De ontwikkeling van Ie beteekenis van geld en crediet
De kus.
en vooral ook de begrippen
geld en crediet in de laatste
eeuw.
Onder buitengewoon groote belangstelling werd in
het Noordhollandsch Koffiehuis van Mevr. Wed. L.
Zwaag de tweede cursusvergadering gehouden voor
de Vereeniging van Oudleerlingen van de R.L.W.S. te
Schagen.
Do Voorzitter de heer P. Blaauboer Gz„ Kolhorn,
heette de aanwezige dames en heeren hartelijk wel
kom, in het bijzonder den heer Dr. Ir. M. D. Dijt,
Eicrland, Texel, die zich bereid heeft verklaard het
hierboven vermelde onderwerp te behandelen. Voorts
heet spr. in het bijzonder welkom den heer Ir. Lie-
nesch, de eereleden de heeren Smeding, De Vries en
Van der Laan, den Voorzitter van de Commissie van
Toezicht op het Onderwijs aan de school, don heer
II. K. Koster, Wieringerwaard, den Voorzitter van
Hollands Noorderkwartier en den heer D. de Boer,
oud-voorzitter van de I-Iollandsche Maatschappij van
Landbouw en van Noorderkwartier. Uw aller aan
wezigheid, zegt spr. tot de aanwezigen, stelt het Be
stuur op bijzonder hoogen prijs.
Na dit openingswoord verleent spr. het woord aan
den heer Dr. Ir. M. D. Dijt, van wiens inleiding we-
het volgende vermelden:
In de samenleving is er een voortdurend stroven
van den mcnsch naar vrijheid. Voor de vrijheid en
voor bevrijding worden politieke partijen opgericht,
zelfs oorlogen gevoerd, de mensch stelt steeds weer
zijn gehoele stoffelijke en geestelijke vermogen in
voor hot verkrijgen van vrijheid.
Vrijheid, als een der hoogste doeleinden van het
menschelijk bestaan is echter steeds oen betrekkelijk
begrip, dat zijn inhoud moet verkrijgen door de rede.
Redelijke vrijheid gaat in onze samenleving altijd ge
paard met redelijke gebondenheid. De abstracte, een
zijdige vrijheid, welke als ongebondenheid verschijnt.,
draagt de anarchie, do chaos en dan ten slotte de ui
terste gebondenheid, d.i. de dwang, de terreur, de
verstarring in zich.
Van vrijheid kunnen we dus nimmer een recept
geven, een defintie, vrijheid moet steeds door de rede
worden gedacht en verwerkelijkt.
Dit geldt voor alle deelen van onze samenleving,
welker zelfbestendiging, zooals de vorige week is ont
wikkeld, mede een zeer hoog doel is voor ons aller
streven. In die samenleving worden wij al dadelijk
gebonden door de vorming van een gezin en door de
geboorte van het individu in het gezin. In het maat
schappelijk leven, waarin zich het economische pro
ces groolcndeels afspeelt, beleven wij onze vrijheid,
welke vrijheid echter gebonden is door do staat.
Wc hooren nu vaak, dat het typische van het pro
ductiestelsel van de laatste eeuw is de vrijheid op
ieder gebied. Men stelt het vaak voor, alsof de vrij
heid van het zg. „kapitalisme" ongebonden was en
dat do staat slechts excessen tegenging en zich ove-
rigers niet met het economische leven bemoeide. Er
zijn menschen, die meenen, dat het zoo behoort, n.1.
dat. de staat zich in het geheel niet met het econo
mische leven dient te bemoeien Men noemt deze
groep wel eens: „liberalisten". Hiertegenover is een
strooming ontstaan, die het economische leven op de
een of andere wijze sterk door den staat wil laten
binden: do „socialisten', welke socialisten in ver
schillende verscheidenheden voorkomen, al naarmate
men de bindingen meer nationaal, meer internatio
naal. meer op het gebied van productie, meer op het
gebied van den eigendom, e.d. denkt. Vooral In deze
crisis, nu, zooals we straks zullen zien, van chaos
gesproken kan worden, is het aantal diergenen, welke
de vrijheid van de vorige eeuw wenschen, sterk ver
minderd cn is het aantal, dat op de een of andere
wijze om „ordening" roept, groot.
