Pinkstergebruih Zigeuners. PINKSTEREN deri Bloeit de Pinksterroos met Pinksteren? WITTE ZONDAG. De Blauwe Bloem. „EEN NIEUWE LENT* „EEN NIEUW GELUID* Een exceptioneel voorjaar. HET SPEL VAN DEN ZWARTEN VOGEL. door P. J. Houben. De feestgebruiken der meeste zigeuner- stammen van Europa stemmen voor een groot gedeelte niet elkaar overeen, en slui ten bij de feestdagen der christelijke kerk aan. Hoewel op heidenschen grondslag rustend, zijn ze in een christelijk kleed gestoken. Slechts zelden kan een trekkend zigeu ner den betreffenden maand of het jaar noemen; hij kent geen „datum", hij weet alleen maar van „winter en zomer" en dat is voor hem genoeg! Maar de groote kerke lijke feestdagen weet hij reeds maanden vooruit te bepalen, door te zeggen: zus ol zooveel keer zal de maan vol (tQules=dik) worden en dan is het dit of dat feest. En reeds maanden tevoren verheugen zich de ze bruine kinderen der heide op hun feest dagen, wijl zich dan hun hart weer eens heelemaal in blijdschap uitvieren kunnen. o Evenals andere feestgebruiken Ifebben ook de Pinkstergebruiken der Middel-Euro- peesche zigeuners voor een groot deel be trekking op het verdrijven van ziekten, 't afwenden van ongeluk, enz. De nacht vóór den eersten Pinksterdag is bijzonder geschikt voor het vervaardi gen van allerlei geheimmiddelen, die te gen ziekte behoecfen. Het meest bekende en aangewende middel, en bij alle Zigeu ners in zwang, om het heele jaar gezond te blijven, bestaat hierin: De betreffende persoon moet in den nacht voor Pinkste ren een brooddeeg maken, .waarin hij ne gen draden van ongelijke lengte en zoo mogelijk van verschillende kleur kneedt; daarna legt hij dit deeg in een nieuwen aarden pot en werpt het dan in stroomend water, onder het uitspreken der woorden: „Ja tu, ja tu! Na ava tu kate! Tut the cal Nivashi!" („Ga, ga! Korn nooit terug! Ni- vashi moge je opvreten!" De N'ivashi is een soort watergeest). In de Pinksternachten bloeit ook de „vunete luludyi", de „blauwe bloem", die als èèti van verre reeds zichtbare blauwe vlam over verborgen schatten licht. Men rnag ze niet plukken, maar moet onbe weeglijk en zonder te spreken, op dezelf de plaats blijven staan, totdat ze weer in den grond verdwijnt. Daarna kan men op die plek naar schatten graven. Ook kan men in deze nachten de on zichtbaarheid, d.w.z. de eigenschap om in maanlichte nachten niet gezien te worden, venven en, als men om middernacht op 'n wegkruising gaat staan, met de linker hand een kring op den grond om zich heen trekt en dan zegt: „Na dikh, kana me dikvah; kana me na dikvah, atunei dikh! Trin Pquvusha den mange trin bala upro pro m'ro shero; na the dikkel man nivaso, kana me na kamav!" (Zie niet als ik zie; zie als ik niet zie! Dat drie Pqu- vuschen me drie haren op mijn hoofd ge ven, opdat niemand ine zien kan, als ik niet wil! Pguvushen zijn aardmenschen. menschen die, volgens de overtuiging der Zigeuners, onder den grond leven). Daar na legt de betreffende persoon mest voor zich uecr en gaat eerst bij het aanbreken van den morgen uit den kring en welis waar is de vaste overtuiging, dat op zijn hoofd de drie gewenschte haren zullen groeien, die iedere Pguvush bezit, waar door hij zich in maanlichte nachten on zichtbaar maken kan. Een eigenaardig doodenoffer dient bij de Pinkstergebruiken der trekkende Zigeu ners ook nog vermeld te worden. Pinkst- zondag noemen de tentbewonende Zigeu ners van Zuid-Europa ook wel „parno kurko", „witte Zondag". En dit niet alleen, omdat ze op dien dag nieuw ondergoed aantrekken, wat zooals onder hen alge meen wordt aangenomen geluk brengt, maar omdat ze in den morgen van dezen dag een doodenfeest vieren. Iedere tentbe woner gaat op Pinkstmorgen vóór zonsop gang alleen naar een boom, of rots, waar tegen hij net zooveel eieren stuk gooit als hij doode bloedverwanten