W EN VAN ALLES WAT
Listigheid
DE AVONTUREN VAN PROFJE EN STRUISJE
Bijvoegsel der Schager Courant van Zaterdag 19 Mei 1934. No. 9484.
Z ATEJWAflAVONnSCHETS
Uw naam is vrouw.
Door SÏROLF vrij bewerkt naar
het Amerikaansch
Nadruk verboden
Alle rechten voorbehouden).
ER was geen enkel teeken dat zij
elkaar herkenden, toen hij haar
bij den ingang van de eetzaal
van het groote Continental Hotel tege
moet kwam en haar beleefd naar een
tafeltje geleidde.
Bernard, de hoofd-kellner, zijn hand
vol met spijslijsten en wijnkaarten,
hracht het jonge, knappe vrouwtje in
het smaakvolle zomerjaponnetje eerst
naar een tafeltje aan den anderen kant
van de zaal.
„Tocht me hier te veel", zei de dame
vrij snibbig. Bernard boog. „Mevrouw
heeft gelijk. Neemt U me niet kwalijk.
Wil U me maar volgen?!" Nu bracht
hij haar naar het midden van de zaal.
„Te dicht bij de muziek", merkte ze ver
veeld op. „Mevrouw beeft gelijk, het is
hier wel een beetje rumoerig. Misschien
liever aan de andere zijde
Zij staken de zaal over en kwamen
hijna weer bij den ingang terecht, naast
de palmen, die de entree flankeerden.
Hier stonden twee enkele tafeltjes, min
of meer verscholen achter de palmen.
Het eene was ingenomen door een heer
op leeftijd in een grijs eostume. die on
opgemerkt al de bewegingen van Ber
nard volgde. Het andere tafeltje was
vrij. Daaraan nam ten slotte het lastige,
knappe vrouwtje plaats, terwijl ze boos
opmerkte: „Waarom heb je me niet da
delijk deze plaats gegeven, in plaats
van me. eerst de heele zaal te laten
doorwandelen?"
Hij reikte haar de spijslijst en de wijn
kaart over, legde haar couvert terecht
en zei: „Spijt me zeer, mevrouw, het
■was geheel en al mijn schuld. Maar over
het algemeen houden de dames ervan,
niet in zoo'n verborgen hoekje te zitten,
vooral als ze bijzonder elegant zijn
Zijn toon was volkomen correct en toch
vleiend. De dame trok alleen maar min
achtend haar neus op. De lieer' in het
grijze costuum luisterde zoo onopval
lend mogelijk, doch ingespannen naar
alles wat de dame tegen den hoofd-
kellner zei. En dat was heel wat. Van
het heele diner dat zc bestelde, deugde
eenvoudig hiets. De soep was te dun, de
hors d'ocuvre slecht, het vleesch te
bruin, de dranken waren niet goed ge
koeld, kortom, Bernard draafde heen en
weer tusschen haar tafeltje en het buffet,
hij gaf eindelooze bevelen aan kellners
en piccolo's, nam ook de onredelijkste
klachten van de dame met een vriende
lijken glimlach in ontvangst en bleef
steeds volkomen correct en vriendelijk.
Ondertusschcn geleidde hij andere gasten
naar hun plaats, overzag met veldheers
blik heel de eetzaal, gaf korte, gefluister
de bevelen hier en daar aan het bedie
nend personeel en leidde aldus op perfec
te wijze den gang van zaken in de eetzaal
van het beroemde Continental Hotel.
Zoo gauw hij even tijd had, ging hij
weer terug naar de twee enkele tafeltjes
bij den ingang, stak snel een lyclfer aan,
om de sigaar van den heer in het grijze
costuum aan te steken, wendde zich dan
tot de lastige dame en vroeg: „Wenscht
mevrouw nog iets? Was mevrouw tevre
den?"
„Nee, heelemaal niet. Het diner was In
één woord slecht".
„Dat spijt me heel erg. mevrouw. Ik
hoop dat de keuken mevrouw een volgen
de keer beter zal bedienen. Ik zal er on
middellijk werk van maken, mevrouw."
De lastige, knappe vrouw verliet de eet
zaal, zonder een woord te zeggen. Spin
nijdig ging zo heen.
De man in het grijs haalde een zak
boekje te voorschijn, zocht onder bet
hoofd „hoofdkellners" naar een naam,
vond dien, en riep toen Bernard aan zijn
tafeltje. Bernard kwam aangesneld en
boog zich belangstellend over het tafeltje:
„lk hoop dat meneer alles in orde heeft
bevonden en tevreden over den maaltijd
is?", vroeg hij.
„Ja. dat is in orde. Ik ben meneer de
Witt, de directeur van de Continental Ho
tel Maatschappij. Ik hen tevreden over U,
meneer Bernard. En als een lid van mijn
personeel me bevalt, zeg ik dat altijd
ronduit."
„Dank U zeer, meneer de Witt, mag ik
misschien vragen, wat U in het bijzonder
beviel?"
