Motorraces te Alkmaar. Haar schuld betaald Vacantie in Farncombe. (Van onzen Engelschen Brief-schrijver.) Farncombe, Surrey, 18 Augustus 1934. HET is Zaterdagavond en we hebben juist een avondwandeling gemaakt. We zijn door de winkelstraat van Godalming gekomen, waar we het elke minuut stiller zagen worden; waar we sluitende en gesloten winkels zagen, en moeders, die zich huiswaarts haastten met de in- koopen voor den Zondag in den kinderwagen van de thuisgclaten baby. We hebben den rook zien op stijgen uit de tallooze schoorsteenen, we hebben de lichtjes zion komen in de huizen, die gebouwd zijn op de heuvelhellingen, waarop wij uitzien. We hoo- rcn juist de schoolklok negen uur slaan, want het is onze klok, die aan Farncombe vertelt, of het tijd is om op te staan, de aardappels op te zetten, of een kopje thee te drinken, en we zitten weer in 'de gezellige huiskamer om de ronde tafel. Precies als gisteren. Ja, maar ook precies als veertien dagen geleden. Vol schrik vraag ik het me af. Is het werkelijk veertien dagen geleden, dat. ik hier in deze kamer een brief zat te schrijven aan de Schager Courant? Waarom vliegen vacantiedagen toch om? Ze hoeven niet te kruipen, maar ze konden zich toch wel tevreden stellen met eenvoudig te gaan! En wat zal ik nu vertellen? Het is de veelheid, die het moeilijk maakt een keus te doen. Maar vooruit! In mijn vorigen brief sprak ik over onzen dominéé. Ditmaal zal ik het hebben over vier dominees, als de beschikbare ruimte het toelaat. Aan onzen eigen dominee de eer, weer de eerste te zijn. Ik heb U nog niet verteld, dat wij naar zijn kerk zijn gegaan, en naar zijn zeer goede preek heb ben geluisterd. Maar het volgen van een Engelschen kerkdienst is heel moeilijk. Het grootste gedeelte bestaat uit een samenspel van predikant, koor en gemeente, en de buitenlander zit, of liever staat er bij, want het grootste gedeelte van den dienst is staande, en voelt zich als een speler, wien men de regels van het spel niet heeft meegedeeld. Ik ontmoette dominéé op straat op Zaterdag, 'juist een week geleden, en vertelde hem, hoe moei lijk het voor ons was den geheclen dienst te vol gen. „Geen nood", zei hij vroolijk, ,,'t is doodge makkelijk, als je 't weet, en vóór den dienst van mor gen kom ik het U leeren." Tot onze verbazing kwam hij dien geheelen Zater dag niet. Wij wisten, dat dien dag zijn vrouw en kinderen thuis kwamen, die een week uit waren ge weest, en we begrepen, dat het moeilijk voor dominéé zou zijn, om er uit te breken. Maar toch hij had het beloofd, en had er niet van willen hooren, toen ik aanbood bij hem te komen. Zondagmorgen. We zitten aan het ontbijt. Er wordt geklopt, en onze jongste zoon doet open. „Dominee is er", zegt hij, en ja wel, daar staat hij, in vol or naat, en met twee kerkboeken. Een half uur voor de dienst begon, hebben wij les gehad, om alles pre cies te kunnen volgen. En meer dan eens het vol gende uur zag ik, óf misschien, verbeeldde ik me te zien, dat dominee keek, of we wel de juiste blad zijden omsloegen in het Gebedenboek. Maar wij wa ren goede en oplettende leerlingen geweest. Dien middag zijn we naar Compton gefietst Dat Is misschen wel het mooiste plaatsje in deze prach tige streek. En de oude kerk is een van de meest bezienswaardige dingen in Compton. Omstreeks drie uur, half vier, waren wij in het kerkje van Compton. Er was geen dienst, maar een zestal kinderen zaten in een van de banken, en na ons kwamen nog eenige dames en heeren binnen, blijkbaar met de bedoeling, evenals wij, de kerk te bezichtigen. FEUILLETON. door MARGARET PEDLER. 