heeft en wier sterfdag nog in zijn herinnering leeft. De ze eieren worden gewoonlijk uit nesten van leeuwerikken genomen, omdat de Zi geuners gelooveiï dat de leeuwerik de lie velingsvogel is van de nog niet naar het „dooden rijk" afgedaalde zielen. Wie 's mor gens bij zijn eerste gang naar buiten een leeuwerik hoort zingen, zal in den loop van den dag succes bij zijn ondernemin gen hebben. In witte kleeren vieren do stamgenooten van beiderlei kunne dit doo denfeest, en daarom noemen zij het Pink sterfeest ook wel „Witte Zondag"; wit is overigens volgens hun vast geloof de lieve lingskleur der dooden. Na dit „doodenfeest" voert de Zigeuner- jeugd een eigenaardig soort rondedans uit, die misschien wel als een overblijfsel der pest- en doodendansen beschouwd kan worden, en die bekend is onder den naam „Kalo ciriklo" (zwarte vogel). Een der speelgenooten, die daarvoor door 't lot is aangewezen, is zwarte vogel en moet een vuur aanhouden, dat de andere medespelers trachten te dooven. door klei ne steenen, zand, aarde en dergelijke in de vlammen te gooien. Elk der medespelers staat op zekeren afstand van het vuur; verlaat hij zijn plaats om het vuur te doo ven en wordt hij, voor hij weer op zijn plaats is, door den zwarten vogel met de hand geraakt, dan telt bij voor „mulo" (dood) en mag verder niet meer meedoen Meer dan twee spelers mogen hun staan- Het Vierwoudstedenmeer in Pinkstertooi. van Molden, en geeft ons een ruim over zicht over het bloeiende land, om het fjord en de golvende, nog met sneeuw bedekte bergen in de verte. Moge de blijde stemming, zooals die op de foto's tot uiting komt, in deze feestda gen in ruime mate uw deel zijn! niet!") Het volksgeloof meent namelijk, dat als op Pinkstermorgen wolken aan den Oosetlijken horizon zijn, er in dat jaar veel meisjes ongetrouwd blijven. Als echter de Oostelijke hemel voor zonsop gang donkerblauw is, zullen er velen trou wen. Om dit liefdesorakel in vervulling te doen gaan, moet het meisje zich goed voorbereiden. De negen voorafgaande da gen en nachten mag ze zich niet wasschen noch mag ze in dien tijd iemand kussen of een kerk betreden. In den Pinksternacht en soms ook in den St Jansnacht spannen de Zeven burgsche tentzigeuners een witten draad over het dichtstbijliggende water, opdat de nog niet naar het „doodenrijk" gegane zie len, die in dezen tijd hun achtergebleven familie plegen te bezoeken, het water pas- seeren kunnen. Water vormt, volgens oer oud geloof de grens tusschen leven en dood: „Water breekt de bctoovering en verjaagt de geesten". Dan zetten ze in dezen nacht een schaal met melk voor de tent, opdat zich de zielen daaraan laven kunnen. In deze melk doopen veel Zigeu nermeisjes ook de „bactluludya", de gc- luksruikertjes, die ze elk jaar op dezen dag van de „Hemelvaartsbloempjes" (Ge- nophalicum divicum) maken en dan bij hun bezittingen verbergen. Deze ruikers moeten de bezitster tegen ziekte en „on eer" beschermen. Zelfs de oudste menschen kunnen zich niet herinneren, in April ooit bloeiende se ringen te hebben gezien, die niet uit een kas kwamen, Op bet platteland wordt er ernstig rekening gehouden met een ver vroegde oogst en uo huisvrouw wordt in verrukking gebracht door groenten, die zij eerst vier ol zelfs zes weken later kou verwachten. Het voorjaar, dat wij thans beleven, schijnt geheel in de war te zijn. Het brengt niet alleen ongewone woon toestanden zwoele warmte gevolgu door hagel, een wolkbreuk, die na een uur wordt gevofgd door zonneschijn doch het geheele seizoen schijnt zijn normaio verloop te hebben veilaicn. Elke theorie wordt tegengesproken. Ervaring en ge leerdheid helpt niet meer. Een verklaring is moeilijk te vinden. En toch hebben wij er één gehoord en nog wel een zeer een voudige. Er is een roode roos, die vreemd genoeg Pinksterroos heet, hoewel zij