Motorraces te Alkmaar.
Haar schuld betaald
Vacantie in
Farncombe.
(Van onzen Engelschen Brief-schrijver.)
Farncombe, Surrey,
18 Augustus 1934.
HET is Zaterdagavond en we hebben juist een
avondwandeling gemaakt. We zijn door de
winkelstraat van Godalming gekomen,
waar we het elke minuut stiller zagen worden;
waar we sluitende en gesloten winkels zagen, en
moeders, die zich huiswaarts haastten met de in-
koopen voor den Zondag in den kinderwagen van
de thuisgclaten baby. We hebben den rook zien op
stijgen uit de tallooze schoorsteenen, we hebben de
lichtjes zion komen in de huizen, die gebouwd zijn
op de heuvelhellingen, waarop wij uitzien. We hoo-
rcn juist de schoolklok negen uur slaan, want het
is onze klok, die aan Farncombe vertelt, of het
tijd is om op te staan, de aardappels op te zetten,
of een kopje thee te drinken, en we zitten weer in
'de gezellige huiskamer om de ronde tafel. Precies
als gisteren.
Ja, maar ook precies als veertien dagen geleden.
Vol schrik vraag ik het me af. Is het werkelijk
veertien dagen geleden, dat. ik hier in deze kamer
een brief zat te schrijven aan de Schager Courant?
Waarom vliegen vacantiedagen toch om? Ze
hoeven niet te kruipen, maar ze konden zich toch
wel tevreden stellen met eenvoudig te gaan!
En wat zal ik nu vertellen? Het is de veelheid, die
het moeilijk maakt een keus te doen. Maar vooruit!
In mijn vorigen brief sprak ik over onzen dominéé.
Ditmaal zal ik het hebben over vier dominees, als
de beschikbare ruimte het toelaat.
Aan onzen eigen dominee de eer, weer de eerste te
zijn. Ik heb U nog niet verteld, dat wij naar zijn
kerk zijn gegaan, en naar zijn zeer goede preek heb
ben geluisterd. Maar het volgen van een Engelschen
kerkdienst is heel moeilijk. Het grootste gedeelte
bestaat uit een samenspel van predikant, koor en
gemeente, en de buitenlander zit, of liever staat
er bij, want het grootste gedeelte van den dienst is
staande, en voelt zich als een speler, wien men de
regels van het spel niet heeft meegedeeld.
Ik ontmoette dominéé op straat op Zaterdag,
'juist een week geleden, en vertelde hem, hoe moei
lijk het voor ons was den geheclen dienst te vol
gen. „Geen nood", zei hij vroolijk, ,,'t is doodge
makkelijk, als je 't weet, en vóór den dienst van mor
gen kom ik het U leeren."
Tot onze verbazing kwam hij dien geheelen Zater
dag niet. Wij wisten, dat dien dag zijn vrouw en
kinderen thuis kwamen, die een week uit waren ge
weest, en we begrepen, dat het moeilijk voor dominéé
zou zijn, om er uit te breken. Maar toch hij
had het beloofd, en had er niet van willen hooren,
toen ik aanbood bij hem te komen.
Zondagmorgen. We zitten aan het ontbijt. Er wordt
geklopt, en onze jongste zoon doet open. „Dominee
is er", zegt hij, en ja wel, daar staat hij, in vol or
naat, en met twee kerkboeken. Een half uur voor de
dienst begon, hebben wij les gehad, om alles pre
cies te kunnen volgen. En meer dan eens het vol
gende uur zag ik, óf misschien, verbeeldde ik me te
zien, dat dominee keek, of we wel de juiste blad
zijden omsloegen in het Gebedenboek. Maar wij wa
ren goede en oplettende leerlingen geweest.
Dien middag zijn we naar Compton gefietst Dat
Is misschen wel het mooiste plaatsje in deze prach
tige streek. En de oude kerk is een van de meest
bezienswaardige dingen in Compton.
