VAN DIT EN YAN DAT
f EN VAN ALLES WAT
Het geheim van de nachtbus
IÉ
Kruiswoordraadsel.
rv 5
DE AVONTUREN VAN PROFJE EN STRUISJE
Bijvoegsel der Schager Courant van Zaterdag 27 October 1934. No. 9583.
ZATERDAGAVONDSCHETS
Vrij bewerkl naar oen Engelsch
gegeven, door Sirolf.
Nadruk verboden
alle rechten voorbehouden.
DE uitvoering van de muziek-
en zangvereeniging Kunst
na Genoegen was een ware
gebeurtenis in bet leven van het
kleine plaatsje Driehuizen. De uit
voering werd meestal in de Har
monie zaal van het nabijgelegen
stadje Noorddam gehouden, en de
heelo vereeniging Kunst en Genoe
gen, vergezeld van supporters uit
Driehuizen, kwam dan in een groo-
tc autobus als één groote familie
naar Noorddam gereden. De auto
bus werd dan geparkeerd op het
marktplein, en laat in den avond,
na do uitvoering en het hijbehoo-
rende dansje, ging het heele ge
zelschap in de gezellig verlichte
bus weer huiswaarts. Daar waren
dan de notabelen van Driehuizen
bij, zoowel als de eenvoudigste le
den van Kunst en Genoegen, die
in liet dagelijksch leven melk vent
ten of zolen lapten.
Ook dezen avond was de uitvoe
ring weer een groot succes geweest,
vooral do solo, gezongen door Ca-
tootjo Pleunders, en druk pratend
en opgewekt trok het gezelschap
door de stille straten naar 't markt
plein, waar de autobus als een
eilandje van licht wachtte. De
chauffeur zat al achter het stuur.
Een kleine opschudding ontstond
er,.toen de binnentredenden merk
ten, dat er een andcro chauffeur
was. Wat is er met Jan gebeurd?
werd er gevraagd. Jan was de bij
allen goed bekende chauffeur van
de bus, die hen naar Noorddam
had gebracht,
„Jan?" zei de vreemde chauffeur,
„die heeft daarstraks bij een val
zijn voet verstuikt en kon onmoge
lijk rijden. Hij is met de bus van
halftien naar huis gegaan en toen
hebben ze mij hier van huis ge
haald, om zijn plaats in te nemen,
en het gezelschap naar Driehuizen
temg te rijden."
Hot heelo gezelschap was vol
bezorgdheid om Jan, vooral Ca-
tootje Pleunders, die het laatste
instapte. Want Catootje dat was
bekend mocht Jan erg graag, en
iedereen wist, dat het binnenkort
wel een verloving zou worden.
Meteen reed de bus weg, de stille
straatjes door, om straks de aarde-
donkeren weg, door het bosch, naar
Driehuizen in te slaan. Catootje
zat op de achterste bank en was
stil. Ze had het alleen erg warm
en schoof een venster neer, om
wat frissche lucht te hebben. En
een paar minuten later, liet men
Noorddam achter zich en reed den
verlaten weg naar Driehuizen op.
De bus zal misschien een half
uurtje gereden hebben, toen de
chauffeur plotseling een zijweg in
sloeg, waarvan iedereen wist dat
die doodliep in het bosch, vaart
minderde en het volgend oogenblik
stopte.
„Hé, wat moet dat hoteekenen,
ken je den weg niet?' riep meneer
Siebers, de dirigent verontwaar
digd uit. De chauffeur kwam van
zijn zitplaats te voorschijn en trad
den coupé binnen. In zijn rechter
hand blonk een revolver, in zijn
linker had hij een open tasch.
„Geen grapjes", zei hij grimmig,
„anders gaat mijn pistooltje af."
Op hetzelfde oogenblik klonk er
een schot en vloog een ruit aan
diggelen. Meneer Siebers was woe
dend opgestaan, doch toen het
waarschuwingsschot vlak langs
zijn hoofd suisde en het venster
naast hem aan diggelen vloog, zak
te hij in zijn zetel terug, doods
bleek, en zei geen woord meer.
„Dit is do eenige waarschuwing,"
zei de chauffeur grof, „als er nog
iemand een enkele verdachte be
weging maakt, schiet ik raak, be
grepen?"
Hij hield de open tasch op en
beduide de passagiers één voor één
er hun kostbaarheden, gouden
halskettinkjes, jnweelen spelden
en broches en al het geld dat ze bij
zich hadden, in portefeuilles en
beurzen, in zijn tasch te werpen.
Toen hij bij Catootje kwam, sprong
die ondanks de dreigende revolver
op en riep: „Het eenigste wat ik
heb is deze gouden broche en die
is nog van mijn moeder, die krijg
je niet, handiet! En als dat stel
letje mannen in deze wagen wat
meer fut in hun lichaam hadden,
dan hadden ze je al lang elk bot
in je body gebroken, gemeene
straatroover, daar!" En ze gaf den
man een pats in zijn gezicht met
haar kleine, stevige hand.
