Mushalong
Arrondissementsrechtbank te Alkmaar.
Brieven over
Engeland. -
Het auto-ongeval op
den Afsluitdijk.
(Van onzen F.ngelschen Brief-schrijver.)
15 September 1934.
ENGELAND is beroemd om zijn voetpaden.
Ik weet wel iets van die voetpaden af, en
voor ik u zeg, wat ik van die beroemd-
li e id denk, wil ik U eerst iets van de voetpaden
zelf vertellen.
Ze zijn er werkelijk, en ze zijn er in hoeveelheden.
Als u ooit van plan bent in een of ander deel van
Engeland, buiten de groote steden natuurlijk, Uw
cantie door te brengen, zoudt u een boekje
kunnen aanschaffen, waarin de wandelingen langs
dio voetpaden in do door u uitverkoren streek wor
den beschreven. Die boekjes bestaan, en ze zijn goed
koop. Voor een dubbeltje doet u heel wat. Maar
zegt U nooit, dat ik het U heb aangeraden.
Drie jaar geleden waren wij in Ruislip, en ver
heugden ons in het gelukkig bezit van een dubbel
tjes boek, genaamd Country Walks. Ik heb het op
dit oogenblik voor me liggen, en zie, dat mijn exem
plaar do negentiende druk is van dezo uitgave. Een
duidelijk bewijs, dat do Engelschen van wandelen
houden. Anders zouden ze do boekjes niet hebben
gekocht. Ik hoop, dat ze er niet al te veel teleurstel
lingen door hebben ondervonden, maar vrees het
ergste.
Op zekeren Zondagmiddag besloot ik met mijn
twee zoons een van de wandelingen uit het boekje
te gaan maken. Wo kozen de eerste.
Het begin was buitengewoon hoopvol. We logden
het af op onze stoelen in de huiskamer en lazen:
„Van het station Ruislip volgt men den hoofdweg
tot het dorp en neemt bij de kerk den weg naar
Northwood en Rickmansworlh. Dien weg volgt men
zoowat voor een mijl tot aan de witte brug, die over
het water ligt, dat naar het Reservoir loopt, en gaat
voorwaarts tot aan de herberg „De Zes Bellen". Men
heeft dan twee en een kwart kilometer afgelegd."
Aangezien onze woning op nog geen honderd me
ter afstand van Do Zes Bellen stond, volbrachten
we dat gedeelte van de wandeling zonder eenige
moeite en met groot succes.
Het boekje vervolgt:
„Ga hier links af het land in. Bij het eerste hekje,
waar U over moet klimmen, loopt het pad schuin
naar rechts, en volgt den rand van het bosch, tot
het komt aan do schuren vnn een boerderij, en
dan
Do rest is van geen belang voor mijn verhaal,
want meer dan het eerste hekje, waar we over
moesten klimmen, hebben we niet gevonden. Er
was noch een pad schuin naar rechts, noch schuin
naar links, noch recht naar voren. Er was wel een
bosch, maar het had geen rand, waar je langs kon
loopen, en een boerderij, met of zondor schuren, was
nergens te ontdekken.
Wo hebben verder dien middag op eigen houtje
de wandeling voortgezet. Als je niet op een kaartje
kijkt, kom je altijd wel ergens. Maar ik geloof, dat
we, zonder het te weten, toch later weer op den juis-
tcn weg zijn aangeland, want we zagen een En
gelschman met hetzelfde boekje als het onze in zijn
handen. Hij keek erg versuft en we zijn hem vlug
voorbij geloopen. Zijn kleeren zagen er uit, alsof hij
langs boschranden had probeeren te loopen.
Het spreekwoord zegt, dat een ezel zich geen twee
maal aan denzelfden steen stoot Maar een mensch
kan zich dio weelde veroorloven. Dit jaar zijn wij er
met zijn vieren op uitgetrokken.
Het uitgangspunt van onze wandeling was de
ruine van een bijna duizend jaar oud nonnenkloos
ter, St. Catherino's. Een schitterender uitgangspunt
kunt U zich moeilijk voorstellen. St. Catherine's ligt
boven op een heuvel, met een prachtig gezicht op de
stad Guildford en de omgeving. Wij hebben er een
geruimen tijd doorgebracht, veel langer dan goed
was voor het welslagen van de wandeling, die wij
nog voor den boeg hadden. Of misschien niet lang
genoeg.