Nu was het economische loven, ook in de dagen
van het meest ongehroidelde „kapitalisme" nimmer
ongebonden. De staat (en zelfs de samenleving van
staten) had wel degelijk een zeer groot en invloed op
don gang van zaken, ook al waren de bindingen
voor een ieder niet dadelijk zichtbaar.
Ik wil U, voordat ik over de bindingen in het eco
nomische leven ga spreken, allereerst een beeld van
vrijheid en gebondenheid geven, t.o.v. het verkeer op
den openbaren weg. In vroegere tijden, toen het ver
keer nog slechts weinig ontwikkeld was en men op
den weg zeer zeldzaam andere voertuigen ontmoette
was er geen behoefte aan verkeersregels (bindingen)
men passeerde links of rechts, al naar het uit kwam
Er gebeurden geen ongelukken en men beleefde
op den weg vrijheid zonder gebonden verkeersregels.
Toen het verkeer drukker werd, kwam het voor, dat
er verwarring optrad, wanneer de een links en de
ander rechts wilde passeeren. Hierdoor zou stagnatie
door
JEAN DE VAUGIRARD.
TOEN Claude Lenaudel, de schilder aan het
station te Turijn In een tweede-klasse-wagon
stapte van don troin, bestemd voor Parijs,
"vond hij daar reeds twee jongo vrouwen, die op zijn
beleefden groet niet reageerden.
Claude vermoedde de oorzaak van deze onbeleefd
heid, I-Iij zag eruit als een zwerver, zij het dan als
een fatsoenlijk zwerver. Hij was zeer nonchalant ge
kleed, Over zijn groote krullebol droeg hij een flam
bard van imposante afmeting en van een kleur, die
niet bepaald te definieeren was Onverschillig voor
alles, wat bij de uiterlijke dingen hoorde, kleedde
hij zich op 'n manier, die hem het beste paste.
Hij had in ht Noorden van Italiö gewerkt, had
schetsen gemaakt van Venetië, omdat hij een op
dracht had gekregen een werk over „Venetië in de
achttiende eeuw" te illustreoren, had de „Certosa de
Favia" geschilderd, althans enkele interessante hoe
ken ervan en slechts een dag te Turijn vertoefd om
naar Chambery terug te keeren. Aan het meer van
Rourget zou hij eenige maanden vertoeven om rustig
tc kunnen werken.
Claude Lenaudel, een der bekende moderne schil
ders, vond het geval amusant. Als hij deze jonge
vrouwen, die hij op een jaar of dertig schatte, zijn
naam had genoemd, als hij zich in den gebruikelijkon
vorm had voorgesteld, zouden zij zich, daarvan was
hij overtuigd, anders tegenover hem gedragen. Dan
zouden zij het interessant hebben gevonden met.
zulk een bekend persoon een gesprek te mogen voe
ren, terwijl ze nu, hij bemerkte het, niet zonder ge
noegen, naar hem keken, zeer verscholen en angstig,
omdat hij niet zou zien, dat hij de belangstelling van
de dames had opgewekt. En een trek van minach
Cursusvergadering
Vereeniging van
Oud-leerlingen der
R.L.W.S. te Schagen
door Dr. Ir. M. D. DIJT.
of verstarring ontstaan, waarbij men zelf zijn vrij
heid verloor den weg te gebruiken voor het doel,
waarvoor deze bestaat, n.1. voor een vlugge verplaat
sing. Er kwam toen behoeft aan binding van het
verkeer aan regels, er werd voorgeschreven, rechts
te passeeren. Hierdoor verkreeg ieder zijn redelijke
vrijheid weer door cn met de redelijke gebondenheid.
Toen later het snelverkeer optrad, kwamen onge
lukken voor op drukke kruispunten, waardoor weer
stagnatie en verstarring optrad en de vrijheid dreig
de verloren te geraken. Er kwam behoefte aan nieu
we verkeersbindingen op deze kruispunten en
verkeersagenten en stopsignalen werden aan- en in
gesteld, waardoor het verkeer opnieuw gebonden
wordt, ter verwerkeling van dé vrijheid van datzelf
de verkeer.
