rabantsche
Brief
Zaterdag 16 Juni 1934.
SCHAGER COURANT.
Vijfde blad. No. 9499
Een Huwelijk
smuzmima
aspibin
Kring Barsingerhorn.
Hoe waren de resultaten over 1933?
Uit het door de heeren P. do Boer als directeur en
Joh. de Veer, als secretaris-penningmeester uitge
brachte jaarverslag over 1933 vermelden we het vol
gende:
Hearing van vee en vleesch.
Het aantal bedrijfsslachtingcn van varkens ver
minderde.' vergeleken bij 1932 en 1981. zeer sterk, nl.
met 3540 en bedroeg in 1931 3175. in 1932 3016.
in bet afgeloopen jaar 1933. Deze sterke daling zal
wel kunnen worden toegeschreven aan de heffingen
die op het geslachte varkensvleesch zijn gelegd.
Kr werden 6S88 normale slachtingen verricht, ter
wijl 3300 noodslachtingen zijn gekeurd. Ook nu weer
nam het aantal slachtingen van runderen en nuch
tere kalveren toe, dat der paarden af.
In 85 gevallen vond bacteriologisch vlceschondcr-
Zoek plaats, waarop 65 goedkeuringen volgden.
Het aantal huisslachtingen bedroeg 53.
Tuberculose is onderkend bij 207 runderen (ruim
25 5 graskalveren, 132 varkens (bijna 7 en
3 schapen. Het aantal open vormen (hoofdzakelijk
longtuberculose) bedroeg: 91 runderen, 4 graskalve
ren, 11 varkens en 1 schaap. Van de 91 open vormen
bij runderen konden van 86 dieren dc eigenaars aan
den inspecteur worden opgegeven.
Dc winst van den keuringsdienst bedroeg f 1653.43,
belangrijk lager dus dan in de voorafgaande jaren,
toen was de winst in 1931 f2611.32, in 1932 f 2888.22.
Een ge.volg van de vermindering van het aantal
slachtingen.
Het verlies van de noodslachtplaats is verminderd
door het meerdere gebruik dat van deze inrichting
wordt gemaakt. Het bedroeg f838.91 (in 1931 f 1517.43,
in 1932 f 1048.07).
Het verlies van de verwerkingsinrichting be
droeg f 3191.48, terwijl door de buitengemeenten is bij
gedragen f 1000 en door de aangesloten gemeenten
15102.77, zoodat het werkelijke verlies heeft bedra
gen f 9594.25. In 1932 was het verlies f 10261.49, in 1931
1520653.
De prijzen van meel en vet waren wederom zeer
laag en het is geheel tengevolge van deze prijzen,
dat de finantieele resultaten zoo geheel anders zijn,
dan men bij den opzef had aangenomen.
Door dc regcering wordt een onderzoek ingesteld
naar de bestaansmogelijkheid van de destructorcn,
ten einde na te gaan of deze prijzen moeten worden
gesteund, l'it dit onderzoek zal blijken, dat die ge
meentebesturen, welke gevolg hebben gegeven aan
de voorschriften om te voorzien in destructie, nu be
langrijke offers moeten brengen.
Het verlies over den geheclen dienst bedraagt
f2376.96, welk bedrag mag worden bijgeschreven,
waardoor het totale verlies is gestegen tot f 7604.51 W.
In 1935 moet een begin worden gemaakt om de
verliezen in de vier volgende dienstjaren weg te
werken.
Aan keurloon en Invoerkeuring is ontvangen, ver
deeld over do aangesloten gemeenten:
Schapen
f
3311.15
Barsingerhorn
f
1862.10
Wieringerwaard
f
697.85
Zij pc
f
1960.20
Callantsoog
f
412.10
St Maarten
f
521.55
Oude Niedorp
f
482.90
Nieuwe Niedorp
f
571.15
Winkel
f
1309.70
Invoer
f
272.33
Totaal
f 11401.08
Keurloon noodslachtplaats
f
943,65
De noodslachtplaats.
Van het totaal aantal noodslachtingen in den ge
heclen kring, n.1. 3306 dieren, werden 2616 dieren in
de centrale noodslachtplaats geslacht.
In dc particuliere noodslachtplnatsen werden dus in
1933 nog 690 noodslachtingen gekeurd.
FEUILLETON.
DOOR
ETHEL M. DELL.
