BPjSS
De Boerderij.
Verkeerd beoordeeld.
A
DeWereld=
reis.
De school is weer begonnen.
„Ziezoo, dat is klaar. Een maand lang
heb ik er aan gezwoegd en het deugt hee-
lemaal niet!" zei Stan Edwards, terwijl hij
zijn opstel in zijn lessenaar smeet.
Zijn kamergenoot, Mart Cummings keek
even van zijn schrift op en lachte. „Le
ver het in. Je hebt er zoo hard aan ge
werkt en je zult zien, dat je den eersten
prijs krijgt. Mijn opstel is ook bijna klaar
en ik ben beslist van plan het in te leve
ren."
Stan lachte. Het idee, dat Mart meen
de, dat hij, Stan, den eersten prijs van
honderd gulden, die de school ieder jaar
uitloofde, zou behalen, vermaakte hem.
Mart was een harde werker op het gym-
uastiekgebied zoowel als wat de andere
vakken betrof, maar hij was heelemaal
niet zoo uitmuntend in de verschillende
vakken; daarom vond Stan, dat hij geen
greintje kans had, om den grooten prijs
te winnen.
Mart schreef nog even den laatsten re
gel af en pakte zijn papieren bij elkaar.
„Ik heb er met veel plezier aan gewerkt
en al win ik den prijs niet, dan heb ik
er toch veel voldoening van," zei hij op
zijn gemak.
Plotseling pakte Stan zijn manuscript
uit zijn lessenaar, vouwde het dubbel en
wierp het in de papiermand, terwijl Mart
hem met verbaasde oogen aankeek. „Ik
win toch niets en wil het niet eens pro-
heeren," zei Stan ongeduldig. „Laten we
liever wat gaan tennissen".
Mart's gezicht werd ernstig. „Ouwe
Jongen ,ik heb nog nooit iemand gezien,
die zoo gemakkelijk uit zijn evenwicht te
brengen is, als jij. Je bederft een heele-
boel dingen, die je begint, doordat je alles
veel te spoedig weer neergooit."
„Wat je zegt!" riep Stan woedend te
gen zijn kamergenoot. „Preek alsjeblieft
niet tegen me. Als ik zoo knap was als jij,
zou ik niet eens met iets beginnen!
„Er is nog iets bij jou niet in orde,
Stan, en dat is dat je je goede humeur
zoo gauw verliest!" Mart draaide zich,
na dit gezegd te hebben, om. Met een
smak gooide Stan, die woedend de ka
mer uitliep, de deur achter zich dicht en
rende naar beneden. Even later had hij
spijt van zijn driftig optreden tegen zijn
vriend, doch hij was te koppig om terug
te gaan en met Mart de zaak in het
reine te brengen.
Stan wandelde naar het tennisveld,
'doch hier werd hij opnieuw onaange
naam getroffen. Op het tennisveld werd
n.1. flink geoefend voor den wedstrijd, die
de week daarop gespeeld zou worden
met de Jongens van een andere kost
school en dit herinnerde hem aan zijn
onhebbelijk optreden van dien morgen.
Hij speelde over het algemeen vrij goed,
doch toen hij dien morgen een reeks
domme zetten achter elkaar had ge
speeld, had hij woedend zijn racket neer
gesmeten en weigerde nu aan den wed
strijd deel te nemen. De spelers riepen
hem nu en vroegen hem, weer met hen
te oefenen, doch hij was zoo nijdig, dat
hij weigerde. Daarna ging hij naar het
grasveld achter de school, doch ook
hier trof hij het niet. Een paar jongens
stonden elkaar hun plannen mee te dee-
len voor de aanstaande vacantie en toen
ze Stan zagen aankomen, vroegen ze hem
ook wat hij ging doen. Zonder te ant
woorden draaide hij zich om en liep ver
der. „Ik ben het zat langer hier op school
te blijven," zei hij tegen zichzelf. „Ik zal
vader vragen me ergens anders heen te
zenden". Doch op ditzelfde moment rea
liseerde hij, dat er geen voldoende reden
aanwezig was voor zijn helder denkende
vader om hem van deze school af te ne
men.
