rabantsche Brief Zaterdag 16 Juni 1934. SCHAGER COURANT. Vijfde blad. No. 9499 Een Huwelijk smuzmima aspibin Kring Barsingerhorn. Hoe waren de resultaten over 1933? Uit het door de heeren P. do Boer als directeur en Joh. de Veer, als secretaris-penningmeester uitge brachte jaarverslag over 1933 vermelden we het vol gende: Hearing van vee en vleesch. Het aantal bedrijfsslachtingcn van varkens ver minderde.' vergeleken bij 1932 en 1981. zeer sterk, nl. met 3540 en bedroeg in 1931 3175. in 1932 3016. in bet afgeloopen jaar 1933. Deze sterke daling zal wel kunnen worden toegeschreven aan de heffingen die op het geslachte varkensvleesch zijn gelegd. Kr werden 6S88 normale slachtingen verricht, ter wijl 3300 noodslachtingen zijn gekeurd. Ook nu weer nam het aantal slachtingen van runderen en nuch tere kalveren toe, dat der paarden af. In 85 gevallen vond bacteriologisch vlceschondcr- Zoek plaats, waarop 65 goedkeuringen volgden. Het aantal huisslachtingen bedroeg 53. Tuberculose is onderkend bij 207 runderen (ruim 25 5 graskalveren, 132 varkens (bijna 7 en 3 schapen. Het aantal open vormen (hoofdzakelijk longtuberculose) bedroeg: 91 runderen, 4 graskalve ren, 11 varkens en 1 schaap. Van de 91 open vormen bij runderen konden van 86 dieren dc eigenaars aan den inspecteur worden opgegeven. Dc winst van den keuringsdienst bedroeg f 1653.43, belangrijk lager dus dan in de voorafgaande jaren, toen was de winst in 1931 f2611.32, in 1932 f 2888.22. Een ge.volg van de vermindering van het aantal slachtingen. Het verlies van de noodslachtplaats is verminderd door het meerdere gebruik dat van deze inrichting wordt gemaakt. Het bedroeg f838.91 (in 1931 f 1517.43, in 1932 f 1048.07). Het verlies van de verwerkingsinrichting be droeg f 3191.48, terwijl door de buitengemeenten is bij gedragen f 1000 en door de aangesloten gemeenten 15102.77, zoodat het werkelijke verlies heeft bedra gen f 9594.25. In 1932 was het verlies f 10261.49, in 1931 1520653. De prijzen van meel en vet waren wederom zeer laag en het is geheel tengevolge van deze prijzen, dat de finantieele resultaten zoo geheel anders zijn, dan men bij den opzef had aangenomen. Door dc regcering wordt een onderzoek ingesteld naar de bestaansmogelijkheid van de destructorcn, ten einde na te gaan of deze prijzen moeten worden gesteund, l'it dit onderzoek zal blijken, dat die ge meentebesturen, welke gevolg hebben gegeven aan de voorschriften om te voorzien in destructie, nu be langrijke offers moeten brengen. Het verlies over den geheclen dienst bedraagt f2376.96, welk bedrag mag worden bijgeschreven, waardoor het totale verlies is gestegen tot f 7604.51 W. In 1935 moet een begin worden gemaakt om de verliezen in de vier volgende dienstjaren weg te werken. Aan keurloon en Invoerkeuring is ontvangen, ver deeld over do aangesloten gemeenten: Schapen f 3311.15 Barsingerhorn f 1862.10 Wieringerwaard f 697.85 Zij pc f 1960.20 Callantsoog f 412.10 St Maarten f 521.55 Oude Niedorp f 482.90 Nieuwe Niedorp f 571.15 Winkel f 1309.70 Invoer f 272.33 Totaal f 11401.08 Keurloon noodslachtplaats f 943,65 De noodslachtplaats. Van het totaal aantal noodslachtingen in den ge heclen kring, n.1. 3306 dieren, werden 2616 dieren in de centrale noodslachtplaats geslacht. In dc particuliere noodslachtplnatsen werden dus in 1933 nog 690 noodslachtingen gekeurd. FEUILLETON. DOOR ETHEL M. DELL. Vertaald door Dicky Wafelbakker. 