Ten slotte daalden we den heuvel af. Ons wandel-
hoekje vertelde ons, dat we dan aan het riviertje de
Wey zouden komen, en dat we daar een veerbootje
zouden vinden. Het wandelboekje sprak de waar
heid.
FEUILLETON.
door
GEORGE GOODCHILD.
Do dagen gingen voorbij, en Lavendou had zijn
gewone aanzien wér herkregen, want de bezoekers
waren teruggegaan, en er was geen Mushalong bij
do hand om een opwindende gebeurtenis in het
leven te roepen. Marie Louise dacht dikwijls aan het
gezelschap, dat naar bet noorden was getrokken,
en was iederen dag weer benieuwd oni te welen,
waar zij zich bevonden en wat er gebeurde. Het
mooie gezichtje van Kate Goring kwam haar voort
durend voor den geest en zij was nieuwsgierig, wat
zoo'n meisje van zulk een man als Mushalong zou
denken. Ongetwijfeld zou zij hem verachten, als de
dochter van den rijken kolonel Goring. Toch was
zij met die conclusie niet heelemaal tevreden.
Mushalong was Mushalong, on eenig in zijn soort.
Zij zuchtte, en kwam tot het besef, dat zij teveel
aan hem dacht, doch op die wijze aan hem den
kend. verdween langzamerhand haar eerste harts
tochtelijke woede.
Het was een week na het vertrek van het gezel
schap, dat Ogle bij haar aankwam. Hij had zijn
reisklcercn aan, en zij vermoedde, dat hij een groo-
tcn tocht moest gaan maken.
„Nog steeds druk aan het werk?" vroeg hij.
„La-la!" zelde zij, een air vnn vroolijkheid aanne
mend, hetwelk zij in het geheel niet voelde. „Ik
loopen er maar een beetje omheen."
„Nu dat doe je dan wel heel goed. Wat ik zeggen
wilde, er kwam gisterenavond een Indiaan in de
stad. Hij zeide, dat hij Mushalong en zijn gezel
schap onderweg gezien had. Zij hadden klaarblijke
lijk flinke groot vorderingen gemankt.'*
„Mushalong doen zijn naam alle eer aan", zeide
zij.
We kwamen aan de Wey, en er lag Iets, dat met
wat goeden wil desnoods voor een veerboot zou kun
nen worden versleten. Maar in, bij, onder of naast de
boot was niets to ontdekken, wat op een veerman
leek.
Een onderzoek in de buurt bracht ten slotte een
veervrouw te voorschijn. Ze kan goede eigenschap
pen gehad hebben, maar dan is ze er in geslaagd, die
zorgvuldig voor ons te verbergen. Op onze drie maal
herhaalde vraag, toen we den overkant bereikten,
waar het pad liep naar St. Marthas, het voorgeno
men eindpunt van onze wandeling, verwaardigde ze
zich slechts, en dat blijkbaar met grooten tegenzin,
met haar vindern aar allo windrichtingen te wijzen.
Wij besloten recht door zee te gaan. Maar het was
niet onze bedoeling geweest, dat dit voornemen in
al te letterlijke beteekenis zou worden opgevat Als
vader des hulsgezins liep ik voorop, natuurlijk. Een
pad was nergens te ontdekken. En geen tien meter
had ik afgelegd, of we waren genoodzaakt terug te
keeren, want recht door zee bleek te zijn: recht door
een moeras.
Maar de middag was nog jong, en onze moed
groot. We keerden terug tot aan den oever van de
Wey, en besloten het riviertje een klein stukje te
volgen, en daarna af te slaan. Er was werkelijk
iets, wat op een pad leek.
Het ging doodgemakkelijk. We liepen langs de
Wey, tot wo aan een klein zijstroompje kwamen, dat
ons noodzaakte af te slaan. Op dat zijstroompje roei
den vier jongelui in een wherry.
Alles ging naar wensch. Er was werkelijk een pad.
En dat pad liet weinig of niets te wenschen over.
