VAN DIT EN VAN DAT EN VAN ALLES WAT Gesnapt De klok terug! Kruiswoordraadsel. ■bbbbbbi DE AVONTUREN VAN PROFJE EN STRUISJE Bijvoegsel der Schager Courant van Zaterdag 13 October 1934. No. 9573. ZATERDAGAVONDSCHETS Vrij bewerkt naar het Engelsch, door SIROLF. (Nadruk verboden). ER waren in het kleine plaats je misschien een dozijn winkels en één daarvan was de boekwinkel van Karei Stru- ve. Of het kwam, dat de inwoners van het kleine plaatsje niet erg van lezen hielden, of dat ze hun lite raire honger stilden aan de op schriften van de films in de plaat selijke bioscoop, een feit was, dat de winkel van Karei Struve erg slecht ging. Daar kwam nog bij, dat hij een vrij dure liefhebberij had, namelijk fotografceren. Hij wist van fotografeeren waarschijn lijk meer dan van boeken, en hij had dan ook als nevenbedrijf het ontwikkelen van films en het ma ken van afdrukken aan zijn zaak .verbonden. Maar ook op het punt van fotografeeren waren zijn stad- genooten niet erg kwistig. Dien avond zat Karei Struve nog laat in het kleine kantoortje achter zijn winkel en rekende. Doch hoe hij ook rekende, het resultaat bleef het zelfde: de zaken stonden er bar slecht voor, en de crediteuren werden hoe langer hoe lastiger. Het was hopeloos. Hij liet zijn pen rusten en liet zijn blikken rusten op een nieuwe dure camera, die hij pas uit de groote stad ontvan gen had, voor nieuwe fotografische proeven. Liefkoozend liet hij zijn vingers over het apparaat glijden. Een diepe zucht ontsnapte zijn borst. Dan sloeg hij met een klap zijn boeken dicht, en knipte het licht uit. Hij kende den weg in donker zoo goed, dat hij zonaer zich aan iets te stootcn, het gan getje doorliep naar zijn slaapka mertje, dat op een binnenplaatsje uitzag. Doch aan het einde van het gangetje stootte hij met zijn arm tegen iets aan iets zachts een menschelijk lichaam en het volgende oogenblik voelde hij iets hards tegen zijn borst drukken, terwijl een schorre stem fluisterde, vlak bij zijn oor: „Als je één kik geeft, ben je er geweest, begre pen? Steek je handen in de hoogte, vlug!" Karei Struve was niet erg moedig of heldhaftig, maar het tragi-komi- sche van de situatie trof hem toch en hij zei, met zoo vast mogelijke stem: „Als het je soms om geld te doen is, kan ik je vooruit zeggen, dat er in de winkella op den kop af drie gulden vijf en zeventig ligt en in het heele huis vind je geen dubbeltje verder!" „Kan me niks schelen", zei de schorre stem, „daar ben ik hier niet voor, idioot. Het eenigc wat jij heb te doen is jc mond te houden en precies te doen wat ik zeg, ge snapt?" Eensklaps drong er een felle lichtstraal door het duister. De in dringer richtte een zaklantaarn op het gelaat van Karei Struve, waardoor deze verblind werd en zoodoende heelemaal niets van den vreemdeling kon zien. Dan ging het licht weer uit en de stem zei: „Loop door naar dat kamertje, blijf vlak bij me, denk erom, één verdachte beweging, en ik blaas je lampie uit. Zoo, trek nu die gordij nen goed dicht. Mooi. Hédaar, wat heb je in je hand?" „Een camera", antwoordde Karei Struve lakoniek, het ding op den tafel leggende. Hij kon den tafel op den tast vinden. Er klikte iets. „Zoo", zei de schorre stem, „nou ik ben niks gesteld op een portret je, we zullen dus maar geen licht maken. Stil, geen vin verroeren, en geen kik geven!" Karei Struve zat nu doodstil op den stoel, waarin de indringer hem neergedrukt had. De indringer, waarvan hij nu slechts heel vaag 'n donkere schim kon onderschei den, stond bij de deur, die naar 't gangetje leidde; buiten klonk 't ge luid van een aanrijdende auto, die met geknars van remmen voor den winkel van Karei Struve scheen stil te houden. Vaag drong gerucht van stemmen tot hem door. Na een poosje hield dat evenwel op. Een motor werd weer aangezet en de auto reed heen, „Zoo", zei de schorre stem, „en nou zullen we een kleine voor zorgsmaatregel nemen." Hij haalde een dik koord te voorschijn en bond Karei Struve stevig aan zijn stoel vast. Even later opende hij zacht