Uit dit beeld kan U tevens blijken, dat bij een
ingewikkelder verkeer het aantal bindingen dat
noodig is voor het verkrijgen van vrijheid grooter is,
dan bij een primitief verkeer.
In het economische leven is het evenzoo. Het moei
lijke is hier, dat men hier de bindingen niet kan
bezien of betasten, zooals bij de verkeersbindingen
het. geval is, doch dat men eerst, door het redelijke
denken tot de kennis van de bindingen en vrijheden
kan komen. Denken is een moeizame zaak, waaraan
velen het land hebben en nu kunnen we in den te
gen woord igen tijd zien, dat allerlei nieuwe economi
sche bindingen in de verschillende staten worden in
gevoerd, waarbij men dan maar eens gaat afwachten,,
welke de gevolgen er van zullen zijn en waarbij men
die gevolgen niet tevoren behoorlijk heeft voor
zien. Behalve dat allerlei nieuwe bindingen te hooi en
te gras worden ingevoerd, worden de oude bindingen
vaak verbroken en de oude vrijheden, waarvan er
verschillende zijn, die noodzakelijk zijn voor de be
stendiging van de welvaart en de verhoogng van het
levensniveau, vaak worden opgeheven.
Het verbreken van redelijke bindingen en het op
heffen van redelijke vrijheden vormen de chaos, die
we tegenwoordig kennen, welke chaos is ontstaan
bij gebrek aan nieuwe redelijke bindingen, die de re
delijke vrijheden opnieuw kunnen verwerkelijken.
Tot de vrijheden van het productiestelsel in de
laatste eeuw behoorden o.a.:
a. De vrije prijsvorming. Behalve in goud werden
de prijzen van de meeste producten, op de markt be
paald door vraag en aanbod.
b. De vrije handel.
c. De vrijheid van vestiging.
d. De vrijheid van voortbrenging.
e. De vrijheid van arbeid en van dienstverrich
ting.
Deze vrijheden kwamen voor naast de bindingen,
waarvan geld en crediet de voornaamste zijn.
Door de gouden standaard is de waarde van het
geld, dat als ruilmiddel zijn belangrijkste functie
vervult, gebonden aan een zekere gowichtshoeveel-
heid goud. Goud heeft hierbij dan een gebonden en
vasten geldprijs, terwijl alle andere goederen aan de
z.g. vrije prijsvorming onderhevig zijn (waren).
Geld is noodig als r u i 1 m i d d el, treedt dus op,
overal, waar het ruilverkeer zich ontwikkelt. Zelfs
in de meost primitieve economische gemeenschap
pen is hot moeilijk bij hot verkoopen van een pro
duct, dat men zelf kan missen dit te ruilen tegen
een goud, dat men noodig hoeft. Wanneer A b.v. een
koe over heeft en B wil die koopen, zal het zelden
voorkomen, dat B goederen heeft to verkoopen van
dezelfde waarde als de koe en dat A deze goederen
kan gebruiken. Om het ruilverkeer vlot te laten ver-
loopen is dus een ruilmiddel noodig, waarvoor men
eon tusschongoed gebruikt. loder goed, dat als ruil
middel gebruikt wordt, kan men, zoolang het dit
doet, beschouwen als geld.
Bij de ontwikkeling van het economisch leven en
bij de steeds verdergaande specialisatie van de
voortbrenging, werd de functie van hot gold steeds
belangrijker.
Reeds in onze tijden waren de goederen goud en
zilver het meest gezocht om de functie van geld te
vervullen. Vooral goud voldoet in hoogo mate aan
de eischen, die men aan geld stelde. Over
deze eischen vinden we in het boek „Hoofdlijnen der
ting plooide over haar gelaat, als hij met een zachte
glimlach haar aankeek. Het geval vermaakte hem,
deed hem herinneren aan de anecdote van Lord
Byron. Byron had een ouden hoed opgezet en op
straat groette hem niemand. Den volgenden dag nam
hij een nieuw hoofddeksel en daarmede getooid gins
hij weer de staat op. En nu "boog iedereen beleefd.
Thuis komende wierp hij den nieuwen hoed in den
hoek en zeide: „Ben jij Lord Byron of ben ik het?"
