Geestelijk Leven Alles weten is alles vergeven. KIJKEI) is KOOPEf) tij CLOECK MODERNE FOTO's en VERGROOTINGEN Fologr. Atelier ARPAD MOLDOVAH - Nieuwe Niedorp Zaterdag 21 Juli 1934. Postrekening No. 23330 SCHA6ER 77ste Jaargang. No. 9520 COURANT. Int. Telef. No. 20 Pit blad verschijnt viermaal per week: Dinsdag, Woensdag, Donder- dag en Zaterdag, Bij inzending tot -s morgens 8 uur, worden Adver- tentiên nog zooveel mogelijk in het eerstuitkoroend nummer geplaatst. Uitgave der N.V. v.h. P. Trapman Co., Schagen. 18 PAGINA'S. Prijs per 3 maanden f 1.80. Losse nummers 6 cent. ADVERTEN- TlëN van 1 tot 5 regels f0.85, iedere regel meer 15 cent Cbewijsno. Inbegrepen. Groote letters worden naar plaatsruimte berekend. door Astor. MET zekerheid kan ik niet zeggen, wie de hierboven geplaatste woorden voor het eerst heeft uitgesproken. Ik meen dat zij afkom stig zijn van de beroemde Fransche schrijfster Ma dame de Stael. Het doet er trouwens weinig toe. De waarde van tot algemeen goed geworden uitdrukkin gen en van zoogenaamde gevleugelde woorden, wordt niet bepaald door wie deze het eerst heeft gebezigd, maar is afhankelijk van hun betcekenis. En men kan er gerust op rekenen, dat zij altijd een waarheid be vatten, die zooniet algemeen, dan toch door zeer velen wordt erkend. Daar is dikwijls een onbewust aanvoelen bij de massa van dat wat waar en goed is. Ieder kent 't spreekwoord: „de appel valt niet ver van den stam". Ligt daarin niet de wetenschappelijke erfelijkheidstheorie besloten? Is daarin niet weerge geven do ervaring van vele geslachten, welke later pas wetenschappelijk zou worden onderzocht en ge rechtvaardigd? Zoo vindt men in spreekwoorden en gevleugde woorden de uitkomsten neergelegd van wat men volksfilosofie zou kunnen noemen. Enkele jaren geleden reisde ik met een Noordhol- ïandschen boer. Wij kregen een gesprek over den dood van zijn buurman, die plotseling was overleden. En toen sprak hij deze merkwaardige woorden: „Nu heb ik pas begrepen, dat ik dien man altijd verkeerd heb beoordeeld;-ik beschouwde hem als een luiaard; thans is 't me duidelijk geworden, dat zijn gebrek aan arbeidslust een gevolg is geweest van zijn lichame lijke gesteldheid." En hij voegde er aan toe: „och je kunt eigenlijk nooit een oordeel over een ander uit spreken, want je weet nooit precies waarom ze zijn, zóó als ze zijn." Ik zou aan deze dingen niet gedacht hebben, wan neer niet de omstandigheden er toe hadden geleid. Ik acht het zéér noodig om juist nu te herinneren aan het „alles weten is alles vergeven". Want men moge het met de waarheid, welke hierin is uitgespro ken, ééns zijn, naar die waarheid handelt men niet! Dit is geen beschuldiging, welke ik richt tot de le zers. Als er een beschuldiging in ligt, dan is ze in 'de eerste plaats gericht tot mijzelf. Het is eenvoudig het vaststellen van een feit Helaas, een algemeen feit. Want laten wij 't maar eerlijk erkennen: wij zijn allemaal in meerdere of mindere mate geneigd om uit gemakzucht, toegevend aan vaak minderwaardige gevoelens, te handelen in strijd met wat we als waar heid erkennen. Wij worden maar al te dikwijls be- heerscht door boosheid, vijnandschap, haat, afgunst en dan wordt het redelijk denken en oordeelen stop gezet. Dan komen alleen die minderwaardige ge voelens tot uiting. En nu zullen de lezers wel begrijpen, waarom Ik speciaal thans over bovengenoemde woorden ga schrij ven. Er zijn dingen gebeurd in ons land, welke alge meen de aandacht hebben getrokken en druk bespro ken zijn. Ik