het venster, om zonder boe ol ba in het donker langs het binnen plaatsje te verdwijnen. Karei Stru ve wachtte nog eenige oogenbllk- ken. Dan strompelde hij in het pik donker met stoel en al naar het telefoontoestel aan den wand. Hij slaagde erin het apparaat met zijn hoofd van den haak te stooten en brulde in den hoorn: „Politie, ver bind me met de politie, juffrouw!" Hij herhaalde zijn noodkreet eeni ge malen. Want hij had natuurlijk den hoorn niet aan zijn oor en kon dus niet nagaan, of er al antwoord was. Na verloop van eenige oogen- blikken, aannemende dat hij thans met de politie verbonden was, riep hij: „Hier Karei Struve! Kom on middellijk naar mijn winkel en forceer de voordeur, er is een over val gepleegd, ik zit vastgebonden." Het duurde niet lang, of de in woners van het kleine plaatsje werden opgeschrikt door glasgerin kel. De politie was in een auto naar den winkel van Karei Struve komen aanstuiven en had de gla zen deur ingeslagen. Men dromde voor de deur van Karei Struve sa men, zich afvragend, wat hij wel te maken kon hebben met den ju weelendiefstal, die er een uur ge leden op de groote villa „Bronk- horst" had plaats gevonden. Want het was als een loopend vuurtje door de plaats gegaan, dat er voor 30.000 gulden aan juweelen gesto len was, en dat de dader onher- kend ontsnapt was. Binnenshuis heerschte evenwel groote spanning. Er brandde nu licht in den winkel en in het kan toortje achter en vanaf de straat kon men verschillende politie agenten en een brigadier heen en weer zien loopen. Karei Struve kwam na een poosje uit zijn foto grafische donkere kamer te voor schijn, met een trotsch gezicht en een bakje met fixeer, waarin een foto-afdruk dreef. „Daar is het mannetje dat jelui zoekt!', riep hij uit en wees op (1e foto, „wat een geluk, dat ik hem er zoo goed op gekregen heb. De ca mera stond gelukkig goed inge richt. En wat een geluk, dat ik er juist zoo'n nieuwe plaat voor ln- fra-roode stralen in had gedaan, om te experimenteeren. Kunnen jelui zien, wie het is?" „Dat zal je gedacht wezen!", riep de brigadier uit, „dat is groote Ja nus. Haha, dat had hij niet ge dacht, dat we hem zoo op een plaatje zouden krijgen. Wacht eens even, ik ga even tclefoneeren. Tk weet wel, waar we groote Janus vinden kunnen. Dat is een klein kunstje. Over een uurtje is hij ge arresteerd. Ik kan je wel vast fcli- citeeren, meneer Struve, want je krijgt een reuze-belooning, min- I stens f 1000 van de verzekering!" Horizontaal: Eiland in de Oostzee Eerste vrouw Streng Lokspijs Snelle loop Eenigszins vochtig Achtervoegsel Hoornachtige verdikking der opperhuid Russische rivier Afk. Uitgebreid Lager Onder wijs Zuurstofverbinding Ineengedraaid gedeelte Al Invorderen 25. Figuur uit de Grieksche my thologie 26. Stad in Boelgarije 27. Rivier in Overijssel 30. Uitholling in een muur 32. Schoenmakerswerktuig 34. Waterdamp 35. Deel van het gezicht 36. Plaatsje in Noord-Holland 37. Plaatsje in Gelderland 38. Zijrivier van de Rhóne 39. Stad in Duitschland 40. Wordt op scholen gebruikt 41. Uitschot van fruit Verticaal: 2. Rivier op Java 3. Boeddhistische monnik Dit was in de crisis-dagen Niet een ongewoon besluit, Daar was toch niet aan t'ontkomen, Ook de klok moest achteruit! En we schrappen vastberaden, Met een ambtelijk gezicht. Heel een uur op de bcgrooting Van het dagelijkschc licht! Elke wijzer werd weer wijzer, In dienst van de natuur, Als 't nu negen heeft geslagen, Is het werk'lijk negen uur. „Tijd'lijk" spreken we weer waarheid, Das een lichtpunt uiteraard, En in deze donk're dagen Wel een stille hulde waard! Met dat al, we staan in 't duister, Daar is heel wat mee gezegd, Onze kano is geborgen En ons zwempak drooggelegd! Slechts wat verre herinneringen Komen voor den dag misschien, Als we op een stille vliering Iets van een kampeertent zien! 