Hij liep terug naar zijn kamer, doch
Mart was verdwenen. Stan grijnsde. „Ze
ker zijn werk gaan inleveren bij den di
recteur, hij krijgt natuurlijk den eersten
prijs, die boffert. Enfin, dat zullen we
morgen wel zien."
Met een smak vloog de deur open en
stormde Mart naar binnen.
„Zeg Stan, ik krijg zoo juist een tele
gram van mijn vader, dat hij hier in de
stad komt en wil, dat ik naar hem toe ga,
fijn zeg jo, voor twee of drie dagen. Wil
jij morgen even mijn rapport in ontvangst
nomen?" vroeg hij. Stan knikte bevesti
gend en nog steeds wilde hij tegen Mart
zeggen, dat hij het straks niet zoo erg
had gemeend, maar zooals gewoonlijk kon
hij geen woorden vinden en zweeg dus.
Met een hartelijk „Goeden dag" ver
dween Mart.
.Mijn vader zal nooit eena zoo'n verras
sing bedenken", dacht hij bitter, zich ver
diepend in zijn eigen leed.
Den volgenden dag hoorde hij, dat de
examencommissie den hoofdprijs had toe
gekend aan Martin Cummings.
Stan was er zoo van onder den indruk,
dat hij verder niet in staat was nog iets
in zijn arme, gepijnigde hersens op te
nemen. In die stemming verliet hij na af
loop de school. „Wat een noodlot". Mart
den eersten prijs!" mopperde hij.
Dien middag ontving hij zijn tweeden
schok, toen het bekroonde opstel werd
voorgelezen en Stan dit herkende als zijn
eigen werk!
Hij werd woedend. „Zoo, speelt Mart
zulk spel! Hij zendt mijn werk in en hij
vermoedde natuurlijk niet, dat het voor
gelezen zou worden .Hij wist zeker, dat
zijn eigen opstel niets waard was. Nu, dat
is fijn!"
In een ren liep hij naar het huis van
den directeur en vertelde deze in warme
bewoordingen wat de ware situatie was.
„Ga zitten, Stan," zei de directeur kalm.
„Als je beschuldiging waar is, is het feit
heel ernstig' Mart is altijd oprecht en eer
lijk geweest. Ik heb hier het opstel, waar
mee Mart den prijs won. Is het van jou?',
„Woord voor woord", antwoordde Stan,
er een blik in slaande.
Het gezicht van den directeur werd
ernstig .„En het is toch het handschrift
van Mart?" zei hij.
„Ja," zei Stan boos.
De directeur dacht een oogenblik na en
zei: „Mart is met zijn vader de stad in,
doch ik heb zijn vader uitgenoodigd hier
te komen om de school te bezichtigen en
vanmiddag komen ze Dan zullen we zien,
wat Mart hiervan zegt".
Stan was zoo vervuld van het bedrog,
dat hij ieder, die hij tegenkwam alles ver
telde. Een klein kwartiertje later kwam
Frits, de voetballeider, binnenvallen.
„Zeg Stan, wat vertel je nu van Mart?"
vroeg hij. „Er was nooit iemand hier op
school, die meer te vertrouwen was dan
hij, dat weet Je zelf ook heel goed."
„Ik weet alleen, dat hij een opstel In
zond, dat ik in den prullemand had ge
gooid en wel onder zijn eigen naam!"
Frits keek Stan koud aan. „Er is iets dat
niet klopt in deze geschiedenis. Wat jij
■^omDEVOElD
KENWfir - cHOCNONK
Canfrosmns -W/ABAB
Dit schip, dat een reis
om de wereld gaat ma
ken, komt in twaalf
verschillende havens.
Rangschik de letters
van de namen zóó, dat
je lezen kunt hoe de
havens heeten.
No. 1 is b.v. New-
York. Kunnen jullie nu
zelf de andere elf vin
den?