Omstreeks drie uur, half vier, waren wij in het
kerkje van Compton. Er was geen dienst, maar een
zestal kinderen zaten in een van de banken, en na
ons kwamen nog eenige dames en heeren binnen,
blijkbaar met de bedoeling, evenals wij, de kerk te
bezichtigen.
FEUILLETON.
door
MARGARET PEDLER.
40.
Somber voelde Ann een begeerte om te weten,
wie die vrouw was of zij het zich misschien
toch nog zou aantrekken, als zij wist, dat een an
dere vrouw zoo hevig moest lijden voor het kwaad,
dat zij had gesticht.
En toen trok een matte glimlach over haar ge
zicht. Het deed er weinig aan toe, of die vrouw
dit zou weten. Ze zou toch niets meer kunnen
doen om de ellende op te heffen, die zij had teweeg
gebracht, liet was allemaal hopeloos het eene
wiel draait het andere voort, de eene schakel voegt
zich aan den andere.
Het was nu gebeurd voorbij, voorbij. Ann
trachtte het feit onverbloemd in de oogen te zien.
Liefde was gekomen had een oogenblik haar we
reld verrijkt en verheerlijkt en nu was de liefde
weer weggegaan.
Het kwam er nu slechts op aan om den last van
het leven opnieuw op te nemen. Misschien zou het
langzamerhand lichter vallen. Eens dacht zij
zou deze smart wel wijken, zooals alle dingen in
het leven, goede en kwade, vergaan door den tijd.
Maar geen macht ter wereld kon de dingen ver
anderen de klok terugzetten.
Zelfs als Eliot gedreven dpor de onweerstaan
bare macht der liefde, tot haar zou terugkeeren, zou
het anders zijn dan eerst.. Ilij had haar gewantrouwd
en dat wantrouwen had voor altijd een scheur in
hun verhouding gebracht.
De nacht was in duister gezonken, maar Ann kon
niet slapen. Zij woelde rond in haar bed en haar ge
dachten warrelden vermoeiend in een cirkel van over
peinzing.
Tony en Brett en Eliot, drie mannen, die haar
hadden bemind en begeerd, ieder op zijn eigen ma
nier en samen hadden ze, het zoover gebracht, dat
elk atoom van geluk, dat het leven voor haar nog
kon bevatten, was uitgeroeid.
Tegen den morgen, toen zij geheel verzwakt daar
neerlag, zonk zij in een koortsigen doezel, waaruit,
Terwijl de anderen nog wat achter waren geble
ven, was ik doorgeloopen tot aan het altaar. Plotse
ling zag ik den dominee te voorschijn komen en niet
zeker wetend, of ik wel het recht had bij het al
taar te komen, trok ik me zoo vlug mogelijk terug.
Maar niet vlug genoeg voor den dominee. In twee
tellen had hij me ingehaald en bij den arm gegre
pen. Ik voelde, dat het een vriendschappelijke
greep was, maar desalniettemin werd ik „opge
bracht" naar mijn eigen en naar het ons vreemde
gezelschap, dat in een groep achter in de kerk ons
niet zonder verbazing zag aankomen.
„En nu zouden de dames en heeren zeker wel wil
len, dat de ouwe dominee hun zelf eens wat over
fijn kerk vertelt? Kinderen, jullie hebt den tijd nog
wel. Ga jullie dan maar wat apart zitten. En dan
komen de dames en heeren hier naast en om me
heen in de kerkbanken."
Onder het gaan naar de bank, en het inschuiven,
vroeg dominee, waar wij vandaan kwamen. Van
Holland? Nee maar, dat vond hij leuk. Hij had juist
die week nog vier Hollanders in zijn kerk gehad.
Wat hebben we daar gezellig gezeten. Al het
merkwaardige in zijn kerk werd ons getoond en ver
klaard. Ik zal daarop niet ingaan, omdat ik er zon
der eenige moeite drie brieven mee kon vullen, en
het U natuurlijk niet zou interesseeren. Maar voor
we heen gingen, en we werden tot buiten de kerk
weggebracht, kregen we een boekje mee met een be
schrijving van het kerkje van Compton. En vóór in
het boekje schreef dominee zijn naam en den datum,
en voegde er aan toe: „Doe mijn beste groeten aan
Holland". Wij zullen het niet vergeten, zoomin als
wij hem zullen vergeten, den vriendelijken, ouden
dominee van Compton.
