Arroidissements-Reclitbank
Phillips Oppenheim
UWEELEN
door
te Alkmaar.
GeruiscMooze vliegtuigmotoren?
Door auto gegrepen.
Ook New York kent dat euvel.
MEERVOUDIGE STRAFKAMER
ZITTING VAN DINSDAG 15 JANUARL
Alkmaar.
ZEDENMISDRIJF ARTIKEL 247 W. v. S.
Heden werd voortgezet de zedenzaak contra H. de
J. te Alkmaar, tegen wien op 28 Nov. 8 maanden gev.
was gerequireerd. Bij tusschenvonnis werd ten op
zichte van den reeds bejaarden verdachte een re-
classeeringsonderzoek gelast. De heer Wiggers, die
rapport had uitgebracht, werd heden alsnog ge
hoord. Geadviseerd werd een voorw. veroordeeling,
waar de Officier zich thans bij aansloot.
Abbekerk.
EEN ONGUNSTIG TYPE.
De 19-jarige boerenknecht Jan Z. uit Abbekerk,
thans in voorarrest, welk individu ook Maandag
reeds wegens opruiing terecht stond voor den poli
tierechter, had zich thans te verantwoorden wegens
een geweldige wederspannigheid, gepleegd in den
nacht van 18 op 19 November in het café van Druif
te Venhuizen, toen de veldwachters Weijland en
Rustenburg hem een verboden wapen, in casu een
wapenstok, wilden afnemen en hem voorts uit het.
café wenschten te verwijderen. Behalve dit verzet,
had Jan ook nog den rijksveldwachter Weijland ge
dreigd hem te willen doodslaan, waarbij hij een
herbergstoel met het doel dit moorddadige voorne
men ten uitvoer te brengen, ophief. Weijland wist
echter een praemature reis naar de eeuwigheid te
ondervangen, door weg te duiken den stoel vast te
grijpen. Niettemin ontving Weiland nog 'n flinke tik
met den stoel op het hoofd.
De caféhouder Druif had tevoren de politie ge
waarschuwd, dat in het café 'n kerel rondliep met
e°n wapenstok, waarmede hij dreigde te slaan. Jan
Z. was in gezelschap van zekeren Jaap Vledder, die
na hem moest terecht staan, wegens wederspannig
heid on dergelijke buitensporigheden. Rijksveldwach
ter Weijland demonstreerde hoe verdachte met don
stoel tegenover hem stond. Hij was niet dronken,
sprong op de vlucht nog over een tamelijk hoog hek
en bezocht later nog 'n ander café. Wat de jongeheer
Jan Z. betreft, hij hield zich van den domme, had
geen kwade bedoelingen en verkeerde onder den in
vloed.
Gedachtig aan het spreekwoord: 'n goed begin is
het halve werk, vroeg hij direct om een voorwaarde
lijke straf. De wapenstok had hij in zijn zak met
een riempje om zijn pols, zei Rustenburg. Ook de
heer Vledder nam in het opstootje een werkzaam
aandeel.
De schoonzoon en kelner van Druif had ook herrie
met Jan Z. gekregen, omdat hij zijn vertering niet
wilde betalen.
De Officier scheen niet genegen Jan van een voor
waardelijke straf te voorzien, zooals bleek uit zijn
eisch, ter zake poging tot doodslag, bestaande uit
veroordeeling tot 1 jaar gevangenisstraf.
Jan vond het natuurlijk veuls te zwaar, zonder
opgaaf van redenen.
Ook mr. Winkel vond het zeer zwaar, maar niet
zonder motieven. Verdachte was 'n jongen, zonder
opvoeding en ontwikkeld door een onverstandige
moeder, die onbekwaam is een goede leiding te ge
ven. De jongen heeft nooit een rem gehad voor zijn
kwade, neigingen. Voorts ontkende pleiter poging tot
doodslag of toebrengen van zwaar lichamelijk letsel
bewezen. Pleiter eindigde zijn pleidooi met te vei>
zoeken een gecombineerde straf, voorwaardelijk en
onvoorwaardelijk.
