar veel gerij was, en de ver keersagenten hadden vaak handen vol werk, om alle voertuigen en menschen uit elkaar te houden. Juist hief er een zijn hand op en het verkeer van Struisjes richting moest stoppen. 8. Maar Struisje dacht er niet aan te stoppen. Hij had veel te veel haast. Met zijn lange pootcn baande hij zich een weg tusschen de wachtenden en wilde verder snellen. Maar de agent liet dat zoo maar niet over zijn kant gaan. Hij stak zijn witbehandschoende hand naar het vreemde wagentje op twee pooten, en wilde Struisje pakken. 9. Tegelijkertijd haalde hij met zijn an dere hand zijn opschrijfboekje uit zijn zak, om Profje en Struisje tc bekeuren. Maar dat was mis. Struisje ging er van door. De witte handschoen greep in do lucht en Struisje ontplooide zijn' vleu gels en vloog over de wachtende men schen heen naar den overkant. 10. Een paar straten verder zagen ze al weer liet zelf de aankomen. Weer zoo'n witte handschoen, die dreigend naar hen uitgestoken werd. Blijf nu maar even staan, raadde Profje, want anders loopt onze reis nog op niets uit en brengen ze ons in de gevangenis. Toen moest Struisje natuurlijk wel gehoorzamen, maar hij stond tc trappelen van onge duld, en alle menschen weken angstig op zij, bang voor hun eksteroogen.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1934 | | pagina 19