Een kleine uitweiding, voor ik overga tot onzen
derden dominee. Toen wij uit onze kerkbanken op
stonden en naar het altaar liepen, om daar iets te
bezien, zei een van de heeren van het andere ge
zelschap tegen me: „Zegt U eens iets in het Hol-
landsch tegen mijn vrouw". Ik deed het terstond.
„Verstaat U Hollandsch?". „Ja, een heel klein
beetje." Nu, dat bleek groote bescheidenheid te zijn.
Deze dame was al wel 25 jaar lang niet gewend
Hollandsch te spreken, maar ze had een Holland-
sche moeder gehad, was in Batavia geboren, had in
Scheveingen op school gegaan, en kon zich uitste
kend van onze taal bedienen.
Bij onzen derden dominee zal ik me onthouden
van namen en plaatsen te noemen. Niet, omdat ik
iets slechts ga vertellen. Integendeel. Ik zou alleen
kunnen zeggen, welk een aardige» indruk wij van
dezen predikant en zijn gezelschap kregen, geduren-
den den korten tijd, dat wij bij hen waren. Maar U
zult terstond de reden zien, en, hoop ik, billijken.
Wij waren dien dag op weg naar Midhurst. Te
Farncombe stapten we in den trein naar Ilaslemere.
Een Londensche trein, die naar Portsmouth ging,
en alle stationnetjes aandeed.
We aarzelden even op het perron. Ik wees een
zekere coupé aan, niet rooken. Mijn oudste zoon,
die wat verder op stond, opende reeds het portier
van een andere. Wij volgden hem.
Wat zijn er toch een toevalligheden in het leven.
Ik merkte op, toen wij instapten dat er vier men-
schen in het compartiment zaten, één heer en drie
dames. En dat zij groote koffers bij zich hadden, die
bij onze binnenkomst verplaatst moesten worden.
En toen in eens drong het tot me door. Inplaats
van: „Put that bag here, there 's room enough",
hoorde ik zeggen: „Zet die koffer maar hier, daar
kan ie best staan."
In twee seconden tijd waren acht Hollanders in
druk gesprek. Waarheen zij gingen, en waarheen
wij gingen en honderden dingen meer. En al spoe
dig, wie zij waren en wie wij waren. Het bleek, dat
wij reisden met een Hollandschen dominee, die met
zijn vrouw en twee kennissen zijn vacantie in En
geland doorbracht, en op weg was van Londen naar
het eiland Wight. Ik meen, te persoonlijk te worden,
wanneer ik naam en standplaats noem van dezen
derden dominee, die ons al even sympathiek was
als de twee eerstgenoemden, maar besluit dit ge
deelte met te zeggen, dat zij ons en wij hen harte
lijk toewuifden, toen wij te Haslemere op het perron
achterbleven en zij doorstoomden naar Portsmouth.
Ik zie, dat ik geen ruimte meer heb voor onzen
vierden dominee. Ik kan hem niet in enkele woorden
afdoen en als ik kon, zou ik het niet willen doen.
Over hem moet ik U vertellen in mijn volgenden
brief.