Vertaald door Dicky Wafelbakker.
53.
HOOFDSTUK XI.
De donkere nacht.
Drie uur waren er verloopen sinds de laatste auto
wegreed. Mountgravc Square was weer even rustig als
gewoonlijk. Ergens in een der zijstraten zong een
vrouw een oud liedje; haar stem was niet van ge
voel ontbloot, en elk woord was duidelijk verstaan
baar.
„Na jaren van samenleving
Na mooi en stormachtig weer
Na reizen in verre landen
Nu vele huwelijksjaren
Vreemden altijd nog vreemden."
In een donkere kamer met vensters welke uitzicht
gaven op den tuin zat een man voor zijn bureau en
luisterde naar dit bekende, oude lied. Voor hem op
de schrijftafel lag een stapel documenten, die echter
onaangeroerd was. Er heersc'nte een angstige stilte in
het huis en door die stilte klonk de klagende stem
der straatzangeres:
„Moet het dan zoo voortgaan.
Zullen we nooit hand in hand
Oog in oog, ziel aan ziel staan?
Moeten we voor eeuwig
Vreemden vreemden blijven?
De man in den stoel maakte een lichte beweging,
zooals een patiënt kan doen die onder narcose was
gebracht en bij de eerste aanraking van het scherpe
doktersmes ineen lijkt te krimpen.
De vrouw stond thans dicht hij het raam en ze be
gon een tweede lied te zingen, een kerkgezang.
„Voer ons voort, oh, vriendelijk licht.
Voer ons voort.
De nacht is donker, en ik ben ver .van huis.
dat zijn de voortreffelijke
eigenschappen van
Uitsluitend verkrijgbaar In de oranje-bendbultjet ven
20 tebl. 70 cis. en oranjezakjes van 2 tabl. k 10 ets.
Het aantal particuliere noodslachtplaatsen is nog
5. Deze slachtplaatsen bevinden zich te: Lutjewinkei,
Schagcn, St. Maartensbrug, 't Zand en St. Maarten.
Vooral to St. Maartensbrug worden nog vele nood
slachtingen ter keuring aangeboden.
Het aantal slachtingen in de Centrale noodslacht
plaats is onder te verdcelen als volgt: 73 paaiden,
3S7 runderen, 122 kalveren, 383 nuchtere kalveren,
1125 varkens, 519 schapen en lamineren, 7 geiten.
Het groote aantal noodslachting varkens is toe te
schrijven aan de vele gevallen van pest (ruim 350).
Het goedgekeurde en voorwaardelijk goedgekeurde
vleesch van dc Centrale Noodslachtplaats wordt
steeds voor goede prijzen verkocht.
Aan de eigenaars van de ingebrachte goedgekeurde
dieren word uitbetaald f5889.38.
De verwerklngsinricbting.
In 1933 is verwerkt het afgekeurde materiaal uit
dc negen gemeenten van onzen Kring en uit de ge
meenten Den Helder, Anna Paulowna en Wieringcn.
Uit eigen Kring zijn verwerkt: 53 paarden, 326
runderen, 125 graskalvcrcn, 418 nuchtere kalveren,
1008 varkens, 563 schapen en 6 geiten. Bovendien
is mede verwerkt alle afgekeurde organen en dee-
len van dc bedrijfsslachtingen.
Uit Den Helder (Koegras) zijn opgehaald 2 paar
den, li» runderen en 101 kisten. (Een kist bevat pl.m.
300 K.G. materiaal.)
Anna Paulowna heeft geleverd: 17 paarden, 18 run
deren en 1 schaap, en Wieringcn: 1 paard, 23 run
deren, 6 varkens, 1 kalf en 5 schapen.
Uit «Ie Wieringermeer zijn gehaald: 11 paarden en
25 runderen.
In 't geheel is verwerkt pl.m. 235000 K.G. mate
riaal, waaruit is verkregen 19150 K.G. diermeel en
23097 K.G. vet.
De opbrengst'van het meel heeft bedragen f 1698.50,
die van het vet f2576.58.