niet nloeit, dan ruim een maand na Pinksteren. Dit voorjaar zal zij echter voor het eerst, zoo lang de kweekers het zich kunnen herin neren, haar naam eer aandoen. Ook voor ben is het voorjaar verrassend vroeg ge komen. Bestellingen van jonge vrucht hoo rnen en sicrstriiiken kunnen niet worden uitgevoerd, omdat alles in zijn groei reeds te ver gevorderd is. Vele tuinbezittera zijn hierdoor voor het geheele jaar gedupeerd. Het is voor hen een schrale troost, dat zij vroeger dan anders allerlei groenten kun nen eten, zonder er hooge prijzen voor te betalen. Alles schiet omboog; do rogge heeft nog nooit zoo hoog gestaan in dezen tijd van het jaar, het gras is zelden zoo krachtig en vol geweest. De groote vraag is nu maar, of er voldoende regen valt, want als alle planten zoo snel groeien, zoo onnatuurlijk snel, hebben zij het vocht dubbel noodig. Ook in de boomgaarden kan men een ongewoon snelle ontwikkeling waarne men. Bijna alle soorten beloven een goede oogst. De vochtige, zwoele atmosfeer, die in de steden zoo benauwend kon zijn, heeft den groei ten zeerste bevorderd, zoo dat wellicht nog vóór eind Mei de eerste roode kersen in de winkels zullen liggen. Ook de aardbeien zijn vroeg en houden a.h.vv. met de kersen een wedloop om het eerst op de markten sensatie te maken. En ook voor de boomgaarden verlangt men naar regen. Doch ook hier kan ge zegd worden, dat al is de natuurlijke ontwikkeling door onlickende invloeden plotseling in een korter tijdsverloop sa mengedrongen een vroeger zoowel als een goede oogst kan worden verwacht. Een ander eigenaardig Pinkstergebruik der trekkende Zigeuners van Oost- en Zuid-Europa, dient hier ook nog vermeid te worden, ofschoon aesthetische overwe gingen daar tegen pleiten. Maar daar folklore geen nestetica en dit gebruik tot nog bijna niet hekend is, zou het onver antwoordelijk zijn het hier niet te beschrijf ven, ook al omdat het op een oudo gods dienstige handeling slaat en wijl ditzelfde gebruik ook heden ten dage nog in In- dië, het vaderland dor Zigeuners, gewoon te is. De onderzoekingsreiziger S. A. Bas- tian, die ooggetuige van dit gebruik was, beschrijft het als volgt: Zeer pijnlijk deed ons de volgende scè ne aan: ongeveer 70 vrouwen, bijna alle maal uit de kaste der palmboeren. goud smeden en timmerlieden, meerendecls jon ge meisjes, verzamelden zich op ongeveer GO schreden van den tempel en gingen in rijen tusschen de links en rechts staande toeschouwers staan. Als kleeding droegen ze een doek en het haar hadden ze losge bonden. Enkele mannen traden naar vo ren en strooiden heilige asch over hen uit, terwijl aller oogen op den tempel gericht waren. Nu begon de muziek haar schelle wijzen. Deze muziek, die voor Europeescho ooren afgrijselijk en niet om aan te hooren is. is voor de Hindoes aantrekkelijk en zelfs roerend en er gaat een geheime en duistere kracht van uit. Tenminste zoo leek het: want nauwelijks was de muziek begonnen o! een dezer dochters van Ma- labar begon gekke bewegingen te maken, naar alle kanten te slaan als was ze dol geworden, daardoor te kennen gevend, dat zo bezeten was. Mannen grepen haar en brachten haar naar een steen, die tot al taar diende. Hier kreeg ze een kokosnoot te drinken, die ze gedeeltelijk leeg dronk en daarna achter zich wierp, waarna ze nog meer met heilige asch besprenkeld werd. Eindelijk viel ze bewusteloos neer en werd weggedragen. Vlak daarna be gonnen anderen dwaze gebaren te maken, het hoofd voor- en achterwaarts te bewe gen, zoodat het baar naar alle kanten vloog. Deze scène duurde den ganschen dag. Ongeveer de helft der vrouwen werd bezeten. De anderen wachtten tevergeefs den geheelen dag. zonder eenig voedsel en zonder beschutting tegen de brandende zonnestralen. Zo wachtte tevergeefs op de genade van den Schivva. Maar Schiwa verstiet hen, omdat ze