Hij bleef Claude Lenaudel. ondanks zijn sjofele
plunje, ondanks zijn grove, lompe wandelschoenen,
waarmede hij over de modderige wegen kon mar-
cheeren.
Claude poogde, zonder eenig animo, alleen met het
doel de dames een een weinig te irriteeren, een ge
sprek met haar aan te knoopen. Om niet al te on
beleefd te schijnen gaven zij het antwoord, doch op
zulk een wijze, dat een ieder den lust moest ver
gaan, weer een poging te wagen. Claude, in dat op
zicht volkomen ongevoelig, glimlachte genoegelijk
in zijn volle blonde baard, die hem beroemd had g?-
maakt bij tal van dames, die, wel is waar, geen ver
stand hadden van schilderkunst, maar daartegen
over meer oog hadden voor mannelijk schoon.
Hij was eon gezien persoonlijkheid in de Parijsche
salons, word gefetoerd en aangebeden, zoodat Clau
de, al liet hij zich daar op niet voorstaan, menige
verovering had gemaakt.
Toen de trein èen half uur na het vertrek uit Tu
rijn over de Chiuse trok en een prachtig panorama
voorbij de reizigers gleed, vroeg Claude ietwat iro
nisch:
„U zult moeten toegeven dames, dat dit landschap
buitengewoon is. Aan deze zijde ziet U de Monte
Pirchiriano en aan de andere de Caprasio. Hier is
nog een geschiedkundige plek. Karei de Groote,
Charlemagne, nietwaar, sloeg hier den laatsten ko
ning van Lombardijs".
„Dank U, meneer", zei de een nuffig.
„Het was me bekend", antwoordde de andere.
„Heeft U da wijsheid ook uit de Baodoker".
Neen, het gesprek vlotte niet. En allocn het rhyth-
mische stooten van de wagens over de rails werd
Staathuishoudkunde" van Prof. Cohen, de volgende
genoemd:
a. Het geld moet zijn een algemeen begeerde stof,
die over de geheele werld in ruil kan worden aan
genomen;
b. Het moet een groote waarde vertegenwoordigen
in een klein bestek, zoodat het weinig plaats in
neemt en men het gemakkelijk bij" zich kan dragen.
c. Het mag niet aan bederf onderhevig zijn, zoodat
men het zonder schade kan bewaren, en mag niet
spoedig verslijten;
d. Het moet gemakkelijk zijn te onderscheiden van
andere stoffen (b.v. door kleur of klank) en het moet
zelf een stof zijn, waarvan slechts ééne kwaliteit be
staat.
e. De stof moet geschikt zijn om er stukken van
allerlei grootte uit te vervaardigen, teneinde voor
groote en kleine betalingen te kunnen dienen.
f. Het moet zelf een vaste waarde hebben.
Dit laatste noemt Prof. Cohen verreweg het be
langrijkste. In hoeverre de waarde van goud bij de
voortschrijdende ontwikkeling van het economische
leven hoe langer hoe onvaster wordt, zullen we
straks zien.
Toen in het begin van de 13e eeuw het internatio
nale ruilverkeer nog betrekkelijk weinig ontwikkeld
was, had men alleen behoefte aan een vaste geld-
binding voor het binnenlandsche ruilverkeer en
voor het binnenlandsche credietwezen. Zoo was het
mogelijk, dat in het eene land de zilveren standaard
werd ingevoerd, in het andere land de gouden stand
aard en weer in een anderen staat, den dubbelen
standaard. Bij den zilveren standaard wordt de
waarde van het geld gebonden aan een vaste hoe
veelheid zilver, evenals bij den 'gouden standaard
aan een vastgestelde hoeveelheid goud, terwijl bij
den dubelen standaard of het bimettalisme de waar
de van het geld gebonden werd aan een vaste hoe
veelheid zilver en aan een vaste hoeveelheid goud,
zoodat er ook tusschen goud en zilver een vaste
waard,e verhouding bestond.
Bij het toenemen van het internationale ruilver
keer, kwam de behoefte aan eenheid meer en meer
naar voren. Bij het aangaan van groote internatio
nale handelstransacties en nog meer bij het sluiten
van internationale leeningen, was het rekenen in
verschillende standaarden een bezwaar, waar de re
keningseenheden geen gelijkmatige veranderingen
ondergingen. Na het midden van de vorige eeuw is
daarom in vrijwel alle Westersohe staten den gou
den standaard ingevoerd.