bedoel de ongeregeldheden in Amster dam, Rotterdam en in mindere mate ook elders. Daar is een heftige strijd gevoerd tusschen ©en on tevreden en opstandig geworden deel des volks en tusschen de goedbewapende geuniformde en geoefende verdedigers van de „maatschappelijke orde". Zooals te voorzien was, moest het volk den nederlaag lijden. In een strijd, waarbij aan de ééne zijde steenen en bloempotten en aan de andere zijde kogels worden ge bruikt, is het niet twijfelachtig, wie de overwinning zal behalen. In een gewelddadigen kamp zal het volk altijd het onderspit moeten delven. Waar het gezag beschikt over een uitstekend georganiseerd en perfect bewapend corps van politie, maréchaussee, militaire politie en leger, daar is het eenvoudig belachelijk en onzinnig ook maar één oogenblik te gelooven, dat een barricade-strijd eenigo kans op succes zou bieden. Maar ik wil niet schrijven over de methoden van den strijd, dien de naar brood en vrijheid snakkende arbeiders hebben te voeren; dit ligt buiten het bestek der geestelijke levens. Ik wil echter met groote kracht opkomen tegen bet harde oordeel, hetwelk van vele zijden wordt uit gesproken over do menschen die in opstandige be weging zijn gekomen. Ik heb met velen van allerlei richting hierover ge sproken, ik heb in bladen van verschillende kleur er over gelezen. Het heeft me verbaasd en geërgerd, hoe hard er werd geoordeeld. Gisteren nog (het is Dins dagochtend, terwijl ik dit schrijf) ontmoette ik een fabrikant, die het optreden der arbeiders ten scherpste .veroordeelde. Hij vond het optreden van de overheid daarom erg best. Deze fabrikant was een zéér geloo- vig christen. Dit prikkelde mij temeer en daarom was ik niet malsch in mijn repliek. Allereerst vroeg ik hem of hij wel eens honger had geleden, of hij kans zag om met zijn gezin van een steunuitkecring te le ven. En ik verzocht hem zich eens in te denken in het lot van hen, die langzaam maar zeker wegzinken in steeds dieper ellende en die daarbij om zich heen in de winkels zien uitgestald, wat zij moeten missen; die hun kinderen het noodige niet kunnen geven, die tartende weelde van anderen aanschouwen, die lezen of hooren van vernietiging van producten, omdat deze geen winst kunnen opleveren. Is het dan wonder dat het ontberende volk tot wanhoop komt en in zijn wan hoop dingen doet, die in werkelijkheid zinloos zijn. Ik heb eens Domela Nicuwcnhuis hooren zeggen: be ter is het je dood te vechten dan dood te hongeren. En het levenspeil, waartoe duizenden*thans worden omlaag gedrukt, kan niet anders beteekenen dan langzame verkwijning. En ik ben met bitter sarcasme geëindigd, door het aangeven van een afdoend mid del om van de werkloozcn af te komen. Ik stelde voor ze in diverse plaatsen uit te noodigen om met vrouw en kinderen aan te zitten aan een overvlocdigen maal tijd. Een heerlijk galgcnmaal! En dan ze te vergas sen. Een grondige, weinig kostbare opruiming. Ten slotte allen in een reusachtig massagraf. En dan een eenvoudig monument daarop met de woorden: Hier liggen de duizenden, die overbodig waren. Mogen zij rusten in vrede! Hallelujah! En nu wordt er geschreven, dat het volk door ver keerde elementen, met name door Communisten en O.S.P.'ers is opgeruid en daardoor in beweging is gekomen. Daar is geen steek van waar. De eerste opruier is geweest do honger, het gebrek' Daaruit is de wanhopige woede te verklaren, te begrijpen en te vergeven. Met groote voldoening heb ik daarom kennis geno men van het schrijven door de Amsterdamsche