Nog enkele woorden over toevallige ontmoetin
gen voor ik eindig. Vindt U het vreemd, dat wij juist
in die coupé met vier Hollanders kwamen? En dat
wij in de kerk van Compton die half Hollandsche
dame hadden ontmoet? Welnu, dien zelfden middag
stonden drie Hollandsche jonge dames, die een
wandeltocht door Engeland maakten, buiten het
station Haslemere. We hebben een poosje met ze
gesproken. Twee dagen later passeeren ons in het
dorpje Bramley twee fietsers, een dame en een heer,
en helder en duidelijk klinkt de damesstem over
den weg: „En je blijft bij me". Meer hebben we, he
laas, van dezen roman niet gehoord. Geen twee uur
later fietsen we langs een heel verlaten landwegje
bij Albury twee meisjes achterop, die op zwaar be
laste fietsen zitten, 't Blijken twee Hollandsche
mesjes te zijn, die een fietstocht door Engeland ma-
ken van een week of drie, en met een tent en al
wat daar bij hoort. We hebben een eind met
hen meegereden en hun goede >reis toegewenscht
En als ik den volgenden morgen een paar bood
schappen heb gedaan in Guildford, dat weer een
heel stuk van Albury afligt, en juist terug zal rijden
naar Farncombe, rijden de zelfde twee meisjes zwaar
bepakt door Guildford's hoofdstraat. Ik spreek nog
weer even met ze en ze vertellen me, dat de reis dien
dag gaat naar Chesham in de Chiltern Hills, waar
wij vier jaar geleden onze zomervacantie hebben
doorgebracht.
Als zooiets in een boek zou voorkomen, zouden we
zeggen, dat het a 1 te toevallig was. De waarheid,
zegt de Engelschman, is vreemder dan de ver-;
dichting.
Bnttler, de snelle Duitscher, tegen onze
beste Hollanders.
Alcmaria V.V.V. houdt a.s. Zondag 26 Aug. haar
traditioneele motorgrasbaanwedstrijden op de baan
van het gemeentelijk sportterrein. Traditioneel, want
een Alkmaarsche kermis zonder motorraces is bijna
onmogelijk geworden.
Alcmaria V.V.V. heeft al haar best gedaan, om de
beste renners naar hier te krijgen en dat is haar na
heel veel moeite gelukt. Zoo kunnen wij thans de
finitief melden, dat de snelle Buttler opnieuw te
gen zijn concurrenten zal starten. En met hem ko
men Sedan Graf, Ryll en een nieuwe Duitsche ster,
Klinghammer. Deze vier Duitschers zullen alles in
het werk stellen, om de eerste plaatsen te bezetten.
Aangezien ook weer drie Belgen naar Alkmaar
komen, zal de landenwedstriid NederlandDuitsch-
landBelgië zeer belangwekkend worden!
Het programma zel( is vol variatie. Behalve een
klein aantal nieuwelingen zijn er zeer bekende iu-
njoren. Zoo starten er in de 250 c.M.3 klasse 4, in de
350 c.M.3 klasse 9, waaronder Oosterbaan, J. de Rid
der, Breman, Reynders. en 5 in de 500 c.M.3 klasse,
waaronder Pollé, Moeke, Nagtegaal, enz.
Doch vooral de senioren zijn goed vertegenwoor
digd. Wat zegt U van Oosterbaan. Westerop, Pol
dervaart, Jac. Al, Hamers, Ryll, de Jong en Bos
man? En wat van v. Wingerden, van Dinter, Be-
verdam, Rijk? En van Buttler, Sedan Graf,
Grosfils en Klinghammer?
Deze renners zullen er voor zorgen, dat het Zon
dagmiddag langs de rangen klatert van annlaus;
zij zullen het publiek toonen, hoe snel ze zijn, en
hoe snel de Alkmaarsche baan is!
Zal Buttler opnieuw de sterkste zijn? Of zullen
onze Hollanders, die hun stijl hebben veranderd en
daardoor sneller zijn geworden, voor een verrassing
zorgen?
Het zijn vraagteekens. die op den middag van
den eersten Kermiszondag opgelost zullen worden!
worden!
Tot Zondag dus! Op het Alkmaarsche motorsport-
feest!
naar het haar toescheen, Maria haar onmiddellijk
wekte.
Toen haar besef zich verscherpte, drukte haar weer
de doodelijke last der herinnering. Moeitevol hief zij
zich op haar elleboog op.
„Is het werkelijk al tijd om op te staan?" vroeg ze
kwijnend. „Ik gevoel me of ik nu pas in slaap ben
gevallen."
