Arroidissements-Reclitbank Phillips Oppenheim UWEELEN door te Alkmaar. GeruiscMooze vliegtuigmotoren? Door auto gegrepen. Ook New York kent dat euvel. MEERVOUDIGE STRAFKAMER ZITTING VAN DINSDAG 15 JANUARL Alkmaar. ZEDENMISDRIJF ARTIKEL 247 W. v. S. Heden werd voortgezet de zedenzaak contra H. de J. te Alkmaar, tegen wien op 28 Nov. 8 maanden gev. was gerequireerd. Bij tusschenvonnis werd ten op zichte van den reeds bejaarden verdachte een re- classeeringsonderzoek gelast. De heer Wiggers, die rapport had uitgebracht, werd heden alsnog ge hoord. Geadviseerd werd een voorw. veroordeeling, waar de Officier zich thans bij aansloot. Abbekerk. EEN ONGUNSTIG TYPE. De 19-jarige boerenknecht Jan Z. uit Abbekerk, thans in voorarrest, welk individu ook Maandag reeds wegens opruiing terecht stond voor den poli tierechter, had zich thans te verantwoorden wegens een geweldige wederspannigheid, gepleegd in den nacht van 18 op 19 November in het café van Druif te Venhuizen, toen de veldwachters Weijland en Rustenburg hem een verboden wapen, in casu een wapenstok, wilden afnemen en hem voorts uit het. café wenschten te verwijderen. Behalve dit verzet, had Jan ook nog den rijksveldwachter Weijland ge dreigd hem te willen doodslaan, waarbij hij een herbergstoel met het doel dit moorddadige voorne men ten uitvoer te brengen, ophief. Weijland wist echter een praemature reis naar de eeuwigheid te ondervangen, door weg te duiken den stoel vast te grijpen. Niettemin ontving Weiland nog 'n flinke tik met den stoel op het hoofd. De caféhouder Druif had tevoren de politie ge waarschuwd, dat in het café 'n kerel rondliep met e°n wapenstok, waarmede hij dreigde te slaan. Jan Z. was in gezelschap van zekeren Jaap Vledder, die na hem moest terecht staan, wegens wederspannig heid on dergelijke buitensporigheden. Rijksveldwach ter Weijland demonstreerde hoe verdachte met don stoel tegenover hem stond. Hij was niet dronken, sprong op de vlucht nog over een tamelijk hoog hek en bezocht later nog 'n ander café. Wat de jongeheer Jan Z. betreft, hij hield zich van den domme, had geen kwade bedoelingen en verkeerde onder den in vloed. Gedachtig aan het spreekwoord: 'n goed begin is het halve werk, vroeg hij direct om een voorwaarde lijke straf. De wapenstok had hij in zijn zak met een riempje om zijn pols, zei Rustenburg. Ook de heer Vledder nam in het opstootje een werkzaam aandeel. De schoonzoon en kelner van Druif had ook herrie met Jan Z. gekregen, omdat hij zijn vertering niet wilde betalen. De Officier scheen niet genegen Jan van een voor waardelijke straf te voorzien, zooals bleek uit zijn eisch, ter zake poging tot doodslag, bestaande uit veroordeeling tot 1 jaar gevangenisstraf. Jan vond het natuurlijk veuls te zwaar, zonder opgaaf van redenen. Ook mr. Winkel vond het zeer zwaar, maar niet zonder motieven. Verdachte was 'n jongen, zonder opvoeding en ontwikkeld door een onverstandige moeder, die onbekwaam is een goede leiding te ge ven. De jongen heeft nooit een rem gehad voor zijn kwade, neigingen. Voorts ontkende pleiter poging tot doodslag of toebrengen van zwaar lichamelijk letsel bewezen. Pleiter eindigde zijn pleidooi met te vei> zoeken een gecombineerde straf, voorwaardelijk en onvoorwaardelijk. De Officier repliceerde, achtte wel degelijk poging tot doodslag aanwezig en ter bescherming der politie een strenge definitieve straf noodzakelijk. Venhuizen. JAN'S MEDE-RECALCITRANT. Hierop verscheen de 20-jarige grondwerker Jacob VI. uit Abbekerk, die zich eveneens met zijn