predi kanten der Ned. Herv. Kerk aan de regcering gezon den. Deze mannen, die van nabij bekend zijn met de toestanden der bevolking in hunne wijken, weten hoe haar leven is en toonen daarom de volks verbetering te begrijpen. Maar is het niet hoogst beschamend dat een regeo- ring, waarvan een belijdend christen als Colijn het hoofd is, gewezen moet worden op haar verantwoorde lijkheid of liever op de onverantwoordelijke wijze, waarop zij tegenover de werkloozen optreedt. En Co- lijn keurt zijn blad „de Standaard" het optreden van die predikanten (hij is zelf gereformeerd) af! Ik zou zoo graag willen dat Colijn en burgemeester de Vlugt eens drie maanden lang precies zoo moesten leven als de menschen, tegenover wie zij nu zoo on barmhartig zijn opgetreden of beter gezegd: hebben laten optreden door hun huurlingen. En ik ben er vast van overtuigd, dat zij dan anders zouden oor deelen over wat men thans in de fatsoenlijke bladen aanduidt als „het gepeupel". Och, ik weet wel, dat het volk weinig beschaafd, dat het ruw en grof is en goede manieren mist. Maar onder welke omstandigheden leeft het en heeft het sedert menschenheugenis geleefd? Hoe is 't opge voed? Hoe wéér blijven de woorden van koningin Louise in de Vorstenschool van Multatuli: Het volk is laag gezonken, moeder! Ziel en hart gaan onder bij aanhoudend stoflijk lijden. De gloed van hooger geestdrift wordt gedoofd, Als 't leven slechts één kamp is met het lage Als niet te sterven 's levens eenig doel is, En uitstel van bezwijken hoogste prijs! Wat is den arme 't schoon der lente? Niets. Een sterrenhemel? Niets! Wat is hem kunst? Wat zijn hem tonen, tinten, geuren? Niets Wat is hem poëzie? Wat liefde? Niets Dat alles mag hem niets zijn. Alle vlucht Is hem verboden door de werkelijkheid, Die met 'n ijz'ren vuist hem perst in 't slijk, En elke poging tot verzet, bestraft Met honger! De rust is teruggekeerd in de hoofdstad evenals in Rotterdam. liet optreden van het geweld heeft resultaat gehad. Zouden mannen als Colijn en Slo- temaker de Bruine hun God hebben gedankt? Ik weet het niet, maar dit weet ik wel, dat in de ge moederen van duizenden armoe-lijders een gren- zenlooze verbittering is opgekomen, een verbitte ring die ieder oogenblik weer tot uitbarsting kan komen en de ontzettendste gevolgen n& zich kan slepen. Temeer zal dit 't geval zijn, waar zware straffen worden opgelegd aan allen, van wie bewe zen kan worden, dat zij persoonlijk aan het verzet hebben deelgenomen. Want vergeven?? Dat vindt men prachtig bij een Jezus aan het kruis, maar dat kunnen christenen niet doen, tenminste niet als zij met gezag bekleed zijn, want dat zou het prestige der regeering op be denkelijke wijze schaden. Vergeven, zich indenken in de oorzaken van het gebeuren en dan die oorzaken bestrijden, dat zou lijnrecht ingaan tegen het „hooghouden van het gezag". En dit is immers de leuze van onzen tijd. Daarom geen pardon! evenmin als tegenover de muiters op „de Zeven Provinciën". En het bevel werd gegeven, dat onverbiddelijk, zonder vooraf gaande waarschuwing geschoten moest worden op ieder, die een poging deed om de straat op te bre ken of zelfs zich in de oproerige buurt op straat bevond. Machinegeweren, pantserauto's! Maar wat kon de regeering anders doen, werd mij gevraagd. Zij kon toch niet toegeven en daardoor dus feitelijk tegenover „het gepeupel" den nederlaag lijden. Alles goed en wel, maar Colijn is een streng geloo- vig christen! En ik zou hem daarom willen verwijzen naar het