53. HOOFDSTUK XI. De donkere nacht. Drie uur waren er verloopen sinds de laatste auto wegreed. Mountgravc Square was weer even rustig als gewoonlijk. Ergens in een der zijstraten zong een vrouw een oud liedje; haar stem was niet van ge voel ontbloot, en elk woord was duidelijk verstaan baar. „Na jaren van samenleving Na mooi en stormachtig weer Na reizen in verre landen Nu vele huwelijksjaren Vreemden altijd nog vreemden." In een donkere kamer met vensters welke uitzicht gaven op den tuin zat een man voor zijn bureau en luisterde naar dit bekende, oude lied. Voor hem op de schrijftafel lag een stapel documenten, die echter onaangeroerd was. Er heersc'nte een angstige stilte in het huis en door die stilte klonk de klagende stem der straatzangeres: „Moet het dan zoo voortgaan. Zullen we nooit hand in hand Oog in oog, ziel aan ziel staan? Moeten we voor eeuwig Vreemden vreemden blijven? De man in den stoel maakte een lichte beweging, zooals een patiënt kan doen die onder narcose was gebracht en bij de eerste aanraking van het scherpe doktersmes ineen lijkt te krimpen. De vrouw stond thans dicht hij het raam en ze be gon een tweede lied te zingen, een kerkgezang. „Voer ons voort, oh, vriendelijk licht. Voer ons voort. De nacht is donker, en ik ben ver .van huis. dat zijn de voortreffelijke eigenschappen van Uitsluitend verkrijgbaar In de oranje-bendbultjet ven 20 tebl. 70 cis. en oranjezakjes van 2 tabl. k 10 ets. Het aantal particuliere noodslachtplaatsen is nog 5. Deze slachtplaatsen bevinden zich te: Lutjewinkei, Schagcn, St. Maartensbrug, 't Zand en St. Maarten. Vooral to St. Maartensbrug worden nog vele nood slachtingen ter keuring aangeboden. Het aantal slachtingen in de Centrale noodslacht plaats is onder te verdcelen als volgt: 73 paaiden, 3S7 runderen, 122 kalveren, 383 nuchtere kalveren, 1125 varkens, 519 schapen en lamineren, 7 geiten. Het groote aantal noodslachting varkens is toe te schrijven aan de vele gevallen van pest (ruim 350). Het goedgekeurde en voorwaardelijk goedgekeurde vleesch van dc Centrale Noodslachtplaats wordt steeds voor goede prijzen verkocht. Aan de eigenaars van de ingebrachte goedgekeurde dieren word uitbetaald f5889.38. De verwerklngsinricbting. In 1933 is verwerkt het afgekeurde materiaal uit dc negen gemeenten van onzen Kring en uit de ge meenten Den Helder, Anna Paulowna en Wieringcn. Uit eigen Kring zijn verwerkt: 53 paarden, 326 runderen, 125 graskalvcrcn, 418 nuchtere kalveren, 1008 varkens, 563 schapen en 6 geiten. Bovendien is mede verwerkt alle afgekeurde organen en dee- len van dc bedrijfsslachtingen. Uit Den Helder (Koegras) zijn opgehaald 2 paar den, li» runderen en 101 kisten. (Een kist bevat pl.m. 300 K.G. materiaal.) Anna Paulowna heeft geleverd: 17 paarden, 18 run deren en 1 schaap, en Wieringcn: 1 paard, 23 run deren, 6 varkens, 1 kalf en 5 schapen. Uit «Ie Wieringermeer zijn gehaald: 11 paarden en 25 runderen. In 't geheel is verwerkt pl.m. 235000 K.G. mate riaal, waaruit is verkregen 19150 K.G. diermeel en 23097 K.G. vet. De opbrengst'van het meel heeft bedragen f 1698.50, die van het vet f2576.58. Door de Crisis Rundvee Centrale zijn in 1933 naar de inrichting te Schagen 70 runderen verzonden om te worden gedestrueerd. Deze dieren waren zonder uitzondering zeer mager en vlecschloos. Als