In de Perzische Hoofdstad aangekomen.
September,
Zaterdag 29 September 1934.SCHAGER COURANT.Tweede blad. Wn. 9S-33
HET EINDE VAN DEN
ZOMERTIJD.
Op 7 October.
MILITAIR VLIEGTUIG VERONGEUKT.
„ARMLASTIGEN".
OVEREENSTEMMING IN ZU1D-WALES.
De mijnwerker van Falun.
Een stad vol leven, beweging
en kleuren.
£EN ONGELUK, DAT GOED AT LIEP. ALWEDER
HET ONGELUKKIGE HUWELIJK. EEN
HINDERNIS: HET WILDE WATER.
AANKOMST IN DE PERZISCHE
HOOFDSTAD.
(Van onzen reizende correspondent.
TEHERAN. In Augustus.
NIET veel meer dan één kilometer voor de
stad Kazvin gebeurde het. We liepen met
oen gematigd vaartje van niet meer dan
.vijftig kilometer, toen eensklaps het zijspanwagen-
tje, waarin ik zat, naar de motorfiets overhelde en
het been van mijn reisgenoot pijnlijk in den knel
bracht. De Tsjech laat zich niet zoo spoedig uit het
veld slaan en behoudt steeds zijn koelbloedigheid.
Een enkele onverwachte zwaai maakten we en toen
stonden we reeds stil.
Het was de tweede maal gedurende onzen tocht
door drie werelddeelen, dat ons dit ongelukje over
kwam (de eerste maal was in Algerije): de boven
ste schroef van de verbinding tusschen motorfiets
en zijspanwagentje was gebroken.
Op dit oogenblik werden we beiden door dezelfde
gedachte bezield: wat een geluk, dat dit ons niet in
het gebergte terzijde van een afgrond is gebeurd.
Daar had het ons het leven kunnen kosten.
Als reserve hadden we nog bij ons de schroef, die
mijn makker zelf indertijd te Philippeville in Alge
rije uit een stuk staal heeft gedraaid en deze werd
nu ingezet. Na een klein uurtje konden we weder
verder naar het nabije Kazvin, welks poort van
kleurige tegels we reeds voor ons zagen.
In dat stadje bleven we dien nacht en ook den
Volgenden dag, daar mijn reisgenoot nu de machine
nog eens wilde nazien. We woonden er aan den groo-
ten weg, die door het stadje loopt, in een alleraar
digst hotel met een beschaduwd balcon, waar ik den
.volgenden dag rustig kon schrijven, terwijl de
Tsjech in de garage bezig was. 's Avonds kwam hij
met een bezorgd gezicht thuis en zeide: „De verbin
ding tusschen zijspan en motorfiets is weder in or
de, maar het zijspanwagentje ziet er allerellendigst
uit. Het valt bijna uit elkander en het is de vraag
of we er Teheran nog mede bereiken. In elk geval,
verder dan Teheran komen we er niet mede en daar
zullen we moeten trachten een nieuw wagentje te
koopen en is dit onmogelijk, dan zal ik er zelf een
moeten maken".
De afstand van Kazvin naar de Perzische hoofdstad
bedraagt ongeveer honderd vijftig kilometer en het
was met een bezorgd hart, dat we Kazvin verlieten
en den tocht naar Teheran aanvaardden. We lie
pen met geen grooter snelheid dan veertig a vijftig
kilometer om het wrakke wagentje zooveel mogelijk
te sparen. Twaalf kilometer buiten Kazvin kregen
we gesukkel met de koppeling, wat feitelijk niet zoo
heel verbazingwekkend was. Het laatst was de ma
chine geheel uit elkander geweest te Bagdad en se
dert hadden we meer dan duizend kilometer over de
moeilijkste terreinen afgelegd.
Dicht bij de plaats, waar we stonden, bevond zich
een huis, dat een soort theehuis bleek te zijn. On
der een groote poort, in de schaduw, kon mijn makker
werken, waarbij ik hem handlangersdiensten bewees.
Het was het eerste oponthoud op den weg van
Kazvin naar Teheran.
Toen we weder op weg gingen, keek mijn mak
ker eens met een bedenkelijk gezicht naar ons voer
tuigje en zeide: „Het is alleen de vraag, of ons wa
gentje Teheran nog haalt. Dat ding valt bijna uit
elkander en er valt niets meer aan te herstellen."
Het was de oude geschiedenis van het ongelukkige
huwelijk: dat tusschen den sterken motor en het
zwakke zijspanwagentje, hetwelk niet veel meer dan
kinderspeelgoed bleek te zijn.
Tusschen Kazvin en Teheran kwamen we evenwel
voor moeilijkheden, die we op onzen weg nog niet
hadden ontmoet.
