Iraasft teleurstelling met opgewektheid. Heb je kijk op lettersoorten? ABCDÉFG^WIJ IC .LID DO PQ li STOVCDXYX Q3q-%TÖ30 HORTSIK WORDT NAGETEEKEND UIT DE KOLK! SCHAGER COURANT MET SCHAAR EN LIJMPOT NAAR DEN DIERENTUIN. Dit Is een van de wetten voor de Pad- vindsters van het Meisjesgilde, zooals je misschien wel weet. Nu, Nel was Padvindster en ze was dc oudste van het troepje van vier Hassel- mannetjes. Na haar kwamen nog Bob, Johnie en de kleine Miekie. Nel leerde hard op school ze ging op de kweekschool, maar dat vond ze alle maal niets erg, zoolang ze maar haar heerlijke padvinderij had en haar lieve Hopvrouw Jannie. En bovenal: zoolang ze maar elk jaar naar 't zalige Padvindsters- kamp te Ommen mocht gaan! Dat was het glanspunt van het heele jaar, en nu zou ze van den zomer er weer heen gaan. Tenminste... tenminste... In eens kwam een akelige gedachte haar prettige gepeins verstoren. De „Crisis-tijd". Nel was al groot genoeg om te begrijpen, dat het te- Daarom was het ook dat hij pardoes met de deur in huis viel: „Dag, Mams," toeter de hij, „raad eens wat ik vandaag voor re kenen kreeg?" Mammie keek op van haar kasboek en lachte verstrooid: „Zoo Bob- .berdebob, dag Nellepel, zijn jullie nou al thuis? En hoeveel was het dan?" „Een acht!" barstte Bob jubelend los. „Mijnheer van Dam zei, dat ik vast wel door het toelatingsexamen komen zou als ik zoo doorging, en óóh, Mammie, als ik er doorkom, heeft U vroeger wel eens ge zegd, dan mocht ik een wensch doen!" Mammie sprong op van haar stoel alsof ze een steek had gekregen, en Nel zag, dat haar oogen zich even verschrikt opensper den, maar dadelijk herstelde ze zich weer en vroeg, haar arm om Bobs schouders leggend: „En wat zou die hartewensch wel zijn, Bobsie?" gcnwoordig een moeilijke tijd is voor de groote menschen, omdat die in eens zoo veel minder geld konden verdienen; en 'n vervelende tijd voor de kinderen, omdat die nu zooveel minder leuke dingen kon den krijgen en mochten doen, dan vroe ger. En Pappie, die in Indië zat, had geschre ven, dat hij in eens pensioen had gekre gen. Hij zou de volgende maand al in Hol land komen bij Mammie en hen allen. Dat was wel heel erg leuk, maar dat beteeken- de natuurlijk ook, dat ze nu niet meer rijk waren, dat ze een heeleboel prettige din gen zouden moeten missen, omdat Mam mie en Pappie 't niet meer konden beta len. Maar Mammie had haar gezegd, dat zij misschien deze vacantie toch zou mo gen kampeeren, als er niets tusschenbeida kwam. Hé, Nel hoopte vurig, dat er nu niets tusschenbeide komen zou. Zoo mij merde ze, terwijl ze van school naar huis fietste, en neuriede zachtjes voor zich heen: „Hoezee, voor Ommen hoezee!" „Hallo, Nel!" schetterde opeens een vroo- lijke jongensstem achter haar. Dat was Bob, haar broertje van elf jaar, die haar achterop reed en nu naast haar kwam. „Fijn jó, ik haal mijn rekenen reuze op, ik ben nu bijna heelemaal bij, en Mijnheer van Dam zei, dat ik, als ik zoo doorging, vast wel een 7 of 8 zou halen op het toe latingsexamen. Voor alle andere vakken heb ik goeie cijfers, jó, ik haal 't vast wel, cn dan...!" Bob maakte een kraaiend ge luid, alsof hij een „binnenpretje had. „Wat, en dan?" drong Nel aan. „Zeg ik lekker nog niet. Zal 't eerst aan Mammie vragen. Als die 't goed vindt, vindt Pappie 't vanzelf ook goed." Elk in zijn eigen gedachten verdiept, re den Nel en Bob naar huis. Moeder stond gevyoonlijk boven aan den trap, en be groette hen met een of ander gek bij naampje of een grap. Maar vandaag deed de vijfjarige Miekie open. „Waar is Moeder?" vroeg Bob dadelijk. „In de huiskamer, ze zit te schrijven", ant woordde Miekie en dribbelde weer naar haar speelkamertje, de serre. De kinderen vonden de tafel gedekt en Mams zat voor haar werktafeltje te rekenen in een groot kasboek. Want nu Pappie ineens pensioen had gekregen, was natuurlijk alles een beetje in de war geloopen, en Mams re kende en rekende, telde op en trok af en was zoo druk bezig, dat ze niet hoorde hoo Nel en Bob zachtjes binnen kwamen: Bob met een breede grijns