verwer kingsmateriaal waren deze runderen zeer ongunstig: leverden pl.m. 6 vet en diermeel met zoo'n hoog gehalte aan aschhestanddeelen (ruim 24 dat meel verkregen uit materiaal waarbij vele van deze run deren waren mede-verwerkt, niet aan de algemeene handelsvoonvaarden kon voldoen. Dc runderen van de Crisis Rundvee Centrale zijn gedeeltelijk uitge beend en verwerkt deels tot diermeel, deels tot been dermeel. UT venhout, 12 Juni 1934. Mcnicr, Verlejen week was d'n Blauwe even bij me 's .Avonds, 't was 'nen schoonen zomeravond, we hadden gehooid op den dag, kwam ie op de fiets aan- gerejen. „Hoe later op den avond hoe schooner volk", spotte Trui. „Zoow is 't", zee d'n Tiest: „navond samen." „Hce Aantje oew dc bed stee uitgegooid, Tiest?" vroeg ik. „Kek zee-t-ie: „ge raai 't sjuust; en 'k had 't nog wel stiekum willen hou wen!" Hij trok daarbij 'n bakkes, of 't waar was, waarop Trui schold: ,,'t mcnschkc kost zeker nie slapen met zo nen vuurtoren naast 'r!" „Mis", zee d'n Blaauwe: „Aant is mesjokken van m'n rooie krullen, zc kan cr gewoon niet afblijven, maar 'k heb heel den dag tusschen de verkens geze ten, en die lucht lec wa zwaar op d'r maag!" „Maar alle gekheid op 'n stokske, Tiest, is er wa bezonders?" vroeg ik. „Ja", zee-t-ie: ,,'t konijntje hce gejongd!" Da wou zeggen: Trui hee-t-er niks mee te maken. ,,'k Wil zoowlaank wel weggaan, horre", zee Trui 'n bietje vuil: „ik wóón hier maar, meer nie." Toen ging d'n Blaauwe op z'n hukken naast me zitten. „Ga zitten Blaauwe; da kon 'k wel doen, Blaauwe; bcdaankt Blaauwe"; zoo kletsende ging ie zitten, op 't stoepkc. „Lekker zachte steentjes hebben jullie", prees ie; „jammer dat er zukke valsche vou wen van in oew achterwerk komen!" Trui schoot in den lach, ging naar binnen om 'n stoeltje, tc halen, veur 'm. ,,'t Kruske is klaar", fluisterde d'n Tiest gaauw. ,,'k Heb 't bij me. D'n Joep hee z'n ctwieke geleend. Net echt!" „Ilicr is oewen stoel en wa zal Uwcc gebruiken?" presenteerde Trui: ,,'n kouw krukskc bruin?" D'n Blaauwe kraffelde omhoog. „Trui as hij cr nie bij was, dan pakte-n-ik oew 's vast", zee d'n Tiest. „Ge zijt 'n wijf uit duuzendent" „Veur d'n pils zekers?" vroeg Trui. „Ja, nie veur oewen knevel", zee d'n Tiest. En zoo, amico, ging d'n spot en de plagerij geregeld overentweer. Ok dn' Tiest had gehooid. Wc hadden onzen dag dus allebei goed besteed en dan is d'n mensch des avonds 't beste te spreken. Veur z'n eigen en veur 'n aanderl Leid ons verder. Leid Gij mijn schreden: ik vraag niet ver vooruit te mogen zien; schrede voor schrede is genoeg. En toen verhief de man voor het. bureau zich eens klaps in zijn volle lengte en duwde met zijn eene hand het raam open. Dc andere stak hij in zijn zak en haalde er daarna geld uit. Hij vond een geldstuk en wierp dat vlak voor de voeten van de zangeres. „Ga weg. Ga in Godsnaam weg", riep hij uit. pc vrouw zweeg en raapte het geldstuk op. Ze wilde den gever bedanken, doch het raam was al gesloten. ...Op dat oogenblik reed een taxi den hoek van dc straat om en juist was zc aan een nieuw gezang begonnen. Het deurtje van de taxi werd opengemaakt. De man dio er in was gezeten wendde zich tot den chauffeur. „Wacht hier op me. Misschien blijf ik een poos weg, misschien ook niet. In elk geval rijd ik naar de Bcgency terug." „Ik zal wachten, mijnheer", antwoordde de chauf feur. ...Twintig