Gtjlestelijk Leven KIJKEF1 isKOOPEFI ujCLOECK MODERNE FOTO's en VERGROOTINGEN De „zwarte lijst". Zaterdag 26 Met 1934. Postrekening No. 23330 SCHEE» 77ste Jaargang. No. 9487 COURANT. Int. Telef. No. 20 Dit blad verschijnt viermaal per week: Dinsdag, Woensdag, Donder dag en Zaterdag. Bij Inzending tot 's morgens 8 uur, worden Adver- tentién nog zooveel mogelijk in bet eerstuitkoinend nummer geplaatst Uitgave der N.V. v.h. P. Trapman Co.t Schagen. 20 PAGINA'S. Prijs per 3 maanden f 1.80. Losse nummers 6 cent. ADVERTEN- TIëN van 1 tot 5 regels f0.85, Iedere regel meer 15 cent (bewljsno. Inbegrepen). Groote letters worden naar plaatsruimte berekend. door Astor. 'Aan merroutv A. E. te Rotterdam. U Is zoo vriendelijk geweest mij te schrijven naar aanleiding van mijn laatste artikel en daarbij den wensch uit te spreken, dat ik in een volgend geeste lijk leven u zou beantwoorden. Daar heb ik geen be zwaar tegen. Ik doe het zelfs heel graag. Hiervoor bestaan bij mij twee redenen. De eerste reden is, dat ik het altijd op hoogen prijs stel, dat mijn artikelen overdacht worden en dat zij, die bezwaren hebben, deze kenbaar maken. De tweede reden is, dat ik daar door in de gelegenheid wordt gesteld om verder in te gaan op vragen en moeilijkheden, die ongetwijfeld bij meerdere lezers oprijzen. U begint met de opmerking dat u do „geestelijke levens" soms met instemming, doch ook wel eens met ontstemming leest en dan voegt u er aan toe: wat het laatste betreft (d.i. dus de ontstemming) gelukkig maar. Indien ik u goed begrijp, wilt u daarmede te kennen geven dat het heel goed is, dat mijn artikelen niet altijd bij uwe inzichten aansluiten en dat u dit beschouwt als een goede zijde daarvan. Heb ik u goed begrepen? Zoo ja, dan verheug ik mij daarover ten zeerste. Want ik zou het betreuren, wanneer ik geregeld maar artikelen schreef, die de volle instemming van alle lezers hadden. Ik zou in dat geval het gevoel hebben overbodig werk te doen. Immers, als ik bij voortduring instemming zou vin den en dus gedachten vertolkte, die reeds gemeen goed van de groote meerderheid zijn, dan zou ik de mij gestelde taak, die gericht is op het bevorderen van zëlfdenken, héél slecht vervullen. Ik acht het juist goed dat de lezers eens geprikkeld en ontstemd worden. Ik vind het zelfs niets erg, wanneer zij eens boos worden en de courant neersmijten van ergernis en desnoods even nijdig zijn op Astor. Het Is zoo heilzaam voor ons geestelijk leven en onze geestelijke gezondheid om met afwijkende meeningen kennis te maken. En het is inderdaad niet zeldzaam, dat wij beginnen met ons vijandig te stellen tegenover op vattingen en beginselen, om te eindigen met de aan vaarding daarvan. De gang der nieuwe ideeën in de geschiedenis leert ons dit heel duidelijk. Elke nieuwe idee wordt eerst bespot, dan bestreden en wanneer zij waarhpid be vat aanvaard. Het gaat met ideeën als met de drankjes van den dokter. Ze smaken niet lekker, zijn vnak zeer bitter, maar het lichaam vaart er wèl bij. De oude uitspraak des volks bevat veel waarheid: bitter in den mond maakt het hart gezond. Zoo is het vaak voor onze geestelijke gezondheid bij zonder heilzaam om in aanraking te komen met mee- ningen, die ons, bij eerste kennismaking, heelemaal niet aanstaan. Ik kom nu aan het tweede punt. U is ontegenzeggelijk een eerlijke vrouw. Als dit niet zoo ware, zoudt u niet komen met de gulle, open hartige verklaring dat „u zich een schaap uit de kudde gevoelt". Dat is een oprechte bekentenis. Hier in steekt u gunstig af bij velen, die wel hoog opge ven over hun zelfstandigheid