Oplossing staat elders
op de pagina, als je het
niet vinden kunt.
had moeten doen was niet om dit rond te
vertellen, maar wel Mart de kans te ge
ven om de zaak uit tc leggenFrits
leunde over den lessenaar en zijn stem
werd doordringender. „Luister Stan, dit
jaar heb ik je moeten helpen. Je hebt veel
goeds in je, maar je bent te vlug in je
oordeel en je bent zelf veel te oppervlak
kig in alles. Een dozijn jongens hebben er
naar gehunkerd dat Mart zijn kamer met
een van hen had willen dcelen en waarom
hij jou uitkoos, is mij nog steeds een
raadsel."
„Genoeg, Frits, vooruit mijn kamer uit!"
Stan hapte naar lucht Bij de deur ge
komen draaide Frits zich nog even om en
zei: „denk er maar eens over na. Je kunt
je leven hier veel aangenamer maken,
als je wat minder gauw aangebrand
bent."
Maar, voor Stan tijd had over dit alles
na te denken, kwam er een boodschap
van den Directeur om bij hem te komen.
Hij kwam daar even later en vond er
Mart met den directeur.
„Hallo, Stan, kom jo, je kop op, het
spijt me, dat ik mijn werk beter heb ge-
De school is weer begonnen en stapels
huiswerk moeten weer gemaakt worden,
s Morgens voor de les begint, worden
thema's, rekenkundige vraagstukken en
alles, waar men den vorigen avond hard
op heeft zitten blokken, nog eens met die
van de vrienden en vriendinnen vergele
ken, om er toch maar zeker van te zijn,
dat er geen fouten in het werk zijn ge
slopen.
maakt dan jij", zei hij op zijn gewone
hartelijke manier.
Stan zei niets J)e directeur zei nu heel
gewoon: „Martin, heb jij het opstel van
Stan genomen en ingeleverd?"
„Ja, meneer", antwoordde Martin met
een breeden glimlach, „Stan gooide het
in den prullemand. Nadat hij weg was
gegaan, heb ik het overgeschreven, het
was smoezelig en ik leverde het tegelijk
met mijn eigen werk in. Ik had meer
vertrouwen dan hijzelf in wat hij schreef.''
Toen Stan dit laatste hoorde, schoten
hem de woorden van Frits te binnen. „Zou
het waar zijn, dat ik een slappeling ben?"
vroeg hij zichzelf af.
„Heb je je eigen opstel ook ingeleverd?"
vroeg de directeur, naar een lijst kijkend,
die hij in zijn hand had.
„Ja, tegelijk met die van Stan, meneer.r
„Maar als ik de lijst van de secretaresse
naga, die ik hier heb en aan wie je het
werk hebt gebracht, dan zie ik, dat jij
twee opstellen hebt ingeleverd onder
jouw naam."
De prettige open blik verdween van het
gelaat van Martin. „O, nu begrijp ik het
al, meneer. Ik gaf haar het werk en zei,
dat het eene was van Stan en het andere
van mezelf."
De directeur wendde zich tot de telefoon
en Stan hoorde hem vragen of de secreta
resse even bij hem wilde komen.
Zij wachtten zwijgend tot juffrouw Em-
mons verscheen. Daarna vroeg de direc
teur haar alles over het ingeleverde werk.
Zij keek eerst strak, werd bleek en daarna
rood en zei:
„O, meneer, de directeur, ik maak U
wel mijn excuses, ik heb een groote fout
gemaakt. Martin kwam binnen met het
werk, terwijl er juist verschillende jongens
bij me waren en ik was erg gehaast. Ik
nam ze even aan onder zijn naam, doch ik
herinner me, dat hij werkelijk zei, dat de
gene, die U daar in Uw hand hebt,, het
opstel van Stan was. Ziet U, het hand
schrift van de beide opstellen was hetzelf
de en ik heb er later niet meer aan ge
dacht, neemt U het mij niet kwalijk."
