De ontwikkeling van Ie beteekenis van geld en crediet De kus. en vooral ook de begrippen geld en crediet in de laatste eeuw. Onder buitengewoon groote belangstelling werd in het Noordhollandsch Koffiehuis van Mevr. Wed. L. Zwaag de tweede cursusvergadering gehouden voor de Vereeniging van Oudleerlingen van de R.L.W.S. te Schagen. Do Voorzitter de heer P. Blaauboer Gz„ Kolhorn, heette de aanwezige dames en heeren hartelijk wel kom, in het bijzonder den heer Dr. Ir. M. D. Dijt, Eicrland, Texel, die zich bereid heeft verklaard het hierboven vermelde onderwerp te behandelen. Voorts heet spr. in het bijzonder welkom den heer Ir. Lie- nesch, de eereleden de heeren Smeding, De Vries en Van der Laan, den Voorzitter van de Commissie van Toezicht op het Onderwijs aan de school, don heer II. K. Koster, Wieringerwaard, den Voorzitter van Hollands Noorderkwartier en den heer D. de Boer, oud-voorzitter van de I-Iollandsche Maatschappij van Landbouw en van Noorderkwartier. Uw aller aan wezigheid, zegt spr. tot de aanwezigen, stelt het Be stuur op bijzonder hoogen prijs. Na dit openingswoord verleent spr. het woord aan den heer Dr. Ir. M. D. Dijt, van wiens inleiding we- het volgende vermelden: In de samenleving is er een voortdurend stroven van den mcnsch naar vrijheid. Voor de vrijheid en voor bevrijding worden politieke partijen opgericht, zelfs oorlogen gevoerd, de mensch stelt steeds weer zijn gehoele stoffelijke en geestelijke vermogen in voor hot verkrijgen van vrijheid. Vrijheid, als een der hoogste doeleinden van het menschelijk bestaan is echter steeds oen betrekkelijk begrip, dat zijn inhoud moet verkrijgen door de rede. Redelijke vrijheid gaat in onze samenleving altijd ge paard met redelijke gebondenheid. De abstracte, een zijdige vrijheid, welke als ongebondenheid verschijnt., draagt de anarchie, do chaos en dan ten slotte de ui terste gebondenheid, d.i. de dwang, de terreur, de verstarring in zich. Van vrijheid kunnen we dus nimmer een recept geven, een defintie, vrijheid moet steeds door de rede worden gedacht en verwerkelijkt. Dit geldt voor alle deelen van onze samenleving, welker zelfbestendiging, zooals de vorige week is ont wikkeld, mede een zeer hoog doel is voor ons aller streven. In die samenleving worden wij al dadelijk gebonden door de vorming van een gezin en door de geboorte van het individu in het gezin. In het maat schappelijk leven, waarin zich het economische pro ces groolcndeels afspeelt, beleven wij onze vrijheid, welke vrijheid echter gebonden is door do staat. Wc hooren nu vaak, dat het typische van het pro ductiestelsel van de laatste eeuw is de vrijheid op ieder gebied. Men stelt het vaak voor, alsof de vrij heid van het zg. „kapitalisme" ongebonden was en dat do staat slechts excessen tegenging en zich ove- rigers niet met het economische leven bemoeide. Er zijn menschen, die meenen, dat het zoo behoort, n.1. dat. de staat zich in het geheel niet met het econo mische leven dient te bemoeien Men noemt deze groep wel eens: „liberalisten". Hiertegenover is een strooming ontstaan, die het economische leven op de een of andere wijze sterk door den staat wil laten binden: do „socialisten', welke socialisten in ver schillende verscheidenheden voorkomen, al naarmate men de bindingen meer nationaal, meer internatio naal. meer op het gebied van productie, meer op het gebied van den eigendom, e.d. denkt. Vooral In deze crisis, nu, zooals we straks zullen zien, van chaos gesproken kan worden, is het aantal diergenen, welke de vrijheid van de vorige eeuw wenschen, sterk ver minderd cn is het aantal, dat op de een of andere wijze om „ordening" roept, groot. Nu was het economische loven, ook in de dagen van het meest ongehroidelde „kapitalisme" nimmer ongebonden. De staat (en zelfs de samenleving van staten) had wel degelijk een zeer groot en invloed op don gang van zaken, ook al waren de bindingen voor een ieder niet dadelijk zichtbaar. Ik wil U, voordat ik over de bindingen in het eco nomische leven ga spreken, allereerst een beeld van vrijheid en gebondenheid geven, t.o.v. het verkeer op den openbaren weg. In vroegere tijden, toen het ver keer nog slechts weinig ontwikkeld was en men op den weg zeer zeldzaam andere voertuigen ontmoette was er geen behoefte aan verkeersregels (bindingen) men passeerde links of rechts, al naar het uit kwam Er gebeurden geen ongelukken en men beleefde op den weg vrijheid zonder gebonden verkeersregels. Toen het verkeer drukker werd, kwam het voor, dat er verwarring optrad, wanneer de een links en de ander rechts wilde passeeren. Hierdoor zou stagnatie door JEAN DE VAUGIRARD. TOEN Claude Lenaudel, de schilder aan het station te Turijn In een tweede-klasse-wagon stapte van don troin, bestemd voor Parijs, "vond hij daar reeds twee jongo vrouwen, die op zijn beleefden groet niet reageerden. Claude vermoedde de oorzaak van deze onbeleefd heid, I-Iij zag eruit als een zwerver, zij het dan als een fatsoenlijk zwerver. Hij was zeer nonchalant ge kleed, Over zijn groote krullebol droeg hij een flam bard van imposante afmeting en van een kleur, die niet bepaald te definieeren was Onverschillig voor alles, wat bij de uiterlijke dingen hoorde, kleedde hij zich op 'n manier, die hem het beste paste. Hij had in ht Noorden van Italiö gewerkt, had schetsen gemaakt van Venetië, omdat hij een op dracht had gekregen een werk over „Venetië in de achttiende eeuw" te illustreoren, had de „Certosa de Favia" geschilderd, althans enkele interessante hoe ken ervan en slechts een dag te Turijn vertoefd om naar Chambery terug te keeren. Aan het meer van Rourget zou hij eenige maanden vertoeven om rustig tc kunnen werken. Claude Lenaudel, een der bekende moderne schil ders, vond het geval amusant. Als hij deze jonge vrouwen, die hij op een jaar of dertig schatte, zijn naam had genoemd, als hij zich in den gebruikelijkon vorm had voorgesteld, zouden zij zich, daarvan was hij overtuigd, anders tegenover hem gedragen. Dan zouden zij het interessant hebben gevonden met. zulk een bekend persoon een gesprek te mogen voe ren, terwijl ze nu, hij bemerkte het, niet zonder ge noegen, naar hem keken, zeer verscholen en angstig, omdat hij niet zou zien, dat hij de belangstelling van de dames had opgewekt. En een trek van minach Cursusvergadering Vereeniging van Oud-leerlingen der R.L.W.S. te Schagen door Dr. Ir. M. D. DIJT. of verstarring ontstaan, waarbij men zelf zijn vrij heid verloor den weg te gebruiken voor het doel, waarvoor deze bestaat, n.1. voor een vlugge verplaat sing. Er kwam toen behoeft aan binding van het verkeer aan regels, er werd voorgeschreven, rechts te passeeren. Hierdoor verkreeg ieder zijn redelijke vrijheid weer door cn met de redelijke gebondenheid. Toen later het snelverkeer optrad, kwamen onge lukken voor op drukke kruispunten, waardoor weer stagnatie en verstarring optrad en de vrijheid dreig de verloren te geraken. Er kwam behoefte aan nieu we verkeersbindingen op deze kruispunten en verkeersagenten en stopsignalen werden aan- en in gesteld, waardoor het verkeer opnieuw gebonden wordt, ter verwerkeling van dé vrijheid van datzelf de verkeer. Uit dit beeld kan U tevens blijken, dat bij een ingewikkelder verkeer het aantal bindingen dat noodig is voor