Pieter ontmoet een goeden baas. Iets over landkaarten.. Een racande-geschiedenis HOKUS, POKUS VOOR PADVINDERS. O e ÈD c 1» DRIEMAAL SCHERP DENKEN. i J door TILLY. Toen Koon voor den eersten keer Pieter ontmoette, was de laatste niets anders dan een balletje, bedekt met grijze haarstop pels, die in elkaar gerold onder een der kraampjes langs het strand lag. Links was het kapperskraampje, rechts de fotograaf, daarnaast de ansichtkaartenwinkel en de vruchtenkraam. Daarna kwamen achter eenvolgens de kraam met gekleurde bal len, vlaggen en scheepjes, de kraam met emmertjes en miniatuur-zuidwestertjes en de limonade-tent Onder deze tent, een hooge,* groote kraam, lag het vuile, kleine hoopje hond, dat met den schoonen naam van „Pieter" begiftigd was. „Wat een klein mormel" zei vader en ging, toen hij niets anders oogstte dan een knipperen van de hondenoogen, verderOok Koos ging verder, hoewel hij liever bij Pieter was ge bleven. Maar Koos was een bleeke, kleine grootestads-jongen, op wiens welopgevoed heid zijn ouders buitengewoon trotsch wa ren. Eigenaardig dien middag had hij heelemaal geen lust in het spelen. De golf jes rolden even verleidelijk als anders over het strand, de zon straalde nog feller. „Koosje, zet je muts op", riep moeder be zorgd voor een zonnesteek, en bovendien vond men een schelp, die van binnen rose en van buiten geel was. Maar de schelp vloog weer in het water en Koos, die eigen lijk de beroemde verkenner „de sterke ade- laarsvleugel" voorstelde bij het Indianen- spel, dat zij allen speelden, ging in de golf jes zitten en dacht na... Na het middageten ging men weer naar het strand. Toen gebeurde er iets, dat de heele familie van Koos in de grootste ver bazing bracht. Koos, de kleine, verlegen Koos, ging alleen naar de limonadetent en heesch zich tegen de toonbank op: „Kunt U mij misschien ook zeggen", zei hij be leefd, „van wien dien hond is?" Hij was zelf rood geworden van zijn plotselingen moed... „Een hond?" vroeg de dikke juf frouw achter de limonadeflesschen, „wat voor een hond?" „O, die. Die is van nie mand, die zal wel door een paar badgasten achtergelaten zijn, vergeten, denk ik." Koos was verbaasd en staarde de vrouw aan... „En wie geeft het dier dan te eten?" Ach, die vindt wel wat", zei de juffrouw, „die bedelt zijn kostje wel bij elkaar." Koos bracht een uur in de diepste ge peinzen door. En plotseling kon men hem nergens meer vinden. Niet alleen, dat de jongen zijn avondboterham vergeten had op te eten, maar nu slenterde hij de hemel weet waar, en hij had allang in bed moe ten liggen. De ouders werden ongerust. En toen Koos eindelijk den straatweg op kwam, toen barstte het onweer over zijn hoofd uit. „Wat denk je wel? Waarom heb je niet gegeten? Waar heb je uitgehan gen?" „Bij Pieter", zei Koos zacht. En toen kwam het eruit; Koos had zijn avond boterham in zijn zak gestoken om de klei ne hond te eten te geven. En toen Koos den volgenden morgen de limonadetent voorbijkwam, zag hij een klein, vuil grijs stompje staart, dat ijverig heen en weer kwispelde... Koos was zoo trotsch als een koning! En bij het middag eten kalfsvleesch en groente aten zij stond Koos op, ging met een hoog roode kleur naar de tafel, naast hen en zeide: „Misschien zou U zoo vriendelijk willen zijn, een stukje vleesch te bewaren" „Maar Koos" riepen zijn ouders in koor. Maar Koos liet zich niet van zijn stuk brengen en zeide verontschuldigend: „Het is namelijk voor een arm, klein hondje" Met een reuzen pak vol vleeschresten ging Koos een half uur later naar het strand. En toen zijn ouders een oogenblikje later langs kwamen, lag Pieter met een rond buikje te slapen en Koos zat naast het dier en keek met stralende blikken naar het re sultaat van zijn weldoeners-arbeid. Toen volgden er heerlijke dagen, 's Mor gens zat Pieter midden op het strandpad en wachtte op Koos. En dat was zeker niet alleen om de hapjes, die Koos overal voor zijn vriendje opdeed. Dan dartelden zij beiden naar de zee, waar zij met den ba! speelden, renden en lachten. En als Koos in zee ging, zat Pieter op zijn