In Nederland hadden we van 1816184/ den dub
belen standaard, na 18-17 den enkelen zilveren
standaard; vanaf 1873 schorsing van de vrije aan-
munt van zilver en na 1875 dén gouden standaard.
Omstreeks dien tijd hadden alle belangrijke Wes-
tersche staten den gouden standaard ingevoerd, Ne
derland kwam achteraan.
Met de ontwikkeling en de beteekenis van het geld
is het economische leven in de beteekenis van bet
crediet gegroeid. In het algemeen spreken we van
crediet, wanneer iemand tijdelijk aan een ander een
deel van zijn vermogen toevertrouwt. Dit kon door
het leenen van geld of door het leveren ven goede-»
ren, die niet contant, doch eerst later betaald wor-»
den. Met de ontwikkeling van het crediet, is het
bankwezen gegroeid. De banken belasten zich in het
algemeen met al die crediet transacties, waarbij tus
schen credietgever en credietneraer een bemidde-
lingsinstelling noodig is.
We kunnen tegenwoordig een 5-tal verschillends
banken onderscheiden:
lo. De circulatiebank of centrale bank. Deze geeft
de bankbiljetten uit, en wel tegen goud of op crediet
tegen onderpand van goederen of effecten. Deze uit
gifte is beperkt door den wetgever. De Nederlandsche
bank moet b.v. zorgen, dat minstens 40 van de
circulatie gedekt is door goud. De winst van deze
bank komt grootendeels voort- uit de rente, die voor
het verstrekte crediet wordt berekend. Op dc biljet*
ten, welke tegen goud circuleeren, wordt natuurlijk
niets verdiend. De circulatiebank heeft o.a. tot taakj
de waarde van het geld gelijk aan een vastgestelde
hoeveelheid goud te houden.
2. De handelsbanken (depositobanken) nemen
geld in deposito en leenen dit weer uit aan hen, dia
het kunnen gebruiken. De winst vloeit hier o.a,
voort uit het verschil van de rente, die de bank be
taalt en die welke ze ontvangt.
3. De hypotheekbanken, welke zich bezig houden
met het verstrekken van vaste credieten op langeren
termijn op onderpand van onroerende goederen. Van
deze instellingen waren er in Nederland? in 1881,
in 1897 30 en. in 1928 91. Deze geven pandbrieven uit
tegen de uitstaande hypotheken.
4. De spaarbanken, welke vooral de kleine geldbe
leggers aantrekken.
5. De boerenleenbanken.
(Wordt vervolgd.),
DE LEVENSVOORWAARDEN
VAN DEN JAPANSCHEN ARBEIDER.
De loonen ln de Japansche industrie zijn zoo
laag, dat het geheele gezin werken moet,
dns ook kleine kinderen, om in zijn
levensonderhond te voorzien.
DE Japansche arbeider ontvangt twee twee
en een halve yen voor een negenurigen werk
dag. De arbeidster verdient één yen. In Hol-
landsch geld uitgedrukt is dit f 1 i 0.40. Wie
twijfelt er nog aan, dat men met zulke loonen kan
concurreeren? Vooral wanneer men 800.000 vrouwen
en slechts 700.000 mannen aan het werk heeft. Zelfs
in metaalfabrieken werken vrouwen. Zij vormen in
alle takken der industrie de meerderheid. In het ge
heel voorzien 5.000.000 Japansche vrouwen in haar
eigen onderhoud. Daarbij wordt die groep buiten be
schouwing gelaten, die haar mannen bij huisarbeid
assisteeren.
Even moeilijk is het de omvang van de kinderar
beid te schatten: geen werkgever geeft vrijwillig in
lichtingen over de werkvoorwaarden in zijn fabriek.