De roover verloor goen oogenblik
zijn zclfbeheersching. „Wie zich
verroert schiet ik neer", zei hij
snel. Toen viel er een stilte. Want
uit de verte kon men duidelijk na
der komend motorgeronk hooren.
Zou er een auto langs komen, die
de bus op den zijweg zou zien
staan en die te hulp zou komen?
Doch het geronk kwam nader en
nader, was dan heel duidelijk hoor
baar... cn verzwakte dan weer...
de auto was voorbij gereden... De
roover was zichtbaar opgelucht.
„Zusje," zei hij brutaal, „geef dat
brocho eens heel gauw aan oome,
anders..," Dreigend richtte hij zijn
revolver op haar.
Op hetzelfde oogenblik kwam er
door het openstaande venster ach
ter dan bandiet een arm, die blik
semsnel den kerel om den hals
pakte cn hem bijna smoorde. De
revolver viel hem uit de hand. De
arm behoorde aan een zwaarge
bouwde politieman. Het volgende
oogenblik drongen andere politie
mannen den wagen binnen. Het
leek wol, of ze uit den grond op
doken. Een minuut later was de
pseudo-chauffour zwaar geboeid.
Een brigadier zei opgewekt: „Zoo,
dat is een goeie vangst. Dat zaakje
heeft geklopt. Ja, dames en heererfj
we hebben maar geen officieel be
zoek gebracht met do uitruk-auto.
We zijn een eindje doorgereden en
toen heel zachtjes te voet hier den
zijweg opgegaan. Nietwaar, geen
drukte, geen opschudding, zoo ging
alles op rolletjes. Maar vertelt U
nu eens, van wie hoort deze lange
witte handschoen?"
Hij hield een lange witte dames-
handschoen op, waarop in do leng
te met roode letters in haast was
geschreven: „Volg ons, autobandie
ten." Iedereen keek naar Catootje]
Het was haar handschoen.
En terwijl de andere inzittenden
met stomme verbazing toehoorden,
vertelde Catootje: „Ik vertrouwde
het zaakje van begin af aan al
niet. Ik had Jan om half elf nog
achter in de zaal gezien, dus hoe
kon hij u om half tien zijn voet
verstuikt hebben en naar huis zijn
gegaan. Maar ik kon me natuur
lijk vergissen in den tijd. Toen we
echter al reden, zag ik, dat de
chauffeur de uniform van Jan aan
had. Want er zat een groote win
kelhaak in den rug, die ik zelf
verleden week voor Jan gerepa
reerd had. Waarom moest hij Jan's
uniform aan hebben. Toen heb ik
met mijn lippenstift die boodschap
op mijn handschoen geschreven.
Ik deed net of ik het warm had en
schoof een venstor open, en liet de
handschoen uit de auto vallen,
vlak bij den hoek van de Brec-
straat, waar ik weet, dat altijd een
agent staat."
„Juist", zei de brigadier, „en die
heeft de handschoen dan ook op-
n* 3
8 9
12
11
15
16
17
18
19
20
21
22
23
Horizontaal:
1. Breekbaar
4. Kleurschakeering
7. Scheepvaartmaatschappij
8. Vroegere Duitscho kolonie in
Afrika
10. Familielid
12. Kaartspel
13. Drooginriehting voor mout
li Plaatsje in Gelderland
17. Onhartelijk
20. Overal
21. Grootste Theater in New-York
22. Plaatsje in Noord-Holland
23. Stad in Britsch-Indië
21. Behoudens de titels
V crticaal:
1. Vinnig
2a. Meisjesnaam
3. Laatste godeelte
4. Rivier in Engeland
5. Denkbeeld
6. President der Vereenigde Sta
ten (1900—1913).
9. Iloltc onder den arm
11. Graafschap in Z.-Engeland
14. Soort brilslang
15. Wegens
16. Rivier in het Oeralgebied
17. Streng
18 Vlaamsch schilder
19. Waar een portret in zit
Oplossing van de vorige week.
Horizontaal: 1. Rouw; 3. Aard; 5.
Elche; 8. Wee; 9. Lek; 10. Lepra;
11. Rad; 12. Nat; 14. Eland; 17.
Fair; 18 Slak.
Verticaal: 1. Rauw; 2. Wol; 3.
Ach; 4. Dirk; 5. Eelde; 6. Capua;
7. Eland; 11. Raaf; 13. Talk; 15.
Lor; 16. Nes.
geraapt en meteen de uitrukauto
gewaarschuwd en daar zijn we nu.
Klopt alles als een bus, met die
nachtbus, haha!"
De gevangene werd weggeleid.
„Jan", vertelde de brigadier nog,
„die hebben we in een poortje bij
do markt gevonden, gebonden en
met een prop in zijn mond en, met
permissie, in zijn onderkleeren.
Nee, hij had geen letsel, alleen
een buil, want hier deze meneer,
hij ons bekend als „Karel-met-de
handjes" heeft hem bewusteloos
geslagen .A propos, juffrouw",
dit zeide de bigadier tegen Catoo
tje „weet U dat U een geluks
vogel bent? U krijgt vijfhonderd
gulden. Er is namelijk een beloo
ning uitgeloofd voor degeen, die
aanwijzingen geeft die leiden tot de
aanhouding van „Karel-met-de
handjes". Gefeliciteerd, juffrouw..."