Door de Crisis Rundvee Centrale zijn in 1933 naar
de inrichting te Schagen 70 runderen verzonden om
te worden gedestrueerd. Deze dieren waren zonder
uitzondering zeer mager en vlecschloos. Als verwer
kingsmateriaal waren deze runderen zeer ongunstig:
leverden pl.m. 6 vet en diermeel met zoo'n hoog
gehalte aan aschhestanddeelen (ruim 24 dat meel
verkregen uit materiaal waarbij vele van deze run
deren waren mede-verwerkt, niet aan de algemeene
handelsvoonvaarden kon voldoen. Dc runderen van
de Crisis Rundvee Centrale zijn gedeeltelijk uitge
beend en verwerkt deels tot diermeel, deels tot been
dermeel.
UT venhout, 12 Juni 1934.
Mcnicr,
Verlejen week was d'n
Blauwe even bij me
's .Avonds, 't was 'nen
schoonen zomeravond, we
hadden gehooid op den dag,
kwam ie op de fiets aan-
gerejen.
„Hoe later op den avond
hoe schooner volk", spotte
Trui.
„Zoow is 't", zee d'n
Tiest: „navond samen."
„Hce Aantje oew dc bed
stee uitgegooid, Tiest?"
vroeg ik.
„Kek zee-t-ie: „ge raai
't sjuust; en 'k had 't nog wel stiekum willen hou
wen!"
Hij trok daarbij 'n bakkes, of 't waar was, waarop
Trui schold: ,,'t mcnschkc kost zeker nie slapen met
zo nen vuurtoren naast 'r!"
„Mis", zee d'n Blaauwe: „Aant is mesjokken van
m'n rooie krullen, zc kan cr gewoon niet afblijven,
maar 'k heb heel den dag tusschen de verkens geze
ten, en die lucht lec wa zwaar op d'r maag!"
„Maar alle gekheid op 'n stokske, Tiest, is er wa
bezonders?" vroeg ik.
„Ja", zee-t-ie: ,,'t konijntje hce gejongd!"
Da wou zeggen: Trui hee-t-er niks mee te maken.
,,'k Wil zoowlaank wel weggaan, horre", zee Trui
'n bietje vuil: „ik wóón hier maar, meer nie."
Toen ging d'n Blaauwe op z'n hukken naast me
zitten. „Ga zitten Blaauwe; da kon 'k wel doen,
Blaauwe; bcdaankt Blaauwe"; zoo kletsende ging ie
zitten, op 't stoepkc. „Lekker zachte steentjes hebben
jullie", prees ie; „jammer dat er zukke valsche vou
wen van in oew achterwerk komen!"
Trui schoot in den lach, ging naar binnen om 'n
stoeltje, tc halen, veur 'm.
,,'t Kruske is klaar", fluisterde d'n Tiest gaauw.
,,'k Heb 't bij me. D'n Joep hee z'n ctwieke geleend.
Net echt!"
„Ilicr is oewen stoel en wa zal Uwcc gebruiken?"
presenteerde Trui: ,,'n kouw krukskc bruin?"
D'n Blaauwe kraffelde omhoog. „Trui as hij cr nie
bij was, dan pakte-n-ik oew 's vast", zee d'n Tiest.
„Ge zijt 'n wijf uit duuzendent"
„Veur d'n pils zekers?" vroeg Trui.
„Ja, nie veur oewen knevel", zee d'n Tiest.
En zoo, amico, ging d'n spot en de plagerij geregeld
overentweer.
Ok dn' Tiest had gehooid. Wc hadden onzen dag
dus allebei goed besteed en dan is d'n mensch des
avonds 't beste te spreken. Veur z'n eigen en veur
'n aanderl
Leid ons verder.
Leid Gij mijn schreden: ik vraag niet ver vooruit
te mogen zien; schrede voor schrede is genoeg.
En toen verhief de man voor het. bureau zich eens
klaps in zijn volle lengte en duwde met zijn eene
hand het raam open. Dc andere stak hij in zijn zak
en haalde er daarna geld uit. Hij vond een geldstuk
en wierp dat vlak voor de voeten van de zangeres.
„Ga weg. Ga in Godsnaam weg", riep hij uit.
pc vrouw zweeg en raapte het geldstuk op. Ze
wilde den gever bedanken, doch het raam was al
gesloten.
...Op dat oogenblik reed een taxi den hoek van
dc straat om en juist was zc aan een nieuw gezang
begonnen.
Het deurtje van de taxi werd opengemaakt. De
man dio er in was gezeten wendde zich tot den
chauffeur.
„Wacht hier op me. Misschien blijf ik een poos
weg, misschien ook niet. In elk geval rijd ik naar
de Bcgency terug."