Maria, die beredderend rondging in de kamer, de
blinden opende en de gordijnen wegschoof, bleef
stilstaan en sloeg de tengere figuur in het bed vol
zorg gade. Zij keek met oogen als van een trouwen,
aanhankelijken hond, die bespeurt, dat men verdriet
heeft en die machteloos is om te helpen. Hij kan niets
doen hij kan slechts medevoelen.
En Maria wist, dat haar aangebeden meesteres een
groot verdriet droeg,, en dat zij machteloos was om
te helpen dat. zij haar alleen kon liefhebben.
„Asjeblieft, juffrouw, drink uw thee eens uit, dan
zal u zich wel beter voelen", zei ze hartelijk. „Een
lichaam voelt zich altijd heel anders, als er zoo'n kop
thee in zit. Ik denk, dat u het nieuws wel weet nu
Mr. Forrester zelf hier gisteren was?"
Ann zette haar kop rinkelend neer. Wat moest
ze nu weer hooren? Iets, dat haar weer opnieuw zou
verwonden? Zij staarde verschrikt naar Maria. „Nu,
wat voor nieuws?" stamelde zij. Ze wilde geen nieuwe
pijn meer ondergaan. Ze voelde, dat ze nu niet meer
in staat zou zijn die te dragen.
„Wel, de melkboer heeft het me gezegd. Mr. For
rester is vandaag naar White Windows vertrokken.
Hij is den kant van die „Minx" van hem daar uitge
gaan." Ze wees in de richting van de baai. De scha
duw van een glimlach gleed over Anns vermoeide
gezicht.
„Naar de „Sphinx" wil je zeggen", verbeterde zij.
„Juist, juf, precies wat ik bedoelde", stemde Maria
toe. „U kunt ze daar allemaal aan boord vinden,
vanmorgen zoo druk bezig als bijen in een korf."
Ann stond uit bed op en ging naar het venster.
Het was inderdaad waar. Vanaf de baai kon ze de
glanzende „Sphinx" zien liggen en er waren aan
boord onmiskenbare teekenen van activiteit. Zij haal
de diep adem. Als Brett vertrok was het goed nieuws
zeer goed nieuws zelfs! Zij had altijd een vreem
den angst voor hem gehad. Nu zij kennis droeg van
zijn aandeel in de vernieling van haar geluk, voel
de zij, dat zij hem nooit meer zou kunnen zien, zon
der onmiddellijk herinnerd te worden aan alles, wat
zij verloren had.
Het kwam haar voor of hij de geheelc tragedie be
lichaamde, die zij had doorstaan. Maar het jacht
zijn jacht wachtte, nog altijd stil liggend in de baai,
wachtend als een kat bij een muizenhol.
Twee uur later stond Ann op de klip en sloeg de
„Sphinx" gade, die zeewaarts dreef en bij de laatste
glanzing van den witten steven, scheen het haar alsof
één of ander onzegbaar donker gevaar van haar werd
weggenomen.
HOOFDSTUK XXVII.
De Waarheid.
„Café noir? Bien, m'sieu".
De waakzame Fransche kellner vloog weg als een
steen uit een katapult, terwijl Coventry weer terug
zonk in den lichten sluimer, waaruit hij even was
opgerezen om zijn koffie te bestellen. Hij had tame
lijk vroegtijdig gedineerd, omdat hij de lawaaiige
menigte wilde ontgaan, die zich in het hotel ver
drong. Hij zat nu alleen in een erker van de Salie
en zijn oogen dwaalden afwezig over de golvende
lijn van de zeekust. Temidden van den met sterren
bezaaiden hemel hing een volle maan als een rond,
zilveren schild, dat een prachtigcn glans spreidde
over den donkerblauwen nachtelijken hemel der
Middellandsche Zee en die de wandelpaden van den
hoteltuin omtooverde tot zilver-mysterieuse wegen.