het verkrijgen van vrijheid grooter is, dan bij een primitief verkeer. In het economische leven is het evenzoo. Het moei lijke is hier, dat men hier de bindingen niet kan bezien of betasten, zooals bij de verkeersbindingen het. geval is, doch dat men eerst, door het redelijke denken tot de kennis van de bindingen en vrijheden kan komen. Denken is een moeizame zaak, waaraan velen het land hebben en nu kunnen we in den te gen woord igen tijd zien, dat allerlei nieuwe economi sche bindingen in de verschillende staten worden in gevoerd, waarbij men dan maar eens gaat afwachten,, welke de gevolgen er van zullen zijn en waarbij men die gevolgen niet tevoren behoorlijk heeft voor zien. Behalve dat allerlei nieuwe bindingen te hooi en te gras worden ingevoerd, worden de oude bindingen vaak verbroken en de oude vrijheden, waarvan er verschillende zijn, die noodzakelijk zijn voor de be stendiging van de welvaart en de verhoogng van het levensniveau, vaak worden opgeheven. Het verbreken van redelijke bindingen en het op heffen van redelijke vrijheden vormen de chaos, die we tegenwoordig kennen, welke chaos is ontstaan bij gebrek aan nieuwe redelijke bindingen, die de re delijke vrijheden opnieuw kunnen verwerkelijken. Tot de vrijheden van het productiestelsel in de laatste eeuw behoorden o.a.: a. De vrije prijsvorming. Behalve in goud werden de prijzen van de meeste producten, op de markt be paald door vraag en aanbod. b. De vrije handel. c. De vrijheid van vestiging. d. De vrijheid van voortbrenging. e. De vrijheid van arbeid en van dienstverrich ting. Deze vrijheden kwamen voor naast de bindingen, waarvan geld en crediet de voornaamste zijn. Door de gouden standaard is de waarde van het geld, dat als ruilmiddel zijn belangrijkste functie vervult, gebonden aan een zekere gowichtshoeveel- heid goud. Goud heeft hierbij dan een gebonden en vasten geldprijs, terwijl alle andere goederen aan de z.g. vrije prijsvorming onderhevig zijn (waren). Geld is noodig als r u i 1 m i d d el, treedt dus op, overal, waar het ruilverkeer zich ontwikkelt. Zelfs in de meost primitieve economische gemeenschap pen is hot moeilijk bij hot verkoopen van een pro duct, dat men zelf kan missen dit te ruilen tegen een goud, dat men noodig hoeft. Wanneer A b.v. een koe over heeft en B wil die koopen, zal het zelden voorkomen, dat B goederen heeft to verkoopen van dezelfde waarde als de koe en dat A deze goederen kan gebruiken. Om het ruilverkeer vlot te laten ver- loopen is dus een ruilmiddel noodig, waarvoor men eon tusschongoed gebruikt. loder goed, dat als ruil middel gebruikt wordt, kan men, zoolang het dit doet, beschouwen als geld. Bij de ontwikkeling van het economisch leven en bij de steeds verdergaande specialisatie van de voortbrenging, werd de functie van hot gold steeds belangrijker. Reeds in onze tijden waren de goederen goud en zilver het meest gezocht om de functie van geld te vervullen. Vooral goud voldoet in hoogo mate aan de eischen, die men aan geld stelde. Over deze eischen vinden we in het boek „Hoofdlijnen der ting plooide over haar gelaat, als hij met een zachte glimlach haar aankeek. Het geval vermaakte hem, deed hem herinneren aan de anecdote van Lord Byron. Byron had een ouden hoed opgezet en op straat groette hem niemand. Den volgenden dag nam hij een nieuw hoofddeksel en daarmede getooid gins hij weer de staat op. En nu "boog iedereen beleefd. Thuis komende wierp hij den nieuwen hoed in den hoek en zeide: „Ben jij Lord Byron of ben ik het?" Hij bleef Claude Lenaudel. ondanks zijn sjofele plunje, ondanks zijn grove, lompe wandelschoenen, waarmede hij over de modderige wegen kon mar- cheeren. Claude poogde, zonder eenig animo, alleen met het doel de dames een een weinig te irriteeren, een ge sprek met haar aan te knoopen. Om niet al te on beleefd te schijnen gaven zij het antwoord, doch op zulk een wijze, dat een ieder den lust moest ver gaan, weer een poging te wagen. Claude, in dat op zicht volkomen ongevoelig, glimlachte genoegelijk in zijn volle blonde baard, die hem beroemd had g?