minuten later klopte Wilson aan de deur van de bibliotheek. „Neemt U me niet kwalijk dat ik U stoor, Sir Everard", begon hij. „Daar is een heer Majoor Morven die U graag even wilde spreken." „Mij spreken?" vroeg Sir Everard. „Draai het licht op, Wilson, en sluit de gordijnen." Wilson deed dit en het viel hem op dat er een eigenaardige uitdrukking in de oogen van zijn mees ter lag. Het leek wei alsof hij hem eigenlijk in het geheel niet zag. „Zal ik mijnheer binnen laten komen, Sir Eeverard?" Zijn meester staarde nog in dezelfde richting als even van te voren. „Laat mijnheer boven", zei hij langzaam. Even later verscheen dc slanke, lichtelijke gebo gen man met het staalgrijze haar, wiens verschij ning dien middag zulk een opzien had verwekt. De deur sloot zich achter hem: zo-waren alleen. „Neemt U plaats" verzocht Sir Everard. Eric ging bij het haardvuur zitten en de scherpe lijnen om zijn mond leken in die oogenblikken dieper dan ooit. „Ja, ik wilde graag even met U praten, en ik ben U zeer dankbaar me nog te hebben willen ontvan gen." „Ik veronderstel dat U me iets had tc zeggen," zei de rechter uiterlijk volmaakt kalm. „Ja, dat. heb ik. Ik ben tot de conclusie gekomen dat er niets anders tc doen valt." „Wat bedoelt U?" Eric staarde droomerig in de verte. En daarna zei hij langzaam en duidelijk verstaanbaar: „U deed .vanmiddag iets wat geen ander U had nagedaan.... iets wat niet van U verwacht had kunnen worden. En daarom ben ik hierheen gekomen." „Ja?" Hij keek zijn bezoeker thans onderzoekend aan... op dezelfde wijze zooals hij gevangenen placht aan te zien dio door hem moesten worden verhoord. En Eric zag hem recht in de oogen. „Indien ik geweten had dat U een dergelijke hou ding zoudt aannemen, dan had ik liet niet in mijn hoofd gekregen dien dag bij U te komen. Maar ik wist niet dat U cr van op de hoogte was dat er tus schen Uw vrouw en mij... vriendschapshanden be stonden." „Dat veronderstel ik", zei Sir Everard. „U drukte zich op dezelfde wijze uit als ik onder de gegeven omstandigheden gedaan zou hebben. Ik wilde nu gaarne van LT weten hoe U den juisten toe stand zoo volkomen begreep?" „Is dat van eenig belang?" vroeg Sir Everard. „Voor mij wel", antwoordde Eric. „Uw vrouw is onbeschrijflijk goed voor me gewest. Ik vermoed dat dit feit ten volle tot U doordringt. Niettemin geloof ik niet dat U dc bewuste inlichtingen van haar kreeg. Is het wel?" Sir Everard antwoordde niet onmiddellijk. Hij nam zijn bezoeker met een kille uitdrukking in zijn oogen op. Tenslotte zei hij: „Ik weet niet waar U heen wilt. Er bestaat gee- nerici motief U de waarheid te verbloemen. Z ij deed dit niet. Voor zoover ik me kan herinneren heeft ze zelfs nimmer over Uw bestaan tegenover mij gerept." „Ik begrijp bet", zei Eric. Met een zekere krachts inspanning richtte hij zich op. „Baronford heeft U dus alles verteld. Maar hij stelde de zaak op een andere manier voor dan U dit deed. Ik zag duidelijk aan dc uitdrukking van zijn gezicht wat hij van plan was tc doen. Mag ik aannemen dat U hem niet geloofde?" „Nee", zei sir Everard. Hij had zich niet bewogen in zijn stool; zijn blikken waren niet afgedwaald, en toch was het duidelijk merkbaar, dat er een storm in zijn binnenste moest woeden. „Baronford vertelde me niet alles. Indien ik hem daartoe dc gelegenheid had geboden, zou ik zonder twijfel meer weten. Maar