en onafhankelijkheid, maar die toch blijken van deze schoone eigenschappen een bitter beetje te bezitten. U vindt het zoo moeilijk een zelfstandige meening te hebben, schrijft u, en vooral om er naar te han te- dclcn en te 'leven. Dit ben ik met u eens. Maar mag die moeilijkheid er ons toe brengen om zelfs het po gen om zelfstandig te worden op te geven? Vindt u toch eigenlijk ook niet, dat het beneden onze mensehe- lijke waardigheid is, niet zélf te denken en niete zelf een eigen levens- en wereldbeschouwing te veroveren? Natuurlijk gaat dit niet zonder voorlichting van an deren. In zooverre zijn wij allen van elkaar afhanke lijk. Wanneer de mensch alleen op zichzelf was aan gewezen, zou hij niet veel verder komen. Alle geeste lijke groei is een gevolg van het zoekerswerk van hon derden, van duizenden, die zich verdiept hebben in de vele raadselen des levens. Maar deze onderlinge afhankelijkheid beteekent nog iets anders dan de be rustende aanvaarding op gezag van anderen. Ik hob in mijn leven onnoemelijk veel van anderen geleerd. Ik heb honderden boeken gelezen en leer nog altijd veel. Bij mijn lectuur stuit ik vaak op onbegrij pelijkheden; op dingen, die lijnrecht ingaan tegen mijn meeningen. En dat dwingt mij tot herziening van eigen beschouwing. Als ik mijn eigen ontwikkelings gang overzie, kan ik duidelijk den invloed van an deren bespeuren. Maar ik zou er mij voor schamen, wanneer ik moest erkennen dat één boek of één schrij ver door mij als onaantastbare waarheid zou zijn aan vaard. Ik heb b.v. veel geleerd uit den bijbel en ben van oordeel dat dit een boek is, waarin do wijsheid on vroomheid van vele geslachten, voor ons is bewaard gebleven. Maar daarom onderwerp ik mij daaraan niet. Want boven den bijbel staat voor mij de Rede, waarover ik in mijn laatste artikel schreef. En wan neer mijn Rede in tegenspraak komt met een woord, een voorschrift, een gebod uit dit oude en door kerk en traditie gewijde boek, dan verwerp ik dit zonder aarzeling. Het is een opmerkelijk, maar bij dieper inzicht, zeer begrijpelijk verschijnsel, dat juist op het gebied van den godsdienst d.i. dus dd&r, waar het in de eerste plaats aankomt op wereld- en levensbeschouwing, het meest gespeculeerd wordt op den kuddegeest en maar al te vaak die kuddegeest stelselmatig wordt bevor derd. Heel anders is het op het terrein der wetenschap. De wetenschappelijke voorganger vraagt noch eischt dat men de resultaten van zijn hersenarbeid zal aanvaar den. Hij deelt zijn resultaten eenvoudig mede en be schrijft den weg, langs welken hij daartoe is gekomen. Hij doet dit in 't volle besef dat, als deze resultaten in overeenstemming zijn met de waarheid, zij tot de menschen moeten doordringen en hij wil niets lie ver, dan dat hij nauwgezet wordt gecontroleerd. Bui tendien is elk eerlijk wetenschappelijk werker bereid zijn inzichten te wijzigen of desnoods geheel prijs te geven, wanneer hij blijkt een fout te hebben gemankt. Want één ding staat hem als het hoogste doel voor oogen: de waarheid! En wat zien wij op het gebied van den godsdienst? Daar worden bij voorkeur vaste en onaantastbare leerstellingen verkondigd. Deze worden reeds aan de jeugd ingeprent als d e waarheid, waaraan r.iet getwijfeld mag worden. En wij weten maar al te goed hoe moeilijk het is van de jeugdindrukken geheel los te komen. De jeugd kritiseert niet, kan nog niet zélf denken, leeft buitendien gaarne in de wereld van sproken en van verpersoonlijkte fantasiën. Het karak ter van bijna iedere kerk is, dat zij komt met de drieste bewering de eenig-ware wereld- en