„Ik zal wachten, mijnheer", antwoordde de chauf
feur.
...Twintig minuten later klopte Wilson aan de
deur van de bibliotheek.
„Neemt U me niet kwalijk dat ik U stoor, Sir
Everard", begon hij. „Daar is een heer Majoor
Morven die U graag even wilde spreken."
„Mij spreken?" vroeg Sir Everard. „Draai het licht
op, Wilson, en sluit de gordijnen."
Wilson deed dit en het viel hem op dat er een
eigenaardige uitdrukking in de oogen van zijn mees
ter lag. Het leek wei alsof hij hem eigenlijk in het
geheel niet zag.
„Zal ik mijnheer binnen laten komen, Sir Eeverard?"
Zijn meester staarde nog in dezelfde richting als
even van te voren.
„Laat mijnheer boven", zei hij langzaam.
Even later verscheen dc slanke, lichtelijke gebo
gen man met het staalgrijze haar, wiens verschij
ning dien middag zulk een opzien had verwekt. De
deur sloot zich achter hem: zo-waren alleen.
„Neemt U plaats" verzocht Sir Everard. Eric ging
bij het haardvuur zitten en de scherpe lijnen om zijn
mond leken in die oogenblikken dieper dan ooit.
„Ja, ik wilde graag even met U praten, en ik ben
U zeer dankbaar me nog te hebben willen ontvan
gen."
„Ik veronderstel dat U me iets had tc zeggen," zei
de rechter uiterlijk volmaakt kalm.
„Ja, dat. heb ik. Ik ben tot de conclusie gekomen
dat er niets anders tc doen valt."
„Wat bedoelt U?"
Eric staarde droomerig in de verte. En daarna zei
hij langzaam en duidelijk verstaanbaar: „U deed
.vanmiddag iets wat geen ander U had nagedaan....
iets wat niet van U verwacht had kunnen worden.
En daarom ben ik hierheen gekomen."
„Ja?"
Hij keek zijn bezoeker thans onderzoekend aan...
op dezelfde wijze zooals hij gevangenen placht aan
te zien dio door hem moesten worden verhoord.
En Eric zag hem recht in de oogen.
„Indien ik geweten had dat U een dergelijke hou
ding zoudt aannemen, dan had ik liet niet in mijn
hoofd gekregen dien dag bij U te komen. Maar ik
wist niet dat U cr van op de hoogte was dat er tus
schen Uw vrouw en mij... vriendschapshanden be
stonden."
„Dat veronderstel ik", zei Sir Everard.
„U drukte zich op dezelfde wijze uit als ik onder
de gegeven omstandigheden gedaan zou hebben. Ik
wilde nu gaarne van LT weten hoe U den juisten toe
stand zoo volkomen begreep?"
„Is dat van eenig belang?" vroeg Sir Everard.
„Voor mij wel", antwoordde Eric. „Uw vrouw is
onbeschrijflijk goed voor me gewest. Ik vermoed dat
dit feit ten volle tot U doordringt. Niettemin geloof
ik niet dat U dc bewuste inlichtingen van haar
kreeg. Is het wel?"
Sir Everard antwoordde niet onmiddellijk. Hij
nam zijn bezoeker met een kille uitdrukking in zijn
oogen op. Tenslotte zei hij:
„Ik weet niet waar U heen wilt. Er bestaat gee-
nerici motief U de waarheid te verbloemen. Z ij
deed dit niet. Voor zoover ik me kan herinneren
heeft ze zelfs nimmer over Uw bestaan tegenover
mij gerept."
„Ik begrijp bet", zei Eric. Met een zekere krachts
inspanning richtte hij zich op. „Baronford heeft U
dus alles verteld. Maar hij stelde de zaak op een
andere manier voor dan U dit deed. Ik zag duidelijk
aan dc uitdrukking van zijn gezicht wat hij van
plan was tc doen. Mag ik aannemen dat U hem niet
geloofde?"
„Nee", zei sir Everard. Hij had zich niet bewogen
in zijn stool; zijn blikken waren niet afgedwaald, en
toch was het duidelijk merkbaar, dat er een storm
in zijn binnenste moest woeden.
