We komen in
andere rassen.
aanraking met
Geschil in den Vleeschkeuringsdienst.
Zaterdag 21 Juli 1934.
Tweede blad. No. 9520
OVER DE VERHOOGING
VAN KEURLOONEN.
Behandeling voor den Raad van State.
Aan de grens niet slechts van twee staten,
maar van twee volkengroepen en twee
beschavingen. - Iets over volkenkun
de en over professorale dwaas
heden. - Hoofddeksels als
teeken van nationali
teit
(Van onzen reizenden correspondent.)
Khanikln, Juli.
DUIZENDEN kilometers hebben wo afgelegd
door Arabische landen, maar nu komen we
weldra onder andere menschen, onder een
ander ras, onder dc Perzen.
Laat ik vaststellen, dat de Arabische landen,
waardoor wo trokken. Marokko, Algarije. Tunisië.
Tripoltanië, Egypte. Palestina, Syrië, Irak, oor
spronkelijk geen Arabische landen waren en als de
Arabieren er schreeuwen om „vrijheid", dan ver
geten ze, dat ze er zelf als niet zeer vriendelijke
veroveraars gekomen zijn. Ze hebben er eeuwen ge
leden de oorspronkelijke bevolking onderworpen en
haar hun godsdienst en gedeeltelijk ook hun taal
opgedrongen.
De Arabieren behooren, evenals de Joden, tot het
Semiotische ras, de Perzen maken deel uit van dc
volkengroep, die Indo-Europeesch wordt genoemd,
een onjuiste benaming, echter nog niet zoo onjuist
als de uitdrukking „Indo-Germaansch", welke door
de Duitsche geleerden is ingevoerd, want tot deze
groep behooren zeer zeker o.a. de Duitschers, maar
ook de Franschen, do Italinnen, dc Russen, de Po
len, de Nederlanders, de Belgen, de Grieken, dc
Roemenen, de Albaneezcn en nog vele andere vol
ken zelfs buiten Europa, als de Armeniërs en de
Perzen.
Op gevaar af hooggeleerden boos te maken, moet
Ik erkennen, dat ik in de wetenschap, die volken
kunde heet, niet al te veel vertrouwen heb. Er zijn
op dit gebied door ernstige Duitsche professoren,
die als toonaangevend doorgaan (in geen land is
zooveel over dit onderwerp geschreven als in
Dditschland), met politieke bedoelingen al te dwa
ze grapjes uitgehaald. Vóór den wereldoorlog ont
dekten Oostenrijksche en Duitsche professoren plot
seling, dat de echt Servische bevolking van Bosnië
volstrekt niet Servisch was, maar behoorde tot een
geheel ander ras, waarvan ik nu den naam verge
ten heb. Gedurende den wereldoorlog, toen Bulga
rije de eenige Slavische staat was, die aan dé zijde
der Duitschers en Oostenrijkers streed, ontdekten
dezelfde groote geleerden te Berlijn en Weenen,
dat de Bulgaren geen Slaven, maar Turaniërs wa
ren. Na den oorlog zijn deze hceren zoo verstandig
geweest hierover niet meer te praten.
De Pruisen (Borusscn, een Lithauische volksstam)
bewoners van Oost-Pruisen, werden door de geleer
den verklaard tot rasechte Germanen. Hoewel en
kele eeuwen geleden in de omstreken van Berlijn
vrij algemeen een Slavische taal werd gesproken en
ook nu de Slavische omgangstaal daar nog niet ge
heel is verdwenen, noemen de bewoners dier stre
ken zichzelf Pruisen en door de hooggeleerden zijn
ze rustig ingelijfd bij de Germanen, wat zij al even
min zijn als de Borussen. Deze zoogenaamde Ger
manen hebben als erfvijand Frankrijk, het eeni
ge land, waarvan de naam duidelijk is afgeleid van
den naam van een echten Germaanschen stam, de
Franken.