Evangeliewoord, Matth XXIII: 12: „En wlc zichzelven verhoogen zal, die zal vernederd worden; en wie zichzelven zal vernederen, die zal verhoogd worden". Welk een schoon gebaar zou het zijn geweest, wanneer de minister-president of de burgemeester van Amsterdam den moed hadden bezeten om tot de opstandige menschen te gaan om zélf tot hen te zeggen: „wij kennen uw nood, wij willen niet dat gij gebrek lijdt, wij beloven u te helpen." Ieder die het volk kent, moet er mi. van overtuigd zijn, dal alle rebellie daardoor zou zijn bezworen. Maar deze moreele moed, deze durf om waarachtig menschc- lijk te handelen was niet aanwezig. Ik zou mij aan verregaande partijdigheid en schromelijke eenzijdigheid schuldig maken, wan neer ik niet óók tegenover de gezagsdragers wees op het „alles weten is alles vergeven." Wij mogen niet vergeten, dat cok zij menschen zijn met mcnschelijke zwakheden en dat zij leven In een geheel andere gedachtenwereld als „het gepeupel". Zij staan op het standpunt dat vóór alles de be staande maatschappelijke orde moet worden ge handhaafd. Voor mij heeft dit standpunt niet de minste waarde. Ik meen het op zedelijke en redelijke gronden te moeten veroordeelen. Maar dit geeft mij nog niet het recht slechts booze bedoelingen bij hen te veronderstellen. Hoe zwaar 't mij ook valt, ik wil aannemen dat zij, al is het voor een goed deel autosuggestie, te goeder trouw meenen, dat aan den grondslag dezer samenleving niet mag worden ge tornd. En daaruit is hun optreden te verklaren en te vergeven. Dit sluit evenwel niet in, dat wij dit optreden van menschelijk standpunt beschouwd kunnen goedkeu ren. Evenals ik het optreden van de hongerende massa afkeur èn begrijp, evenzoo keur ik het optre den van de overheid af èn begrijp ik het tegelij kertijd. Maar méér dan ooit gevoel ik het als een nood zakelijkheid, dat de menschen loeren inzien, dat wij deze maatschappij niet langer in bescherming mogen nemen. Een koninkrijk dat in zichzelf verdeeld is, kén niét bestaan! Juist dezer dagen ontving ik een zeer langen brief uit Amerika. Het was in hooge mate verblij dend voor mij, daaruit te vernemen, dat daar op *t Honderd jaar een eeuw lang is het koster schap van de Ned. Hcrv. Kerk te Hoogwoud reeds toevertrouwd geweest aan de familie De Ruiter. Drie geslachten hebben elkaar al opgevolgd. De laatste op volging heeft dezer dagen plaats gehad toen de heer W. de Ruiter, die 4 8 jaar lang het ambt van koster vervuld had, zijn plaats afstond aan zijn zoon, den heer K. de Ruiter. Hierboven zien wij den ouden en den nieuwen functionnaris bij het waardevolle historische stuk, dat zich in de kerk van Hoogwoud bevindt het doop- van buitengewone kwaliteit GEBRUIKTE AUTOMOBIELEN verkoopen wij onder GARANTIE en op PROEF. Garage C. NIEUWLAND, BERGEN. oogenblik een sterke beweging opkomt (niet alleen van arbeiders, maar van menschen uit allerlei krin gen) welke zich ten doel stelt om een nieuwe maat schappelijke orde te scheppen, waarin niet meer ge produceerd wordt om winst te maken, waarin de machine en de fabriek in dienst wordt gesteld van de gemeenschap, enz. En hoe krachtig het verlan gen bij ontzaglijk veel menschen leeft om verlost te worden van de bestaande „orde" blijkt uit de stroo men van toehoorders, die zich naar de vergaderingen door deze beweging belegd, begeven. Duizenden ko men daar. De toeloop is zóó groot, dat een uur vóór den aanvang der vergaderingen de deuren moeten worden gesloten en honderden niet meer kunnen worden toegelaten. Het komt mij