„Baronford vertelde me niet alles. Indien ik hem
daartoe dc gelegenheid had geboden, zou ik zonder
twijfel meer weten. Maar op zijn openbaringen
voor zoover hiervan sprake kan zijn die vrij
positief waren, wensch ik niet verder in te gaan. De
waarheid is dat ik voldoende van dc zaak af wist."
„F.n... mag ik U vragen, wét U dan bekend was?"
Hij sprak langzaam en bedaard, alsof hij plotseling
ontdekt had dat. er slechts één manier bestond om
deze zaak tot een einde te brengen.
„Ts dat bepaald noodig?" vroeg Sir Everard.
„Dat is liet zeer zeker. Ziet U da» zelf niet in? U
achtte het vanmiddag Uw plicht Uw vrouw voor
kwaadsprekerij tc beschermen, klaarblijkelijk tegen
D'n Blaauwe schonk in, hield 't glas teugen de
rosse avondlucht en 't was sjuust, of ie 'n stuk van
de weggegloeide avondzon in z'n haand hield.
Gesmolten goud stond te drillen in z'n glas.
„Eèn zo'n glas, da's oew eigen pesten", zee-t-ie;
en rap schonk ie weer vol.
„Trui, da voel ik loopen tot 't end, daarveur al
leen zouw ik 'nen heclen dag, op 't raandje van 'n
zonnesteek willen hooien in 'n hitte, da-d-et bloed
veur m'n oogen komt te staan!"
,,'t Was werm Tiest!"
„Kollesaal!"
Éfkens peinsden wc weg in de gloeiing van d'n
ender, naar 't zonneke dat ons op den dag zoow te
grazen had genomen,
Stillekens zogen we d'n avond op.
Den deemster kwam over de velden rollen, 't Wier
kil.
't Maantje hong schuin boven de bosschen. De leste
plekskes licht wieren gevangen op de blommenpla-
katen van 'nen struischcn vlierboom. 'Nen mearel zat
tc zingen zoo schoon dat de rollers overoewen rug
schenen te titsen.
„Mja", zee d'n Tiest.
„Mja", zee ik.
„Me zullen 's naar binnen gaan", zee Trui.
„Dan stap ik 's naar m'n wefke", sprak d'n Blaau
we: „ze zou kouwe voeten krijgen, zoow alleenl"
„Ochérm", zee Trui.
„Sloppèl menschcn!"
„Sloppèl Blaauwe, wenschten wij.
,Trui verstaampte-n-'t van de week om ons efkens
alleen te laten", zee d'n Tiest Zondagmiddag in „de
Gouwen Koei", „maar hier is 't, Dré."
D'n Joost en d'n Joep kwamen over 't tafeltje han
gen, om ok d'n Tiest z'n knutselwerk te bekijken.
,,'t Is karjuu nog schonder, dan m'n kruske", viel
d'n Joep uit.
,,'k Heb daarveur nog al last g'ad, mee da lintje",
lec d'n Tiest uit.
„Op 't durp was gin oraanje te krijgen op d'n
oogenblik en 'k ben er ampart veur naar dc stad gc-
wiest, om 'n stukske van tien centimeters op den kop
te tikken, 't Moest moiré zijn, ziede, net as aan 't
kruske van d'n Joep."
Daar lag 't nouw, 't eigengemoktc mobilisatiekruske
veur d'n Fielp! D'n Joep z'nen bewonderenden uit
val, was do keur op d'n Tiest z'n werk.
„Hoe hedde da tin zoo zulverblaank gekregen,
Blaauwe?"
„Nen avond op geschuurd" zee-t-ic: „met zaand en
krijt"
Ineens viel er 'nen kollesalen schaduw op 't ta
feltje. Wc keken alle vier gelijk op. Jawel t Daar stond
me dieën paasch-os van 'nen bakker over 't horreke
naar binnen te gluren.
Klap! dicht 't étwieke in d'n Blaauwe z'n broekzak.
„Jullie zwijgen, horre!" zee-t-ie nog gaauw. „Nouw
za 'k 'm d'r ok in laten tippelen, da nuuwsgierig stuk
vleesch, da ine z'n rondjes nie aangedronken krij
gen!"
En toen, verontwèrdigd bekaanst: „is ie nou effekes
bed
Maar toen stond d'n Fielp al binnen, 'n Bietje wit
van de zenuwen Maar vriendelijk! Vriendelijk!
We hadden mee glaans alle vier 'nen reksdaalder van
'ra kunnen leenen.