Thans praten deze zelfde professoron, die door
velen onbegrijpelijkerwijze nog als wetenschappe
lijke mannen worden aangezien, met voorliefde over
de Ariërs. In werkelijkheid hebben do Ariërs, een
tot de Indo-Europeesche volkengroep behoorende
stam, oostelijk van de Kaspische Zee gewoond, maar
nimmer kwamen deze menschen naar Europa. Een
met deze Ariërs verwante stam gaf zijn naam aan
Perzië, dat in het Perzisch en ook in het Arabisch
„Iran" heet.
Door al deze feiten heb ik in de volkenkunde en
de heeren, die deze wetenschap beoefenen, geen on
begrensd vertrouwen.
Hot is waar, de volkenkunde (ethnologie noemt
men dit gewoonlijk; dat staat deftiger), is mijn vak
niet, doch gedurende mijn vele jaren rondzwerven
door tallooze landen heb ik telkens weder de noo-
digc studiewerken over dc afkomst en de verwant
schap der volken nageslagen en heel dikwijls kon
ik dan constateeren, dat de inhoud der geleerde boe
ken niet met de feiten overeenstemde. Bij do bc
oefening der volkenkunde is door de vorschers al
te weinig rekening gehouden met de volkskarak
ters. Daarvoor zouden de heeren trouwens in lang
durige en nauwe aanraking met het volk moeten
zijn gekomen, en daarnaar hebben ze gewoonlijk
niet getracht.
Een rein ras vindt men natuurlijk, behalve dan
misschien ergens in het hart van Afrika of op een
afgelegen eiland, nergens meer Lang voordat de
Arabieren in do landen om Euphraat en Tigris kwa
men, woonden er Assyriërs en Chaldeeërs, maar ook
heerschten er Perzen, Grieken en Romeinen, die er
zich vestigden. De Arabieren mogen met andersge
loovigen trouwen, en heel vaak hebben ze dezen ook
eenvoudig geroofd, maar dc kinderen werden dan
natuurlijk in het geloof van den vader en naar Ara
bische wijze opgevoed of niet opgevoed. Ook namen
de Arabieren vaak negerinnen, slavinnen als bij
wijven en erkenden tenminsto de zoons, die zo bij
deze zwarte vrouwen hadden. Men begrijpt, wat
een- mengelmoes het resultaat was. Ik heb blonde
ARMEENSCHE VROUWEN UIT
ISPAHAN (PERZIË).
Arabieren gezien, die men voor Zweden of Denen
had kunnen houden en anderen, die kersversch uit
het donkerste deel van Afrika schenen te zijn ge
komen.
In Perzië is het niet veel anders. Ook daar zijn
rassen op de wonderlijkste wijze door elkander ge
mengd. De bevolking van Perzië bestaat uit Lar-
zen, Farzen, Toerkmenen, Tsjerkeasen, Kirgiezen,
Turken, Goerdzji, Tartaren, Koerden, Afghanen en
nog eenige volksstammen, om dan van de Joden en
de Armeniërs nog niet te gewagen.
Veel meer dan een dozijn talen wordt er gespro
ken. Het Perzisch is de officieelc taal, die evenwel
lang niet allen kennen. De meest verbreide Europee-
sche taal is niet, zooals men door de nabijheid van
Irak en Engelsch-Indië zou mogen verwachten, het'
Engelsch, maar het Fransch.
VOORAL DE RADEN VAN WINKEL EN
OUDE NIEDORP IN DE OPPOSITIIE.
Woensdag werd voor den Raad van State te
's-Gravcnhage in hoogste instantie behandeld het
geschil tusschcn de gemeenten Winkel en Oude
Niedorp en de overige tot dien keuringskring be
hoorende gemeenten inzake het voorstel der com
missie van uitvoering tot verhooging der keur-
looncn om daardoor meerdere dekking te ver
krijgen voor het verlies dat werd geleden op dc
noodslachtplaats en dc verwerkingsinrichting.
Voor de Verwerkingsinrichting waren tegen
woordig de heeren G. G. Loggers en J. do Veer,
respectievelijk Voorzitter en Secretaris.
Voor de gemeente Winkel, de heeren P. van
Zoonen en A. de Ridder, respectievelijk Wethou
der en Secretaris.
Voor dc gemeente Oude Niedorp, de heer A. van
Zoonen, Wethouder.