levensbeschouwing te verkondigen. Ik zeg met opzet b ij n a iedere kerk om verwarring te voorkomen. Er zijn echter ook genootschappen, die wel den »aam van kerk dragen, maar niettemin geen instemming met een oude ge loofsbelijdenis eischen. Daar is de naam gebleven, maar het eigenlijke wezen verloochend. Vanwege de echte kerken wordt gestreefd naar handhaving van de leer. Deze leer, gewoonlijk steu nend op een oeroude wereldbeschouwing, wordt met grooten ijver gepredikt door de kerkelijke autoritei ten, die maar al te graag spreken van de hun toever trouwde „kudde" en niets liever zien dat deze „kudde" volgzaam en gedwee zich neerlegt bij wat zij verkon digen. Ik noemde dit zooeven een zeer begrijpelijk ver schijnsel. Ik deed dat met opzet, want ik ben er zeer stellig van overtuigd, dat hier een mindenvaardig element aanwezig is. Wel hebben de kerken en ik denk hierbij aan de christelijke steeds beweerd, dat 't hun doel was de menschen te redden, te helpen, dat 't ging om het heil der zielen, maar als wij de praktijken der kerken in de geschiedenis leeren ken nen, dringt zich onweerstaanbaar de gedachte bij ons op, dat zij er heelemaal niet afkeerig van waren om de kudde te scheren en door deze kudde zich steeds meer macht en goud te veroveren. Kerkelijke heeren hebben in den loop der historie zich dikwijls meer met de politiek dan met den zielenood hunner schapen bemoeid. En zien wij niet thans nog, hoe kerkelijko groepen zich beijveren om hunne kudden bij elkaar te houden? Elk schaap gedwee schaap wel te ver staan! beteekent immers een stem. En in de po litiek heeft de stem van een schaap precies dezelfde waarde als de stem van een verstandig en zelfstandig mensch. Logisch gevolg is dat met 't oog daarop de kuddegeest wordt aangekweekt. Mevrouw, begrijpt u nu, waarom ik juist den kudde geest bestrijd? Maar er zijn ook goede herders, zegt u. Immers ik lees in uw brief den volgenden zin: „ik ben de mee- ning toegedaan, dat het héél goed is, dat er menschen zijn, die een kudde vormen met een karaktervollen herder, die het oprecht met zijn overtuiging meent". Ik geloof dat u zich hierin vergist. Iemand, die het oprecht met zijn overtuiging meent, spreekt haar uit, propageert haar omdat hij niet anders kan; hij zal echter nooit gesteld zijn op een kudde. Integendeel! Hij vraagt om mede-overtuigden, hij wil geen slaaf- schc navolgers, maar menschen, die door eigen den ken komen tot die inzichten, welke hem de juiste toeschijnen. Hij wenscht dus op redelijke gronden te 'overtuigen en niet op te leggen en in te prenten. Het is hem te doen om menschen, die zichzelf zijn. Maar zoo iemand kan men toch geen herder noemen; hij verdient den naam van voorganger, van propagandist, als ge dit woord verkiest. Gij zoudt hem ook zaaier kunnon hceten, want zijn arbeid komt overeen met dien van den akkerbouwer. Het zaad, dat hij uit strooit, zijn de ideeën, die voor hem tot opperste waar heid zijn geworden. En vol vertrouwen wacht hij af, dat dit zaad zal ontkiemen en vrucht dragen. Maar nooit, nooit zal hij willen zijn een heerscher, die zijn ideeën, zijn levens- en wereldbeschouwing oplegt Want hij weet te staan tegenover menschen; men schen, zooals hij zelf er een is, menschen derhalve, die tot geestelijke vrijheid zijn geroepen e*n het ver langen naar die vrijheid diep in zich ervaren. Een ander punt. U stelt mij de vraag of ik de leer van Darwin aanvaard en dus niet geloof dat God den mensch naar zijn beeld heeft geschapen. Inderdaad, mevrouw, ik aanvaard de hoofdge dachte van de leer van Darwin. Vindt u dat heel erg? En