40. Somber voelde Ann een begeerte om te weten, wie die vrouw was of zij het zich misschien toch nog zou aantrekken, als zij wist, dat een an dere vrouw zoo hevig moest lijden voor het kwaad, dat zij had gesticht. En toen trok een matte glimlach over haar ge zicht. Het deed er weinig aan toe, of die vrouw dit zou weten. Ze zou toch niets meer kunnen doen om de ellende op te heffen, die zij had teweeg gebracht, liet was allemaal hopeloos het eene wiel draait het andere voort, de eene schakel voegt zich aan den andere. Het was nu gebeurd voorbij, voorbij. Ann trachtte het feit onverbloemd in de oogen te zien. Liefde was gekomen had een oogenblik haar we reld verrijkt en verheerlijkt en nu was de liefde weer weggegaan. Het kwam er nu slechts op aan om den last van het leven opnieuw op te nemen. Misschien zou het langzamerhand lichter vallen. Eens dacht zij zou deze smart wel wijken, zooals alle dingen in het leven, goede en kwade, vergaan door den tijd. Maar geen macht ter wereld kon de dingen ver anderen de klok terugzetten. Zelfs als Eliot gedreven dpor de onweerstaan bare macht der liefde, tot haar zou terugkeeren, zou het anders zijn dan eerst.. Ilij had haar gewantrouwd en dat wantrouwen had voor altijd een scheur in hun verhouding gebracht. De nacht was in duister gezonken, maar Ann kon niet slapen. Zij woelde rond in haar bed en haar ge dachten warrelden vermoeiend in een cirkel van over peinzing. Tony en Brett en Eliot, drie mannen, die haar hadden bemind en begeerd, ieder op zijn eigen ma nier en samen hadden ze, het zoover gebracht, dat elk atoom van geluk, dat het leven voor haar nog kon bevatten, was uitgeroeid. Tegen den morgen, toen zij geheel verzwakt daar neerlag, zonk zij in een koortsigen doezel, waaruit, Terwijl de anderen nog wat achter waren geble ven, was ik doorgeloopen tot aan het altaar. Plotse ling zag ik den dominee te voorschijn komen en niet zeker wetend, of ik wel het recht had bij het al taar te komen, trok ik me zoo vlug mogelijk terug. Maar niet vlug genoeg voor den dominee. In twee tellen had hij me ingehaald en bij den arm gegre pen. Ik voelde, dat het een vriendschappelijke greep was, maar desalniettemin werd ik „opge bracht" naar mijn eigen en naar het ons vreemde gezelschap, dat in een groep achter in de kerk ons niet zonder verbazing zag aankomen. „En nu zouden de dames en heeren zeker wel wil len, dat de ouwe dominee hun zelf eens wat over fijn kerk vertelt? Kinderen, jullie hebt den tijd nog wel. Ga jullie dan maar wat apart zitten. En dan komen de dames en heeren hier naast en om me heen in de kerkbanken." Onder het gaan naar de bank, en het inschuiven, vroeg dominee, waar wij vandaan kwamen. Van Holland? Nee maar, dat vond hij leuk. Hij had juist die week nog vier Hollanders in zijn kerk gehad. Wat hebben we daar gezellig gezeten. Al het merkwaardige in zijn kerk werd ons getoond en ver klaard. Ik zal daarop niet ingaan, omdat ik er zon der eenige moeite drie brieven mee kon vullen, en het U natuurlijk niet zou interesseeren. Maar voor we heen gingen, en we werden tot buiten de kerk weggebracht, kregen we een boekje mee met een be schrijving van het kerkje van Compton. En vóór in het boekje schreef dominee zijn naam en den datum, en voegde er aan toe: „Doe mijn beste groeten aan Holland". Wij zullen het niet vergeten, zoomin als wij hem zullen vergeten, den vriendelijken, ouden dominee van Compton. Een kleine uitweiding, voor ik overga tot onzen derden dominee. Toen wij uit onze kerkbanken op stonden en naar het altaar liepen, om daar iets te bezien, zei een van de heeren van het andere ge zelschap tegen me: „Zegt U eens iets in het Hol- landsch tegen mijn vrouw". Ik deed het terstond. „Verstaat U Hollandsch?". „Ja, een heel klein beetje." Nu, dat bleek groote bescheidenheid te zijn. Deze dame was al wel 25 jaar lang niet gewend Hollandsch te spreken, maar ze had een Holland- sche moeder gehad, was in Batavia geboren, had in Scheveingen op school gegaan, en kon zich uitste kend van onze taal bedienen. Bij onzen derden dominee zal ik me onthouden van namen en plaatsen te noemen. Niet, omdat ik iets slechts ga vertellen. Integendeel. Ik zou alleen kunnen zeggen, welk een aardige» indruk wij van dezen predikant en zijn gezelschap kregen, geduren- den den korten tijd, dat wij