In de groote moderne fabrieken staan spiksplinter
nieuwe machines, maar onder deze machines slapen
kinderen. De vrouwen brengen hun zuigelingen mee
naar de fabriek, daar zij anders geen tijd zouden
hebben hen te voeden. De wet bepaalt, dat de arbeid
sters tijd moeten hebben voor hun moederlijke plich
ten. Ongetwijfeld meent de wet het goed. Maar in
de practijk worden daardoor niet alleen de vrouwen,
maar ook de kinderen vanaf hun prilste jeugd aan
de fabriek gebonden. Voor jeugdigen schrijft de wet
een arbeidsdag van elf uur voor, en voor kinderen
eert van negen uur. De werkdag der kinderen wordt
echter in tweeën gesplitst; aangezien do kinderen
niet weten hoe zij deze onvrijwillige pauze moeten
doorbrengen, blijven zij in de werkplaats. In de fa
brieken hebben zij nog gelegenheid zich een beetje
to ontwikkelen. Dat is beter dan thuis onder de
patriarchale tucht van den vader te staan. De thuis
werkers zijn namelijk meestal verbitterde menschen,
die hun kwaad humeur op de familie luchten. In
hun hutten wordt alles vervaardigd wat Japan ex
porteert., zelfs fietsen.
De half feodale organisatie der ondernemingen,
doet den industrieel veel overeenkomst krijgen met
gehoord.
Terwijl de trein voortsnelde, bedacht Claude, hoe
hij de dames kon straffen. Ze waren, hij moest hpt
zichzelf toegeven, niet onknap, al had hij er mooiere
in zijn klad- en schetsboek staan. Ruim een half
uur na de passage over de rivier, waarbij hij een his
torische bijzonderheid had verteld trok de trein ver
schillende kleine tunnels door. En die tunnels, te kort
om een grap uit té halen, vond Claude, deden hem
een middel bedenken, om zich eens te wreken op
die vrouwen, die wat trotsch deden tegenover den
man. die, naar hun meening, diet gedistingeerd ge
noeg was gekleed.
Al hooger en hooger klom de trein, gleed langs
diepe afgronden, kronkelde om een berghoogte en
telkens verrastten nieuwe vergezichten. Overweldi
gend was hier het panorama, dat in de diepte zich
spreidde.
Met norsche gezichten keken de beide vrouwen,
voor het raam gezeten, naar de dalen, vol kleur en
leven, naar de bergtoppen, waarop de sneeuw ver
guldden onder de zon.
„Nog een kwartier, dames", zeide Claude, „dan
hebben we den Mont Cenis, 't Was niet zoo lang ge
leden, niet erg veilig, daarom hebben ze in don tun
nel gaten gemaakt."
„Ik meende", zeide een der dames, recht voor zich
uitziende, dat dat meer was gedaan om beter den tun-
uel van versche lucht te kunnen voorzien."
„Dat wist ik niet. Men had mij het anders verteld
Hier zouden vroeger dikwerf dames zijn aangerand
Alleen-reizende dames, maar nu behoeft u geen
vrees te hebben, want ik ben er En voor mij
behoeft U heelemaal geen vrees te hebhen, al zie ik
er, ik beken het, als een soort landlooper uit."
Stampend trok de trein de hoogte in en na eenige
minuten verminderde de vaart en de donkerte van
den tunnel omhulde de coupé.
De tijd voor handelen was voor Claude aange
broken.
Hij drukte een stevige kus op zijn hand en zeide:
„Hé, hé, dames, niet zoo onstuimig, als het U be
lieft".
den grootgrondbezitter. De fabrikant is voor den ar*
beider werkgever, schuldeischer, huiseigenaar en
vaak ook levensmiddelen leverancier. Aan de andera
zijde veroorzaakt de industrialiseering veel werk
loosheid. Er zijn menschen die niet weten, waarvan
zij den volgenden dag moeten leven. Zij werken te*
gen ieder loon. Alleen de prima vakarbeiders behoe*
ven van hen geen concurrentie te vreezen.
De Japansche ondernemers erkennen geen vakver-
eeniging. In 1927 kwam het in een der grootste fa
brieken van Japan, hierdoor tot een staking, die 7!
maanden duurde en 3.5 millioen gulden kostte.
Sedert deze staking, die de arbeiders tot het bittere
einde voerden, bestaan er slechts weinige zelfstan
dige vakvereenigingen in Japan. Vooral de groot
industrie is thans geheel in handen van de werk
gevers. In de kleinere bedrijven zijn er wel overeen
komsten gesloten met de arbeiders. Het aantal ar-
ders, dat aan een staking deelneemt wordt steeds
minder, maar het aantal stakingen en stakingspo
gingen wordt grooter.