vriend Jan Z. in het café van Druif had bevonden en aan wien hij voor 'n kwartje de stalen, uitschuifbare wapenstok met looden knop had verkocht. Voorts had deze Jacob, zijn kameraad tegen de politie op geruid, toen deze ambtenaar den wapenstok in be slag wilde nemen, door te zeggen: Jan. je geef dat ding niet af, wat opwindend op Jan Z. werkte. Bovendien had hij Rustenburg een slag op den schouder gegeven en getracht door slaan en trappen te beletten, dat Weijland en Rustenburg zijn kame raad arresteerden, ten einde hem voor den burge meester te geleiden. Dit exemplaar, dat beweerde „niks" gedaan te heb ben, bevond zich op vrije voeten en was hem als verdediger mr. Wynne. Veldwachter Rustenburg verklaarde, twee flinke klappen te hebben ontvangen. Volgens Weijland was verdachte 'n knaap, die vele malen herbergen be zocht. zonder middelen om zijn vertering te betalen. De Officier eischte in dit geval 6 maanden gev. Mr. Wynne vermeende zich te moeten bepalen tot de overmatige straf in de plaats te stellen een voor. waardelijke veroordeeling, subs. clementie. Hoorn. MET EEN MES GEWERKT? De niet-aanwezige Evert de J. te Hoorn, zou vol gens den Officier op 2 October den eveneens niet verschenen heer J. A. Tas met een mes in de zijde hebben verwond. Er bestond tusschen de heeren een verschil over loonsuilbetaling in verband met den re gen. De aangevallene was op de vlucht geslagen, doch niet gevallen, verklaarde get. v. Harlingen. De metselaar E. de Rooij, eveneens werkzaam ge weest aan den Weslerdijk, gaf weer een andere le zing van het conflict Volgens dezen waarnemer had verdachte geschopt en was Tas gevallen. Volgde Klaas Mulder, uitvoerder, uit Amstelveen, destijds fungeerende als opzichter aan de werk zaamheden aan den Buitensluizerdijk. Hij was ge waarschuwd dat er capsie zou komen bij de loons- uitbetaling. Voorts kon hij er niet veel meer van zeggen. De varensgezel Jan van der Ven, getuige déchar ge, was Baptist en wilde geen eed afleggen. Hij vol stond met de belofte. Ook hij had gewerkt aan den Westerdijk, het relletje met Tas bijgewoond en gaf 'n verslag meer in het voordeel van Evert de J. De 2de get. a décharge, David de Jong, geloofde niet in God, teekende de verklaring en beloofde de gelieele waarheid te zeggen. Zijn verklaring was echter waardeloos. De Officier schoot niets op en verzocht 2 maan den uitstel, in de hoop dat men in dien tijd den getuige Tas te pakken kan krijgen. 12 Maart a.s. hervatting. Z w a a g. EEN WIELRIJDER IN DE SOEP GEREDEN. Een. vreemd genoeg, niet verschenen inwoner van Hillegom, Leondert St„ was in hooger beroep op de zondaarsbank geroepen, omdat hij op 7 Augustus de ruim 70-jarige, maar nog kranige wielrijder Wil lem Demmendaal door zijn onbesuisd rijden tegen de vlakte had gereden. De oudé heer Demmendaal kwam er nog best af, alleen zijn fiets was verbogen, welke aandoening hij zelf weer kon genezen. Een tweetal andere getuigen hadden het ongeval gezien en konden grootendccls de verklaring van den heer Demmendaal bevestigen. Door den Kantonrechter te Hoorn was opposant veroordeeld tot f20 boete of 10 dagen, van welk vonnis bekrachtiging werd gevorderd. Alkmaar. LANTAARNPOETSER AANGEREDEN. EEN DEFTIGE VERDACHTE. - NOTARIS RIJDT EEN LANTAARNPOETSER VAN DE SOKKEN. In de middagzitting verscheen als invité op de bank der boetelingen niemand minder dan Mr. Cas- par Jacobus de L., oud 42 jaar, advocaat en notaris te Alkmaar, aan welke heer was tenlaste gelegd, in den avond van 6 Nov. 1934 op den Bergerweg, nabij