Als woordvoerders traden op de heeren: G. G.
Loggers voor dc Commissie; A. de Ridder voor dc
gemeente Winkel; A. van Zoonen voor de gemeen
te Oude Niedorp.
Rapporteur: Staatsraad Mr. Dr. Schokking.
Na voorlezing van het rapport, waaruit blijkt, dat
verschil bestaat, over de vraag of zooals de commissie
van oordeel is, de keuringsdienst, noodslachtplaats en
verwerkingsinrichting als een geheel moeten worden
beschouwd en de keurloonen mogen worden verhoogd
voor dekking van het verlies op de Verwerkingsinrich
ting, of zooals dc gemeenten Winkel en Oude Niedorp
van meening zijn, dat deze drie instellingen afzon
derlijk zijn te beschouwen en het verlies op de ver
werkingsinrichting zal gedragen moeten worden door
de gemeenschap.
Hoewel Gedeputeerde Staten zich met de laatste
meening niet kunnen vereenigen is het hen niet ge
lukt partijen tot elkaar te hrengen.
De Inspecteur van het Veterinair Staatstoezicht
geeft in overweging een gelijk keurloon op tc leggen.
De vertegenwoordiger der Commissie meent in de
argumenten der tegenpartij twee punten tc moeten
bestrijden.
Ten eerste: De mecning dat de drie instellingen
afzonderlijk zouden moeten worden beoordeeld, is in
strijd met de verordening en moeten als één geheel
worden beschouwd. Dat er sprake is in artikel 7 der
overeenkomst van voor elk bedrijf een afzonderlijke
Ik heb al geleerd tenminste den eenigszins be
schaafde Pers als zoodanig te herkennen, wat niet
moeilijk is. In deze streken bedrijft men nationale
politiek met het hoofddeksel. In Turkije heeft Ke-
mal Pasja den tarboes (fez) en den tulban afgeschaft
maar de bevolking in de keus van een ander hoofd
deksel vrij gelaten. In Irak voerde koning Feisal de
„sidara" in, een soort politiemuts, die voor beambten
in staatsdienst verplichtend is gesteld, maar door
alle Irakeezen, voor zoover ze niet meer in de oude
Bedoeinendracht gekleed gaan. gedragen wordt. In
Perzië heeft de huidige sjah Riza Khan de „pech
lavy" tot nationaal hoofddeksel gemaakt.
De pechlavy is een tamelijk hooge pet, een soort
kepi, met van voren een breede. platte klep. Ziet
men iemand met zulk een hoofddeksel, dan weet
men zeker, dat het een Pers is. Geen Irakees zal oen
pechlavy dragen en geen Pers zal het in zijn hoofd
halen een sidara op te zetten. Sedert wij in Europa
den waanzin kennen der gekleurde hemden, hebben
wij niet meer het recht daarom te lachen.
We hebben dicht bij de Perzische grens ook al
eenige Afghanen ontmoet, die geen pechlavy en geen
sidara dragen, maar een soort turban, die anders is
gewikkeld dan bij de Arabieren, zoodat de menschen
dadelijk als Afghanen zijn te herkennen.
Voor mij is het gebied, waar we nu komen, nog on
bekend, maar mijn makker reisde hier reeds vroeger,
kwam met de meeste in deze streken levende vol
ken reeds in aanraking en kan me dus van voor
lichting dienen.
Van verschillende talen kent hij tenminste de meest
noodigo woorden en uitdrukkingen: brood, water, hoe
veel kost dat? zoodat we ons vrijwel steeds zullen
kunnen behelpen. Op het eerste gezicht kent hij naar
de kleeding of naar de gelaatsuitdrukking de meeste
menschensoorten hier uit elkander, maar ten slotte
weet ook hij niet alles, wat trouwens zoo goed als on
mogelijk zou zijn. Onderweg stonden wc b.v. eens
voor een raadsel. Bij een groot, stecnen huis wilden
we om water vragen, daar onzen voorraad ten eindo
liep. We zagen niemand en daarom riepen we. Tot
onze groote verbazing kwamen twee vrouwen naar
buiten. Mohamedaansche vrouwen vertoonen zich niet
aan vreemdelingen en dus konden het geen Mohamc-
daanschen zijn. Echter beide vrouwen hadden een
deel van het gelaat met een doek bedekt en dat deed
ons weder twijfelen. Een der vrouwen zag er uit als
een meesteres, de andere scheen een bejaard dienst
meisje. Beiden bleken Turksch te kennen. In een
koele galerij van het groote huis werd ons Turksche
koffie aangeboden, terwijl het dienstmeisje water
ging putten. De meesteres, een grijze, voornaam uit
ziende dame in kleurige kleeding, bleef bij ons pra
ten en maakte een vrijwel Europeeschen indruk.