Maar Eliot bleef onbewogen onder de bedwelmende
schoonheid van dezen avond. Het scheen nauwelijks
tot zijn gevoel door te dringen. Hij peinsde met een
bitteren, sarcastischen trek om zijn mond over het
zonderlinge lot, dat hem, na bijna drie maanden
eenzaam door Europa gezworven te hebben, naar
hetzelfde hotel te Mentone had gevoerd, waar Tony
Brabazon en zijn oom toevallig verbleven. Het
scheen, dat het noodlot, ten einde raad, met hem
was gaan spotten en een misselijke grap te zijnen
koste uithaalde. Want sinds hij Silverquay had ver
laten, was hij van de eene plaats naar de andere
getrokken, steeds vergeefs rust zoekend, tot hij ton
leste op Monte Carlo af was gegaan, in de hoop, dat
de verwarring van zijn gemoed tot vergetelheid zou
verkeeren in het schuimende leven dier stad en in
de scherpe concentratie aan do speeltafel. En nu
moest hij me daar op den alleroerstcn avond van
zijn aankomst Tony Brabazon ontmoeten! Het jong-
mensch was aan de tafel gezeten, die vlak aan die
van Coventry was aangeschaard en dineerde daar
in gezelschap van een stijven, stuurschcn ouden
heer, dien hij als zijn oom, Philip Brabazon had
voorgesteld. Een der meest verrassende en ironisce-
rende feiten in den heelen belabberden samenloop
van gebeurtenissen, was de joviale, vriendelijke wij
ze geweest, waarop Tony Brabazon op het moment,
dat hij hem had ontdekt, was opgesprongen om hem
te begroeten en goedlachs te informeeren naar al
de vrienden, die hij te Silverquay had gemaakt en
EMELTEN ALS ANDIJVIEVIJANDEN.
In de plaatselijke bladen heeft men kunnen lezen,
dat de Emelten zoo onder de andijvie zouden huis
houden, dat veel kale plekken te zien zijn.
Om nu een klein misverstand uit den weg te rui
men kan het goed zijn hierover even te schrijven*
Wat toch is het geval? Niet de emelten, maar de
aardrupsen zijn op het oogenblik de voornaamste
oorzaak van det afsterven der andijvieplanten.
Nu zal men zeggen, nu ja, of men door den hond of
door de kat gebeten wordt is al vrijwel hetzelfde,
hoofdzaak is, dat onze planten opgevreten worden.
Toch is er een groot verschil, of de planten werkelijk'
door de emelten worden opgevreten ja, dan neen.
Emelten zijn nl. veel gemakkelijker te bestrijden
dan aardrupsen.
Emelten zijn de larven van enkele groote soorten
langpootmuggen. Deze larven komen gedurende den
nacht boven den grond en daarom kan men ze doo-
den door een mengsel uit te strooien van Parijsch
groen en zemelen en wel 25 kilo zemelen en 1 kilo
Parijsch groen per H.A. Deze stoffen moeten door el
kander gemengd wordert, eerst droog en dan moet
er zooveel water bijgedaan worden, dat het een uit-
strooibare massa wordt. Dit mengsel wordt tegen,
den avond uitgestrooid, vooval tegen een avond als
men verwacht, dat het een zachte nacht worden zal.
Heeft men een beetje geluk, dan is men in eenmaal
van de plaag af, anders doet men het nogeens. Kost
baar is het in het geheel niet.
Aardrupsen zijn de rupsen van enkele soorten
nachtvlinders. De rupsen zijn grauwachtig gekleurd;
hoe ouder, hoe grauwer de kleur wordt. Een belang
rijk kenteelcen is, dat de aardrupsen, zoodra men ze
aanraakt krom gaan liggen, dat doen emelten niet.
Bovendien zijn rupsen voorzien van voor- en achter-
pooten en emelten hebben noch pooten, noch kop.
Men zal zien, als men op deze konmerken let, dat de
andijvieplanten in 99 van de 100 gevallen niet doofl
de emelten. maar door de aardrupsen worden aan
getast. Aardrupsen zijn veel lastiger te dooden, om
dat ze niet zooveel boven de grond komen als de
emelten.