waarom? Ik weet dat er meer zijn, die evenals u, daar bezwaren tegen hebben. Zij vinden het geen prettige gedachte uit het dierenrijk te zijn opgekomen. Juist in den vorigen winter sprak ik over dit vraagstuk in Rotterdam en toen werd naar aanleiding van mijn betoog door iemand de opmer king gemaakt, dat hij toch maar liever vasthield aan het oude scheppingsverhaal en het een veel aange namer gedachte vond van Adam en Eva af te stam men dan zijn oorsprong te moeten zoeken in het die renrijk. En ik heb zelfs wel eens hoeren beweren, dat sommigen het griezelig vonden, dat zij apen als hun eerste voorouders zouden moeten beschouwen. Laten wij dit nu eens rustig boredeneeren. Er zijn dus twee opvattingen. Ten eerste: de mensch is in een tijd, die ver achter ons ligt Cge- taxeerd op millioen jaren) uit een lagere diersoort voortgekomen en heeft zich heel langzaam ontwik keld tot wat hij nu is. Deze opvatting berust op ern stige studie en zorgvuldig onderzoek van de resten, idio men van onze oervoorouders in verschillende aardlagen heeft aangetroffen. Ten tweede: de mensch is op een zeker oogenblik geschapen, om zoo te zeggen, kant en klaar op de aarde geplaatst. In Genesis I :27 lezen wij: „En God schiep den mensch naar Zijn beeld; naar het beeld van God schiep hij hem; man en vrouw schiep hij ze". En in Gen. II21 staat: „Toen deed de Heerc God een diepen slaap op Adam vallen en hij sliep; en Hij nam een van zijn ribben en sloot derzelver plaats toe met vleesch", waarop in vers 22 volgt: „En de Ileere God bouwde een ribbe, die Hij van Adam genomen had, tot eene vrouw en Hij bracht haar tot Adam." Wanneer wij deze twee opvattingen met elkaar vergelijken, is dan de eerste niet veel aannemelijker? Komt deze niet overeen met wat de feiten ons leeren, n.1. dat, hoe dieper wij in 't verleden door dringen, hoe minder de mensch ontwikkeld is? Is het buitendien niet verstandiger te luisteren naar wetenschappelijke onderzoekers dan maar als waarheid te aanvaarden wat ééns werd verkondigd door menschen, die nog kinderlijk dachten en niets konden weten van wat de wetenschap later zou ont dekken? En wij hebben goed te bedenken, dat hierbij geen aangenaam of prettig of griezelig vinden mag gelden, maar de allesbeheerschende vraag behoort te zijn: wat is de waarheid? Maar zelfs, wanneer wij het gevoel laten meespre ken, is er voor mij meer aantrekkelijks in de ge dachte, dat wij menschen langzamerhand uit den zuiveren dierstaat bezig zijn ons te ontworstelen om NU 'T WERKELIJK ZOMER GAAT WORDEN. van buitengewone kwaliteit Fotogr. Atelier ARPAD MOLDOVAN Nieuwe Niedorp gaandeweg tot een door den geest beheerscht leven te komen, dan in de gedachte dat een God den mensch naar Zijn beeld heeft geschapen. Daarin schuilt m.i. eigenlijk een beleediging van dien God! Had Hij het dan niet in zijn macht en was Hij het niet aan zijn eer verplicht iets volmaakts te schep pen? Maar dat heeft Hij gedaan, zeggen de geloovl- gen; de mensch is echter gevallen, misleid door een slang. Dan vergeten zij echter dat de volmaakte niet vallen kün. Want volmaakt zijn beteekent vrij zijn van al het verkeerde; dus ook van de neiging om Gode ongehoorzaam te zijn. Die geschiedenis van dien zondeval van Adam en Eva moest evenwel noodwen dig ontstaan, omdat men anders geen verklaring vond voor het feit, dat de beelddrager Gods tot al lerlei gemeenheid en slechtheid in staat bleek te zijn. Deze leer van den zondeval is m.i. allerverderfe- lijkst. Millioenen menschen heeft zij tot zedelijke impotentie vernederd door in hen den wil tot zede lijke