De Officier repliceerde, achtte wel degelijk poging
tot doodslag aanwezig en ter bescherming der politie
een strenge definitieve straf noodzakelijk.
Venhuizen.
JAN'S MEDE-RECALCITRANT.
Hierop verscheen de 20-jarige grondwerker Jacob
VI. uit Abbekerk, die zich eveneens met zijn vriend
Jan Z. in het café van Druif had bevonden en aan
wien hij voor 'n kwartje de stalen, uitschuifbare
wapenstok met looden knop had verkocht. Voorts
had deze Jacob, zijn kameraad tegen de politie op
geruid, toen deze ambtenaar den wapenstok in be
slag wilde nemen, door te zeggen: Jan. je geef dat
ding niet af, wat opwindend op Jan Z. werkte.
Bovendien had hij Rustenburg een slag op den
schouder gegeven en getracht door slaan en trappen
te beletten, dat Weijland en Rustenburg zijn kame
raad arresteerden, ten einde hem voor den burge
meester te geleiden.
Dit exemplaar, dat beweerde „niks" gedaan te heb
ben, bevond zich op vrije voeten en was hem als
verdediger mr. Wynne.
Veldwachter Rustenburg verklaarde, twee flinke
klappen te hebben ontvangen. Volgens Weijland was
verdachte 'n knaap, die vele malen herbergen be
zocht. zonder middelen om zijn vertering te betalen.
De Officier eischte in dit geval 6 maanden gev.
Mr. Wynne vermeende zich te moeten bepalen tot
de overmatige straf in de plaats te stellen een voor.
waardelijke veroordeeling, subs. clementie.
Hoorn.
MET EEN MES GEWERKT?
De niet-aanwezige Evert de J. te Hoorn, zou vol
gens den Officier op 2 October den eveneens niet
verschenen heer J. A. Tas met een mes in de zijde
hebben verwond. Er bestond tusschen de heeren een
verschil over loonsuilbetaling in verband met den re
gen. De aangevallene was op de vlucht geslagen,
doch niet gevallen, verklaarde get. v. Harlingen.
De metselaar E. de Rooij, eveneens werkzaam ge
weest aan den Weslerdijk, gaf weer een andere le
zing van het conflict Volgens dezen waarnemer had
verdachte geschopt en was Tas gevallen.
Volgde Klaas Mulder, uitvoerder, uit Amstelveen,
destijds fungeerende als opzichter aan de werk
zaamheden aan den Buitensluizerdijk. Hij was ge
waarschuwd dat er capsie zou komen bij de loons-
uitbetaling. Voorts kon hij er niet veel meer van
zeggen.
De varensgezel Jan van der Ven, getuige déchar
ge, was Baptist en wilde geen eed afleggen. Hij vol
stond met de belofte. Ook hij had gewerkt aan den
Westerdijk, het relletje met Tas bijgewoond en gaf
'n verslag meer in het voordeel van Evert de J.
De 2de get. a décharge, David de Jong, geloofde
niet in God, teekende de verklaring en beloofde de
gelieele waarheid te zeggen. Zijn verklaring was
echter waardeloos.
De Officier schoot niets op en verzocht 2 maan
den uitstel, in de hoop dat men in dien tijd den
getuige Tas te pakken kan krijgen.
12 Maart a.s. hervatting.
Z w a a g.
EEN WIELRIJDER IN DE SOEP GEREDEN.
Een. vreemd genoeg, niet verschenen inwoner
van Hillegom, Leondert St„ was in hooger beroep op
de zondaarsbank geroepen, omdat hij op 7 Augustus
de ruim 70-jarige, maar nog kranige wielrijder Wil
lem Demmendaal door zijn onbesuisd rijden tegen
de vlakte had gereden. De oudé heer Demmendaal
kwam er nog best af, alleen zijn fiets was verbogen,
welke aandoening hij zelf weer kon genezen.
Een tweetal andere getuigen hadden het ongeval
gezien en konden grootendccls de verklaring van
den heer Demmendaal bevestigen.