Noch mijn makker, noch ik konden begrijpen met
welko menschen we te doen hadden, tot de oude dame
het ons al babbelend verraadde: we waren bij (Chris
telijke) Armeniërs uit Ispahan (Perzië).
J. K. BREDERODE.
rekening, is slechts bedoeld om te weten wat b.v. de
verwerkingsinrichting kost, om daaruit af te leiden
welk bedrag dc inbrengers van te venverken produc
ten uit gemeenten buiten den keuringskring zullen
moeten bijdragen.
Ten tweede: Dat de winst op de keuring zou wor
den gebruikt voor uitkeering aan Inbrengers van te
verwerken producten is niet juist. Het verlies is ver
oorzaakt door de verwerking en aangezien de ver
werking is te beschouwen als sluitstuk van de han
deling, keuring en het verwerken der slacht-afvallen
kosten veroorzaken en is het derhalve als een geheel
te beschouwen en ook juist, dat de consumenten daar
aan mede betalen.
Voorts hadden de gemeenten Winkel en Oude Nie
dorp zich aan de overeenkomst dienen te houden,
waar wordt gezegd, dat geschillen over deze overeen
komst aan dc beslissing van Gedeputeerde Staten
zouden worden onderworpen en beide partijen zich
daarbij zouden neerleggen.
Wel is waar, kunnen Gedeputeerde Staten als ge
volg van de wijziging der Gemeentewet, geen bin
dende uitspraken meer doen inzake overeenkomsten,
doch het standpunt van dit College was voldoende
bekend.
De vertegenwoordiger van Winkel geeft de volgende
beschouwing:
Ingevolge de Vlecschkcuringswet werd in 1922 een
gemeenschappelijke regeling getroffen tusschen de
gemeenten Callantsoog, Potten, Zijpo, St. Maarten
Wieringerwaard, Winkel. Nieuwe Niedorp, Oude
Niedorp en Barsingerhorn, betreffende de keuring
van vee en vleesch in die gemeenten.
Hierdoor werd het mogelijk voor de keuring be
voegde ambtenaren aan te stellen en een deugdelijke
keuring te verzekeren.
Voorschriften voor vernietiging van afgekeurd
vleesch werden daarin niet gegeven en bleven naar
plaatselijke omstandigheden geregeld.
In 1928 was een andere toestand ontstaan en
moesten ingevolge het Koninklijk Besluit van 5 Juni
1920, Stsbl. 285 maatregelen worden getroffen voor de
vernietiging van afgekeurd vleesch en afval.
De toepassing van Par. 10 van bovengenoemd Ko
ninklijk Besluit werd bespoedigd door een beweging
welke werd uitgevoerd door de N.V. Thermo-Gemische
Fabrieken om te trachten het voor menschelijk ge
bruik onbruikbaar maken van vee en vleeschwaren,
in verschillende provincies van ons lund tot zich te
trekken, en de commissie meende dat door stichting
van «en noodslachtplaats met destructor zelf beter die
vernietiging ter hand te kunnen nemen, teneinde
«laarmede te bereiken, dat van de tengevolge der ver
nietiging verkregen baten. deze. zoo sterk mogelijk
zouden terugvloeien naar den eigenaar van het ge
leverd product. Bovendien werd verwacht, dat dc
maatregel als gegeven in het belang der Volksgezond
heid meer aan haar doel zou beantwoorden, door ka
davers en afval zoo spoedig mogelijk te doen verdwij
nen, terwijl blijkens de plannen van de Thermo-
Gemische Fabrieken, deze geruimen tijd onderweg
zouden zijn.