bij hen waren. Maar U zult terstond de reden zien, en, hoop ik, billijken. Wij waren dien dag op weg naar Midhurst. Te Farncombe stapten we in den trein naar Ilaslemere. Een Londensche trein, die naar Portsmouth ging, en alle stationnetjes aandeed. We aarzelden even op het perron. Ik wees een zekere coupé aan, niet rooken. Mijn oudste zoon, die wat verder op stond, opende reeds het portier van een andere. Wij volgden hem. Wat zijn er toch een toevalligheden in het leven. Ik merkte op, toen wij instapten dat er vier men- schen in het compartiment zaten, één heer en drie dames. En dat zij groote koffers bij zich hadden, die bij onze binnenkomst verplaatst moesten worden. En toen in eens drong het tot me door. Inplaats van: „Put that bag here, there 's room enough", hoorde ik zeggen: „Zet die koffer maar hier, daar kan ie best staan." In twee seconden tijd waren acht Hollanders in druk gesprek. Waarheen zij gingen, en waarheen wij gingen en honderden dingen meer. En al spoe dig, wie zij waren en wie wij waren. Het bleek, dat wij reisden met een Hollandschen dominee, die met zijn vrouw en twee kennissen zijn vacantie in En geland doorbracht, en op weg was van Londen naar het eiland Wight. Ik meen, te persoonlijk te worden, wanneer ik naam en standplaats noem van dezen derden dominee, die ons al even sympathiek was als de twee eerstgenoemden, maar besluit dit ge deelte met te zeggen, dat zij ons en wij hen harte lijk toewuifden, toen wij te Haslemere op het perron achterbleven en zij doorstoomden naar Portsmouth. Ik zie, dat ik geen ruimte meer heb voor onzen vierden dominee. Ik kan hem niet in enkele woorden afdoen en als ik kon, zou ik het niet willen doen. Over hem moet ik U vertellen in mijn volgenden brief. Nog enkele woorden over toevallige ontmoetin gen voor ik eindig. Vindt U het vreemd, dat wij juist in die coupé met vier Hollanders kwamen? En dat wij in de kerk van Compton die half Hollandsche dame hadden ontmoet? Welnu, dien zelfden middag stonden drie Hollandsche jonge dames, die een wandeltocht door Engeland maakten, buiten het station Haslemere. We hebben een poosje met ze gesproken. Twee dagen later passeeren ons in het dorpje Bramley twee fietsers, een dame en een heer, en helder en duidelijk klinkt de damesstem over den weg: „En je blijft bij me". Meer hebben we, he laas, van dezen roman niet gehoord. Geen twee uur later fietsen we langs een heel verlaten landwegje bij Albury twee meisjes achterop, die op zwaar be laste fietsen zitten, 't Blijken twee Hollandsche mesjes te zijn, die een fietstocht door Engeland ma- ken van een week of drie, en met een tent en al wat daar bij hoort. We hebben een eind met hen meegereden en hun goede >reis toegewenscht En als ik den volgenden morgen een paar bood schappen heb gedaan in Guildford, dat weer een heel stuk van Albury afligt, en juist terug zal rijden naar Farncombe, rijden de zelfde twee meisjes zwaar bepakt door Guildford's hoofdstraat. Ik spreek nog weer even met ze en ze vertellen me, dat de reis dien dag gaat naar Chesham in de Chiltern Hills, waar wij vier jaar geleden onze zomervacantie hebben doorgebracht. Als zooiets in een boek zou voorkomen, zouden we zeggen, dat het a 1 te toevallig was. De waarheid, zegt de Engelschman, is vreemder dan de ver-; dichting. Bnttler, de snelle Duitscher, tegen onze beste Hollanders. Alcmaria V.V.V. houdt a.s. Zondag 26 Aug. haar traditioneele motorgrasbaanwedstrijden op de baan van het gemeentelijk sportterrein. Traditioneel, want een Alkmaarsche kermis zonder motorraces is bijna onmogelijk geworden. Alcmaria V.V.V. heeft al haar best gedaan, om de beste renners naar hier te krijgen en dat is haar na heel veel moeite gelukt. Zoo kunnen wij thans de finitief melden, dat de snelle Buttler opnieuw te gen zijn concurrenten zal starten. En met hem ko men Sedan Graf, Ryll en een nieuwe Duitsche ster, Klinghammer. Deze vier Duitschers zullen alles in het werk stellen, om