Het eenige, waar het weinig begrip van scheen te
hebben, was van de rechte lijn. Na een minuut of
twintig waren we maar heel weinig meters verwij
derd van de plaats, waar de vriendelijke veervrouw
ons had afgezet. Maar, zoo zeiden we tegen elkaar,
dat was noodig, om het moeras te ontwijken.
Maar nu kwam weer een moeilijkheid. Het pad
eindigde op de meest onmiskenbare wijze, en wat er
overbleef maakte een niet al te vriendciijken indruk
De eerste poging gaf tot resultaat: moeras. Dc
tweede: moeras. De derde: moeras. De vierde- een
hoog hek, kwistig bestrooid met prikkeldraad.
De drie meisjes en de iongen ln de wherry sloegen
onze pogingen met groote belangstelling gade. Wij
riepen hun hulp in. Zij waren de bereidwilligheid
zelve.
Het hek met prikkeldraad was best te nemen, oor
deelde het jongemensch. Een poging van onzen kant
bewees het tegendeel.
Dan links af slaan, en het moeras in, ried hij aan
Hij had het zelf ook gedaan een paar maanden ge
leden en hot ging best. Er was geen andere keus
en we besloten het te wagen.
Onze oudste zoon ging nu voorop, 't Was een won
derlijke zigzaglijn, die hij volgde, maar hij riep ons
toe, na eenigen tijd, dat hij op drogen grond was
aangeland. Wij volgden, maar bleken een andere
zigzaglijn te pakken te hebben. De onze was bijzon
der rijk aan water, vooral op de plaatsen, die er vei
lig uit zagen. De ondervinding leerde ons, dat de
gaten diep waren, en het Engelsche water bijzonder
nat.
Maar terugkcorcn was bultengesloten.We kletter
den door het moeras, tot we den drogen grond be
reikten. Onze baanbreker wachtte ons daar op met
de prettige mededeeling, dat we in elk geval verder
konden. Hij had den weg al verkend.
Er zijn tijden, dat een mensch voor niets staat.
Dit was er een van. Misschien kwam het door het
water in onze schoenen.
De „weg", die onze oudste zoon voor ons had ge
vonden, leidde over een zeer verdacht uitzienden
omgevallen dooden boom over een sloot naar een
stuk land met brandnetels ter hoogte van een meter,
aan het eind waarvan een pootige kerel stond met
een dikken stok in zijn hand. Maar wat doe je, als
je natte voeten hebt?
Wij zijn over den boomstam gegaan, niet zonder
tegenwerpingen van het vrouwelijk lid van ons ge
zeischap. We zijn door het brandnetelveld gegaan,
met vele luidruchtige tegenwerpingen van het jong
ste lid van ons gezelschap, die beweerde, dat wij
zelf maar eens moesten probeeren onze kousen uit
tc trekken, wat we niet hebben gedaan. We hebben
hem getroost met de verzekering, dat jo op den duur
aan brandnetelsteken gaat wennen
We zijn bij den pootigen kerel aangeland. Hij wou
„Ja. Voor het buitenleven is het een uiterst ge
schikte vent. Ilct was erg attent van Fennimore
om voor dat baantje te zorgen."
„Denken U dat? Mon Dieu! Ik denken, dat het
was, omdat Fennimore hem liever zenden uit de
stad. Hij de mijnarbeiders van het werk houden.
„Daar heb ik nooit aan gedacht, waarschijnlijk
schuilt er wel eenige waarheid in je opmerking."
„Ik weten bet zeker. U op reis gaan, nietwaar?"
„Ja. Do trein gaat over een half uur naar Nip
ping terug. Vandaar ga ik naar Toronto. Ik heb
eenige kerkelijke zaken af te doen. Ik h:op tege
lijkertijd, Marie Louise, die andere zaak in orde
te brengen."
Zij kon niet vrhinderen, dat het bloed haar naar
de wangen steeg. Hij merkte haar verwarring op, en
streelde haar hand.
„Ilct zal wel in orde komen, beste. Om je de waar
heid tc zeggen, weet ik niet precies, hoe het verloop
van zoon zaak is, maar het zal wel niet moeilijk
zijn, om dat uit te vinden. Je behoeft je niet bezorgd
te maken, dat alles niet voor elkaar komen zal."