de Nic. Beets-kade. zoo roekeloos en onvoorzichtig te hebben gereden, dat hij den lantaarnpoetser Roelof Helderman, die zich rechts van den weg achter een kruiwagen voortbewoog, door den auto werd ge raakt, met gevolg dat hij zéér ongelukkig kwam te vallen en hij niet in staat was gedurende 14 dagen of 3weken zijn werkzaamheden waar te nemen. Door een zijner zoontjes, die zich ook in den auto bevond, was de verdachte nog gewaarschuwd, op te passen. Volgens verdachte reed het slachtoffer niet voldoende rechts. De kruiwagen was niet verlicht. Zooals van zelf spreekt! De aangeredene werd door verdachte opgenomen en naar het Centraal Zieken huis vervoerd. Zoowel verdachte als Helderman be wogen zich in de richting Alkmaar. Volgens Helderman had hij van verdachte een uit stekende behandeling genoten. Hij betuigde daar over zeer voldaan te zijn. Mr. de L. had ook alle on- kost enbctaald. behalve den kruiwagen. De electricicn C. G. Rentenaar bevond zich hij de plek des onheils en had de aanrijding meer gehoord dan gezien. Hij bemerkte een auto, waarvan één lamp verduisterde en daarop hoorde hij een klap, Naderbij gekomen, zag hij Helderman op den rijweg liggen. Hij vermeende, dat de man met de rechter- lamp was aangereden .aangezien deze lamp was gedraaid. Volgens schatting lag Helderman pl.m. 1 meter van het trottoir af. De Officier achtte de feiten voor 7/8ste vaststaande. Bleef over: hoever was Helderman van het trottoir af? Na deze vraag besproken te hebben, wenschte de Officier te rade te gaan bij den Hoogen Raad en nam als voorbeeld twee arresten van dit college, die vrij wel analoog met dit geval, niet in het voordeel van den verdachte waren. In beide gevallen achtte de Hooge Raad onvoorzichtig en onoordeelkundig rijden en dus grove schuld aanwezig. Overigens was hier grove schuld aanwezig onder de meest gunstige omstandigheden en requireerde de Officier f50 boete of 25 dagen hechtenis. Mr. de L. trad hierna op als zijn eigen prodeaan en ontkende dat in casu grove schuld aanwezig was. Van de kwalificaties: onoordeelkundig, onvoorzichtig en roekeloos, was naar de meening van den ver dachte niets bewezen, zooals nader door hem werd uiteengezet. Verdachte miste do motiveering, dat grove schuld kon worden aangetoond. Het was voorts de plicht geweest van Helderman om meer rechts te zijn gebleven dan hij deed en daardoor de moei lijkheden van den automobilist te vergrooten. Ver dachte bestreed voorts de meening, dat hij het ver keer in gevaar had gebracht. Ten slotte verzocht verdachte vrijspraak. Verdachte had den Officier niet overtuigd wat be trof de afwezigheid van grove schuld. Dat Helder man niet geheel rechts had geloopen, was geen ver ontschuldiging voor de aanrijding. Evenmin dat de voorruit was beslagen. De Officier bleef alzoo per- sisteeren bij zijn requisitoir. De verdachte dupliceerde nog met enkele woorden en bleef volhouden dat niet hem, maar den aangere dene een zekere roekeloosheid kon worden aange wreven. Alkmaar. BELEEDIGING VAN EEN OPZICHTER. De heeren Bruin A., timmerman en Gerrit Z., si garenmaker, bestuursleden van 't plaatselijk arbeids secretariaat te Alkmaar, hadden op 3 October in de Alkmaarsche Courant een ingezonden stuk geplaatst, waarin scherpe critiek werd uitgeoefend op den opzichter Tak, aangesteld bij de bekende werken aan den Bergerweg, die voor het Kantongerecht als getuige was gehoord in gepleegde overtreding der arbeidswet, door hoofdagent Roorda geconstateerd bij genoemd werk. De heeren verdachten hadden aan