de eerste plaatsen te bezetten. Aangezien ook weer drie Belgen naar Alkmaar komen, zal de landenwedstriid NederlandDuitsch- landBelgië zeer belangwekkend worden! Het programma zel( is vol variatie. Behalve een klein aantal nieuwelingen zijn er zeer bekende iu- njoren. Zoo starten er in de 250 c.M.3 klasse 4, in de 350 c.M.3 klasse 9, waaronder Oosterbaan, J. de Rid der, Breman, Reynders. en 5 in de 500 c.M.3 klasse, waaronder Pollé, Moeke, Nagtegaal, enz. Doch vooral de senioren zijn goed vertegenwoor digd. Wat zegt U van Oosterbaan. Westerop, Pol dervaart, Jac. Al, Hamers, Ryll, de Jong en Bos man? En wat van v. Wingerden, van Dinter, Be- verdam, Rijk? En van Buttler, Sedan Graf, Grosfils en Klinghammer? Deze renners zullen er voor zorgen, dat het Zon dagmiddag langs de rangen klatert van annlaus; zij zullen het publiek toonen, hoe snel ze zijn, en hoe snel de Alkmaarsche baan is! Zal Buttler opnieuw de sterkste zijn? Of zullen onze Hollanders, die hun stijl hebben veranderd en daardoor sneller zijn geworden, voor een verrassing zorgen? Het zijn vraagteekens. die op den middag van den eersten Kermiszondag opgelost zullen worden! worden! Tot Zondag dus! Op het Alkmaarsche motorsport- feest! naar het haar toescheen, Maria haar onmiddellijk wekte. Toen haar besef zich verscherpte, drukte haar weer de doodelijke last der herinnering. Moeitevol hief zij zich op haar elleboog op. „Is het werkelijk al tijd om op te staan?" vroeg ze kwijnend. „Ik gevoel me of ik nu pas in slaap ben gevallen." Maria, die beredderend rondging in de kamer, de blinden opende en de gordijnen wegschoof, bleef stilstaan en sloeg de tengere figuur in het bed vol zorg gade. Zij keek met oogen als van een trouwen, aanhankelijken hond, die bespeurt, dat men verdriet heeft en die machteloos is om te helpen. Hij kan niets doen hij kan slechts medevoelen. En Maria wist, dat haar aangebeden meesteres een groot verdriet droeg,, en dat zij machteloos was om te helpen dat. zij haar alleen kon liefhebben. „Asjeblieft, juffrouw, drink uw thee eens uit, dan zal u zich wel beter voelen", zei ze hartelijk. „Een lichaam voelt zich altijd heel anders, als er zoo'n kop thee in zit. Ik denk, dat u het nieuws wel weet nu Mr. Forrester zelf hier gisteren was?" Ann zette haar kop rinkelend neer. Wat moest ze nu weer hooren? Iets, dat haar weer opnieuw zou verwonden? Zij staarde verschrikt naar Maria. „Nu, wat voor nieuws?" stamelde zij. Ze wilde geen nieuwe pijn meer ondergaan. Ze voelde, dat ze nu niet meer in staat zou zijn die te dragen. „Wel, de melkboer heeft het me gezegd. Mr. For rester is vandaag naar White Windows vertrokken. Hij is den kant van die „Minx" van hem daar uitge gaan." Ze wees in de richting van de baai. De scha duw van een glimlach gleed over Anns vermoeide gezicht. „Naar de „Sphinx" wil je zeggen", verbeterde zij. „Juist, juf, precies wat ik bedoelde", stemde Maria toe. „U kunt ze daar allemaal aan boord vinden, vanmorgen zoo druk bezig als bijen in een korf." Ann stond uit bed op en ging naar het venster. Het was inderdaad waar. Vanaf de baai kon ze de glanzende „Sphinx" zien liggen en er waren aan boord onmiskenbare teekenen van activiteit. Zij haal de diep adem. Als Brett vertrok was het goed nieuws zeer goed nieuws zelfs! Zij had altijd een vreem den angst voor hem gehad. Nu zij kennis droeg van zijn aandeel in de vernieling van haar geluk, voel de zij, dat zij hem nooit meer zou kunnen zien, zon der onmiddellijk herinnerd te worden aan alles, wat zij verloren had. Het kwam haar voor of hij de geheelc tragedie be lichaamde, die zij had doorstaan. Maar het jacht zijn jacht wachtte, nog altijd stil liggend in de baai, wachtend als een kat bij een muizenhol. Twee uur later stond Ann op de klip en sloeg de „Sphinx" gade, die zeewaarts dreef en bij de laatste glanzing van den witten steven, scheen het haar alsof één of ander onzegbaar donker gevaar van haar werd weggenomen. HOOFDSTUK