Door den Kantonrechter te Hoorn was opposant
veroordeeld tot f20 boete of 10 dagen, van welk
vonnis bekrachtiging werd gevorderd.
Alkmaar.
LANTAARNPOETSER AANGEREDEN. EEN
DEFTIGE VERDACHTE. - NOTARIS RIJDT
EEN LANTAARNPOETSER VAN DE
SOKKEN.
In de middagzitting verscheen als invité op de
bank der boetelingen niemand minder dan Mr. Cas-
par Jacobus de L., oud 42 jaar, advocaat en notaris
te Alkmaar, aan welke heer was tenlaste gelegd, in
den avond van 6 Nov. 1934 op den Bergerweg, nabij
de Nic. Beets-kade. zoo roekeloos en onvoorzichtig te
hebben gereden, dat hij den lantaarnpoetser Roelof
Helderman, die zich rechts van den weg achter een
kruiwagen voortbewoog, door den auto werd ge
raakt, met gevolg dat hij zéér ongelukkig kwam te
vallen en hij niet in staat was gedurende 14 dagen
of 3weken zijn werkzaamheden waar te nemen.
Door een zijner zoontjes, die zich ook in den auto
bevond, was de verdachte nog gewaarschuwd, op te
passen. Volgens verdachte reed het slachtoffer niet
voldoende rechts. De kruiwagen was niet verlicht.
Zooals van zelf spreekt! De aangeredene werd door
verdachte opgenomen en naar het Centraal Zieken
huis vervoerd. Zoowel verdachte als Helderman be
wogen zich in de richting Alkmaar.
Volgens Helderman had hij van verdachte een uit
stekende behandeling genoten. Hij betuigde daar
over zeer voldaan te zijn. Mr. de L. had ook alle on-
kost enbctaald. behalve den kruiwagen.
De electricicn C. G. Rentenaar bevond zich hij de
plek des onheils en had de aanrijding meer gehoord
dan gezien. Hij bemerkte een auto, waarvan één
lamp verduisterde en daarop hoorde hij een klap,
Naderbij gekomen, zag hij Helderman op den rijweg
liggen. Hij vermeende, dat de man met de rechter-
lamp was aangereden .aangezien deze lamp was
gedraaid. Volgens schatting lag Helderman pl.m. 1
meter van het trottoir af.
De Officier achtte de feiten voor 7/8ste vaststaande.
Bleef over: hoever was Helderman van het trottoir
af? Na deze vraag besproken te hebben, wenschte de
Officier te rade te gaan bij den Hoogen Raad en nam
als voorbeeld twee arresten van dit college, die vrij
wel analoog met dit geval, niet in het voordeel van
den verdachte waren. In beide gevallen achtte de
Hooge Raad onvoorzichtig en onoordeelkundig rijden
en dus grove schuld aanwezig.
Overigens was hier grove schuld aanwezig onder
de meest gunstige omstandigheden en requireerde
de Officier f50 boete of 25 dagen hechtenis.
Mr. de L. trad hierna op als zijn eigen prodeaan
en ontkende dat in casu grove schuld aanwezig was.
Van de kwalificaties: onoordeelkundig, onvoorzichtig
en roekeloos, was naar de meening van den ver
dachte niets bewezen, zooals nader door hem werd
uiteengezet. Verdachte miste do motiveering, dat
grove schuld kon worden aangetoond. Het was voorts
de plicht geweest van Helderman om meer rechts
te zijn gebleven dan hij deed en daardoor de moei
lijkheden van den automobilist te vergrooten. Ver
dachte bestreed voorts de meening, dat hij het ver
keer in gevaar had gebracht. Ten slotte verzocht
verdachte vrijspraak.
Verdachte had den Officier niet overtuigd wat be
trof de afwezigheid van grove schuld. Dat Helder
man niet geheel rechts had geloopen, was geen ver
ontschuldiging voor de aanrijding. Evenmin dat de
voorruit was beslagen. De Officier bleef alzoo per-
sisteeren bij zijn requisitoir.