- maakt bij tal van dames, die, wel is waar, geen ver stand hadden van schilderkunst, maar daartegen over meer oog hadden voor mannelijk schoon. Hij was eon gezien persoonlijkheid in de Parijsche salons, word gefetoerd en aangebeden, zoodat Clau de, al liet hij zich daar op niet voorstaan, menige verovering had gemaakt. Toen de trein èen half uur na het vertrek uit Tu rijn over de Chiuse trok en een prachtig panorama voorbij de reizigers gleed, vroeg Claude ietwat iro nisch: „U zult moeten toegeven dames, dat dit landschap buitengewoon is. Aan deze zijde ziet U de Monte Pirchiriano en aan de andere de Caprasio. Hier is nog een geschiedkundige plek. Karei de Groote, Charlemagne, nietwaar, sloeg hier den laatsten ko ning van Lombardijs". „Dank U, meneer", zei de een nuffig. „Het was me bekend", antwoordde de andere. „Heeft U da wijsheid ook uit de Baodoker". Neen, het gesprek vlotte niet. En allocn het rhyth- mische stooten van de wagens over de rails werd Staathuishoudkunde" van Prof. Cohen, de volgende genoemd: a. Het geld moet zijn een algemeen begeerde stof, die over de geheele werld in ruil kan worden aan genomen; b. Het moet een groote waarde vertegenwoordigen in een klein bestek, zoodat het weinig plaats in neemt en men het gemakkelijk bij" zich kan dragen. c. Het mag niet aan bederf onderhevig zijn, zoodat men het zonder schade kan bewaren, en mag niet spoedig verslijten; d. Het moet gemakkelijk zijn te onderscheiden van andere stoffen (b.v. door kleur of klank) en het moet zelf een stof zijn, waarvan slechts ééne kwaliteit be staat. e. De stof moet geschikt zijn om er stukken van allerlei grootte uit te vervaardigen, teneinde voor groote en kleine betalingen te kunnen dienen. f. Het moet zelf een vaste waarde hebben. Dit laatste noemt Prof. Cohen verreweg het be langrijkste. In hoeverre de waarde van goud bij de voortschrijdende ontwikkeling van het economische leven hoe langer hoe onvaster wordt, zullen we straks zien. Toen in het begin van de 13e eeuw het internatio nale ruilverkeer nog betrekkelijk weinig ontwikkeld was, had men alleen behoefte aan een vaste geld- binding voor het binnenlandsche ruilverkeer en voor het binnenlandsche credietwezen. Zoo was het mogelijk, dat in het eene land de zilveren standaard werd ingevoerd, in het andere land de gouden stand aard en weer in een anderen staat, den dubbelen standaard. Bij den zilveren standaard wordt de waarde van het geld gebonden aan een vaste hoe veelheid zilver, evenals bij den 'gouden standaard aan een vastgestelde hoeveelheid goud, terwijl bij den dubelen standaard of het bimettalisme de waar de van het geld gebonden werd aan een vaste hoe veelheid zilver en aan een vaste hoeveelheid goud, zoodat er ook tusschen goud en zilver een vaste waard,e verhouding bestond. Bij het toenemen van het internationale ruilver keer, kwam de behoefte aan eenheid meer en meer naar voren. Bij het aangaan van groote internatio nale handelstransacties en nog meer bij het sluiten van internationale leeningen, was het rekenen in verschillende standaarden een bezwaar, waar de re keningseenheden geen gelijkmatige veranderingen ondergingen. Na het midden van de vorige eeuw