Het karakter der Perzen
Sombere vooruitzichten
Verlichte
in een
denkbeelden
oud land
De electriciteits-voorziening in
Noord-Holland
Zaterdag 13 October 1934.
SCHAGER COURANT.
Tweede blad. No. 9573
Strijd tusschen Provincie en
Gemeenten.
EEN ADRES AAN DE KONINGIN.
Voor de Nederlandsche Scheepsbouw
Maatschappij.
Hoe voorzichtig men moet zijn met
oordeelen. Een Doitsche „Ariër"
geeft zijn meening over de echte
Ariërs, de Perzen. De volgelingen
van Zarathoestra.
„Hoe heiliger de stad,
slechter het volk"
hoe
(Van onzen rcizenden correspondent.)
Teheran, in September.
ALS reiziger door vele landen heeft men er
zich voor te wachten al te spoedig en overal
„algemeene" waarheden te ontdekken. Het
is, zooals ik herhaaldelijk heb kunnen vaststellen,
een der groote cn meest voorkomende fouten van
vele schrijvers, dat zij dit beginsel uit het oog ver
liezen. De wereld is zoo vol schakeeringen, dat men
telkens weder gedwongen wordt, een oordeel, dat
men had gevormd en als vaststaande beschouwde,
te herzien.
Perzië wordt grootendeels bewoond door Mohame-
danen, van wie de meerderheid Sjiieten zijn en niet
Sunnieten, zooals de Arabieren, de Turken en de be
woners van het Indische eilandenrijk, b.v. De gods
dienstige overtuigingen der Sunnieten en Sjiïten loo-
pen ver uiteen en de Sunnieten beschouwen de
Sjiïten feitelijk niet meer als echte Mohamedanen.
In het koninkrijk Irak is een der groote moeilijkhe
den, dat de meerderheid der bevolking Sjiïten is,
terwijl het koningshuis de leer der Sunnieten aan
hangt
Gedurende ons verblijf in Irak zijn we herhaalde
lijk ook met Sjiieten in aanraking gekomen en tel
kens hebben we dan kunnen vaststellen, dat deze
Sjiieten heel wat onverdraagzamer waren dan de
Sunnieten. In vele, door Sjiïten gehouden koffie-
huisjes te Bagdad of te Kadimain, een der vier hei
lige steden der Sjiieten, werd ons herhaaldelijk thee
en koffie geweigerd, daar wij ongeloovigen waren,
wat ons noch in Marokko, noch in Turkije, noch
ïn Syrië, noch elders bij Sunnieten gebeurde. Hier
over schreef ik reeds vroeger uit Irak. Mijn op er-
.varing gegrond oordeel stond dus vast: „De Sjiïten
Zijn veel onverdraagzamer dan de Sunnieten.*'
Jawel, maar ook met de ervaring, waarmede oude
re menschen zoo gaarne pralen en waarvan jongere
menschen gewoonlijk niet veel willen hooren, moet
men uiterst voorzichtig zijn. Niet steeds vormt ze een
zekeren grondslag voor het weten, daar ze uit den
aard der zaak steeds min of meer onvolkomen zal
blijven.
Perzië is een overwegend Sjiïetisch land en daar
zouden we dus, volgens onze ervaring, overal de
grootste onverdraagzaamheid en de daaruit voort
vloeiende verzwegen vijandigheid moeten aantref
fen.
De werkelijkheid was met deze verwachting vol
komen in strijd. Gedurende onze reis door Perzië
vonden we niet alleen in de steden, maar ook in de
dorpen en in de kleine logeerhuizen onderweg, waar
we niet met de intellectueelcn, doch met het eigen
lijke volk in aanraking kwamen, overal vriendelijk
heid, welwillendheid, tegemoetkoming. Mijn „op
ervaring gegronde meerüng" bleek plotseling geheel
onjuist
Do Sjiïetische Perzen kenmerken zich door groote
beleefdheid en een aangeboren beschaving, die zeer
prettig aandoet
Dit is niet slechts mijn oordeel. Een Nederlander,
die vele jaren in Perzië heeft gewoond en een be-
Een Moskee
ingang
Een tegeltoren van een Moskee te Teheran.