't Witte polo-shirt ligt peinzend In een muffe kamfer-hoek, Geflankeerd door open schoenen, En een dart'le zomerbroek. Zoo vergaat de zomerglorie, Alles, wat ons heeft verrast, Eindigt achter dubb'le deuren Van een dichte linnenkast! Vader Tijd is nu zichzelf weer Voor ons heele vaderland, En we leven dus voorloopig Niet meer boven onzen stand! Eind'lijk zien we, en 't was noodig, 't Lag niet in de crisis-lijn, In het dagelijksche leven WEER DE ZAKEN ZOO ZE ZIJN!! October 1934. KROES. (Nadruk verboden). 4. Streek in Groot-Brittannië 5. Roofvogel 6. Zangvogel 7. Plaatsje in Drente 11. Berg bij Athene 14. Stad in Duitschland 17. In gebruik zijn 18. Nederlandsch dichter uit de 17e eeuw 19. Rivier in Frankrijk 20. Wat men werkelijk meent 21. Zekere godsdienst 28. Lichaamsdeel 29. Schiereiland tusschen Azië en Afrika 30. Godin der overwinning (Gr.) 31. Hemellichaam 32. Aanvankelijk 33. Japansche nationale drank. Wetenswaardigheden. Is het U bekend: d a.t 12 Afrikaansche neger-opper hoofden in Birmingham parasols bestelden van meer dan 7 voet middellijn, gemaakt van fluweel In de kleuren van hun stam en ver sierd met gekleurde franje? dat men te Coupeau in de vallei van Chamonix, tegenover den Mont Blanc een reusachtig Chris tusbeeld hoeft opgericht, dat bijna 33 meter hoog is en meer dan 500 ton weegt? dat. er per jaar in Engeland 1.600.000 losloopcnde en andere on- gewenschte katten in de asyls pijn loos worden afgemaakt? dat er nog 3.000.000 katten In En geland zijn? Amateur-tuinier: Verleden jaar heb ik drie zakken aardappelen uit mijn moestuin gerooid! Buurman: Maar dat Is schitte rend! Amateur-tuinier: Ja, vind U ooit niet? Vooral als U nagaat, dat ik maar vier zakken gepoot had! „Ben ik hier op de goeie weg naar Dubbcldorp?", vroeg de auto mobilist aan een boer die hij op den stillen weg tegenkwam. Deze dacht geruimen tijd diep na en zei dan: „Het is de goeie weg, maar je gaat den verkeerden kant uit!" Zoontje: „Papa heeft gezegd, dat er op de liecle wereld maar één vrouw was zooals u, moeder!" Moeder: „Ja, hij is wel lief, je va der!" Zoontje: „Maar hij heeft er bij gezegd: „gelukkig"." Edith heeft genoeg van het huwe lijk. „Tk ga naar mijn moeder terug", zegt ze. Echtgenoot, lachende: „Dan mag je wel gauw voortmaken, want jouw moeder wil juist naar haar moeder terugkceren." Een man komt op het politiebu reau en vertelt, dat hij den vorigen dag een flesch wijn in de tram heeft laten staan. Of de flesch mis schien op het bureau gebracht is. En doodnuchter antwoordt de wachtcommandant: „Neen, meneer, de flesch niet, wèl do vinder." 116. 's Avonds toen het bedtijd was, werd ■weer een landingsplaats opgezocht. Dit maal was er geen eenzaam plekje te vinden. Ze waren inmiddels al in de buurt van de Tropen gekomen. Overal lagen kleine eilandjes in zee verspreid en pas na lang zoeken zag de piloot een geschikt plaatsje. 117. Het ging net als den vorigen nacht, maar alleen sliep Struisje, doordat hij zooveel slaap te kort was gekomen, dit maal erg vast en hoorde niets van wat er om hem heen gebeurde. Al had men een kanon vlak bij zijn hoofd afgescho ten, hij zou het niet gehoord hebben, dus hoorde hij zeker niet de zachte voetstap pen, die gedurende den nacht om de tent heenslopen. 118. Er waren namelijk eenige negers, die op een tocht waren, in de buurt van het eilandje gekomen en toen ze wat bijzonders zagen, waren ze daar geland. Brutaal kwamen ze naderbij en bekeken alles eens goed. Een van de negers was in dienst geweest bij een rijke Europe aan en wist wel wat dat voor een ding was en vertelde de andere negers ervan. 119. Ze kropen in het gezellige kajuitje van de vliegmachine en zaten overal met hun vingers aan. Alle bagage had den Profje en de piloot in de tent mee genomen, maar de stoeltjes en tafeltjes werden geprobeerd. Een, die dacht er Iets van te weten, ging in den stuurstoel zitten en peuterde aan de knoppen en handles. 120. En daar opeens snorresnorre- snor had hij per ongeluk de motor aangezet. Er kwam beweging in de ma chine, zij verhief zich van den grond en onder luid gegil gingen de ondeugend© negers de lucht in.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1934 | | pagina 17