„U U alles zoo willen maken dat het is, als
of nooit iets gebeurd, hè?"
„Net, alsof het een booze droom was."
„A-ah!" zuchtte zij.
„Je bent nog opgewonden, Marie Louise. Kijk, je
handen beven! Je moet je er niets van aantrekken
dat moet je heusch niet doen."
„Ik doen er erg mijn best voor", zeide zij. „Maar
een langen tijd geleden voordat U hier komen.
Mushalong erg vriendelijk voor mij."
„Ik wil dat best gelooven. Mushalong heeft menige
vriendelijke en goede daad verricht. Het is 7.00 on
gelukkig, dat hij zichzelf zoo vaak vergeet. Ik vond
den ring, die in mijn huis is achtergebleven. Jam
mer genoeg heb ik vergeten 'm dien morgen aan
hem te geven. Wil jij hem bewaren, totdat ik terug
kom, want tien tegen één, dat ik 'm onderweg zal
verliezen."
Hij nam den ring uit zijn zak, en legde 'm op de
tafel. Zenuwachtig nam zij 'm op, en keek naar de
inscriptie. Er stond op: Aan mijn dierbaren zoon.
Daniël Knderby, van zijn moeder. Dit was netjes aan
de binnenzijde gegraveerd.
„Zijn moeder!" zeide zij. „Ik nooit iemand over
zijn moeder hooren spreken."
weten wat we moesten We maakten er geen geheim
van, zeiden, dat we, volgens ons beste weten, op weg
waren van St. Catherine's naar St. Martha's. Hij
grinnikte en zei, dat we verdwaald waren. Wij deel
den hem mee, dat we al gemeend hadden, dat die
mogelijkheid bestond, maar dat we blij waren, het nu
zeker tc weten. En of hij ons wou helpen, op een be-
gaanbaren weg te komen.
Dc man was niet zoo kwaad, als hij er uitzag. Hij
Zitting van Dinsdag 18 September.
Meervoudige Strafkamer.
Anna Paulowna.
VOOR DE VARIATIE WEER EENS ARTIKEL 245
en 248 BIS.
De zitting werd geopend en ook direct weer ge
sloten met den persoon van den godetineerden ar
beider Jan M., geboren te Hoogwoud en wonende
tc Anna I'aulowna welk heerschap zich had schul
dig gemaakt aan het tegenwoordig zoo veel bespro
ken artikel 248bis.
Mr. Judel van Bergen opponeerde als verdediger.
S ij^> e c a r s p e 1.
De zaak werd op denzelfden voet voortgezet met
den arbeider JoJl&nn Ilermann A. te Sijbecarspel, die
zich eveneens aan een dergelijk soort, feit had schul
dig emaakt. Deze zaak werd tot nader order uitge
steld.
Helder.
Hiermede was die serie nog niet uitgeput, want
ook de 40-jarige kermisreiziger Jan S. uit Hilversum
stond met gesloten deuren terecht voor het voort
gezette misdrijf, strafbaar gesteld bij artikel 245
Strafr., gepleegd te Helder. In deze zaak trad mr.
Buiskool van Schagen op als raadsman en verdedi
ger. Verdachte bevond zich op vrije voeten. Eisch
was 6 maanden gevangenisstraf.
DE HOND yAN DE BASKERVILLBS.
Conan Üoylo geeft in zijn Shcrlock Holmes serie
een interessante geschiedenis over den spookhond
van de Baskervilles, doch het schijnt dat dit geheim
zinnige mormel een pendant heeft gevonden in den
melkboerenhondehaar kleurigen konijnenjager van
Engel Pr., beter bekend als Engel van de Striel,
die nu al zoo ongeveer voor den vierden keer 'n
rol speelde in het Alkmaarsche rechtsmilieu. Eerst
2 maal voor den kantonrechter en later 1 maal in
appèl voor dc Meervoudige Strafkamer.