niet streng genoeg gevast of omdat ze niet genoeg geofferd hadden, of om een andere reden. Vergelijken we nu hiermee het Pinkster- gebruik der Zuid-Hongaarsche en Svrmi- sehe Zigeuners. In den nacht vóór Pink steren scharen zich allo volwassen leden van den troep in twee rijen om een vuur. De eene rij wordt door de mannen ge vormd; de andere, die daar tegenover s'nat, door do vrouwen. Het vuur scheidt oide rijen, die ongeveer 20 schreden daarvan verwijderd zijn. Onder het zingen van liederen bewegen beide rijen zich on geveer tien schreden voorwaarts en dan weer terug. Dit wordt eenige malen her haald. Dan loopt een vrouw naar het vuur. waarop haar man of minnaar uit de rij springt en do vrouw wegvoert. Weer bewe gen beide rijen zich voor- en achterwaarts, een andere vrouw springt naar voren en wordt door een man weggebracht. Dit ge schiedt net zoo lang tot er aan beide kan ten niemand meer overblijft. Dit wordt door de Zigeuners „Malayipen miseren- gre", de „verdrijving der Demonen" ge noemd. De Pinkstertijd in Zwitserland en Noor-1 massieve ruggen den hemel schragen, wegen is voor deze bergachtige streken de Grootsch, dat is er het woord voor. Maar schoonste tijd van het jaar. Is het er ook niet zoo om en om Pinksteren. in de andere seizoenen mooi, dan is het toch een schoonheid die overweldigt, die zwaar is, soms té zwaar voor ons nietige menschen. Rondom bergen die met hun plaats niet gelijktijdig verlaten. Gelukt 't den spelers het vuur tc dooven, dan wordt het volgende lied gezongen: Kalo ciriklelia na hin vakha? Kere, Kere tu éik wra! Ciriklo, tu may bute Muderahas raciye! (Zwarte vogel, je vuur is uit! Vlieg nu, vlieg naar huis! Zoo menigeen heb je den dood gebracht. Zwarte vogel, zwart als de nacht!) Daarna wordt de „zwarte vogel" over de gekruiste handen der medespelers gelegd en zoo lang in de hoogte gesmeten, totdat hij eindelijk op den grond valt. Gelukt 't den „zwarten vogel" echter het vuur aan te houden en de speelgenooten te dooden, dan wordt het volgende lied gezongen: Yakh te yakh may pcabuvel, Kalo ciriklo men mudarel, Ural, ural amensa. Kerel men rnay but'duka. (Het vuur is niet uitgegaan. De „zwarte vogel" heeft ons gevangen. Vliegt nu met ons in de hoogte En bereidt ons veel leed). Terwijl dit lied gezongen wordt, deelt de „zwarte vogel" stompen uit, die de me despelers als straf voor hun onbekwaam heid moeten accepteeren. Ons eerste plaatje geeft een idee van de Pinkstertijd bij het Vierwoudstedenmeer. Gezicht naar Brunner en de beide My then. De bloesemweelde, zooals die op den voorgrond te zien is, geeft aan het land schap een eigenaardige bekoring, maar vormt ook een groote tegenstelling met het harde van de omgeving. Het grootsche en het lieflijke bouwden hier een landschap om tot een juweel van genot voor onze oogen. Ditzelfde is ook het geval in Noorwegen, zooals onze tweede foto te zien geeft De opname werd gemaakt in de omgeving Evenals in de Sylvestcrnacht, de nacht voor eerste Paaschdag, St. Andreasdag en SL Jorisdag is ook de nacht voor eersten Pinksterdag bijzonder geschikt om het liefdcsorakel te raadplegen. 's Avonds gooien de Zigeunermeisjes schoenen in een wilgenboom. Ieder mag negen maal gooien. Als daarbij de schoen in de takken van den boom blijft hangen, trouwt het betreffende meisje nog in den loop van volgende jaar. Zoo vaak echter de schoen, na negen maal vergeefs gegooid te hebben, nog op den grond valt, zóóveel jaar zal ze nog op 'n man moeten wachten In den vroegen Pinkstermorgen gaan de Zigeuenrmeisjcs voor zonsopgang naar buiten, en als ze in het Oosten wolken zien, gooien ze groene twijgen in die rich ting in de lucht en roepen: „Prejia ciri kleya te na trada m're piranes!" („Vlieg weg vogel, en verjaag me mijn liefste

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1934 | | pagina 16