den opzichter Tak verweten, dat hij tegen beter weten in en dusveen valsche verklaring als getuige had afgelegd, met andere woorden werd hem mein eed ten laste gelegd. Voor welk feit zij heden terecht stonden .terwijl als getuigen waren gedagvaard de beleedigde heer Tak, agent Roorda en de heer D. A. Klomp, redacteur der Alkmaarsche Courant. Door verdachte Bruin A. werd de kwestie, van zijn standpunt gezien, uitvoerig uiteengezet en bleven beiden bij hun meening, dat Tak inderdaad een on ware verklaring had afgelegd inzake bedoelde ar beid swe t-o v ert r ed i n g. De heer Tak, opzichter-teekenaar. verklaarde door het geïncrimineerde ingezonden stuk zich beleedigd te gevoelen en wenschte gerehabiliteerd te worden. Hij ontkende tegen beter weten in verklaringen te hebben afgelegd. De plaats van het overwerk lag pl.m. 400 meter van de directiekeet. De lage water stand was hem bij eigen aanschouwing bekend en deze omstandigheid was oorzaak, dat vroeger was begonnen. Evenwel gaf getuige te kennen, dat hij de handeling van den aannemer niet kon goedkeu ren. Mr. Ubbens wees er dezen getuige op, dat hij zich toch wel wat onvoorzichtig had uitgelaten voor den Kantonrechter. Omtrent de loonstaten kon getuige zich niets her inneren, welke verklaring, een spottend gegrinnik op de druk bezette publieke tribune ontlokte. De president gebood stilte en dreigde met ontrui ming, indien het publiek zich niet onthield van goed of afkeuringsbetuigingen. De lieer Bruin A. bracht in het midden dat twee werklieden, die protesteerden, tegen het arbeidsaan- vangsuur, waren gestraft mot terugzetting naar den zwarten grond! Voorts bracht deze verdachte nog verschillende voorbeelden van zware straffen voor onbeduidende onregelmatigheden naar voren. Overigens moest spreker royaal erkennen dat de heer Tak meermalen aan de klachten was tegemoet gekomen, maar dat hij ontkende niet op de hoogte te zijn geweest met de arbeidswetsovertredingen, dat bleef hij in twijfel trekken. Verdachte Z. bleef eveneens overtuigd, dat Tak aan de loonstaten had kunnen merken, dat er overge werkt was. De heer Tak bleef echter bij zijn verklaring, zulks niet te hebben geweten. Ook toen de officier als zijn meening te kennen gaf dat Tak zulks 's morgens wel had kunnen be merken. Verdachten bleven bij hun meening, dat de heer Tak op de hoogte was van het overwerk. Hoofdagent Roorda, die op Zaterdag 8 Sept. de dat hij krankzinnig was geworden. Wat er nu ge beurde was niet mogelijk. Ze moesten hem gedood hebben en dit was de nachtmerrie van de wederop standing. De buitendeur van de coupé waar hij tegen leunde was plotseling open gegaan en hij was in de armen gevallen van twee van de reusachtige man nen, die hij hun weg door de menschenmassa had zien banen. Hij stond nu tusschen hen in, hun harde overjassen tegen hem aangedrukt, het gewicht van hun lichamen hem steeds vooruit duwend. Voor hen liep de derde man, zijn armen naar links en rechts zwaaiend en een weg ploegend door die ziedende menschenzee. Honderden paren nieuwsgierige oogen schenen hem met onverschillige verbazing aan te staren. Niemand scheen er zich veel van aan te trek ken, dat die jonge vreemdeling door drie mannen werd meegesleurd, die hem waarschijnlijk naar den naastbij zijnden muur zouden brengen om gefusi- leerd te worden. Ze maakten ruimte, waar ze kon den en vielen met nijdig gemopper tegen hun buren aan als ze op zij geduwd werden. Uit den stilstaan- den trein achter hen klonk een verward geroep en boven hun hoofden floten de