Te beschouwen is derhalve de thans geldende over
komst van 1928, zooals die 27 December 1928 door Ge
deputeerde Staten dezer provincie werd goedgekeurd.
Daaruit blijkt, dat men het bedrijf, hoewel aangeduid
met den naam van „Gemeenschappelijken keurings
dienst", toch beschouwt als te bestaan uit 3 deelen,
n.l.:
A. de Keuringsdienst;
B. de exploitatie van een centrale noodslachtplaats;
C. de exploitatie van een verwerkingsinrichting voor
afgekeurd vleesch en afval van vleesch, met la
boratorium en overige bijbehoorende inrichting en
gebouwen;
terwijl in denzelfdcn samenhang o.i. moet worden
gelezen art. 5 der overeenkomst, waar de bedrijfsresul
taten worden geregeld, n.l.: de kosten van den ge
meenschappelijken keuringsdienst zullen zooveel mo
gelijk worden bestreden uit de heffing van een uni
form keurloon, slaande op A, den keuringsdienst;
en verder gaande zegt het artikel, en uit de op
brengsten der explotatie van een centrale noodslacht-
jdaats en verwerkingsinrichting, derhalve slaande
op de onder B en C genoemde exploitatie; terwijl
artikel 7 der overeenkomst zegt, dat van elk der 3
genoemde onderdeelen een afzonderlijke rekening
zal worden opgezet.
Uit alles blijkt dus, dat men dc drie onderdeelen
afzonderlijk heeft willen laten voor zoover dc be
drijfsresultaten betreft en o.i. zoer terecht, omdat de
oorsprong der drie bedrijven niet dezelfde is.
Uit verschillende beschouwingen en zoowel in, als
huiten do Raadscolleges, is dit ook meerrrtalen ge
bleken, waar regelmatig in uitzicht werd gesteld uit
de exploitatie de rnoodslaehtplaats en der vcrwer-
kings inrichting, do baten ten eoedo te doen komen
aan de leveranciers der te verwerken producten.
De oorsprong der drie onderdeelen is niet het
zelfde.
In 1922 werd een gemeenschappelijke keurings
dienst opgericht, ingevolge de Vlecschkcuringswet.
De heffing van keurloonen bleef een heffing, welke
alleen kon plaats hebben, krachtens een in overeen
stemming met de Gemeentewet vastgestelde verorde
ning, onder Koninklijke goedkeuring, terwijl het
voor het goed functioneeren van den gemeenschap
pelijken dienst gewenscht was, dat deze verordenin
gen eensluidend waren. Bij dc vaststelling daarvan
bleef ook van kracht de bepalingen der Gemeente
wet, dat de heffing niet meer mocht bedragen, dan
de kosten van den dienst met een matigen winst.
Alle heffingsverordeningen werden eensluidend
vastgesteld on goedgekeurd en werkten goed, zoo
zelfs, dat in 1932 deze dienst een batig saldo oplever
de van f 2888.82, een matige winst was dit eigenlijk'
niet meer en zou eerder sprake zijn van een moge
lijke verlaging der keurloonen.
De Raad heeft echter in deze richting geen stap
pen gedaan.
De jaren na 1928 veranderden al spoedig en door
daling der prijzen van de producten, gewonnen door
de heide andere inrichtingen, dus de noodslacht
plaats en de verwerkingsinrichting, sloot de exploita
tie daar van met een nadeelig slot, dat al grooter
werd.
De commissie zon op middelen om dit tekort te
dekken en bestemde daarvoor allereerst de bate der
keurloonen, doch dit was lang niet voldoende en
toen nam men in de commissie het besluit tot ver
hooging der keurloonen.
Het wil ons voorkomen dat de commissieleden dit
wel de gemakkelijkste manier hebben gevonden,
doch zich van een mogelijke overeenstemming met
de stichting geen rekenschap hebben gegeven en
waar dn dekking van het. tekort f 0.35 per inwoner
zou vorderen, terwijl dit bedrag met toepassing der
verhoogde keurloonen tot f 0.20 zou zijn terug te
brengen, de aandacht meer was gevestigd op ieders
gomeentebegrooting die een bijdrage van f 0.20 beter
voegde dan die van f 0.35 per inwoner.