XXVII. De Waarheid. „Café noir? Bien, m'sieu". De waakzame Fransche kellner vloog weg als een steen uit een katapult, terwijl Coventry weer terug zonk in den lichten sluimer, waaruit hij even was opgerezen om zijn koffie te bestellen. Hij had tame lijk vroegtijdig gedineerd, omdat hij de lawaaiige menigte wilde ontgaan, die zich in het hotel ver drong. Hij zat nu alleen in een erker van de Salie en zijn oogen dwaalden afwezig over de golvende lijn van de zeekust. Temidden van den met sterren bezaaiden hemel hing een volle maan als een rond, zilveren schild, dat een prachtigcn glans spreidde over den donkerblauwen nachtelijken hemel der Middellandsche Zee en die de wandelpaden van den hoteltuin omtooverde tot zilver-mysterieuse wegen. Maar Eliot bleef onbewogen onder de bedwelmende schoonheid van dezen avond. Het scheen nauwelijks tot zijn gevoel door te dringen. Hij peinsde met een bitteren, sarcastischen trek om zijn mond over het zonderlinge lot, dat hem, na bijna drie maanden eenzaam door Europa gezworven te hebben, naar hetzelfde hotel te Mentone had gevoerd, waar Tony Brabazon en zijn oom toevallig verbleven. Het scheen, dat het noodlot, ten einde raad, met hem was gaan spotten en een misselijke grap te zijnen koste uithaalde. Want sinds hij Silverquay had ver laten, was hij van de eene plaats naar de andere getrokken, steeds vergeefs rust zoekend, tot hij ton leste op Monte Carlo af was gegaan, in de hoop, dat de verwarring van zijn gemoed tot vergetelheid zou verkeeren in het schuimende leven dier stad en in de scherpe concentratie aan do speeltafel. En nu moest hij me daar op den alleroerstcn avond van zijn aankomst Tony Brabazon ontmoeten! Het jong- mensch was aan de tafel gezeten, die vlak aan die van Coventry was aangeschaard en dineerde daar in gezelschap van een stijven, stuurschcn ouden heer, dien hij als zijn oom, Philip Brabazon had voorgesteld. Een der meest verrassende en ironisce- rende feiten in den heelen belabberden samenloop van gebeurtenissen, was de joviale, vriendelijke wij ze geweest, waarop Tony Brabazon op het moment, dat hij hem had ontdekt, was opgesprongen om hem te begroeten en goedlachs te informeeren naar al de vrienden, die hij te Silverquay had gemaakt en EMELTEN ALS ANDIJVIEVIJANDEN. In de plaatselijke bladen heeft men kunnen lezen, dat de Emelten zoo onder de andijvie zouden huis houden, dat veel kale plekken te zien zijn. Om nu een klein misverstand uit den weg te rui men kan het goed zijn hierover even te schrijven* Wat toch is het geval? Niet de emelten, maar de aardrupsen zijn op het oogenblik de voornaamste oorzaak van det afsterven der andijvieplanten. Nu zal men zeggen, nu ja, of men door den hond of door de kat gebeten wordt is al vrijwel hetzelfde, hoofdzaak is, dat onze planten opgevreten worden. Toch is er een groot verschil, of de planten werkelijk' door de emelten worden opgevreten ja, dan neen. Emelten zijn nl. veel gemakkelijker te bestrijden dan aardrupsen. Emelten zijn de larven van enkele groote soorten langpootmuggen. Deze larven komen gedurende den nacht boven den grond en daarom kan men ze doo- den door een mengsel uit te strooien van Parijsch groen en zemelen en wel 25 kilo zemelen en 1 kilo Parijsch groen per H.A. Deze stoffen moeten door el kander gemengd wordert, eerst droog en dan moet er zooveel water bijgedaan worden, dat het een uit- strooibare massa wordt. Dit mengsel wordt tegen, den avond uitgestrooid, vooval tegen een avond als men verwacht, dat het een zachte nacht worden zal. Heeft men een beetje geluk, dan is men in eenmaal van de plaag af, anders doet men het nogeens. Kost baar is het in het geheel niet. Aardrupsen zijn de rupsen van enkele soorten nachtvlinders. De rupsen zijn grauwachtig gekleurd; hoe ouder, hoe grauwer de kleur wordt. Een belang rijk kenteelcen is, dat de aardrupsen, zoodra men ze aanraakt krom gaan liggen, dat doen emelten niet. Bovendien zijn rupsen voorzien