(Opname vanaf het dak der Moskee).
langwekkend boek over dit land schreef, de heer
Dunlop, zegt van de Perzen: „In hun optreden ver-
toonen de Perzen een eigenaardige en gemakkelijke
waardigheid, die hun reeds van jongs af aan wordt
ingeprent. Nimmer ziet men bij hen iets, dat naar
linksheid of verlegenheid zweemt, ook niet bij jeug
dige personen. Het behoort tot de regelen eener goq-
de opvoeding nimmer teekenen van verwondering,
vrees of iets dergelijks te geven, doch onder alle
omstandigheden een rustige, voorname kalmte te
bewaren". Andere schrijvers, Engelschen, Franschen,
Duitschers hebben dergelijke meeningen over de
Perzen geuit.
Hoe is evenwel dit aanmerkelijke verschil tusschen
Sjiïetische Mohamedanen in Irak en Perzië te ver
klaren?
Over het algemeen kan men vaststellen, dat men
de trouwste aanhangers van een godsdienst steeds
dóér vindt, waar deze aanhangers in de minderheid
zijn. „Hoe dichter bij Rome, hoe slechter katholiek",
zegt de volksmond. Een Arabisch spreekwoord is
nog stouter in zijn bewering: „Hoe heiliger de stad,
hoe slechter het volk."
Wéér is, dat men de strengst geloovige katholie
ken niet moet zoeken in de overwegend katholieke
landen, maar b.v. in Zweden, Denemarken, in Ne
derland. De geloovigste en strengste protestanten
daarentegen vindt men weder niet in de daareven
gonoemdc landen, maar in Frankrijk, in Italië, b.v.
waar ze verre in de minderheid zijn.
Deze verklaring voor een verschil in aard en we
zen gaat echter niet op voor het verschil tusschen
de Sjiïten in Irak en Perzië, daar zij in beide lan
den een meerderheid vormen. Het verschil tusschen
de Sjiïetische Mohamedanen in Irak en in Perzië
kan alleen worden verklaard door het verschil in
volksaanleg, in volkskarakter, in „ras", om een
woord te gebruiken, dat door het misbruik, hetwelk
ervan gemaakt wordt, zijn goeden roep min of meer
verloren heeft. Ook in vroeger jaren, toen er in Per
zië nog niet, zooals nu, een krachtig, zelfbewust be
stuur bestond, zijn er in het allergrootste deel van
Perzië nimmer vervolgingen van andersdenkenden
voorgekomen.
Zulke geloofsvervolgingen zijn vroeger wel voor
gekomen op Perzisch gebied nabij de Turksche
grens, waar geen echte Perzen, maar Koerden wo
nen, die geen Sjiieten, maar Sunnieten zijn. De echte
Perzen beoefenen tegenover andersdenkenden een
soort wijsgeerige verdraagzaamheid. In het land wo
nen behalve Sjiïetische en Sunnietische Mohameda
nen, nog Christenen van verschillende overtuiging,
Joden en vuuraanbidders, dat zijn volgelingen van
Zoroaster of Zarathoestra. Van geloofshaat bemerkt
men even geen spoor en nog minder natuurlijk van
geloofsvervolging. Allen gevoelen zich in de eerste
en voornaamste plaats „Perzen", en^dit is een der
grootste wonderen, die de tegenwoordige sjah, Reza
sjah Pachlevi, heeft tot stand gebfacht. Met vele
Perzische onderdanen heb ik hierover gesproken,
ook reeds voordat ik de Perzische grens overtrok.
Te Bagdad b.v. ontmoette ik een Perzischen Jood,
een zakenman, die me toen verklaarde: „In Perzië
zijn wij allen gelijk, Joden,. Mohamedanen, Chris
tenen. We hebben gelijke rechten en gelijke plich
ten. Allen immers zijn we Perzen."
Er is een land in Europa, dat aan Perzië een
voorbeeld zou kunnen nemen. Is verdraagzaamheid
niet een der schoonste bewijzen van beschaving? En
is onverdraagzaamheid niet een der stuitendste uitin
gen van barbaarschheid? Er zijn millioenen Europe
anen, die in het land van Rcza sjah Pachlevi iets
te leeren hebben.