De verdachte dupliceerde nog met enkele woorden
en bleef volhouden dat niet hem, maar den aangere
dene een zekere roekeloosheid kon worden aange
wreven.
Alkmaar.
BELEEDIGING VAN EEN OPZICHTER.
De heeren Bruin A., timmerman en Gerrit Z., si
garenmaker, bestuursleden van 't plaatselijk arbeids
secretariaat te Alkmaar, hadden op 3 October in de
Alkmaarsche Courant een ingezonden stuk geplaatst,
waarin scherpe critiek werd uitgeoefend op den
opzichter Tak, aangesteld bij de bekende werken
aan den Bergerweg, die voor het Kantongerecht als
getuige was gehoord in gepleegde overtreding der
arbeidswet, door hoofdagent Roorda geconstateerd
bij genoemd werk. De heeren verdachten hadden
aan den opzichter Tak verweten, dat hij tegen beter
weten in en dusveen valsche verklaring als getuige
had afgelegd, met andere woorden werd hem mein
eed ten laste gelegd. Voor welk feit zij heden terecht
stonden .terwijl als getuigen waren gedagvaard de
beleedigde heer Tak, agent Roorda en de heer D. A.
Klomp, redacteur der Alkmaarsche Courant.
Door verdachte Bruin A. werd de kwestie, van zijn
standpunt gezien, uitvoerig uiteengezet en bleven
beiden bij hun meening, dat Tak inderdaad een on
ware verklaring had afgelegd inzake bedoelde ar
beid swe t-o v ert r ed i n g.
De heer Tak, opzichter-teekenaar. verklaarde door
het geïncrimineerde ingezonden stuk zich beleedigd
te gevoelen en wenschte gerehabiliteerd te worden.
Hij ontkende tegen beter weten in verklaringen te
hebben afgelegd. De plaats van het overwerk lag
pl.m. 400 meter van de directiekeet. De lage water
stand was hem bij eigen aanschouwing bekend en
deze omstandigheid was oorzaak, dat vroeger was
begonnen. Evenwel gaf getuige te kennen, dat hij
de handeling van den aannemer niet kon goedkeu
ren.
Mr. Ubbens wees er dezen getuige op, dat hij zich
toch wel wat onvoorzichtig had uitgelaten voor den
Kantonrechter.
Omtrent de loonstaten kon getuige zich niets her
inneren, welke verklaring, een spottend gegrinnik
op de druk bezette publieke tribune ontlokte.
De president gebood stilte en dreigde met ontrui
ming, indien het publiek zich niet onthield van
goed of afkeuringsbetuigingen.
De lieer Bruin A. bracht in het midden dat twee
werklieden, die protesteerden, tegen het arbeidsaan-
vangsuur, waren gestraft mot terugzetting naar den
zwarten grond!
Voorts bracht deze verdachte nog verschillende
voorbeelden van zware straffen voor onbeduidende
onregelmatigheden naar voren.
Overigens moest spreker royaal erkennen dat de
heer Tak meermalen aan de klachten was tegemoet
gekomen, maar dat hij ontkende niet op de hoogte
te zijn geweest met de arbeidswetsovertredingen,
dat bleef hij in twijfel trekken.
Verdachte Z. bleef eveneens overtuigd, dat Tak aan
de loonstaten had kunnen merken, dat er overge
werkt was.
De heer Tak bleef echter bij zijn verklaring, zulks
niet te hebben geweten.
Ook toen de officier als zijn meening te kennen
gaf dat Tak zulks 's morgens wel had kunnen be
merken.
Verdachten bleven bij hun meening, dat de heer
Tak op de hoogte was van het overwerk.