l)e heele kwestie kwam hier op neer, dat de hond
van Engel 'n aanvalspoging had gewaagd op de mas
sieve kuiten van den rijksveldwachter Gerrit Minnee
en zijn baas toen door den kantonrechter was ver
oordeeld. Engel beweerde echtei dat hot de hond was
van zijn zwager Jan Visser, alias Jan Dop en nu had
de rechtbank heden den veldwachter van Egraond
Sur Mer gerequireerd, om uit te maken op wiens
naam de hond stond in de registers der gemeente
lijke hondenbelasting en burgerlijken stand. Veld
wachter ten Bruggencate deed zijn nest om de kwes
tie toe te lichten. Engel had 'n gladde en Jan Dop
'n ruige hond. gele hond. welke honden beide vroe
ger aan de Striel hadden toebehoord. Volgens Min
nee was bet een ruige hond. maar ten Bruggencate
beweerde, dat de hond van Jan Dop veel kwaad
aardiger was.
De officier achtte deze inlichtingen niet voldoende
ën vroeg vrijspraak, welke direct werd verleend.
Ursem.
EEN VOETGANGER VAN DE SOKKEN GEREDEN.
Do brandstofhandelaar 'lhcodorus Alphons Marie
B. te Ursem bereed op 0 Februari met zijn vracht
auto den smallen Noorddijk met zoo groote snelheid
en onvastheid van besturing, dat hij den aldaar op
den weg staanden Cornelis B. zóó geducht aanreed,
dat deze ongelukkige een gecompliceerde beenbreuk
en schouderbreuk bekwam en hij met bekwamen
spoed moest worden opgenomen in het St. Eliza-
bethsgesticht. Hij werd aldaar behandeld door den
chirurg Dr. Kersemaker, die thans, nu hij als getuige
deskundige tegen den terechtstaftnden brandstoffen-
handelaar optrad, geen zekerheid op het volledig
herstel van den nog steeds in het ziekenhuis ver
pleegd wordenden heer Bakker kon geven.
In deze zaak werden nog verschillende getuigen
gehoord en was de verdediging vait den verdachte
opgedragen aan mr. Smal. advocaat tc Alkmaar.
Uit do getuigenverklaring bleek, dat verdachte
met groote snelheid eerst tegen de telefoonpaal en 'n
brugleuning en vervolgens tegen Bakker aan reed,
waarop hij met zijn wagen in een heg terecht kwam.
De weg was glad en gevaarlijk, verklaarden verschil
lende getuigen. Gevorderd werd ter zake toebrengen
van zwaar lichamelijk letsel f200 boete of 60 dagen
en ontzegging rijbevoegdheid voor den tijd van 1
jaar.
Mr. Smal betuigde namens verdachte en familie
zijn leedwezen met het gezin Bakker en pleitte al
thans een meer clemente straf dan door den Officier
gevorderd.
„Ik geloof, dat hij haar verloren heeft, toen hij
ongeveer zestien was. Zij was toen weduwo.
„Arme Mushalong!" mompelde zij.
De medelijdende toon deed hem haar scherper op
nemen. Hij miste de woede, welko zij tot nu toe
getoond had, en verwonderde zich over de verande
ring.
„Ik heb nu precies gehoord, hoe dc vork in den
steel zat bij dien dollen streek," zeide hij. „Connell
plaagde Mushalong over zijn afkeer van de vrouwen
liet zette hem ertoe aan, om die dwaze weddenschap
aan te gaan. Hij zeide, dat hij de eerste de beste
vrouw, dio in den winkel kwam, zou trouwen. Het
was wel heel toevallig dat jij juist moest binnenko
men."
Tot nu toe was zij tc opgewonden geweest, dan
dat zij Kelly in de zaak betrokken had. Zij kwam
plotseling tot het besef, dat het allerminste het toe
val geweest was. hetwelk haar in de tegenwoordige
positie gebracht had. Het verhaal van de boodschap
van baar broeder was eenvoudig een list geweest.
Kelly had haar naar den winkel gezonden, om zich
op Mushalong to wreken. Waarom Kelly juist haar
had uitgekozen, was niet zoo moeilijk te begrijpen.
Hij kende den heetgebakerden Henri, die nu aan het
houtkappen was. Ilij rekende op Henri, die nu zijn
wraak op Mushalong zou koelen, wanneer deze zou
hooren, wat er gebeurd was. Sommige menschen in
Lavendou zouden het beschouwen als een goed ge
slaagde mop, doch Henri zou dat zeker niet.