Zooals ik reeds in een vorig artikel schreef, zijn
de Perzen afstammelingen van twee groote Indo-
Europeesche volksstammen, de broedervolken der
Iraniërs en der Ariërs, dezelfde Ariërs, waarover
inen tc Berlijn thans steeds den mond vol heeft.
Er wonen te Teheran o.a. eenigo honderden Duit
schers, dio natuurlijk een nationaal-socialistische
vcrccniging hebben gevormd. Aan een der bestuurs
leden dezer verceniging vroeg ik dezer dagen eens
voor de grap, of hij en zijn landgenooten zich niet
bijzonder gelukkig gevoelden te kunnen leven tus
schen de echte Ariërs, die toch in deze streken liet
eerst in de geschiedenis bekend werden, maar het
bleek me uit het antwoord, dat de nagemaakte Ariërs
van de Sprec en do Elbe van de rasechte Ariërs
niets willen weten. „De Perzen hebben zoo goed als
geen Arisch bloed meer in zich; ze zijn veel tc veel
vermengd en wc kunnen ze als Ariërs niet meer
erkennen", zeide de man met groote zelfbewustheid
en trots. Ik heb daarop gezwegen, maar kon toch
moeilijk een glimlachje verbergen.
De oude Perzische godsdienst was de leer van Za
rathoestra, die ongeveer vijf en twintig ecuwen gele
den leefde. Deze leer werd bij den inval der Arabie
ren, die eeuwenlang in het land heerschten, bijna
geheel verdrongen door den Islam. Honderdduizen
den aanhangers van Zarathoestra, ook wel Zoroaster
genoemd, namen de wijk naar Indië, anderen om
helsden met meer of minder overtuiging de leer
van Mohamed, maar ook thans nog leven volgelin
gen van Zarathoestra in Perzië. Hoevclen? Volgens
sommige boeken, die ik er op nasloeg, zijn er in
Perzië nog ongeveer tienduizend, doch vólgens een
aanhanger van Zarathoestra's leer, met wien we
kennis maakten, zijn er nog ruim zestigduizend. De
naam van den wijsgeer-profeet wordt door zijn vol
gelingen anders uitgesproken, dan wij het in Europa
gewoon zijn. De Perzen leggen een klemtoon zoowel
op de eerste als op de derde lettergreep, zoodat de
naam bijna klinkt als bestond hij uit twee dcelen:
Zarath- Oestra.
Do aanhangers van Zarathoestra, zeer ten onrech
te ook wel eens „vuuraanbidders" genoemd (al speelt
dan hij hun godsvereering het vuur een rol), hebben
hun ras volkomen zuiver gehouden. Bij gelegenheid,
dat wil zeggen: als ik er me meer in zal hebben
verdiept, hoop ik op deze belangwekkende menschen
en hun leer nog wel eens terug te komen.
J. K. BREDERODE.
De Vereeniging van Hoofden van Stroom-
distributiebedrijven in Nederland heeft een
adres gezonden aan H.M. de Koningin inza
ke 't toestaan van een crediet van f 1.000.000
door de Provinciale Staten van Noord-Hol
land voor den bouw van laagspanningsnet
ten in gemeenten met een eigen gemeente
lijk electriciteitsbedrijf, wier contract binnen
korten tijd afloopt
Hierin wordt aangevoerd, dat de Provincie inder
tijd de gemeente heeft gepersuadeerd gelden te in-
vesteeren in den aanleg van eigen electrische netten
en zoodoende het ondernemersrisico van een groot
deel van de electrificatie van Noord-Holland op zich
te nemen. Daar thans deze bedrijven winsten afwer
pen poogt de Provincie onder dwang deze netten
te naasten.
Aanvankelijk werd in het vooruitzicht gesteld een
verlaging van tarieven, zoodra het P.E.N. door aller
samenwerking daartoe in staat zou zijn, maar deze
beloften zijn niet vervuld, integendeel de P.E.N.-
winsten worden uitsluitend gebruikt ten bate van de
eigen P.E.N.-laagspanningsgebieden.
De geheele wetgeving heeft zich in den loop der tij
den ingesteld op een zich ongestoord kunnen ont
wikkelen van de provinciale electrische centrale,
terwijl de gemeenten daarentegen zich op geen en
kele wettelijke bepaling kunnen beroepen en geheel
machteloos staan.