„Ik zeg, 'nen goeien middag, mannen", zoo groettc-
n-ie.
Alles zweeg. Sjuust as d'n Blaauwe gezeed had.
„Gij mot nie bij dc menschen binnenloercn", zee d'n
Tiest vuil: „wij hebben hier aan éénen Sjerlok Hol
mes genogt op 't durp."
„Zijn er dan soms geheimen?" vroeg den Fielp
slim.
„Geheimen, geheimen", zee d'n Blaauwe: „gehei
men óóóch!"
D'n Fielp blónk; „Jaja", zce-tie, as 'nen goeiieen pa:
„jajai d'n veurzitter wordt ieveraans maar buitenec-
houwen, teugeswoorig! Maar ollee, wa zullen me
drinken, jongens?"
„Daar ga-g-et nouw nie om", zee die Blaauwe haai!
„Gij denkt alles maar mee 'n stuk of vijf, zes,
zouven rondjes goed te maken! Neeë, Fielp, zeg nouw
zelf
De vrouw, die alles opgevangen had, die wijven-
oorkes amico, die wijvenoorkese datfr hebben tien
kearels genogt aan! maar Kee dan, stond al aan
ons tafeltje, te wachten op d'n bakker z'n bestelling.
Uw eigen overtuiging in. En thans is het mijn plicht
haar te verdedigen. Was het echter inderdaad te
gen Uw overtuiging in? Ik wilde dat graag we
ten."
„Waarom?"
Eric maakte een ongeduldig gebaar met zijn eenen
voet, alsof hij op den grond had gestampt, indien
hij daarvoor de krachten had bezeten. „Omdat
er lag een grimmige klank in zijn stem „omdat
haar geluk me heel na aan het hart ligt, en daarom
is het noodig dat U de waarheid weet."
„Waarom zou dat noodig wezen?" Sir Everard
nam den ander met een kille uitdrukking in zijn
oogen op, en zijn lippen trokken zich vast tezamen.
Eric stond op en leunde tegen het bureau aan.
„Luister goed naar me." bracht hij uit. „Wat denkt
U dat ik er mee zou bereiken door U voor te liegen?
Ik veronderstel dat U heel wat karakters hebt kun
nen ontleden in het gerechtshof. Wek ik bij U den
indruk een leugenaar te zijn?"
„Nee," zei Sir Everard op denzelfden koelen toon.
„Evenmin als ik het tot gewoonte neem leugens uit
te spreken."
„Ah." Er kwam een blik van triomf in Eric's oogen
„U sprak dus tegen Uw overtuiging in. Dat voelde
en begreep ik. U nam de partij voor haar op omdat
U haar niet in Uw tegenwoordigheid door een paar
kwaadsprekers door het slijk wilde zien halen. Ik
kwam daar om dezelfde reden doch ik zou haar
vërdedigd hebben om andere dingen. En nu ben ik
hier om Li er op opmerkzaam te maken dat U do
volle waarheid sprak. Ik kan er niets mee bereiken
vermoedelijk verlies ik er zelfs het noodige mee"
er lag een cynische uitdrukking in zijn oogen
„omdat ik eens een zekere plaats in haar bestaan
innam al was het dan ook maar een tweede plaats.
Dit alles is echter al jaren voorbij. Ik bracht haar
in de verleiding; ik deed mijn uiterste best haar U
tc ontnemen. Bijna slaagde ik... doch nooit geheel.
De goede God moge weten, waarom ze door alles
heen van U bleef houden, maar zoo is het nu een
maal. U was mc mijlen en mijlen voor hoewel het
U niets kon schelen."
Hij hield op en haalde even diep adem. Er was
thans een blik van eindeloos verdriet in zijn oogen.
En de man tegenover hem aan het bureau bewoog
zich tenslotte. Hij boog zich diep voorover in zijn
stoel, ofschoon zijn gezicht nog aan een masker deed
denken.
„Wellicht sprak U zelfs de volle waarheid niet.
Daarom gaat het nu evenwel niet. U is zonder twij
fel hierheen gekomen om mc iets te vertellen wat ik
tot nu toe niet heb mogen weten. Ik wil U volstrekt
niet te zeer haasten, maar ik zou er nu toch graag
van op de hoogte willen zijn."
„Ja, ik zal U alles bekennen", zei Eric met een
zucht van verlichting. „Ze had het U jaren geleden