Er stroomen hier eenlge rivieren, waarvan de
Keredzj de grootste is. Over de rivieren zijn bruggen
geslagen, maar er zijn ook talrijke beekjes, die den
weg kruisen en waarover geen bruggen zijn gesla
gen. Deze beekjes, die in het voorjaar tot kleine
stroomen worden, zijn ondiep en de bodem is er met
steenen verhard, zoodat ze voor de hoog op de wielen
staande auto's niet het minste bezwaar vormen.
Voor ons voertuigje is het evenwel anders.
EEN STADSPOORT TE KAZVIN.
(Op den weg naar Teheran.)
Enkele dezer beken trokken we zonder veel moeite
door, waarbij dan mijn reisgenoot en ik een flink
stortbad kregen, wat geen heel groot bezwaar en
zelfs verfrisschend was. Bij een zeer breede beek met
bijzonder sterken stroom, waardoor de bodem niet
duidelijk te onderscheiden viel, hadden we zeker een
verkeerd punt van overgang genomen en middenin
bleven wc steken. Wc waren vastgeloopen in kleine
kiezelstecnen en zand.
Niet lang bedachten we ons. Ik, in het wrakke zij
spannetje, trok snel schoenen en kousen uit, stroop
te de pijpen van mijn broek op en ging achter ons
voertuigje duwen, terwijl mijn makker den motor
aanzette. Zoo kwamen we weder op vasten bodem.
Intusschen bedachten we, dat ons lang oponthoud
om verschillende redenen in Irak ook zijn goede zijde
heeft gehad. De dwars over den weg stroomende
beekjes waren nu, in Augustus, op zijn laagst. Had
den we ons vroeger op weg naar Teheran kunnen
begeven, dan hadden deze beekjes tusschen Kazvin
en Teheran voor ons klein, driewielig voertuigje wel
eens onoverkomelijke hinderpalen kunnen vormen.
Zooals zoo dikwijls in het leven, bleken de schijnba
re tegenslagen (in Irak) ons voor erger te hebben be
hoed en voor deze tegenslagen moesten we nu dank
baar zijn.
Intusschen konden we aan het verkeer op den
weg reeds bomerken, dat we een groote stad nader
den. Nu en dan ontmoetten we een vol bezetten auto
bus en ook het aantal personenauto's nam toe. Onge
veer dertig kilometer voor Teheran kwamen we in
een stadje vol leven en bedrijf, een stadje met villa's
tusschen groen, met groote, moderne hotels, met tal-
looze café's en restaurants, waar we muziek hoorden.
Hier was, als eenige malen reeds onder weg, een po
litiecontrole. We moesten onze paspoorten toonen.
't Was de laatste controle voor we de Perzische hoofd
stad bereikten.
Deze controle maakt op mij steeds een geruststel
lenden indruk. Zij heeft er o.a. krachtig toe medege-
holpen aan het rooveronwezen een einde te maken,
daar het onmogelijk werd, dat reizigers onderweg
spoorloos en zelfs onbemerkt verdwenen. In Turkije
komen (of tenminste kwamen vier jaar geleden, toen
ik er vertoefde) rooverovervallen nog vrij dikwijls
voor, vooral nabij de Syrische grens; in Syrië wor
den nu nog menschen soms door rooverbenden uit
geplunderd; in Irak behooren rooverovervallen aller
minst tot de zeldzaamheden; in Perzië daarentegen
is het rooveronwezen grondig uitgeroeid. Men reist
er veiliger dan in sommige Europcesche landen. Da
delijk na de laatste controle kwamen we over een
nieuwe steenen brug van ruim zestig meter lengte,
over een rivier, die nu, in vollen zomer, meer stee
nen dan water bevatte, maar die in andere tijden
van het jaar wild en ontembaar kan zijn. Vooi ons
lag een hooge, steile berg, maar de weg slingerde er
om heen en spoedig daarna zagen we in de verte
groen, boomen, een soort woud, waaruit minargts en
koepeldaken zich verhieven. Dat was Teheran, de
hoofdstad van het tientallen eeuwen oude Perzische
rijk, dat eenmaal zoo'n belangrijke rol vervulde in
de beschavingsgeschiedenis der mcnschheid en thans,
sedert sjah Reza Chan (Biza Kan, zooals men in Eu
ropa meestal schrijft, is onjuist) de regeering in han
den heeft, een nieuwe toekomst tegemoet gaat.
Niet vroeg waren we uit Kazvin vertrokken en
door het oponthoud onderweg was het laat in den
namiddag, toen we Teheran binnen reden.
DE BRUG OVER DE KEREDZJ.
De stad was een verrassing, vol leven en beweging,
vol kleuren. Huis aan huis waren het 'winkels, thee
huisjes, hotels, garages. Bijna alle Perzen dragen
Europeesche klecding en zij kleeden zich over het
algemeen goed. Hun hoofddeksel is de nationale
„pechlevi", een hooge pet, die cenigszins aan een
boerepet en tevens aan een militaire képi doet den
ken.