De bepalingen der gemeentewet zijn voor de ge
meenten inzake de electriciteitsvoorziening tot een
doode letter geworden, daar het toezicht op de ge
meenten wordt uitgeoefend door de Provincie, die
daarbij op eigen belangen let en de belangen der
gemeenten daaraan ondergeschikt maakt.
Gedeputeerde Staten weigerden principieel elke
goedkeuring van eenig gemeenteraadsbesluit, dat de
gemeente in staat zou stellen om buiten de Provin
cie om de beschikking over electrische energie te
verkrijgen. Dergelijke besluiten worden in strijd
met de bepalingen der gemeentewet niet meer ge
toetst aan het gemeentelijk belang, maar aan de be
langen der Provinciale electrische centrale, welke
bij dit goedkeuringsrccht in het geheel geen gewicht
in de schaal mogen leggen.
Op die wijzo is de weg voor de gemeenten om zich
van de Provincie onafhankelijk te maken, in strijd
met wet en verordening, geheel afgesloten.
Het adres bestrijdi uitvoerig de opvattingen van
de voorstanders van centralisatie op electriciteitsge-
bied. Zoo wordt o.m. tegen het argument, dat cen
tralisatie grooterc effinciency zou betcekenen, aan
gevoerd dat al te ver doorgevoerde centralisatie nim
mer groote voordeelen brengt. Integendeel, do ge
meenten hebben door combinatie van bedrijven dc
uiterste zuinigheid betracht, waar tegenover bij cen
tralisatie aanstelling van volledige ambtelijke krach
ten, welke bij gemeentelijke exploitatie in gecom
bineerde functie werkzaam zijn, noodig zal zijn.
Het door het P.E.N. aangehaalde voordeel, dat
door centralisatie een eind zou komen aan de „chao
tische" verscheidenheid van tarieven, wordt fictief
geacht, aangezien deze verscheidenheid, welke in
het geheel geen chaotisch karakter draagt, doch
veeleer zich richt naar de behoefte van de streek,
integendeel de afname van electriciteit bevordert.
Deze aanpassing aan dc plaatselijke omstandighe
den is door een provinciaal bedrijf nooit tc bereiken.
Adressante is van meening, dat dc eenige grond,
waarop over de opheffing van de gemeentelijke dis
tributiebedrijven zou mogen worden gedacht, alleen
deze mag zijn, dat deze bedrijven zóó slecht worden
beheerd en bestuurd, dat zij tot een gevaar voor ons
staatsbestel zijn geworden.
Maar zoo ligt de toestand in geen enkel opzicht.
De gemeentelijke bedrijven worden volstrekt niet
slechter of duurder beheerd, dan het P.E.N. zijn be
drijf bestuurt, hetgeen met cijfers wordt aangetoond,
waaruit blijkt dat de afschrijvingspolitiek bij dc ge
meentelijke bedrijven veel gezonder is geweest, dan
bij het provinciale bedrijf.
Een gevolg van de provinciale politiek zou, volgens
adressante, onvermijdelijk zijn dat het Rijk moest
bijspringen en dat het Rijk dus het gelag voor de
provincie zou moeten betalen. Do Provincie, die het
niet noodig heeft, zou dus wellicht meer winst niet
haar bedrijf gaan maken, maar in eik geval zou het
Rijk de dupe worden.
Naast deze bezwaren uit economisch oogpunt heeft
de Verceniging gegronde bezwaren van staatsrechte
lijken aard tegen de verleening van het crediet
van f 1.000.000.door dc Provinciale Staten van
Noord-Holland.
Deze bezwaren worden onderschreven door een
vijftal hoogleeraren in het staatsrecht aan onze uni
versiteiten, n.1. Prof. Mr. P. W. Kaniphuysen tc Nij
megen, Prof. Mr. Dr. R. Kranenburg tc Leiden, Prof.