is daarom in vrijwel alle Westersohe staten den gou den standaard ingevoerd. In Nederland hadden we van 1816184/ den dub belen standaard, na 18-17 den enkelen zilveren standaard; vanaf 1873 schorsing van de vrije aan- munt van zilver en na 1875 dén gouden standaard. Omstreeks dien tijd hadden alle belangrijke Wes- tersche staten den gouden standaard ingevoerd, Ne derland kwam achteraan. Met de ontwikkeling en de beteekenis van het geld is het economische leven in de beteekenis van bet crediet gegroeid. In het algemeen spreken we van crediet, wanneer iemand tijdelijk aan een ander een deel van zijn vermogen toevertrouwt. Dit kon door het leenen van geld of door het leveren ven goede-» ren, die niet contant, doch eerst later betaald wor-» den. Met de ontwikkeling van het crediet, is het bankwezen gegroeid. De banken belasten zich in het algemeen met al die crediet transacties, waarbij tus schen credietgever en credietneraer een bemidde- lingsinstelling noodig is. We kunnen tegenwoordig een 5-tal verschillends banken onderscheiden: lo. De circulatiebank of centrale bank. Deze geeft de bankbiljetten uit, en wel tegen goud of op crediet tegen onderpand van goederen of effecten. Deze uit gifte is beperkt door den wetgever. De Nederlandsche bank moet b.v. zorgen, dat minstens 40 van de circulatie gedekt is door goud. De winst van deze bank komt grootendeels voort- uit de rente, die voor het verstrekte crediet wordt berekend. Op dc biljet* ten, welke tegen goud circuleeren, wordt natuurlijk niets verdiend. De circulatiebank heeft o.a. tot taakj de waarde van het geld gelijk aan een vastgestelde hoeveelheid goud te houden. 2. De handelsbanken (depositobanken) nemen geld in deposito en leenen dit weer uit aan hen, dia het kunnen gebruiken. De winst vloeit hier o.a, voort uit het verschil van de rente, die de bank be taalt en die welke ze ontvangt. 3. De hypotheekbanken, welke zich bezig houden met het verstrekken van vaste credieten op langeren termijn op onderpand van onroerende goederen. Van deze instellingen waren er in Nederland? in 1881, in 1897 30 en. in 1928 91. Deze geven pandbrieven uit tegen de uitstaande hypotheken. 4. De spaarbanken, welke vooral de kleine geldbe leggers aantrekken. 5. De boerenleenbanken. (Wordt vervolgd.), DE LEVENSVOORWAARDEN VAN DEN JAPANSCHEN ARBEIDER. De loonen ln de Japansche industrie zijn zoo laag, dat het geheele gezin werken moet, dns ook kleine kinderen, om in zijn levensonderhond te voorzien. DE Japansche arbeider ontvangt twee twee en een halve yen voor een negenurigen werk dag. De arbeidster verdient één yen. In Hol- landsch geld uitgedrukt is dit f 1 i 0.40. Wie twijfelt er nog aan, dat men met zulke loonen kan concurreeren? Vooral wanneer men 800.000 vrouwen en slechts 700.000 mannen aan het werk heeft. Zelfs in metaalfabrieken werken vrouwen. Zij vormen in alle takken der industrie de meerderheid. In het ge heel voorzien 5.000.000 Japansche vrouwen in haar eigen onderhoud. Daarbij wordt die groep buiten be schouwing gelaten, die haar mannen bij huisarbeid assisteeren. Even moeilijk is het de omvang van de kinderar beid te schatten: geen werkgever geeft vrijwillig in lichtingen over de werkvoorwaarden in zijn fabriek. In de groote moderne fabrieken staan spiksplinter nieuwe machines, maar onder deze machines slapen kinderen. De vrouwen brengen hun zuigelingen mee naar de fabriek, daar zij anders geen tijd zouden hebben hen te voeden. De wet bepaalt, dat de arbeid sters tijd moeten hebben voor hun moederlijke plich ten. Ongetwijfeld meent de wet het goed. Maar in de practijk worden daardoor niet alleen de