Een oogenblik reden we over een niet geplaveide
straat, waar men evenwel aan het werk was en dan,
nadat we den weg naar de Stamboelstraat hadden
gevraagd, kwamen we op de prachtige klinkerbe
strating van een breeden boulevard.
Ons eerste doel was het Magasin Hollandais, waar
van de eigenaar tevens Nederlandsch consul is en
waar ik brieven verwachtte, vooral brieven met geld,
want onze reiskas liet langzamerhand den bodem
zien. Intusschen gevoelden we ons gerust. Het wa
gentje had zich goed gehouden. We zouden het nu
zoo spoedig mogelijk naar een garage brengen en
dan zien, wat er te doen valt, want met hetzelfde
wagentje kunnen we niet meer verder. De vele dui
zenden kilometers, de bergen en woestijnen hebben
het tot een wrak gemaakt, dat in niets meer gelijkt
op het keurige wagentje, waarmede we het vaderland
verlieten. Van de overkapping, die we op konden zet
ten of neder konden slaan en waarmede we van het
wagentje een gesloten koetsje konden maken, is al
lang niets meer over; de verf is aan alle zijden be
schadigd en vooral, de deelen van het wagentje gaan
langzamerhand uit elkander en dat kwaad is niet
meer te herstellen, daar het geheel reeds min of meer
is doorgeroest,
J. K. BREDERODE.
De minister van binnenlandsche zaken heeft
aan de gemeentebesturen een circulaire doen
toekomen, volgens welke in verband met het
eindigen van den zomertijd op 7 October a.s.
te 3 uur in den voormiddag deze besturen ge
lieven toe te zien, dat de tijdsaanwijzing op
de openbare door het gemeentebestuur be
heerde klokken, van evengenoemd tijdstip af,
weder in overeenstemming zij met de tijdre-
geling van den middelbaren zonnetijd van
Amsterdam, welke tijdregeling, alsdan aan
wijst 2 uur in den voormiddag.
De commandant van Soesterberg, luite
nant-kolonel Best gewond.
Woensdagavond te omstreeks half zes heeft
in de buurt van Elspeet een ongeluk plaats
gehad met een militair vliegtuig, dat, gezien
de omstandigheden, buitengewoon goed is
afgeloopen.
De commandant van de luchtvaartafdeeling te
Soesterberg. luitenant-kolonel P. W. Best was met
een legervliegtuig vertrokken van de legerplaats
Oldebroek met bestemming naar het vliegkamp
Soesterberg. Het toestel werd bestuurd door luite
nant Koenen. De start geschiedde vlot, doch even bo
ven Saxenheim, een gehucht in de buurt van
Elspeet, zag de bestuurder dat er vlammen uit de
motorkap sloegen. Hij sloot direct de benzineleiding
af en trachtte een landingsterrein te vinden. Hij ont
dekte een betrekkelijk klein terrein, tusschen de bos-
schen, dat later een slecht onderhouden voetbalter
rein bleek te zijn. Bij de landing raakte het toestel
de toppen der boomen cn stootte op het veld boven
dien nog op een stuk hout. Het toestel sloeg over
den kop en kwam plat op den rug te liggen. De be
stuurder. die niet gewond werd, kon zichzelf bevrij
den. Luitenant-kolonel Best echter zat zoo opge
sloten, dat hij uit het toestel moest worden bevrijd.
Hij had eenige verwondingen opgeloopen, in verband
waarmede luitenant Koenen hulp ging halen.
Intusschen passeerden twee kampeerders, die daar
op dr. van Loon uit Nunspeet waarschuwden. Deze
kwam met een auto en een brancard dwars door de
hei naar het noodlandingsterrein. Luitenant-kolonel
Best werd met deze brancard naar het Salen-zieken-
huis te Ermelo overgebracht en is aldaar ter ver
pleging opgenomen.
Het Röntgenologisch onderzoek toonde aan, dat
de verwondingen niet van emstigen aard zijn. De
kolonel heeft een rustigen nacht doorgebracht, doch
moet nog in het ziekenhuis blijven.
Het toestel werd ernstig beschadigd en moet gede
monteerd worden.
Nu neigt het licht naar den horizon,
Het licht van do gouden September-zon,
Dat nog de herinn'ring aan zomer wekt,
En enkele uren tot koest'rlng strekt,
Maar weet, dat bij 't gaan van den zomertijd,
De komst van den herfst wordt voorbereid.
Reeds dwarrelt het eerste blad omlaag
In "t stille bosch, wat vergeten en traag,
Waar alles op 't naderend einde wijst,
Waarboven een vluchtende vogelzwerm reist
Naar wachtende weelde van zonniger land,
En de nevel rolt aan van den waterkant.