Alleen de belangrijkste arbeiders bezitten de vrij
heid zich te organiseeren: zeelieden en beambten
bij de spoorwegen. Alle anderen hebben bloedig of
niet bloedig hun vrijheid tot organiseeren verloren.
De strijd gaat legitiem verder. Zware straffen be
dreigen de leiders. Geen fabriek neemt hen op.
Hoe ziet het budget van een Japansch werkman
er uit? Een vijf zes-hoofdige familie verdient ge
middeld 140 yen per maand. Ze geeft per dag 1 yen
voor het eten uit. Een woning kost 20 yen; hier kan
men behoorlijk wonen. De huur- en pachtprijzen in
de Japansche steden zijn buitengewoon hoog. Zelfs
de geringste daglooner, die slechts 60 yen kan uitge
ven, moet daarvan 7 voor zijn woning uitgeven. Da
kleine employé heeft voor huiselijkheid-volgens
stand 30 35 yen noodig. Voor kleeding heeft de ge
middelde arbeider, volgens de officieele statistieken,
16 yen over. Hoe de rest van het geld precies gebruikt
wordt, is niet bekend. In den regel worden zij aan
godsdienstige en paedagogisohe dingen gespendeerd,
alsook aan belastingen. Deze vooral zijn niet laag.
Aan personeele belasting wordt per jaar 100 yen ge
heven. Uit dit alles blijkt wel, dat één man niet het
noodige verdient om zijn gezin te onderhouden. Wan
neer hij geen vakarbeider is, moet niet alleen zijn
vrouw meehelpen, maar ook zijn kroost. Aan een
fatsoenlijke educatie valt niet te denken. De huis
huren zijn tijdens de crisis meer dan honderd pro-
cen tgestegen. Vele arbeiders moesten hun woningen
verlaten, omdat zij de huur niet meer konden beta-
len. Zij moeten zich thans met een ruimte van tien
vierkante voet tevreden stellen. 300.000 personen
vinden in openbare asylen onderdak. Publieke eet-
gelegenheden deelen per maand 1.000.000 porties uit.
En na eenige oogenblikken liet hij er op volgen:
„Dat was heerlijk, inderdaad, dat smaakt naar
meer,"
Vóór de trein den tunnel verliet, om, na krachtig
remmen bij Mondane, het grensstation stil te staan,
had Claude een krant uit den zak van zijn jas ge
haald en deed alsof hij daarin las.
Doch achter zijn krant bespiedde hij de dames,
die elkaar mèt groote oogen aankeken. In haar oogen
was het wederzijdsche verwijt, dat zij zich door den
man in den wagen had laten kussen.
De eene schudde afkeurend het hoofd, terwijl de
andere roet den vinger naar Claude wees, alsof ze
zeggen wou: „Hoe is het mogelijk, dat jij je door
zoo'n man hebt laten zoenen, zonder te gillen."
Claude genoot van het stille spel der dames, die el
kaar den kus verweten. Hij zag haar verlegenheid,
ook tegenover hem.
Bij Mondane stapte hij even uit, genoot, voor het
station staande, van het mooie berggezicht. In een
krans van bergen lag het station en de lokalen der
douane, waar de formaliteiten en het bagage-onder
zoek spoedig waren geëindigd.
Toen het sein van vertrek werd gegeven, slapte
Claude weer in en verdiepte zich nu werkelijk in zijn
krant.
Nog meer dan een uur moest hij in hot gezelschap
der dames vertoeven, voor hij te Chambery kon uit
stappen en hij voelde, dat de situatie, tengevolge van
den kus in den tunnel, er niet op was verbeterd.
Maar aan alles komt oen einde, ook aan een trein
reis.
En eindelijk stopte do trein bij het station Cham
bery.
De schilder maakte de coupédeur open, passeerde
de dames en zeide: „In gemoede dames, zoudt
U mij, Claude Lenaudel, even willen zeggen wie van
u mij in den tunnel heeft gekust.... Ik zal, altijd een
man benijden, die ze geregeld mocht ontvangen."
Hij nam beleefd zijn flambard af en ging heen.
zonder het antwoord af te wachten.