voor, dat wij hier hebben te doen met een uiting van een geest, die ongetwijfeld steeds verder zich zal moeten verbreiden. Dien geest te wekken is ook onze dure plicht. Ik ben niet zoo naief te gelooven dat, bij 't door dringen van dien geest, langs geleidelijken weg een nieuwe samenleving zal geboren worden. Zonder bot sing, zonder strijd zal 't niet gaan. Maar die strijd zal met boven-gewcldadige wapenen moeten worden gevoerd. In dien strijd zal slechts hij kunnen over winnen, die de redelijkheid betracht en die vóór al les er van overtuigd is, dat hij niet hc-t belang van zichzelf, niet het belang van een groep, niet het be lang van een klasse, niet het belang van een volk, maar het belang der menschheid zoekt. Utopie? Hersenschim? Als zoodanig is in den loop der historie reeds zoo véél beschouwd. Maar diezelfde historie heeft ons ook geleerd, dat utopiën van het heden geworden zijn tot werkelijkheden in de toekomst. Er is geen reden om te wanhopen. Wij kunnen onze inzinkingen hebben en onze vertwijfelingen. Wie echter de geschiedenis der menschheid over ziet, blijft gelooven in haar groei en ontwikkeling. Hij ziet ook thans, nu wij leven in een zwaren tijd van overgang, temidden van zwarte duisternis, het zwakke licht van een nieuwe toekomst. En dit zien kan hem verzoenen met veel, dat hem hindert en pijn doet, het kan hem iets schenken van moed en vertrouwen om door te gaan en de banier der nlen- schelijkheid te verheffen temidden van de onmen- schelijkheid om hem heen. ASTOR. vont, waarbij zich de doopmoeilijkheden met Radboud, koning der West-Friezen, zou hebben afgespeeld. Van dezen koning, omstreeks het jaar 700, wordt n.1. ver haald, dat hij op het punt zou hebben gestaan, zich' te laten doopen, doch zijn voet uit het doopvont terug trok, toen hij op zijn vraag, of zijn voorvaderen ook in den hemel waren, een ontkennend antwoord kreeg. Dit doopvont nu zien we hierboven afgebeeld, waar bij de oude koster zijn zoon op het waardevolle cr van wijst en het aan diens bijzondere zorg toever trouwt Hopen we dat deze oude Westfries, dien we ge lukkig achten nu eens op een plaatje in de „Schager" te mogen afdrukken, nadat hij de krant al 40 jaar gelezen heeft, nog menig jaar er getuige van mag zijn, dat zijn werk op dezelfde plichtsgetrouwe en ijverige wijze wordt voortgezet De Kamer van Koophandel adresseert. De Kamer van Koophandel en Fabrieken voor Hol lands Noorderkwartier richtte een utvoerig adres aan den Minister van Waterstaat met het verzoek de plannen tot opheffing van den tramdienst Alk maar—Egmond aan Zee voor onbepaaldcn tijd op te schorten, daar een evcntueele opheffing niet slechts groot ongerief zal geven aan heft, die verlan gen deze plaats te bezoeken, doch ook ernstig na deel zal berokkenen aan de te Egmond aan Zee gevestigde middenstandsbedrijven, die op het vreem- delingenbezoek zijn aangewezen. Mocht onverhoopt toch tot opheffing van den dienst worden overgegaan zoo zou het volgens het oordeel der Kamer gewenscht zijn de rails te laten liggen, opdat deze mogelijk over korteren of langeren tijd gebruikt zou kunnen worden voor een moderner, goedkooper vervoermid del op rails. Tevens richtte de Kamer een verzoek tot denzelf den bewindsman om op den afsluitdijk een of meer publieke telefooncellen te plaatsen, opdat in gevallen van materieele schade aan motorvoertuigen of let sel van bestuurders sppediger deskundige hulp ter plaatse zal kunnen zijn.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1934 | | pagina 1