Daar gaat langs de velden geen zomergeur,
Er gloeit in de tuinen geen zomerkleur,
De herfstbloemen bloeien, maar 't lied van dc Mei
Is lang reeds verklonken. Voorbij! Voorbij!
Wij voelen, dat langzaam het elndo komt,
De tinten verbleeken, de feestzang verstomt.
Maar toch, als nog even het zonnetje lacht,
Dc lucht is zoo blauw en de dag is zoo zacht,
Dan zoeken we in de September-zon
Nog eenmaal ons plekje op 't stille balcon.
Dan peinzen we rustig aan alles, wat ging,
Een reisje, een kiekje herinnering,
Omdat we het weten: De weg is gebaand,
De zomer neemt afscheid, i Septembermaand!
September 1934.
KROES.
(Nadruk verboden.)
Een goede controle te Amsterdam blijkt niet over
bodig te zijn. Ruim f 130.000 terugbetaald.
Bij den dienst van Maatschappclijken Steun wor
den scherp de gevallen nagegaan, waarin men ver
moedt dat ten onrechte overheidssteun wordt geno
ten.
Dat die controle niet overbodig Is, bleek over het
dienstjaar 1933; niet minder dan ruim f 130.000 werd
aan de gemeente terugbetaald door menschen, die
zich ten onrechte als armlastigen hebben aangemeld.
Dat daaronder tamelijk welgestelde personen zijn
blijkt uit het feit, dat, uit vrees voor den straf
rechter er bedragen van duizend gulden en méér,
ineens werden terugbetaald.
Het is nóg; mcnschelijk, dat, bij restitueering der
ontvangen bedragen de justitie er buiten is gelaten,
alhoewel dergelijke lieden een strafvervolging ruim
schoots hebben verdiend, aldus schrijft het „Alg.
Hsbl.", waaraan we het bovenstaande bericht ontlec-
nen.
DE DREIGENDE STAKING IN DE STEENKOOL
MIJNEN VOORKOMEN.
Reuter meldde Donderdagavond uit Lon
den, dat volgens een officieel communiqué,
van het departement voor de mijnen tusschen
de vertegenwoordigers van patroons en arbei
ders in de Zuid-Welsche steenkoolmijnen
overeenstemming bereikt is.
Zooals men weet, hebben Woensdag nadat alle vo-
rige pogingen mislukt waren, onderhandelingen
plaats gehad onder persoonlijko leiding van den mb
nister. De overeenkomst, welke de staking, die op
1 October zou uitbreken, zal voorkomen, zal onmid
dellijk aan do arbeiders- en werkgeversorganisaties
ter goedkeuring worden voorgelegd.
Reuter meldt nader, dat er naar verluidt een
scheidsgerecht zal ingesteld worden en dat dit met te
rugwerkende kracht tot 1 October zal beslissen ovej;
de arbeidsvoorwaarden en loonen.
Een grafmonument onthuld.
Men meldt uit Stockholm aan do N.R.Ct
Velen kennen het door dichters en schrijvers her
haaldelijk bewerkte verhaal van Fet-Mats, den mijn
werker van Falun, die in 1677 in de kopermijn van
Stora Kopparbcrgs Bergslag, nabij Falun, om het
leven kwam en wiens door het vitrioolwater gecon
serveerde lijk een halve eeuw later gevonden werd,
waarbij een zeventigjarig vrouwtje, dat vijftig jaar
tevoren zijn verloofde was geweest, en dat hem nim
mer ontrouw was geworden, hem herkende. Het
stoffelijk overschot is toen begraven, maar in de
eerste helft van de vorige eeuw opgedolven en in
een kist met een glazen deksel in de kerk van do
mijn geplaatst als attractie voor toeristen. Ecnigo
jaren geleden heeft men het stoffelijk overschot op
nieuw aan de aarde toevertrouwd en dezer dagen ia
daar. op Kopparberg's kerkhof te Falun, een graf
monument onthuld, waarin slechts gebeiteld staat
„Ter nagedachtenis van den mijnwerkersknecht
Mats Israelsson, die in 1677 onder het werk in de
mijn van Falun om het leven kwam. Bergslaget
richtte dit gedenkteeken op."
UITSTERVENDE INBOORLINGEN.
Volgens een tc Sydney (Australië) teruggekeerd
zendeling zijn de inboorlingen van dc Marqueses-ci-
landen aan het uitsterven.
Er leven er thans nog slechts 2000, terwijl 50 jaar
geleden hun aantal nog 10.000 bedroeg.
De oorzaak hiervan wordt toegeschreven aan tuber
culose, die door blanke zeelieden op de eilanden is
gebracht.