Hoofdagent Roorda, die op Zaterdag 8 Sept. de
dat hij krankzinnig was geworden. Wat er nu ge
beurde was niet mogelijk. Ze moesten hem gedood
hebben en dit was de nachtmerrie van de wederop
standing. De buitendeur van de coupé waar hij tegen
leunde was plotseling open gegaan en hij was in de
armen gevallen van twee van de reusachtige man
nen, die hij hun weg door de menschenmassa had
zien banen. Hij stond nu tusschen hen in, hun harde
overjassen tegen hem aangedrukt, het gewicht van
hun lichamen hem steeds vooruit duwend. Voor hen
liep de derde man, zijn armen naar links en rechts
zwaaiend en een weg ploegend door die ziedende
menschenzee. Honderden paren nieuwsgierige oogen
schenen hem met onverschillige verbazing aan te
staren. Niemand scheen er zich veel van aan te trek
ken, dat die jonge vreemdeling door drie mannen
werd meegesleurd, die hem waarschijnlijk naar den
naastbij zijnden muur zouden brengen om gefusi-
leerd te worden. Ze maakten ruimte, waar ze kon
den en vielen met nijdig gemopper tegen hun buren
aan als ze op zij geduwd werden. Uit den stilstaan-
den trein achter hen klonk een verward geroep en
boven hun hoofden floten de kogels. Een niet onaan
genaam gevoel van machteloosheid bekroop hem.
Zijn vingers waren als mechanische dingen van
staal om het handvat van de tasch onder zijn arm
geklemd. Hij had er zich zoo volkomen op geconcen
treerd, dat zij voor hem het eenige ter wereld was
geworden. In den greep van zijn aanranders ging hij
door de groote, onverwarmde wachtkamer, waarvan
de deuren plat op den grond lagen. Eenmaal buiten
de wachtkamer, begonnen ze alle vier, Haven inbe
grepen, te rennen en kwamen op het enorme plein,
dat schoon was geveegd door den sneeuwstorm en
dat, vergeleken met het overvolle station, vrijwel
verlaten was. Vlak tegenover de deur stond een groo
te auto met felle lantaarns te wachten. Haven werd
er, ondanks zijn groote kracht, letterlijk in gewor
pen. Twee van zijn drie bewakers kwamen binnen
bij hem zitten, de derde nam plaats naast den roer-
loozen chauffeur, die niets dan een massa bont
scheen. In enkele seconden waren ze onderweg, hot
send over het plein, het ijzeren hek uit. Ze draaiden
de stad den rug toe en gingen een langen, slechten
weg op die in ondoordringbaar duister gehuld was.
Haven zat nog met de tasch onder zijn arm geklemd,
terwijl de sneeuwvlokken, die door het half open
raampje kwamen, zijn wangen deden bevriezen.
„Waar brengen jullie me in hemelsnaam naar
toe?" vroeg hij eindelijk.
De man tegenover hem schudde het hoofd. Die
naast hem antwoordde in correct Engelsch met een
sterken keelklank:
„We gehoorzamen onze orders. Het eerste kwartier
zal er geen gevaar zijn. Mijnheer doet beter hier wat
van te drinken."
Hij haalde een groote flesch te voorschijn en vulde
Een Japansche uitvinding.
Tokio. De Japansche pers maakt melding
van een uitvinding, waardoor het geronk
van vliegtuigmotoren zoo goed als geheel
wordt uitgeschakeld.
Volgens de bladen is men voornemens bin
nenkort de nieuwe uitvinding door leger-
vliegers te laten probeeren.
En tegen de straat gesmakt. Jonge
man ernstig gewond.
Hellendoorn, 16 Jan. Gisteravond heeft op den
straatweg HellendoornNijverdal, nabij de smederij
van den heer Ossevoort, een ernstige aanrijding
plaats gehad. De 17-jarige winkelbediende Fokkert,
die, loopende naast zijn rijwiel, huiswaarts keerde,
waarbij hij rechts hield, is door de auto van bakker;
H. uit Nijverdal gegrepen en tegen de straat gesmakt.
De bestuurder van de auto had sterk naar rechts
uitgehaald, omdat aan den linkerkant van den weg
een auto stond. Fokkert, bekwam een schedelbasis-
fractuur. Hij is, daar vervoer niet meer mogelijk
bleek, in de naastbijgelegen woning, toebehoorende
aan den heer Lichtenberg, opgenomen.
De toestand van Fokkert is zeer ernstig; voor zijn
leven wordt gevreesd.