kogels. Een niet onaan genaam gevoel van machteloosheid bekroop hem. Zijn vingers waren als mechanische dingen van staal om het handvat van de tasch onder zijn arm geklemd. Hij had er zich zoo volkomen op geconcen treerd, dat zij voor hem het eenige ter wereld was geworden. In den greep van zijn aanranders ging hij door de groote, onverwarmde wachtkamer, waarvan de deuren plat op den grond lagen. Eenmaal buiten de wachtkamer, begonnen ze alle vier, Haven inbe grepen, te rennen en kwamen op het enorme plein, dat schoon was geveegd door den sneeuwstorm en dat, vergeleken met het overvolle station, vrijwel verlaten was. Vlak tegenover de deur stond een groo te auto met felle lantaarns te wachten. Haven werd er, ondanks zijn groote kracht, letterlijk in gewor pen. Twee van zijn drie bewakers kwamen binnen bij hem zitten, de derde nam plaats naast den roer- loozen chauffeur, die niets dan een massa bont scheen. In enkele seconden waren ze onderweg, hot send over het plein, het ijzeren hek uit. Ze draaiden de stad den rug toe en gingen een langen, slechten weg op die in ondoordringbaar duister gehuld was. Haven zat nog met de tasch onder zijn arm geklemd, terwijl de sneeuwvlokken, die door het half open raampje kwamen, zijn wangen deden bevriezen. „Waar brengen jullie me in hemelsnaam naar toe?" vroeg hij eindelijk. De man tegenover hem schudde het hoofd. Die naast hem antwoordde in correct Engelsch met een sterken keelklank: „We gehoorzamen onze orders. Het eerste kwartier zal er geen gevaar zijn. Mijnheer doet beter hier wat van te drinken." Hij haalde een groote flesch te voorschijn en vulde Een Japansche uitvinding. Tokio. De Japansche pers maakt melding van een uitvinding, waardoor het geronk van vliegtuigmotoren zoo goed als geheel wordt uitgeschakeld. Volgens de bladen is men voornemens bin nenkort de nieuwe uitvinding door leger- vliegers te laten probeeren. En tegen de straat gesmakt. Jonge man ernstig gewond. Hellendoorn, 16 Jan. Gisteravond heeft op den straatweg HellendoornNijverdal, nabij de smederij van den heer Ossevoort, een ernstige aanrijding plaats gehad. De 17-jarige winkelbediende Fokkert, die, loopende naast zijn rijwiel, huiswaarts keerde, waarbij hij rechts hield, is door de auto van bakker; H. uit Nijverdal gegrepen en tegen de straat gesmakt. De bestuurder van de auto had sterk naar rechts uitgehaald, omdat aan den linkerkant van den weg een auto stond. Fokkert, bekwam een schedelbasis- fractuur. Hij is, daar vervoer niet meer mogelijk bleek, in de naastbijgelegen woning, toebehoorende aan den heer Lichtenberg, opgenomen. De toestand van Fokkert is zeer ernstig; voor zijn leven wordt gevreesd. De auto, waarmede de aanrijding geschiedde, was door bakker H. gehuurd. Bij onderzoek is gebleken, dat de remmen van den wagen niet voldoende werk ten. De auto is in beslag genomen. Bijna dertienduizend looze brandalai.» meeringen. New York. Het euvel van de baldadige brand- alarmeeringen kent men ook te New York, waar do brandweer gedurende 1934 niet minder dan 12.863 maal looze alarmeeringen kreeg. In nauwe samen werking met de politie hoopt men daar thans een eind aan temaken. Het noodeloos uitrukken van de brandweer brengt noodelooze onkosten met zich^mee, terwijl het ergst is, dat het materiaal op een gegeven oogenblik, als het ergens met spoed noodig is, ten gevolge van het looze alarm niet op de vaste posten aanwezig is. In de toekomst zal elk alarm bekend worden gemaakt aan de politie-radioauto's, die door de stad patrouillecren en