zelfverheffing te breken. Zij heeft eeuwen aan een de menschen gesuggereerd, dat zij ellendige zon daren waren, tot niets goeds in staat. Zij heeft er toe medegewerkt de massa, de kudde te verslaven en te ontmenschen. Hoe oneindig veel hooger staat dan de opvatting dat de mensch niet is een zondaar, maar een nog onvolmaakt wezen, dat in zich heeft den drang om te stijgen, boven den dierstaat zich steeds meer te verheffen! Wie dit gelooft kan zich een strijder voe len. Voor hem heeft het excelsior een heerlijke, moed en vertrouwen schenkende beteekenis. Hij gaat niet door de wereld met het hoofd gebogen, omdat hij tot niets goeds in staat is; hij richt zich op met het fier bewustzijn dat hij een mensch is, geroepen om de groote idéé der evolutie mede te dienen; hij schouwt in de verten en ziet een ideaal en zijn diepste vreug de is, dit ideaal të benaderen. Hij weèt dat het para dijs niet achter hem ligt, maar vóór hem. Hij heeft zijn gulden droom van gerechtigheid en broederzin, die ééns de rampzalige wereld zullen herscheppen zóó dat er plaats zal zijn voor de vrije menschelijke persoonlijkheid. En in hem zal opbloeien de energie, de innerlijke kracht, die noodig is om den groei der menschheid te bevorderen. En in de ziel zijner me- demenschen zal hij wakker roepen het besef, dat wij eerst dan den naam van mensch mogen aanvaarden wanneer wij onze krachten, onze geestelijke krachten gebruiken om de redelijke en zedelijke wereldorde te scheppen. ASTOR. GEBRUIKTE AUTOMOBIELEN verkoopen wij onder GARANTIE en op PROEF Garage C. NIEUWLAND, BERGEN. Aangelegd door de N.S.B. Leerlingen, die hun leeraren moeten aanbrengen en bedreigingen tegenover politie agenten, die proces verbaal opmaken. Uit Amsterdam schrijft men: Dat het aanleggen van zwarte lijsten bij do NSB systeem is en dat de bekende circulaire niet zulk een onschuldig karakter had als men van nat. soc. zijde beweerd heeft, blijkt nog uit het volgende: In het Handelsblad schrijft do heer P. II. Walle, leeraar aan de tweede openbare handelsschool te Amsterdam, dat het vorige jaar ter kennis van do leeraren dier school is gebracht het uittreksel van een reglement van de N.S.B., officieel door den cel leider der school, leerling vijfde klasse, aan den di recteur te hand gesteld, en waarin voorkwam: 1. dat de N.S.B.-leden, leerlingen der school, ge houden zijn rapport uit te brengen omtrent de op vattingen en uitingen der leeraren, en wel aan den celleider; 2. dat leeraren, die blijk gegeven hebben de N.S.B.-denkbcelden niet genoeg te zijn toegedaan, over vier jaar termijn gesteld voor de zege viering van deze denkbeelden niet in hun positie gehandhaafd zullen kunnen blijven. Het Volk ontleent aan de Politiebode, het orgaan van den Algemeenen Bond van Politiepersoneel, dat tegenwoordig N.S.B.-ers, bij overtredingen van de motor- en rijwielwet, trachten de politicmannen te intimideeren door bet vertoonen van een lidmaat schapskaart van de partij, met do bedreiging dat hun naam op een door die partij anngolegd zwarte lijst zal worden geplaatst. Toen onlangs een agent een autobezitter verbaliseerde wegens het plaatsen van zijn auto in een loods. ondanks herhaaldo waarschuwing, voegde de fascist-autobezitter den agent toe. dat hij over een jaar in een concentratie kamp gehuisvest zou zijn. Het nummer van den agent schreef hij daarbij op. en bij voegde dezen nog toe, dat. er een zwarte lijst is aangelegd, waar op reeds vele namen van agenten voorkomen, en waaraan ook de zijne zou worden toegevoegd.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1934 | | pagina 1