vrouwen, maar ook de kinderen vanaf hun prilste jeugd aan de fabriek gebonden. Voor jeugdigen schrijft de wet een arbeidsdag van elf uur voor, en voor kinderen eert van negen uur. De werkdag der kinderen wordt echter in tweeën gesplitst; aangezien do kinderen niet weten hoe zij deze onvrijwillige pauze moeten doorbrengen, blijven zij in de werkplaats. In de fa brieken hebben zij nog gelegenheid zich een beetje to ontwikkelen. Dat is beter dan thuis onder de patriarchale tucht van den vader te staan. De thuis werkers zijn namelijk meestal verbitterde menschen, die hun kwaad humeur op de familie luchten. In hun hutten wordt alles vervaardigd wat Japan ex porteert., zelfs fietsen. De half feodale organisatie der ondernemingen, doet den industrieel veel overeenkomst krijgen met gehoord. Terwijl de trein voortsnelde, bedacht Claude, hoe hij de dames kon straffen. Ze waren, hij moest hpt zichzelf toegeven, niet onknap, al had hij er mooiere in zijn klad- en schetsboek staan. Ruim een half uur na de passage over de rivier, waarbij hij een his torische bijzonderheid had verteld trok de trein ver schillende kleine tunnels door. En die tunnels, te kort om een grap uit té halen, vond Claude, deden hem een middel bedenken, om zich eens te wreken op die vrouwen, die wat trotsch deden tegenover den man. die, naar hun meening, diet gedistingeerd ge noeg was gekleed. Al hooger en hooger klom de trein, gleed langs diepe afgronden, kronkelde om een berghoogte en telkens verrastten nieuwe vergezichten. Overweldi gend was hier het panorama, dat in de diepte zich spreidde. Met norsche gezichten keken de beide vrouwen, voor het raam gezeten, naar de dalen, vol kleur en leven, naar de bergtoppen, waarop de sneeuw ver guldden onder de zon. „Nog een kwartier, dames", zeide Claude, „dan hebben we den Mont Cenis, 't Was niet zoo lang ge leden, niet erg veilig, daarom hebben ze in don tun nel gaten gemaakt." „Ik meende", zeide een der dames, recht voor zich uitziende, dat dat meer was gedaan om beter den tun- uel van versche lucht te kunnen voorzien." „Dat wist ik niet. Men had mij het anders verteld Hier zouden vroeger dikwerf dames zijn aangerand Alleen-reizende dames, maar nu behoeft u geen vrees te hebben, want ik ben er En voor mij behoeft U heelemaal geen vrees te hebhen, al zie ik er, ik beken het, als een soort landlooper uit." Stampend trok de trein de hoogte in en na eenige minuten verminderde de vaart en de donkerte van den tunnel omhulde de coupé. De tijd voor handelen was voor Claude aange broken. Hij drukte een stevige kus op zijn hand en zeide: „Hé, hé, dames, niet zoo onstuimig, als het U be lieft". den grootgrondbezitter. De fabrikant is voor den ar* beider werkgever, schuldeischer, huiseigenaar en vaak ook levensmiddelen leverancier. Aan de andera zijde veroorzaakt de industrialiseering veel werk loosheid. Er zijn menschen die niet weten, waarvan zij den volgenden dag moeten leven. Zij werken te* gen ieder loon. Alleen de prima vakarbeiders behoe* ven van hen geen concurrentie te vreezen. De Japansche ondernemers erkennen geen vakver- eeniging. In 1927 kwam het in een der grootste fa brieken van Japan, hierdoor tot een staking, die 7! maanden duurde en 3.5 millioen gulden kostte. Sedert deze staking, die de arbeiders tot het bittere einde voerden, bestaan er slechts weinige zelfstan dige vakvereenigingen in Japan. Vooral de groot industrie is thans geheel in handen van de werk gevers. In de kleinere bedrijven zijn er wel overeen komsten gesloten met de arbeiders. Het aantal ar- ders, dat aan een staking deelneemt wordt steeds minder, maar het aantal stakingen