Mr. F. J. A. Huart te Amsterdam. Prof. Mr. C W.
van der Pot te Groningen en Prof. Jhr. Mr. R. C. dc
Savornin Lobman te Utrecht, welke allen van mee-
ning zijn dat het aanleggen en exploiteeren van
laagspanningsnetten, waar zulks vroeger niet door de
Provincie geschiedde, is tc beschouwen als het aan
leggen of verbeteren van een provinciaal werk in
den zin van artikel 131 der Provinciale Wet, waar
voor van geval tot geval de toestemming van Pro
vinciale Staten noodig is. zoodat bij het bewilligen
van een crediet van f 1.000.000.voor het eventueel
bouwen van laagspanningsnetten, niet kan worden
volstaan met het brengen van een stelpost op de
begrooting, toegelicht op de wijze, waarop Gedepu
teerde Staten zulks hebben gedaan.
Integendeel moeten de staten iederen aanleg af
zonderlijk bevelen en aan de desbetreffende wette
lijke bepalingen wedervaart niet voldoende recht door
het opnemen van zulk een stelpost op de begrooting
van het Provinciale bedrijf.
Bovendien moet worden geconstateerd, dat de
Statenleden niet in staat zijn. zich uit de door het
Provinciale bedrijf verstrekt jaarverslagen cn reke
ningen, een juist oordeel te vormen omtrent de fi-
nancieele resultaten van de exploitatie van de laag
spanningsnetten van het P.E.N., hetgeen in rappor
ten van vooraanstaande accountantskantoren na
drukkelijk wordt vastgesteld.
Krachtens artikel i van de Rijksconcessie is het
P.E.N. verplicht aan iederen gedadigde stroom te
leveren en werd ook steeds door den minister van
waterstaat een speciaal tarief ten behoeve van do
gemeenten goedgekeurd en vastgesteld. De bewe
ring van de Provincie, dat na afloop van het con
tract, hetwelk telkens voor 5 jaren de ministeri-
cele goedkeuring behoeft, de Provincie gerechtigd
zou zijn de stroomlevering te staken, meent adres
sante ten sterkste te moeten betwisten.
Geen gemeente toch zou er aan denken voor
zoo'n korten termijn groote kapitalen in een
electriciteitsbedrijf te investeeren, terwijl voor
alles Gedeputeerde Staten als wakers over de
gemeentebelangen in hun plicht tekort zou
den geschoten zijn, wanneer zij op een derge
lijke wankele basis hun goedkeuring zouden
hebben verleend voor de uitgaven van zulke
groote bedragen.
Om alle bovengenoemde gronden verzoekt
de Vereeniging aan H.M. de Koningin wel de
goedkeuring te willen onthouden aan het be
sluit van Provinciale Staten van Noord-Hol
land van 25 Juli 1934 tot vaststelling eener
suppletoire begrooting voor het Provinciale
Electriciteitsbedrijf.
Dit adres is eveneens toegezonden aan alle
ministers, den leden der Staten-Generaal en
aan alle leden van Provinciale Staten van
Noord-Holland.
AMSTERDAM: Directie en commissarissen van
de Nederlandsche Scheepsbouw Maatschappij, de
grootste scheepswerf te Amsterdam, welke kort ge
leden veertig jaar heeft bestaan, zien zich, indien
niet spoedig nieuwe orders geplaatst kunnen worden,
Verplicht, het geheele bedrijf in Maart 1935 stop te
zetten. Er zijn op het oogenblik een kleine 1000 man
in directen dienst van deze maatschappij en aan ve
len van hen is reeds ontslag aangezegd. Op de hel
lingen van de werf zijn alleen nog in aanbouw de
door de Vereenigde Nederlandsche Stoomvaart Maat
schappij bestelde „Jagersfontein", die nog dit jaar ge
reed zal komen, cn voorts één groot en twee kleine
tankschepen van de Anglo-Saxon Petroleum Com-
pany. Zoowel in het eigen land als in het buitenland
zijn geen nieuwe orders in het zicht; wat het bui
tenland betreft is het zouden er orders zijn
onmogelijk, concurrecrend te calculcercn, zulks In
verband met den lagen pondenkoers.
Mocht het tot sluiting van het bedrijf komen
en alle teekenen wijzen daarop dan zal zolks
mede voor verschillende nevenbedrljven en vooral
voor ondernemingen, die zich bezig houden met den
bonw van machine-installaties, van lunesten invloed
zijn.