De auto, waarmede de aanrijding geschiedde, was
door bakker H. gehuurd. Bij onderzoek is gebleken,
dat de remmen van den wagen niet voldoende werk
ten. De auto is in beslag genomen.
Bijna dertienduizend looze brandalai.»
meeringen.
New York. Het euvel van de baldadige brand-
alarmeeringen kent men ook te New York, waar do
brandweer gedurende 1934 niet minder dan 12.863
maal looze alarmeeringen kreeg. In nauwe samen
werking met de politie hoopt men daar thans een
eind aan temaken. Het noodeloos uitrukken van de
brandweer brengt noodelooze onkosten met zich^mee,
terwijl het ergst is, dat het materiaal op een gegeven
oogenblik, als het ergens met spoed noodig is, ten
gevolge van het looze alarm niet op de vaste posten
aanwezig is. In de toekomst zal elk alarm bekend
worden gemaakt aan de politie-radioauto's, die door
de stad patrouillecren en deze auto's zullen zich
naar de plaats van het alarm spoeden, teneinde te
trachten den dader op te sporen.
overtredingen 's morgens 5,30 had geconstateerd, ver
meende dat de overtredingen geen verband hielden
met den lagen waterstand. Er waren heel veel
klachten ingekomen omtrent overwerk, verklaarde
Roorda op de vraag van mr. Krabbe. Om kwart over
vijven waren de arbeiders op 8 Sept. reeds aan 't
werk.
Het getuigenverhoor werd beëindigd door het hoo-
ren van den journalist D. A. Klomp, die volstond
met de belofte en verklaarde dat het bewuste stuk
was aan- en opgenomen.
Verdachten wilden niet toegeven met hun telaste-
legging te ver te zijn gegaan, verklaarden zij op de
desbetreffende vraag van den president.
Hierop verkreeg de officier het woord, die na om
schrijving van artikel 261 strafrecht, tot de conclusie
kwam, dat de verdachten inderdaad de grenzen van
het geoorloofde waren te buiten gegaan. De manier,
die zij hadden gekozen, was volgens den officier niet
juist en zelfs strafbaar. Overigens hechtte de officier
wel geloof aan de goede trouw van verdachten. Er
bestond een strijd tusschen verdachten en den getui
ge Tak, zulks in verband met den lagen waterstand.
Het speet den officier, dat verdachten den juisten.
weg niet hadden genomen. Voorts overwoog de of
ficier de mogelijkheid, dat buiten art. 261 smaad
schrift om, ook eenvoudige beleediging art. 266 kon
worden telaste gelegd en veroordeeling daarvan kon
volgen. Omdat echter de verdachten niet wilden er
kennen, zich onjuist te hebben uitgedrukt was het
requireeren van een zwaardere geldboete noodzake
lijken vorderde de officier tegen ieder der verdachten
f 40 boete subs. 40 dagen hechtenis.
Verdachten bleven bij hun opvatting en vermeen
den in het algemeen belang te hebben gehandeld.
Uitspraak in alle zaken 22 Jan. e.k.
een kleinen zilveren beker met brandy. Haven dronlc
hem tot den laatsten druppel leeg. Ten slotte kon
hij er nooit erger aan toe zijn dan in den trein het
geval was geweest. Hij had de tasch nog onder zijn
arm en geen van zijn beide metgezellen scheen
nieuwsgierig naar den inhoud.
„Is u een dapper man?" vreog zijn buurman.
„Ik geloof niet dat ik een lafaard ben."
De ander maakte zijn overjas los.
„Rust dan een paar minuten," raadde hij aan. „Rust
is altijd goed."
Haven leunde achterover en haalde diep adem.
Hoe schrikwekkend zijn beide metgezellen er ook
uitzagen, toch boezemden ze hem zeker vertrouwen
in. Hij begon zich weer mensch te voelen. De tasch
was nog aan zijn pols geketend. Zijn geladen revol
ver stak veilig in zijn zak. Hij kon de warmte van
den gordel bij elke ademhaling voelen. Ze reden met
een snelheid van dertig of veertig mijlen per uur
over een groote vlakte, nu een zwarte chaos met
hier en daar speldenpuntjes licht.