deze auto's zullen zich naar de plaats van het alarm spoeden, teneinde te trachten den dader op te sporen. overtredingen 's morgens 5,30 had geconstateerd, ver meende dat de overtredingen geen verband hielden met den lagen waterstand. Er waren heel veel klachten ingekomen omtrent overwerk, verklaarde Roorda op de vraag van mr. Krabbe. Om kwart over vijven waren de arbeiders op 8 Sept. reeds aan 't werk. Het getuigenverhoor werd beëindigd door het hoo- ren van den journalist D. A. Klomp, die volstond met de belofte en verklaarde dat het bewuste stuk was aan- en opgenomen. Verdachten wilden niet toegeven met hun telaste- legging te ver te zijn gegaan, verklaarden zij op de desbetreffende vraag van den president. Hierop verkreeg de officier het woord, die na om schrijving van artikel 261 strafrecht, tot de conclusie kwam, dat de verdachten inderdaad de grenzen van het geoorloofde waren te buiten gegaan. De manier, die zij hadden gekozen, was volgens den officier niet juist en zelfs strafbaar. Overigens hechtte de officier wel geloof aan de goede trouw van verdachten. Er bestond een strijd tusschen verdachten en den getui ge Tak, zulks in verband met den lagen waterstand. Het speet den officier, dat verdachten den juisten. weg niet hadden genomen. Voorts overwoog de of ficier de mogelijkheid, dat buiten art. 261 smaad schrift om, ook eenvoudige beleediging art. 266 kon worden telaste gelegd en veroordeeling daarvan kon volgen. Omdat echter de verdachten niet wilden er kennen, zich onjuist te hebben uitgedrukt was het requireeren van een zwaardere geldboete noodzake lijken vorderde de officier tegen ieder der verdachten f 40 boete subs. 40 dagen hechtenis. Verdachten bleven bij hun opvatting en vermeen den in het algemeen belang te hebben gehandeld. Uitspraak in alle zaken 22 Jan. e.k. een kleinen zilveren beker met brandy. Haven dronlc hem tot den laatsten druppel leeg. Ten slotte kon hij er nooit erger aan toe zijn dan in den trein het geval was geweest. Hij had de tasch nog onder zijn arm en geen van zijn beide metgezellen scheen nieuwsgierig naar den inhoud. „Is u een dapper man?" vreog zijn buurman. „Ik geloof niet dat ik een lafaard ben." De ander maakte zijn overjas los. „Rust dan een paar minuten," raadde hij aan. „Rust is altijd goed." Haven leunde achterover en haalde diep adem. Hoe schrikwekkend zijn beide metgezellen er ook uitzagen, toch boezemden ze hem zeker vertrouwen in. Hij begon zich weer mensch te voelen. De tasch was nog aan zijn pols geketend. Zijn geladen revol ver stak veilig in zijn zak. Hij kon de warmte van den gordel bij elke ademhaling voelen. Ze reden met een snelheid van dertig of veertig mijlen per uur over een groote vlakte, nu een zwarte chaos met hier en daar speldenpuntjes licht. „Kijk eens vooruit uit het raam," zei zijn metge zel. Hij gehoorzaamde hoewel de sneeuwvlokken en de ijskoude wind hem den adem bijna benamen. Ver weg aan het eind van den rechten weg verscheidene mijlen verderop stond een enorme electrische lan taarn. „Ziet u dat licht?" „Ik moest wel blind zijn als ik het niet zag." „De grens". „Welken kant?" vroeg Haven haastig. „Ik weet niet waar we zijn. Je wilt toch niet zeggen, dat we weer naar Rusland teruggaan?" De man schudde het hoofd. „Neen, het is Polen. Waar dat licht brandt eindigt het Russische grondgebied. We zullen daar worden aangehouden en gevisiteerd. Daar achter, waar de roode licht schijnt, zijn de Poolsche douanen. Ze zijn allebei heel gevaarlijk voor ons." „Kunnen we er niet aan