op zijn openbaringen voor zoover hiervan sprake kan zijn die vrij positief waren, wensch ik niet verder in te gaan. De waarheid is dat ik voldoende van dc zaak af wist." „F.n... mag ik U vragen, wét U dan bekend was?" Hij sprak langzaam en bedaard, alsof hij plotseling ontdekt had dat. er slechts één manier bestond om deze zaak tot een einde te brengen. „Ts dat bepaald noodig?" vroeg Sir Everard. „Dat is liet zeer zeker. Ziet U da» zelf niet in? U achtte het vanmiddag Uw plicht Uw vrouw voor kwaadsprekerij tc beschermen, klaarblijkelijk tegen D'n Blaauwe schonk in, hield 't glas teugen de rosse avondlucht en 't was sjuust, of ie 'n stuk van de weggegloeide avondzon in z'n haand hield. Gesmolten goud stond te drillen in z'n glas. „Eèn zo'n glas, da's oew eigen pesten", zee-t-ie; en rap schonk ie weer vol. „Trui, da voel ik loopen tot 't end, daarveur al leen zouw ik 'nen heclen dag, op 't raandje van 'n zonnesteek willen hooien in 'n hitte, da-d-et bloed veur m'n oogen komt te staan!" ,,'t Was werm Tiest!" „Kollesaal!" Éfkens peinsden wc weg in de gloeiing van d'n ender, naar 't zonneke dat ons op den dag zoow te grazen had genomen, Stillekens zogen we d'n avond op. Den deemster kwam over de velden rollen, 't Wier kil. 't Maantje hong schuin boven de bosschen. De leste plekskes licht wieren gevangen op de blommenpla- katen van 'nen struischcn vlierboom. 'Nen mearel zat tc zingen zoo schoon dat de rollers overoewen rug schenen te titsen. „Mja", zee d'n Tiest. „Mja", zee ik. „Me zullen 's naar binnen gaan", zee Trui. „Dan stap ik 's naar m'n wefke", sprak d'n Blaau we: „ze zou kouwe voeten krijgen, zoow alleenl" „Ochérm", zee Trui. „Sloppèl menschcn!" „Sloppèl Blaauwe, wenschten wij. ,Trui verstaampte-n-'t van de week om ons efkens alleen te laten", zee d'n Tiest Zondagmiddag in „de Gouwen Koei", „maar hier is 't, Dré." D'n Joost en d'n Joep kwamen over 't tafeltje han gen, om ok d'n Tiest z'n knutselwerk te bekijken. ,,'t Is karjuu nog schonder, dan m'n kruske", viel d'n Joep uit. ,,'k Heb daarveur nog al last g'ad, mee da lintje", lec d'n Tiest uit. „Op 't durp was gin oraanje te krijgen op d'n oogenblik en 'k ben er ampart veur naar dc stad gc- wiest, om 'n stukske van tien centimeters op den kop te tikken, 't Moest moiré zijn, ziede, net as aan 't kruske van d'n Joep." Daar lag 't nouw, 't eigengemoktc mobilisatiekruske veur d'n Fielp! D'n Joep z'nen bewonderenden uit val, was do keur op d'n Tiest z'n werk. „Hoe hedde da tin zoo zulverblaank gekregen, Blaauwe?" „Nen avond op geschuurd" zee-t-ic: „met zaand en krijt" Ineens viel er 'nen kollesalen schaduw op 't ta feltje. Wc keken alle vier gelijk op. Jawel t Daar stond me dieën paasch-os van 'nen bakker over 't horreke naar binnen te gluren. Klap! dicht 't étwieke in d'n Blaauwe z'n broekzak. „Jullie zwijgen, horre!" zee-t-ie nog gaauw. „Nouw za 'k 'm d'r ok in laten tippelen, da nuuwsgierig stuk vleesch, da ine z'n rondjes nie aangedronken krij gen!" En toen, verontwèrdigd bekaanst: „is ie nou effekes bed Maar toen stond d'n Fielp al binnen, 'n Bietje wit van de zenuwen Maar vriendelijk! Vriendelijk! We hadden mee glaans alle vier 'nen reksdaalder van 'ra kunnen leenen. „Ik zeg, 'nen goeien middag, mannen", zoo groettc- n-ie. Alles zweeg. Sjuust as d'n Blaauwe gezeed had. „Gij mot nie bij dc menschen binnenloercn", zee d'n Tiest vuil: „wij hebben hier aan éénen Sjerlok Hol mes genogt op 't durp." „Zijn er dan soms geheimen?" vroeg den Fielp slim. „Geheimen, geheimen", zee d'n Blaauwe: „gehei men óóóch!" D'n Fielp blónk; „Jaja", zce-tie, as 'nen goeiieen pa: „jajai d'n veurzitter wordt ieveraans maar buitenec- houwen, teugeswoorig! Maar ollee, wa zullen me drinken, jongens?" „Daar ga-g-et nouw nie om", zee die Blaauwe haai! „Gij denkt alles maar mee 'n stuk of vijf, zes, zouven rondjes goed te maken! Neeë, Fielp, zeg nouw zelf De vrouw, die alles opgevangen had, die wijven- oorkes amico, die wijvenoorkese datfr hebben tien kearels genogt aan! maar Kee dan, stond al aan ons tafeltje, te wachten op d'n bakker z'n bestelling. Uw eigen overtuiging in. En thans is het mijn plicht haar te verdedigen. Was het echter inderdaad te gen Uw overtuiging in? Ik wilde dat graag we ten." „Waarom?" Eric maakte een ongeduldig gebaar met zijn eenen voet, alsof hij op den grond had gestampt, indien hij daarvoor de krachten had bezeten. „Omdat er lag een grimmige klank in zijn stem „omdat haar geluk me heel na aan het hart ligt, en daarom is het noodig dat U de waarheid weet." „Waarom zou dat noodig wezen?" Sir Everard nam den ander met een kille uitdrukking in zijn oogen op, en zijn lippen trokken zich vast tezamen. Eric stond op en leunde tegen het bureau aan. „Luister goed naar me." bracht hij uit. „Wat denkt U dat ik er mee zou bereiken door U voor te liegen? Ik veronderstel dat U heel wat karakters hebt kun nen ontleden in het gerechtshof. Wek ik bij U den indruk een leugenaar te zijn?" „Nee," zei Sir Everard op denzelfden koelen toon. „Evenmin als ik het tot gewoonte neem leugens uit te spreken." „Ah." Er kwam een blik van triomf in Eric's oogen „U sprak dus tegen Uw overtuiging in. Dat voelde en begreep ik. U nam de partij voor haar op omdat U haar niet in Uw tegenwoordigheid door een paar kwaadsprekers door het slijk wilde zien halen. Ik kwam daar om dezelfde reden doch ik zou haar vërdedigd hebben om andere dingen. En nu ben ik hier om Li er op opmerkzaam te maken dat U do volle waarheid sprak. Ik kan er niets mee bereiken vermoedelijk verlies ik er zelfs het noodige mee" er lag een cynische uitdrukking in zijn oogen „omdat ik eens een zekere plaats in haar bestaan innam al was het dan ook maar een tweede plaats. Dit alles is echter al jaren voorbij. Ik bracht haar in de verleiding; ik deed mijn uiterste best haar U tc ontnemen. Bijna slaagde ik... doch nooit geheel. De goede God moge weten, waarom ze door alles heen van U bleef houden, maar zoo is het nu een maal. U was mc mijlen en mijlen voor hoewel het U niets kon schelen." Hij hield op en haalde even diep adem. Er was thans een blik van eindeloos verdriet in zijn oogen. En de man tegenover hem aan het bureau bewoog zich tenslotte. Hij boog zich diep voorover in zijn stoel, ofschoon zijn gezicht nog aan een masker deed denken. „Wellicht sprak U zelfs de volle waarheid niet. Daarom gaat het nu evenwel niet. U is zonder twij fel hierheen gekomen om mc iets te vertellen wat ik tot nu toe niet heb mogen weten. Ik wil U volstrekt niet te zeer haasten, maar ik zou er nu toch graag van op de hoogte willen zijn." „Ja, ik zal U alles bekennen", zei Eric met een zucht van verlichting. „Ze had het U jaren geleden

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1934 | | pagina 17