Drie maanden later vond er in
Driehuizen een bruiloft plaats.
„Jan" leidde Catootje Pleunders,
blozend als een roos, naar den
ambtenaar van den Burgerlijken
Stand. Dank zij de „huwelijksgift"
:n den vorm van de belooning voor
de aanhouding van „Karel-met-de-
handjes..."
HUMOR.
Hij nam zijn meisje voor het
eerst mee uit naar de opera en hij
wilde den indruk maken, alsof hij
eiken dag naar schouwburg of ope
ra ging.
„Heb je wel eens geprobeerd
naar een opera te luisteren met je
oogen dicht?", vroeg hij aan het
meisje, terwijl er juist een heel
mooie aria gezongen werd.
Toen kwam er een stem van
achter hem, die vroeg: *„Jong-
mensch, heb jij wel eens gepro
beerd naar een opera te luisteren
met je mond dicht?"
WETENSWAARDIGHEDEN.
Is het U bekend:
dat Aloëhout de naam is voor
verschillende welriekende hout
soorten?
dat die in de Oudheid zeer op
prijs werden gesteld?
dat de aloë uit het Oude Testa
ment, die een kostbaar reukwerk
was, en donkerbruine, zeer harde
cn broze houtsoort is?
d a t aloen-aloen op Java de naam
is voor een vierkante grasvlakte,
die dan meestal omringd is door
waringinboomen
dat deze aloen-aloen meestal
aangetroffen wordt voor de wo
ning van een vorst of inlandsch
hoofd?
dat Apache oorspronkelijk den
naam van een Indianenstam was,
die de hoog gelegen dalen van de
Colorado, de Gila en de Rio Grande
del Norte bewonen?
dat een kat gemiddeld 14 jaar
oud wordt?
dat het geraamte van een wal-
visch gemiddeld 45.000 Kilo weegt?
Jongen (tot eigenaar van groote
winkelzaak): Ik zie, meneer, dat U
een keurig, net, beleefd, welopge
voed jongmonsch zoekt?
Eigenaar: O ja, maar ik heb gis
teren al een jongen aangenomen!
Het keurige, nette, beleefde, wel
opgevoede jongmensch: „Zoo, maar
waarom haal je dan dat stomme
bordje dat je een jongen vraagt,
niet. uit die rommel-ctalage van je
weg?!"
Mevrouw: Marie, onze trapleu
ning is nu altijd en eeuwig stof
fig! Ik was vandaag bij mevrouw
Jansen en haar trapleuning glimt
altijd als een spiegel!
Marie: Mevrouw Jansen heeft
drie kleine jongens, mevrouw!
Zoontje: „Papa heeft gezegd, dat
er op de heele wereld maar één
vrouw was zooals u, moeder!"
Moeder: „Ja, hij is wel lief, je
vader!"
Zoontje: „Maar hij heeft cr bij
gezegd „gelukkig."
Oud dametje: Kan ik den Minis
ter van Landbouw spreken?
Bode: Zijne Excellentie heeft het
heel druk. Is het een dringende
zaak?
Dametje: Ja zeker! Een van mijn
geraniums, die ik pas verpot heb,
wil absoluut niet groeien!
126. Er werden zoo verscheidene todht-
jes gemaakt. Op één daarvan werd een
groote verrassing voor Struisje ont
dekt. Er was namelijk een heele famillo
struisvogels aanwezig, waarvan een paar
op eieren zaten. Do kennismaking was
zeer naar genoegen. Struisje werd vrien
delijk onthaald bij zijn soortgenooten
aan wie hij allerlei belangrijk nieuws
wist te vertellen. Ook Profje werd eerst
met voorkomendheid behandeld.
127. Maar ongelukkigerwijs kon Profje
zijn vak niet vergeten cn hem trokken
de eieren van de Struisenfamilie bijzon
der aan. Hij ontmootto echter dadelijk
zooveel onvriendelijke blikken, toen hij
er de hand naar uitstak, dat hij er gauw
van terug kwam, om er een mco to ne
men. Geen van de vogels wilde er een
afstaan, tot geen enkelen prijs.
128. Toen Profje en Struisje weer bij de
tent waren en ze gelukkig bij elkaar za
ten, zei Struisje tot schrik van het gezel
schap, dat hij erg veel lust had om naar
de struisen terug te gaan. Hij wilde
graag een beetje aanspraak hebben aan
een soortgenoot.
329. Profje overreedde hem echter om te
blijven en toen besloot Struisje er iets
anders op te verzinnen. En den volgen
den morgen, toen Profje zijn dienaar
riep cn deze niet kwam, vond hij hem
buiten op een warm plekje In het zand
zitten en wat lag daar onder hem? Zoo
waar een ei!
130. Profje vond het erg aardig en aan
gezien hij zoo goed met Struisje bevriend
was, mocht hij het ei even in de hand
houden en het aan alle zijden bekijken.
Hij woog het van de ecne in de andere
hand en toen hapte Struisje het maar
weg, want dat beviel hem nieta.