badhanddoek en gromde tegen zijn voorbijgangers, die het eigendom van zijn heer en meester durfden te naderen. Koos kreeg roode wan gen en bruine armen en had in deze drie weken meer schik, dan in het heele jaar tezamen. Hij werd tot groote trots van zijn vader tot hoofdman van de strand- Indianenstam gekozen. En zijn trouwste dienaar was natuurlijk Pieter. En ook Pieter leefde geheel op. Hij was nog wel grijs en borstelig, maar hij begon aan te komen. De ribbetjes werden hoe lan ger hoe minder zichtbaar. En verstandig, dat hij was, die Pieter. Het hart van moe der had hij gestolen, toen hij eens een knot wol achter haar aan had gedragen, toen zij deze ongemerkt verloren had. En hij trachtte zelfs voorzichtig en slim, vader aan het lachen te brengen, door „clown" te EEN DOORGESNEDEN TOUWTJE WORDT WEER HEEL!...! Wij nemen een dun touwtje van ongeveer een halve meter lengte en laten het door het publiek nauw keurig bekijken en onderzoeken. Nu nemen wij het uiteinde a tus- schen duim en wijsvinger der lin kerhand en laten het andere einde vrij naar beneden hangen. Dan grijpen wij met rechterhand dit uiteinde b en leggen het om a heen tusschen middel- en wijs vinger der linkerhand door, zoodat er een lus naar beneden hangt (afj». 1). Daarna wordt het einde b iets aangetrok ken om a (van voren) heengeleid, zoodat de lus naar achteren nogmaals wordt ge vormd, en het stukje d vrijgelaten wordt X. (afb. 2), door b tusschen duim en wijsvin ger der rechterhand te nemen. Nu trekken wij d strak aan tusschen beide handen (afb. 3) en de knoop moet in beide draden zoo gelijkmatig vallen, dat het don toe schouwer niet opvalt, dat het verbindings stuk d slechts uit één draadje bestaat. Laat men nu de draad bij d doorsnijden, dan vallen de beide uiteinden naar bene den, terwijl men het nieuw- ontstane einde f naar boven naar a omlegt (afb. 4). De voorstelling wordt thans ge heel voltooid door de uitein den a en f met de hand te bedekken. Nu legt men uit a en f over bc een niet te strakke knoop en toont dat aan het publiek (afb. 5). Nie mand zal gelooven, dat het S een onechte knoop is, die ge makkelijk heen en weer wordt geschoven. 4 spelen. Acht dagen later mocht Pieter reeds mei de familie in het hotel gaan. Maar ook de heerlijkste vacantiedagen ne men een einde. Breng al je spullen mee naar boven", zei moeder, „want ik moet pakken. Morgenochtend gaan wij naar huis." Wat moest er met Pieter gebeuren? Moe der noch vader sprak een woord daarover. Dien dag was Koos uit zijn gewonen doen. Pieter sprong tevergeefs tegen zijn knieën op. Koos dacht na... Koos speelde niet meer. „Dat zal een huilpartij worden", zei moe der zachtjes tegen vader, toen men gereed stond en Koos mee moest Koos droeg de Schotsche reisplaid, die hij zelf'volgepakt had met allerlei snuisterijen, die hem toe behoorden. Twee uur voordat zij thuis wa ren stak Pieter zijn grappige kop uit de plaid en werd ontdekt. Het vaderlijke on weer werd door moeder en zoon bezworen. „Laat hem maar begaan", zei moeder en dacht daarbij waarschijnlijk aan de knot wol en aan Koos' roode wangen. „Laat hem den hond maar behouden. Maar dat zeg ik je, Koosje, zoodra wij thuis komen, gaat Pieter in de badkuip." En Koos knikte stralend. Landkaarten, zelfs de een voudige schoolkaarten in den atlas, zijn nooit vervelend, want wie maar een^eetje phantasie heeft, zal vol gens de beschrijvingen in de boeken en van den leeraar in deze grenzen van land en zee de geheele karakteristiek van het vreemde volk kun nen lezen. Waarom zouden wij echter alleen in onze verbeelding al dat fraais zien en beleven? Waarom niet dadelijk op de kaart zelf? Er zijn prachtige, oude land- en zeekaarten, waarop men echte ontdek kingsreizen kan maken. Zij nemen het wel niet zoo nauw met de geo grafische grenzen en bijzonderheden. In deze zee hebben zich zonder twijfel zeer gevaarlijke monsters bevonden men ziet hen duidelijk met hun reuzenlichamen en geweldige tanden bijna zoo groot zijn zij als het zeilschip. En op het land ziet men torentjes en pagoden en aardige, klei ne bergjes... Onze