„Wel, de manier waarop je die knappe,
maar verduiveld lastige vrouw daarnet
behandelde. Ze was bepaald onredelijk.
Het zou me niet verwonderd hebben, als
je je geduld verloren had."
Bernard kreeg een kleur on scheen te
aarzelen. „Ik moet U dat even uitleggen,
meneer de Witt. Ik wil niet onder valsche
vlag varen. Heeft U baar niet herkend?"
„Nee. Wie is dat dan?"
„Het is Rose, het garderobe-meisj'o van
dit hotel. Als zc haar vrije avond heeft,
komt zo hier wel eens dineeren en*doet
net als een groote dame. Zc is verschrik
kelijk lastig. Maar wie ze ook is, ze be
taalt en dus behandel ik haar met even
veel achting als iedere andere gast. Ten
minste, dat is zoo mijn opvatting van
mijn taak."
Meneer de Witt knikte zeer ingeno
men, stond op en zei: „Volgende maand
openen we het Splendld Hotel in Atlan
tic City. Bernard, ik zal je aanbevelen
voor de verantwoordelijke post van Mal-
tre d'hotel. Ik kan je wel verzekeren, dat
je die betrekking zult krijgen. Je hebt de
ll. Weet je wat, vond Profje, we zullen
maar met de tram zien te gaan, dan heb
je geen gezeur met al die verkeersagen
ten. Ik kan zelf veel harder ioopen, brom
de Struisje ontevreden, maar hij ging
toch geduldig bij een halto staan, tot
groote verbazing van alle aanstaande
medepassagiers.
12. Daar kwam de tram aan, die hen uit
de stad zou brengen. Struisje beklom het
achterbalkon alsof hij het alle dagen
deed. Maar dat was niet naar den zin
van den conducteur. Wat is dat daar?,
riep ie gestreng! Hé, hé, wacht eens even
tjes! Er mogen geen beesten in de tram
meerijden, dat weet U toch zeker ook wel!
13. Maar nu bemoeit Profje zich er mee.
Nee, nee, zegt hij, dat heb je heelemaal
mis man. Struisje hier is mijn vriend,
die me voortaan op al mijn reizen zal
vergezellen. Je kent me toch zeker wel?
Ik ben Prof. Snuffelgraag en ik reis door
alle landen om zeldzame bloemen te zoe
ken en dieren en eieren en nog veel meer
En nu krijgt de conducteur plotseling
groote eerbied voor de beide wereld
reizigers.
li. Hij steekt zijn hoofd door de schuif
deur van den tram en ontdekt, dat de
beste plaats nog vrij is. Die is nu voor
Profje en Struisje. Ze gaan er samen heel
gezellig zitten, en nu Struisje naar bui
ten kan kijken, vindt hij zoo'n tram toch
wel erg leuk, want hij was altijd nog op
zijn eigen boenen aangewezen.
15. Maar na een poosje verveelde het
hem alweer. Van onder zijn vleugels trok
hij de krant van den professor vandaan,
die hij daar altijd bewaarde, en begon,
na zijn bril op zijn neus te hebben gezet,
te lezen. Tenminste hij deed alsof, want
in werkelijkheid kon hij heelemaal niet
lezen, en de krant had hij ondersteboven
in zijn rechterpoot.
Wat er overbleef van het dorpje Poppenroth tusschen Kissingen en
Brückenau, dat door een ontzetten de brandcatastrophe getroffen
werd, waarbij driekwart van het totale aantal huizen in vlammen
opg ing.
ware geest van het Continental Hotel
concern."
„Dank U zeer, meneer de Witt. Ik zal
trachten me Uw vertrouwen waardig te
betooncn."
Toen Bernard dien avond tegen slui
tingstijd het hotel verliet, stond een knap,
jong vrouwtje op den hoek van de straat
op hem te wachten. „Alles is in orde,
Rose, zei hij, terwijl hij haar vertrouwe
lijk oen arm gaf, „de Witt heeft de come-
die prachtig geslikt en ik word maitre
d'hotel in het Splendid! Nou, meid, je
kunt jo haantje in de garderobe nu wel
opzeggen, als je wilt en
Ze trok haar arm uit de zijne en zei
snel: „Doe niet zoo vertrouwelijk, mijn
man is verschrikkelijk jaloersch."
„Je man?", herhaalde de hoofdkellner
stomverbaasd, „Je bent toch niet werke
lijk getrouwd?"
„Nee? Nou, dan moet je dat maar eens
aan Emilo vragen!"
„Wat zeg je. Emile? Mijn assistent? Ben
jij met Emile getrouwd?"
„Ja, mag dat soms niet?"
„Maar Rose, luister nu eens. Je hebt
me toch met die heele comedie van de
lastige dame willen helpen, om een goe
den indruk op de Witt te maken, zoodat
ik die haan in het Splendid Hotel zou
krijgen. Ik heb dat dus alles feitelijk aan
jou te danken. Als je nu werkelijk van
Emile houdt, waarom deed je dat dan
allemaal voor mij?"