„Het was Kelly", zeide zij. „Ilij mij daarheen zen
den met een valsche boodschap. Hij haten Musha
long."
„De schavuit! Ik wist dat niet. Natuurlijk is dat
geen verontschuldiging voor Mushalong maar hot
hoteekont toch, dat jij niet opzettelijk als zijn slacht
offer bont uitgekozen."
„Ja, dat beteekent het", antwoordde zij naden
kend.
Hij keek op zijn horloge, en zag, dat het zijn tijd
begon te worden.
„Wat er ook gebeure, ik mag mijn trein niet mis
sen", zeide hij. „Ik ben beneuwd naar dien tocht
naar Nipping. Hot zal wel interessant zijn, om te
zien, hoe zij de lijn gelegd hebben. Zij moeten ont
zettende hinderpalen overwonnen hebben."
Zij scheen erg nerveus te zijn, toen zij hem naar
hielp ons en we zijn langs den gewonen weg naar
huis gegaan. St. Martha's hebben we dien middag
maar laten liggen.
Ik ben het grootendeels eens, met wat van de En
gelsche voetpaden gezegd wordt. Bijna geheel. Alleen
het laatste woord deugt niet. Althans niet heele
maal. Maar den eersten zin van dezen brief onder
schrijf ik geheel tot:
De Engelsche voetpaden zijn beroe
Dokter Beeker beleedigd? Het moeilijke
pad van den journalist
In de Schagcr Courant van Dinsdag 17 April kwam
een bericht voor uit Middenmeer, omtrent een auto
ongeval op den Afsluitdijk, waarbij Dr. Beeker te
Wieringen zou hebben geweigerd, assistentie te ver-
leenen. Daarna had men Dr. Hoogkamer uit Midden-
meer opgebeld, die wel was gekomen.
Dr. Beeker had zich door dit bericht beleedigd ge
voeld, vooral door de volgens hem verkeerde weer
gave van de feiten.
Een aanklacht tegen den correspondent van de
Schager Courant de heer S. was het gevolg.
Deze zaak diende Dinsdagmiddag voor de Arrondis
sementsrechtbank te Alkmaar. President was Mr. Lc-
deboer.
Verdachte erkende het artikeltje tc hebben opgezon
den naar aanleiding van het optreden van Dr. Beeker,
en op de laakbare onverschilligheid van den dokter te
hebben gewezen. Verdachte vertelde, dat de heer Bos-
sina, (de voorbijrijdende automobilist) bij hem op kan
toor kwam met het verzoek of deze een dokter mocht
opbellen. Bij dit telefoongesprek is verd. geheel tegen
woordig geweest en naar aanleiding van de antwoor
den en de door Bossina herhaalde gezegden van dr. B.,
had hij het bewuste artikeltje geschreven met een per
soonlijke critiek over diens handelwijze.
De heer Bossina had o.m. gevraagd. „Dus u wei
gert?" Verder zou dr. B. hebben gezegd, „dat hij ook
zijn patiënten had."
President: Werd er een bepaald geval genoemd?
Verdachte. Neen, het werd in het algemeen gezegd.
Pres.: Dus u had het beter geoordeeld, dat dr. B.
direct was gekomen inplaats van andere patiënten af
te wachten?
Verd.: Ja zeker.
Verd. had evenwel niet de bedoeling gehad dr. B. te
beleedigen. Hij wilde het alleen maar openbaar ma
ken.
De president merkte op, dat hij dit toch op een
andere manier had kunnen doen. Men mag iemand
zoo maar niet iets verwijten.
Verdachte had het als zijn plicht gevoeld om mel
ding van het feit te maken. De redactie was er vrij
in, het bericht te plaatsen, gewijzigd of niet.
Hierna wordt dr. Beeker voor het hekje geroepen.
Dr. Beeker handhaafde zijn aanklacht. Het geheele
stukje is een bclcediging voor hem.
De president wees er op, dat in het stukje staat,
dat dr. B. pertinent weigerde toen men hem mede
deelde, dat men zich eerst tot dr. Groot had ge
wend.