landkaarten behoeven niet minder interessant te zijn! De kleine teekeningetjes hieronder kunnen misschien de handwij zer zijn voor de geografische schetsen, die wij op onze kaart willen maken. Wij trek ken de grenzen van een bepaald land, b.v. Afrika, vanuit onzen atlas op een stuk doorzichtig papier na. Nu willen wij het, naar hetgeen wij uit boeken en van school weten, trachten te bevolken. In het Noor den van Afrika bevindt zich de woestijn, de Sahara. Daarin zijn een paar oasen, waar men zooals een ieder weet pal men aantreft. Voegen wij bij die palmen nog een klein kameeltje, dan hebben wij de stemming van de Sahara volkqmen juist weergegeven. Waar of niet? Een beetje Zuidelijker vinden wij den leeuw, de koning der dieren, en in de oer wouden van den Congo den olifant. In het Zuiden hebben wij groote struisvogelfarms en in Abessinië vinden wij giraffen. Hoe grooter de kaart, hoe avontuurlijker kan men haar maken. De nederzettingen wor den door kleine bamboehutjes aangegeven, de goudvelden bij Kaapstad door kleine poppetjes met een spade in de hand. En dan de bergen en zeeën en op de zeeën de schepen een bijzonder leerzame en aar dige bezigheid en in werkelijkheid toch ook niet anders dan... een landkaart, die wij laten wij eerlijk zijn dikwijls bar vervelend hebben gevonden! Is het waar of niet? Bijzonder leuk is het natuurlijk, als wij zoo'n kaart van ons eigen land maken en alle dingen, die wij daarvan weten, in beeld trachten in te teekenen. En dan heb ben we wat stof. Marken en Urk vis- schers, de geestgronden bloembollen teelt, de turfstekerij in het Oosten van ons landde kolenmijnen in Limburg, de scheepvaart op de groote rivieren en bij Rotterdam, de kaasmarkt bij Alkmaar... enz.! TEEKENS LANGS DEN WEG. Wat hebben we niet dikwijls, als we op oefening met de padvinders zijn, een be hoefte aan een teekensysteem, waardoor het mogelijk wordt'op eenvoudige wijze be richten aan kameraden, die langs denzelf den weg komen, door te geven. Nu bestond er lang voordat men cou ranten kende en toen er dus nog geen spra ke was van draadlooze berichtoverbrengin- gen, ja toen men zelfs het tegenwoordi ge papier niet kende, een systeem van tee- kens, waarmede men al een heel eind kwam. Met een tak of een wandelstaf maakte men in den grond duidelijke tee- kens op goed, zichtbare gedeelten van we gen, bij voorkeur bij een wegkruising. De meest-gebruikelijke van die teekens geven wij hierbij weer. Men kan er echter nog tallooze zelf bij bedenken. Ik ben naar huis. Ga naar huis. X Volg dezen weg niet, Volg dezen weg. Vijf pas verder is een bericht. Wacht hier 3 minuten. WU hebben ons gesplitst. A Pas op, gevaar. Aanval dreigt Voorterrein vredig gezind. Goed water in die richting. Als eerste moeilijkheid hebben wij (num mer 1) een figuur, die met een potlood in een streek nagetrokken moet worden, zon der dat men tweemaal over dezelfde lijn gaat. Eerst nadenken, dan pas probeeren. y va* 1 Bij (nummer 2) staan wij reeds voor een moeilijker taak. De figuur die wij daar zien, is ontstaan uit een vierkant, waaraan men de helft van een tweede vierkant van dezelfde groote heeft toegevoegd. De fi guur moet nu, zonder dat men de omtrek ken verandert, door het trekken van enkele verdeellijnen, in vier, even groote stukken worden verdeeld, die alle denzelfden vorm hebben als de groote figuur, alleen naar verhouding verkleind natuurlijk. Men kan zooveel lijnen trekken, als men wil, alleen moet men er voor zorgen de goede doellij nen even dik over te trekken of desnoods hun in de inkt te zetten, zoodat zij goed uitkomen. In (nummer 3) vinden wij zes honden hokken (plattegrond) gemaakt van 13 lu cifers. Zeven lucifers worden namelijk op gelijke afstanden van elkaar neergelegd en aan de lengtezijden komen drie lucifers te liggen, kop en staart. Neem nu een lucifer weg en vorm van de overblijvende 12 lucifers wederom zes hokken. Zij mogen een andere vorm heb ben, doch moeten aan alle zijden volkomen afgesloten zijn. Wie kan dat?

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1934 | | pagina 16