Met een diepe minachting voor zijn
stomheid, verklaarde zij: „Hoe kon Emile
nu jouw haantje hier in het Continental
Hotel krijgen, tenzij ik jou op de een of
andere manier hier uit den weg ruim
de?"
Er ging Bernard een licht op. Hij maak
te een diepe buiging, nam beleefd zijn
hoed af en zei hoffelijk: „Ik begrijp het
volkomen. Mevrouw heeft volkomen ge
lijk."
DE PINKSTERMAN.
In de Geldersche almanak van
wordt het gebruik van den Pinkstcrmai.
verteld. Een meisje, dat in plaats van eer
en hulde smaad en schande verdiende
kreeg des nachts een strooman aan haar
huis. Do jopge boerenknapen hielden een
soort raadsvergadering om na te gaan.
welke meisjes zoo taai als leer waren of
van vrijers veranderden als van hand
schoenen en wie daarom een Plnksterman
verdiende. De vogelverschrikkers of liever
meisjesverschrikkers werden gereed ge
maakt en in het holste van don nacht wer
den op een kar de Pinkstermnnnen door
de straten gereden en men hield stil hij
de „uitgekozen" meisjes. Dan werd een
Pinksterman aan de deur gehangen en
wee het meisje, dat zulk een man kreeg.
Ze werd bespot en het gebeurde maar
heel zelden, dat ze een man kreeg.
LUILAK
Gelijk Paschen voorafgegaan werd door
Palmpaschcn, aldus Pinksteren voor Lui
lak. 't Was de Zaterdag vóór Pinkster. Al
wie op dien dag het laatste uit de vceren
kwam, moest on warme hollen met stroop
trakteeren. Over de afkomst van het woord
zouden de meeningen verdeeld blijven tus
schen het Christelijke Luilak-, of het Jood-
sche Leilach-feest. (Leilach was het boete
kleed, waarmede de Jood, die zich veroot
moedigen wilde, in de synagoge verscheen)
Het feest was berucht door de baldadig
heid der straatjongens, die reeds vóór het
krieken van den dag bij do deuren, uie
nog gesloten waren, een kreng uit de
grachten aan deurknop of klopper hingen,
waarna ze met krijt „Luilak" op de deur
schreven en met een straatsteen op het
paneel bonsden. Een hunner liedjes luid
de: „Luilak! Slaapzak! Beddejak! Kerm's-
pop! Staat om negen ure op!" Voorts le
verden de schooljongens elkander alsdan
slag op bruggen en pleinen. In de stede
lijke keuren daartegen uitgevaardigd,
kwam het woord Luilak echter niet voor;
de vroedschap waarschuwde alleen tegen
de ongeregeldheden van „toecomende
PinxtemachL"
Van zulk vóór-Pinkstergcbruiken was 't
zeker niet te betreuren, dat zc verdwenen.
Moge de nagalm daarvan ten plattelando
gehoord worden, voor de stad zijn de pink
sterbloem, het pinkstervuur, het pinkster-
bier, het pinksterlied voor altijd voorbij?
zij behooren tot de herinneringen, waarvan
v. Lenncp zong:
'k Zie weer de jongens met de star,
Melchior, Kasper, Balthasar.
En hoor hen weer hun liedje zingen.
Waar zijn zij heen? Ilun lied is stom!
Ach, Klisseboer en Pinxtorblom!
Geen hunner zien wij ooit weerom.
Zoo gaat het, laas' met de aardsche dingen
WETENSWAARDIGHEDEN.
Is het U bekend:
dat de warmste maanden in Australië
zijn Januari en Februari?
d a t de koudste maanden er Juni en Juli
zijn?
d a t er In Australië 30 soorten ratten en
muizen en 24 soorten vleermuizen zijn?
dat er ook nog een soort verwilderde
hond, de dingo, voorkomt?
EVENTJES LACHEN.
Adrem.
Een boer kwam in de wachtkamer van
het gerechtshof. Enkele menschen, die
hem heet wilden nemen, zeiden: „Ga z't-
ten!" Er was echter geen enkele stoel
meer over. De boer antwoordde: „Het ia
hier al juist als in mijn dorschschuur.
Daar zijn ook geen stoelen of banken,
maar vlegels genoeg!"
Het kwam er dicht bij.
Klant: Ik wilde een cadeau koopen voor
een bruid, maar iets in den geest van
den tijd en dat kinkt als een klok!
Winkelier: Wat zoudt U zeggen van
een pendule?
Hartelijk.
De patroon houdt zijn klerk, die 's mor
gens te laat komt, zijn horloge voor
oogen, zeggende: „Zie eens hier, meneer
van Zanten!"
Waarop van Zanten antwoordt: „O, wat
een pracht van een horloge!
Iloe wist U zoo, dat ik vandaag jarig
hen?"