De directeur lachte even om de ontstel
tenis van zijn secretaresse. „Het is in orde,
juffrouw Emmons, we vergeven het u,
want het was het drukste uur voor U van
het geheele jaar."
Toen de secretaresse weg was, wendde
de directeur zich tot de jongen.
„Martin", zei hij, „ik wist wel dat je niet
tot zoo iets gemeens in staat was. Stan, ik
geloof, dat je alle roden hebt om je fout
in te zien."
Stan was vol van zeer gemengde gevoe
lens. Hij dacht aan hetgeen hij van Mart
had rondverteld, van dien goeden vriende
lijken Mart hij dacht aan do koude
woorden van Frits en zijn eigen ongeluk
kigheid en hij wist het, dat hij nu eens
klare wijn moest schenken.
„Meneer de directeur, ik heb over de
heele school het gerucht verspreid, dat
Mart mijn opstel heeft gestolen en het in
geleverd heeft als het zijne en ik wensch
dit morgen voor de heele school te herroe
pen."
Het gelaat van den directeur klaarde op.
„Doe dat, Stan", was alles, wat hij zei.
„Ja, meneer, en ik zal mijn best doen
om mezelf te veranderen!" zei hij in vollen
ernst.
Even later buiten komende, legde Mart
zijn hand op den schouder van Stan.
„Zeg Stan", zei hij aangedaan, „je moet
dat morgen op school niet doen".
Stan schudde het hoofd. „Jawel, Mart;
en meer dan dat: ik zal probeeren mijzelf
tc overwinnen, je weet wat ik bedoel en
ik hoop dat je me zult willen helpen-"
„Je kunt op me rekenen, Stan!" zei
Martin gelukkig, „en we zullen do over
winning behalen!"
MOPPEN.
De uitlegging.
Jan: Pa, is vandaag morgen?
Vader: Weineen ,hoe kom je daarbij?
Jan: Maar dat hebt U toch gezegd?
Vader: Wanneer heb ik tegen jou ge
zegd dat vandaag morgen was?
Jan: Gisteren.
Vader: O, bedoel je het zoo. Ja, maai
dat komt omdat vandaag was morgen
gisteren, maar vandaag is vandaag, pre
cies zooals gisteren was vandaag gisteren
maar is gisteren vandaag, en morgen zal
morgen vandaag zijn en dan is vandaag
gisteren.
Jan: Ja vader, nu begrijp ik hot
Jullie ook?
Een bekende naam.
Vreemdeling: Hoe heet U?
Herder: Shakespearcs.
Vreemdeling: Een zeer bekende naam.
Herder: Dat komt uit ik ben hier in hef
dorp al 80 jaar schaapsherder.
Vraag: Welk vaartuig is geen schip?
loiA uaa :-Mjuy
Vraag: Waarom draagt een bakker altijd
een witte muts?
•pjooq ufiz tho ."Avpiy
Vraag: Waarom zijn de oogen net als
vrienden, die door een oceaan ge
scheiden zijn?
•uo^ooiuiuo
ai iioo japuoz 'uctqs Suip
-ujqjaA uj .n?B>iia iara az lapino "Aiiay
OPLOSSING van: De wereldreis.
1. New-York; 2. San-Francisco; 3. Bue-
nos-Aires; 4. Rio de Janeiro; 5. Liverpool;
G. Hamburg; 7. Hongkong; 8. Bombay; 9.
Port-Said; 10. Kaapstad; 11. Melbourne;
12 Sydney.
Op de boerderij behoort na
tuurlijk de boerin. Die laten
wij hiernaast in stukken vol
gen. Plak eerst het plaatje
op een dun stuk karton, en
knip het dan voorzichtig
langs de randen uit maar
eerst dan, als de lijm droog
is.
Kleuren doen je de boerin
wel, zooals je dat zelf het
mooist vindt, nietwaar? Ook
hier zijn door punten de ver
schillende verbindingen aan
gegeven. Denk er om, zorg
vuldig bewaren, want we
krijgen zoo een heele boer
derij.