ontkomen?" „Neen," was het weinig geruststellende antwoord. „Het land is hier mijlen ver een moeras. De schild wachten staan onder de lantaarn. De Russen zul len op ons schieten en wij op hen. Ik geloof niet dat we zooveel te vrcezen hebben van de Polen. Ze kunnen de telefoon gebruiken en ons verder het land in, laten tegenhouden, als ze ontdekken waar we heen gaan." „Maar waar gaan we dan heen?" vroeg Haven. Zijn metgezel negeerde zijn vraag. Hij had een re volver, twee maal zoo groot als die van Haven, te voorschijn gehaald en zat gehurkt bij het raampje gereed om het open te doen. Wordt vervolgd. „Kijk eens naar die drie musketiers", riep Walter Pearson opeens. Ze keken verbaasd naar de drie reusachtige ge daanten die met hoofd en schouders ver uitstaken boven liet gepeupel om hen heen. Ze droegen lange, half militaire overjassen, Kozakken-mutsen en hooge laarzen, dik onder de sneeuw en modder alsof ze juist een lange reis achter den rug hadden. Het kwam Wilfred aldoor voor, alsof ze langzaam doch gestadig hun coupé naderden. De aandacht van het kleine gezelschap werd plot seling afgeleid. Do officier die hun wagen binnen was gekomen bij de vorige halte verscheen weer, ge volgd door een der soldaten. Er lag een gemeene grijns op zijn gezicht. „Open alle tasschen!" beval hij. „Ik eisch mijn diplomatieke rechten ten behoeve van mezelf en mijn gezelschap," zei John Hayes. „De tasschen bevatten slechts artikelen, die geen waarde hebben of gezantschapspapicrcn, die ik niet mag afstaan." De beambte bracht een fluitje aan zijn lippen. Ge kerm en gegil weerklonk in de corridor toen de na derende soldaten zich hun weg Hoor de menigte baanden. „Do regeering van Rusland erkent geen diploma- tieke voorrechten," herhaalde hij. „Uw tasschen zul len met geweld afgenomen worden tenzij u ze opent". De kanselier haalde de schouders op. Alle papieren van gewicht waren de laatste dagen vernietigd of een maand tevoren reeds naar het vaderland gezon den. Een voor een ontsloot hij de tasschen. Ze bevat-, ten niets dan waardeloos papier of kleedingstukken en voedsel. „Doe wat u wilt met de rest van de dingen", brom de hij, „maar als u ons voedsel wegneemt vooral die ham betcekent het oorlog." De beambte duwde de tasschen met hun inhoud minachtend van zich af. Hij wees nu naar de tasch, die aan Havens pols bevestigd was. „Maak open!" beval hij. Haven stond op. Hij had zijn rechter vuist gebald en er was moordlust in zijn oogen. Dat hij al zoo gauw zou falen in hetgeen hij ondernomen had! Het was ongelooflijk! „Ik mag verdoemd zijn als ik 't doe!" antwoord de hij. De beambte hield zijn hand op en twee soldaten drongen de coupé binnen. Haven keek naar de pun ten van hun bajonet en maakte snel zijn berekening. De situatie scheen hopeloos. „De inhoud van deze tasch is niet mijn eigendom", zei hij. „Ik heb beloofd hem met mijn leven te be schermen en dat zal ik doen ook. U kunt een Ameri- kaanschen beambte vermoorden als u dat wilt", voeg de hij er bij, „maar jullie zult alle drie naar de hel gaan", brulde hij in het Russisch. Zijn rechterhand kwam met een rug uit zijn jas zak. Met zijn elleboog dubbel tegen zijn zijde en zijn revolver in een vasten greep bleef hij een kort, krankzinnig moment met den vinger op den trekker staan, de glimmende loop slechts enkele meters van den Russischen officier af. „Ben je gek!" donderde Hayes. „Ben je krankzin nig, Haven?" Op dat moment dacht Wilfred Haven inderdaad

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1935 | | pagina 6