en Nel met een bezorgd gezicht. Nel begreep wel zoo'n beetje, waKdaar aan het werktafeltje werd gedaan; Bob, nou ja, die ging heelemaal op in z'n eigen plannen, zijn school en zijn toelatingsexamen, en begreep nog niets van de veranderingen, die er in hun leu ke gezellige leventje zouden komen. Bob ging op zijn teenen staan, trok zijn lange, slanke Moeder naar zich toe om haar oor te bereiken, en fluisterde er zacht en plechtig drie woordjes in. „Maar vent!" hijgde Mammie, „en dat in deze crimaar ze brak snel af en ging toen met een knikje voort. „We zul len zien hoor, we zullen eens zien." Aan tafel was het de gewone gezellige drukte. Bob en Miekie hadden het hoogste woord, Johnie, de stille droomer, volgde onder het eten met de oogen de bewegin gen van zijn dierbare visschen in 't aqua rium, en Nel voelde zich eigenlijk niet op haar gemak, zo voelde iets om haar heen, dat zoo anders was dan anders, zooals je dat wel eens hebt, als men bezig is om te verhuizen, en alle meubels en schilderijen door elkaar stonden. Natuurlijk wat dit niet zoo, alles stond nog op zijn oude plaatsje, en toch was alles zoo anders, zoo vreemd. En verbeeldde zij 't zich, of was 't werkelijk zoo, dat Mammie's oogen tel kens ongemerkt naar haar keken, als zij even niet keek? Neen, Nel voelde zich niets op haar gemak, cn at zwijgend haar boterhammen. Toen Bob, die op één na het laatste naar bed ging, dien avond om half negen naar boven was gegaan, en Nel met Mammie alleen was in de huiskamer, was 't eenige geluid, dat men hooren kon het tik-tak-tik tak" van de hangklok. Daarom schrikte Nel hevig, toen Mam mie opeens zei: „Nel, moet je eens hoo ien!" Ja, waarom moest ze opeens zoo schrikken, eigenlijk; had ze dit soms al den hoclen dag, den heelen avond voelen aankomen? „Ja, Mams, wat is er dan? zei ze. „Weet je wat Bob's hartewensch is, als hij door het examen komt? Hij heeft er al vanaf zijn negende jaar naar verlangd, dat weet ik. „Nou, wat dan, Mams?" „Een echt zilveren Anker-polshorloge met onbreek baar glas en radium cijfers cn wijzers. Hij heeft er een bij van der Biet zien liggen, cn dat kost vijfentwintng gulden." „Oh, maar dat zult U wel niet kunnen betalen, Mams!" „Neen, dat zal ik niet kunnen betalen, omdat jouw kamp ook al vijfentwintig gul den kosten zal", zei Mammie. Nel kreeg ineens een gevoel, alsof ze slap in haar boenen werd. Waar wilde Mams nu heen! „Maar het kamp is het eenige heerlijke van alles, U zei, dat ik er dit jaar ook heen mocht als er niets tus- schenbeide kwam!" „Ja..." zei Mams peinzend. „Maar toen wist ik ook niet, hoe 't zou gaan als Pap pie pensioen zou krijgen." „Maar dat kamp van mij kunt U toch, hoop ik, wel betalen?" vroeg Nel, cn haar stem klonk schor van angst. „Jawel maar dan krijgt Bob niet zijn horloge, na tuurlijk. Bob heeft hard gewerkt om zijn cijfers op te halen, dat weet je, nietwaar en dc jongen heeft het eigenlijk wel ver diend. Maar aan jou beloofde ik het 't eerste, dus als je zoo vreeselijk graag naar 't kamp gaat... dan moet Bob zich maar tevreden stellen met een boek of zoo Mammie keek niet op van haar stop werk, en dat was maar goed ook. Want Ncls gezicht wrong zich in dc gekste plooien en ze beet zich hard op de lippen. „Bobbic, dié anders zoo speelsch is, heeft heusch heel erg zijn best gedaan", ging Mammie voort. „En nu pas weet ik, hoe ziclsgraag hij dat horloge hebben wil. Wat zal do arme jongen teleurgesteld zijn als ik hem zeggen moet, dat hij het niet krij gen kan." Nels gezicht verwrong zich nog meer, ze beet zoo hard op haar lippen, dat het bloed er bijna uit sprong. Onder haar boek verborg ze haar handen, die ze hard ineen kneep, tot ze pijn deden. Geen menscli kan weten wat er toen in Nels hoofd voor gedachten door elkaar flitsten! Langen tijd hoorde men niets dan „tik-tak-tik-tak." Toen, als een luiden knal, barstten de woorden uit Nels mond: „Bob hééft 't ver- Heb je een beetje kijk op lettersoorten? Je ziet tegenwoordig in de winkels zulke moderne letters op de prijskaartjes voor komen, dat je