Wel wordt ook het strooien aanbevolen van een
mengsel bestaande uit 10 kilo zemelen, Vi kilo Pa
rijsch groen, 2 liter stroop, 3 sinaasappelen en 15 liter
water. Van dit alles wordt goed een mengsel ge
maakt, het sinaasappelensap komt in het water en
het vleesch maakt men zoo fijn mogelijk. Van dit
mengsel strooit men kleine hoopjes op het land uit,
dicht bij de planten. De resultaten hiervan zijn echted
lang zoo zeker niet als van het bovengenoemde
emeltenmengsel. Te probeeren is het echter wel,
vooral wijl het in het groot toe te passen is.
Een veelvuldige grondbewerking als het land leeg
ligt en het laten loopen van kippen op het land is
verder zeer aan te bevelen. Aardrupsen tasten veler
lei gewassen aan. Soms b.v. Gladiolen. Heeft men
met een duur artikel te doen, of een intensieve cul
tuur, dan is er nog wel wat anders te zoeken.
Mocht iemand met een van deze middelen proe
ven nemen, dan houdt ondergeteekende zich voor
berichten omtrent de uitkomst aanbevolen.
De Ambtenaar bij den Plantenzieekten-
kundigen dienst,
VAN HERWIJNEN, St. Pancras.
in het bijzonder naar Ann.
Van Eliot had zich een vreemd gevoel meester
gemaakt. Zoodra hij Tony's gezicht voor zich zag,
brak alle ellende der herinnering in hem door en
vervulde hem met een soort wilde woede. Hij had
den vriendelijken, vroolijken glimlach op het gezicht
van den jongen weg kunnen slaan. Maar toch
moest hij onder alle wrok en ergernis door, inwen
dig de onrechtvaardigheid ervan erkennen.
Tony had niet opzettelijk gehandeld, en daar hij
niet besefte, dat hij indirect degene was geweest,
die Eliot's geluk had verwoest, was zijn hartelijke,
vriendschappelijke houding eigenlijk de natuurlijk
ste zaak ter wereld. Bovendien moést Eliot zich
zelve toegeven, dat als de zaken anders waren gc-
loopcn, hij dan waarschijnlijk Tony's rondborstig
heid en hartelijkheid gaarne op dezelfde wijze had
beantwoord. De jongen had een aangename en
charmeerende wijze van omgang met anderen, zoo-
Eliot dan ook vluchtig op Silverquay had kunnen
vaststellen.
Soms kregen de Brabazons bezoek Lady Do-
reen Neville en haar moeder, en bij deze gelegen
heid beleefde Eliot een tamelijk triest genoegen door
het beginnend liefdesavontuur gade te slaan. Do-
reen's moeder was één en al glimlach. Zij had nog
andere opgroeiende dochters. Dat Tony en Doreen
Neville zich tot elkaar aangetrokken gevoelden, was
onmiskenbaar en Eliot benijdde het soepele gemak
der jeugd, die het verleden opzij kan zetten, om zich
onbelemmerd in te schepen voor een nieuw avon
tuur. Maar een man, die zich eens met Ann in lief
de verbonden gevoeld had met Ann en haar die
pen' levensmoed, haar ernst en haar vroolijkheid
zou nooit voldaan kunnen zijn met de brooze
schoonheid, de hulpelooze, bleeke lieftalligheid, die
alles vormde, wat Lady Doreen aan te bieden had,
Ann was niet iemand, die men gemakkelijk, kon
vergeten, zooals Eliot uit eigen smartelijke erva
ring wist. Toch scheen Brabazon in staat te zijn om
haar te vergeten. God, als men dat gemak om te
vergeten eens zou kunnen koopen!
De kellner spoedde zich door de rijen tafels en
deponeerde Eliot's koffie vlak voor diens oogen,
zoodat deze met een schok uit zijn naargeestige
overpeinzingen ontwaakte.
„Je bent een verduivelden tijd weggebleven!" beet
hij den man geprikkeld toe en glimlachte toen om
zijn eigen nervositeit! Dat kon ook haast niet an
ders! Een Fransche courant lag naast hem! Ilij trok
ze naar zich toe en wierp zich energiek op de pagi
na's om de gedachten, die hem kwelden, te verdrij
ven.
Wordt .vervolgd.