Dit was volgons getuige niet het geval. Eerst be
stond er een misverstand over den aard van het
ongeval en had get. gezegd, dat men den patiënt maar
bij hem moest brengen. Toen men mededeelde, dat
het wel een hersenschudding kon zijn heeft hij ge
zegd, dat hij op een patiënt zat te wachten. Toen
get. den patiënt gezien had, die een onbeduidend on
geval had gehad is hij direct gegaan. Hem is niet
verteld, dat er een andere dokter in gemengd was.
Verdachte zeide, dat dit inderdaad aan dr. B. be
kend was. Dr. B. had geadviseerd dr. Groot op te bel
len. Men heeft hem toen geantwoord, dat dit reeds
gebeurd was, maar dat deze niet thuis was.
Getuige ontkende, pertinent te hebben geweigerd,
toen hem bekend werd dat een collega er in gemoeid
was.
De president had het voorzichtiger gevonden, als
verdachte in de krant had gezet, dat dr. Beeker
direct nadat hij den patiënt thuis had geholpen
naar de plaats van het ongeval was gegaan. Hij had
beter inlichtingen moeten inwinnen.
Verdachte vond dit niet noodzakelijk, daar hij
steeds bij de telefoongesprekken aanwezig was ge
weest. Dr. Beeker heeft geprofiteerd van het orga
nisatietalent van dr. Hoogkamer, die had geadviseerd
een mannetje on de brug klaar te zetten met de ver-
bandkist van de M.U.Z. Dr. Beeker heeft dit manne
tje opgepikt. Hij wist niet dat dr. Hoogkamer zou ko
men.
Hierna werd de echtgenoote van dr. Beeker ge
hoord. Deze deelde mede, dat eerst het bericht kwam
van het ongeval waarvan het slachtoffer ten huize
van den dokter zou komen. Daarna heeft zij de tele-
de deur begeleidde. Toen hij zijn hand uitstak, slikte
zij een paar maal, en begon iets te zeggen.
„Wat zeg je?" vroeg hij.
„Och niets niets."
„Nu, vaarwel, Marie Louise. Je kunt op mij ver
trouwen ,dat ik al het kwaad ongedaan zal maken."
„Vaarwel, Padrel"
Maar hij had nog geen dozijn stappen gedaan,
toen hij een verstikten kreet hoorde, en toen hij om
keek, zag hij haar op zich toeloopen.
„Wel, wat is er aan de hand?"
„Dat dat huwelijk. Het was werkelijk. Toen
toen U mij vragen, ik zeggen „ja". Ik het mccnen."
„Marie Louise!"
„Ik hem haten daarna, toen ik hooren van een
weddenschap, maar het niet zijn bedoeling mij
kwetsen. Ik ik ben zijn vrouw. Ik wil het niet
veranderen nog niet in ieder geval."
„Je wilt het niet geannuleerd hebben?" vroeg hij
ongcloovig.
„Neen. Ziet U hij mijn leven redden. Ik hem
iets schuldig. Misschien hij mij niet noodig hebben,
maar maar ik ben zijn vrouw. Ik zeggen „ja"
binnensmonds. Ik zal wachten totdat hij terugko
men. Misschien dan... maar nu niet. U mij den
brief geven, welke hij schrijven?"
„Wel, ja, natuurlijk, als je het werkelijk meent",
„Ik het mecnen", zeide zij heesch.
Hij overhandigde haar den brief, en zag haar
oogen in tranen zwemmen. Persoonlijk was hij blij
van zijn niet al te prettige taak te zijn ontheven,
hij twijfelde eraan, of Marie Louise wel werkelijk
wist, wat zij deed.
„Pas er goed op," raadde hij haar. „Je zult 'm
misschien later noodig hebben."
Zij knikte en liep onmiddellijk naar haar blokhut
terug. Het was de impuls van het oogenblik geweest,
maar zij was blij, dat zij bijtijds gehandeld had.
Waarheen het haar zou leiden, dat wist zij niet,
maar zij was voorloopig Mushalong's vrouw. Het gaf
haar een nieuwe sensatie iets. wat haar kleurloos
bestaan eenigermaie verhelderde.
„Deugt voor niets", zeide zij, een meening herha
lend, welke zij menigmaal had hooren verkondigen.
„Neen, neen het is niet waar."
Wordt vervolgd.