onwillekeurig wel eens blijft staan kijken, hoe de teekenaar die eigen lijk heeft gemaakt. Hier zie je nu zes stukken, waarvan twee steeds hetzelfde zijn: vier halve cirkels en twee rechte stre pen. Knip ze uit en probeer de letters van het alphabet ermee te leggen: je behoeft voor iedere letter niet steeds alle zes do stukken te nemen, soms zijn twee al ge noeg. Maar nog niet naar het voorbeeld kijken: dat mag je alleen doen, als je het beslist niet weet! Jullie hebt allemaal wel eens zoo'n groote, oude geit gezien, met zoo'n eer biedwaardige, witte sik! Nu zoo'n geit heb ik gehad, toen ik nog even klein was, als jullie thans bent. En daar ik met het dier nog zoo levendig herinneren kan, zal ik eens een portret van onzen trouwen Hortsik (zoo heette de geit) maken, dat jullie allemaal gemakkelijk kunt nateeke- nen! Opgepast dus: Twee kringetjes, en drie pootjes... Dan twee horens, een paar ooren, een wenkbrauw en zijn flanken- en langzamerhand ontstaat het geheele beeld. Wel lijkt de oude Hortsik niet sprekend?... Vooral zijn sik, met dat om gekrulde puntje!... Vooruit, probeer het me eens na te doen! diend, en ik hoef niet naar het kamp!" Maar toen ineens sloeg Nels stem over. Ze sprong op en holde naar boven, naar haar kamertje. Den volgenden dag zaten ze allemaal, behalve Nel, aan het ontbijt, en blijkbaar bad Bob het heerlijke nieuws al gehoord, dat zijn hartewensch zou worden vervuld, want hij kon haast niet kauwen van het grijnzen, en hij danste op zijn stoel op en neer. Moeder had niets gezegd over Nel cn het Padvinderskamp. Dat zou Bob's ple zier bedorven hebben. Eindelijk kwam Nei beneden. Ze zag erg bleek, maar toen Bob haar met een daverend: „Hallo Nel, ik krijg een horloge!" begroette, straalden Nels oogen, en ze zei hartelijk: „Fijn, jó, wat knól, wat zal je déér mee opscheppen op de H.B.S.!" „Nou-ou! Reken maar!" kraaide Bob. Nel zette zich aan tafel naast Moeder, en ving Moeders blik op, die vol onbeschrijfe lijke trots en warmte op haar rustte. Moe der legde haar hand op de hare, die op ta fel lag, en zei met nadruk, als iets plech tigs: „PADVINDSTER!" Dat was Nels gróótste belooning. EEN SLAPER. Een vreemdeling vroeg eens: „Wat is 'n slaper?" Hij kreeg daarop het volgende antwoord* „Een slaper is iemand, die slaapt Een slaper of slaapwagon is het rijtuig in den trein, waarin de slaper slaapt. Een slaper is ook een dwarsligger tusschen de rails, waarover de slaper heen rijdt, als de sla per slaapt. Daarom zal de slaper rustig slapen in den slaper, de slaper vervoert den slaper over den slaper en hij zal pas uitgeslapen zijn, als hij uit den slaper stapt, die hem op zijn bestemming heeft gebracht. Het is nooit prettig, als je in een kolk bent terecht gekomen. Maar in dit geval is het nog zoo heel erg niet, want met een klein beetje handigheid kan je jezelf eruit redden! In het bovenste vakjo staat het woord „kolk". Verander nu steeds één let ter, totdat „kolk" is veranderd in „weet"! Het is niet zoo moeilijk, als je het maar eens probeert. Als voorbeeld geef ik hier de verandering van „bank" in „zaal bank- haak-zaak-zaal! En nu Kolk-Weet'... Als je het niet kunt vinden: de oplos sing staat elders op deze pagina. OPLOSSING: KOLK—WEETI Kolk Kelk-Welk-Week-Weet. Twee dieren staan er op deze teekening, al zou je dat op het eerste gezicht, mis schien niet gclooven: het zijn dc olifant en het kameel. Je moet alle zwarte brokjes netjes uitknippen en op een vel blank, on gelinieerd papier opplakken, maar zóó, dat er ook werkelijk een olifant cn een kameel ontstaan. Dan kan je het geheel aardig kleuren, je kunt er een traliehok omheen teekenen en een oppasser erbij... kortom: laat je fantasie maar eens den vrijen teu gel! Het leukste is, als je ze op mooi, wit papier opplakt en er met Oost-Indischen inkt een boom cn wat je verder maar wilt, bij teekent. Dan is het precies, alsof je een moderne silhouet te hebt gemaakt, die te genwoordig zoo vaak in kamers worden opgehangen.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1934 | | pagina 20