Bij de verhooging der keurloonen of het voorstel
daartoe is alleen het motief naar voren gekomen,
dat in andere keuringskringen de keurloonen hoo-
ger waren, alsof een verhooging derhalve in deze
keuringskring daarmede voldoende gerechtvaardigd
was.
O.i. is dit motief zeer aanvechtbaar en waar de
eene keuringsdienst onder andero omstandigheden
werkt als de andere, is vergelijking /eer bezwaarlijk
en zullen dc plaatselijke omstandigheden waaronder
de dienst werkt, moeten uitmaken, hoe hoog de
keurloonen moeten zijn.
De overeeenkomst heeft niet voorzien in de mo
gelijkheid. dat verschillende gemeenten afwijkende
keurloonen zouden hebben en o.i. terecht, omdat de
keurloonen worden bcheerscht door plaatselijke ver
ordeningen. Een verplichting voor de minderheid om
zich hij de meerderhoid aan te sluiten kent dc over
eenkomst ten opzichte van de keurloonen niet en dc
gevolgen die zich thans voordoen ziin niet voorzien.
In de overeenkomst is slechts op één plaats sprake
van een besluit, dat met volstrekte meerderheid van
stemmen moet worden genomen, n.l. voor het vast
stellen van de voorwaarden waaronder gemeenten
huiten den kring gelegen gebruik kunnen maken van
de verwerkingsinrichting, een handeling geheel los
van de keurloonen.
Waar het groote tekort is ontstaan op de exploi
tatie van de noodslachtplaats en de verwerkings
inrichting. instellingen in het leven geroepen ten
gevolge van het Koninklijk Besluit van 5 Juni 1920
Stsbl. 285 en bedoeld als een maatregel in het belang
Ier volksgezondheid en derhalve in het algemeen
belang zullen de daarop geleden verliezen ook moe-
en worden gedragen door 't algemeen on niet ten
'eele mogen worden gedekt door verhooging v. keur
loonen. waardoor de grootere last wordt gelegd op
een bepaalde categorie der ingezetenen van de tot
den kring behoorende gemeenten, n.l. zij die recht
streeks die keurloonen moeten betalen en de consu
menten waarop die verhaald zullen worden. Boven
dien is deze verwachte meerdere opbrengst zeer fic-
*ief, waarbij het steeds duurder worden van vleesch
bet verbruik afneemt en derhalve de slacht vermin
dert.
Hot standpunt der commissie in al zijn consecpien-
'ie doorvoerende zou medebrengen, dat hij een even-
'ueel zeer hooge opbrengst der bijproducten dc keur
lonen zouden kunnen vervallen, doch dit is niet te
verwachten, gezien de in uitzicht gestelde uitkec-
ing aan de leveranciers der te verwerken producten.
Bovendien, de regeling van winst en verlies is ge
heel geregeld in artikel 8 der overeenkomst. Ver
booging dor keurloonen om verlies tc dekken moet
'an ook geheel ongemotiveerd worden beschouwd en
het is daarom dat de Raad van Winkel zich danr-
'egen verzet, en hoewel hij volkomen inziet het be
lang dat hij een gemeenschappelijke regeling de ge
meenten homogc<ui zijn en de minderheid zich naar
de meerderheid dient te schikken, een toepassing als
thans door de meerderheid wordt aanvaard, acht hii
•oodanig in strijd met de overeenkomst, dat hii zich
daarmede niet vereenigen kan.
Tn het geval echter de stelling hir ontwikkeld zou
worden verworpen, en in hoogste instantie worden
vastgesteld dat dc drie bedrijven als één geheel
moeten worden beschouwd, dan nog handhaaft de
Raad zijn bezwaar op grond van artikel 5 der over
eenkomst. dat zegt: „De kosten van een gemeen-
schanpelijken keuringsdienst zullen zooveel moneliih
worden bestreden uit de heffing van een uniform
keurloon, enz." Het zooveel moqelijke is bereikt en