van voor- en achter- pooten en emelten hebben noch pooten, noch kop. Men zal zien, als men op deze konmerken let, dat de andijvieplanten in 99 van de 100 gevallen niet doofl de emelten. maar door de aardrupsen worden aan getast. Aardrupsen zijn veel lastiger te dooden, om dat ze niet zooveel boven de grond komen als de emelten. Wel wordt ook het strooien aanbevolen van een mengsel bestaande uit 10 kilo zemelen, Vi kilo Pa rijsch groen, 2 liter stroop, 3 sinaasappelen en 15 liter water. Van dit alles wordt goed een mengsel ge maakt, het sinaasappelensap komt in het water en het vleesch maakt men zoo fijn mogelijk. Van dit mengsel strooit men kleine hoopjes op het land uit, dicht bij de planten. De resultaten hiervan zijn echted lang zoo zeker niet als van het bovengenoemde emeltenmengsel. Te probeeren is het echter wel, vooral wijl het in het groot toe te passen is. Een veelvuldige grondbewerking als het land leeg ligt en het laten loopen van kippen op het land is verder zeer aan te bevelen. Aardrupsen tasten veler lei gewassen aan. Soms b.v. Gladiolen. Heeft men met een duur artikel te doen, of een intensieve cul tuur, dan is er nog wel wat anders te zoeken. Mocht iemand met een van deze middelen proe ven nemen, dan houdt ondergeteekende zich voor berichten omtrent de uitkomst aanbevolen. De Ambtenaar bij den Plantenzieekten- kundigen dienst, VAN HERWIJNEN, St. Pancras. in het bijzonder naar Ann. Van Eliot had zich een vreemd gevoel meester gemaakt. Zoodra hij Tony's gezicht voor zich zag, brak alle ellende der herinnering in hem door en vervulde hem met een soort wilde woede. Hij had den vriendelijken, vroolijken glimlach op het gezicht van den jongen weg kunnen slaan. Maar toch moest hij onder alle wrok en ergernis door, inwen dig de onrechtvaardigheid ervan erkennen. Tony had niet opzettelijk gehandeld, en daar hij niet besefte, dat hij indirect degene was geweest, die Eliot's geluk had verwoest, was zijn hartelijke, vriendschappelijke houding eigenlijk de natuurlijk ste zaak ter wereld. Bovendien moést Eliot zich zelve toegeven, dat als de zaken anders waren gc- loopcn, hij dan waarschijnlijk Tony's rondborstig heid en hartelijkheid gaarne op dezelfde wijze had beantwoord. De jongen had een aangename en charmeerende wijze van omgang met anderen, zoo- Eliot dan ook vluchtig op Silverquay had kunnen vaststellen. Soms kregen de Brabazons bezoek Lady Do- reen Neville en haar moeder, en bij deze gelegen heid beleefde Eliot een tamelijk triest genoegen door het beginnend liefdesavontuur gade te slaan. Do- reen's moeder was één en al glimlach. Zij had nog andere opgroeiende dochters. Dat Tony en Doreen Neville zich tot elkaar aangetrokken gevoelden, was onmiskenbaar en Eliot benijdde het soepele gemak der jeugd, die het verleden opzij kan zetten, om zich onbelemmerd in te schepen voor een nieuw avon tuur. Maar een man, die zich eens met Ann in lief de verbonden gevoeld had met Ann en haar die pen' levensmoed, haar ernst en haar vroolijkheid zou nooit voldaan kunnen zijn met de brooze schoonheid, de hulpelooze, bleeke lieftalligheid, die alles vormde, wat Lady Doreen aan te bieden had, Ann was niet iemand, die men gemakkelijk, kon vergeten, zooals Eliot uit eigen smartelijke erva ring wist. Toch scheen Brabazon in staat te zijn om haar te vergeten. God, als men dat gemak om te vergeten eens zou kunnen koopen! De kellner spoedde zich door de rijen tafels en deponeerde Eliot's koffie vlak voor diens oogen, zoodat deze met een schok uit zijn naargeestige overpeinzingen ontwaakte. „Je bent een verduivelden tijd weggebleven!" beet hij den man geprikkeld toe en glimlachte toen om zijn eigen nervositeit! Dat kon ook haast niet an ders! Een Fransche courant lag naast hem! Ilij trok ze naar zich toe en wierp zich energiek op de pagi na's om de gedachten, die hem kwelden, te verdrij ven. Wordt .vervolgd.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1934 | | pagina 6