en stakingspo gingen wordt grooter. Alleen de belangrijkste arbeiders bezitten de vrij heid zich te organiseeren: zeelieden en beambten bij de spoorwegen. Alle anderen hebben bloedig of niet bloedig hun vrijheid tot organiseeren verloren. De strijd gaat legitiem verder. Zware straffen be dreigen de leiders. Geen fabriek neemt hen op. Hoe ziet het budget van een Japansch werkman er uit? Een vijf zes-hoofdige familie verdient ge middeld 140 yen per maand. Ze geeft per dag 1 yen voor het eten uit. Een woning kost 20 yen; hier kan men behoorlijk wonen. De huur- en pachtprijzen in de Japansche steden zijn buitengewoon hoog. Zelfs de geringste daglooner, die slechts 60 yen kan uitge ven, moet daarvan 7 voor zijn woning uitgeven. Da kleine employé heeft voor huiselijkheid-volgens stand 30 35 yen noodig. Voor kleeding heeft de ge middelde arbeider, volgens de officieele statistieken, 16 yen over. Hoe de rest van het geld precies gebruikt wordt, is niet bekend. In den regel worden zij aan godsdienstige en paedagogisohe dingen gespendeerd, alsook aan belastingen. Deze vooral zijn niet laag. Aan personeele belasting wordt per jaar 100 yen ge heven. Uit dit alles blijkt wel, dat één man niet het noodige verdient om zijn gezin te onderhouden. Wan neer hij geen vakarbeider is, moet niet alleen zijn vrouw meehelpen, maar ook zijn kroost. Aan een fatsoenlijke educatie valt niet te denken. De huis huren zijn tijdens de crisis meer dan honderd pro- cen tgestegen. Vele arbeiders moesten hun woningen verlaten, omdat zij de huur niet meer konden beta- len. Zij moeten zich thans met een ruimte van tien vierkante voet tevreden stellen. 300.000 personen vinden in openbare asylen onderdak. Publieke eet- gelegenheden deelen per maand 1.000.000 porties uit. En na eenige oogenblikken liet hij er op volgen: „Dat was heerlijk, inderdaad, dat smaakt naar meer," Vóór de trein den tunnel verliet, om, na krachtig remmen bij Mondane, het grensstation stil te staan, had Claude een krant uit den zak van zijn jas ge haald en deed alsof hij daarin las. Doch achter zijn krant bespiedde hij de dames, die elkaar mèt groote oogen aankeken. In haar oogen was het wederzijdsche verwijt, dat zij zich door den man in den wagen had laten kussen. De eene schudde afkeurend het hoofd, terwijl de andere roet den vinger naar Claude wees, alsof ze zeggen wou: „Hoe is het mogelijk, dat jij je door zoo'n man hebt laten zoenen, zonder te gillen." Claude genoot van het stille spel der dames, die el kaar den kus verweten. Hij zag haar verlegenheid, ook tegenover hem. Bij Mondane stapte hij even uit, genoot, voor het station staande, van het mooie berggezicht. In een krans van bergen lag het station en de lokalen der douane, waar de formaliteiten en het bagage-onder zoek spoedig waren geëindigd. Toen het sein van vertrek werd gegeven, slapte Claude weer in en verdiepte zich nu werkelijk in zijn krant. Nog meer dan een uur moest hij in hot gezelschap der dames vertoeven, voor hij te Chambery kon uit stappen en hij voelde, dat de situatie, tengevolge van den kus in den tunnel, er niet op was verbeterd. Maar aan alles komt oen einde, ook aan een trein reis. En eindelijk stopte do trein bij het station Cham bery. De schilder maakte de coupédeur open, passeerde de dames en zeide: „In gemoede dames, zoudt U mij, Claude Lenaudel, even willen zeggen wie van u mij in den tunnel heeft gekust.... Ik zal, altijd een man benijden, die ze geregeld mocht ontvangen." Hij nam beleefd zijn flambard af en ging heen. zonder het antwoord af te wachten.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1935 | | pagina 6