„Kijk eens vooruit uit het raam," zei zijn metge
zel.
Hij gehoorzaamde hoewel de sneeuwvlokken en de
ijskoude wind hem den adem bijna benamen. Ver
weg aan het eind van den rechten weg verscheidene
mijlen verderop stond een enorme electrische lan
taarn.
„Ziet u dat licht?"
„Ik moest wel blind zijn als ik het niet zag."
„De grens".
„Welken kant?" vroeg Haven haastig. „Ik weet
niet waar we zijn. Je wilt toch niet zeggen, dat we
weer naar Rusland teruggaan?"
De man schudde het hoofd.
„Neen, het is Polen. Waar dat licht brandt eindigt
het Russische grondgebied. We zullen daar worden
aangehouden en gevisiteerd. Daar achter, waar de
roode licht schijnt, zijn de Poolsche douanen. Ze zijn
allebei heel gevaarlijk voor ons."
„Kunnen we er niet aan ontkomen?"
„Neen," was het weinig geruststellende antwoord.
„Het land is hier mijlen ver een moeras. De schild
wachten staan onder de lantaarn. De Russen zul
len op ons schieten en wij op hen. Ik geloof niet dat
we zooveel te vrcezen hebben van de Polen. Ze
kunnen de telefoon gebruiken en ons verder het land
in, laten tegenhouden, als ze ontdekken waar we
heen gaan."
„Maar waar gaan we dan heen?" vroeg Haven.
Zijn metgezel negeerde zijn vraag. Hij had een re
volver, twee maal zoo groot als die van Haven, te
voorschijn gehaald en zat gehurkt bij het raampje
gereed om het open te doen.
Wordt vervolgd.
„Kijk eens naar die drie musketiers", riep Walter
Pearson opeens.
Ze keken verbaasd naar de drie reusachtige ge
daanten die met hoofd en schouders ver uitstaken
boven liet gepeupel om hen heen. Ze droegen lange,
half militaire overjassen, Kozakken-mutsen en hooge
laarzen, dik onder de sneeuw en modder alsof ze
juist een lange reis achter den rug hadden. Het
kwam Wilfred aldoor voor, alsof ze langzaam doch
gestadig hun coupé naderden.
De aandacht van het kleine gezelschap werd plot
seling afgeleid. Do officier die hun wagen binnen
was gekomen bij de vorige halte verscheen weer, ge
volgd door een der soldaten. Er lag een gemeene
grijns op zijn gezicht.
„Open alle tasschen!" beval hij.
„Ik eisch mijn diplomatieke rechten ten behoeve
van mezelf en mijn gezelschap," zei John Hayes.
„De tasschen bevatten slechts artikelen, die geen
waarde hebben of gezantschapspapicrcn, die ik niet
mag afstaan."
De beambte bracht een fluitje aan zijn lippen. Ge
kerm en gegil weerklonk in de corridor toen de na
derende soldaten zich hun weg Hoor de menigte
baanden.
„Do regeering van Rusland erkent geen diploma-
tieke voorrechten," herhaalde hij. „Uw tasschen zul
len met geweld afgenomen worden tenzij u ze opent".
De kanselier haalde de schouders op. Alle papieren
van gewicht waren de laatste dagen vernietigd of
een maand tevoren reeds naar het vaderland gezon
den. Een voor een ontsloot hij de tasschen. Ze bevat-,
ten niets dan waardeloos papier of kleedingstukken
en voedsel.
„Doe wat u wilt met de rest van de dingen", brom
de hij, „maar als u ons voedsel wegneemt vooral
die ham betcekent het oorlog."
De beambte duwde de tasschen met hun inhoud
minachtend van zich af. Hij wees nu naar de tasch,
die aan Havens pols bevestigd was.
„Maak open!" beval hij.
Haven stond op. Hij had zijn rechter vuist gebald
en er was moordlust in zijn oogen. Dat hij al zoo
gauw zou falen in hetgeen hij ondernomen had! Het
was ongelooflijk!
„Ik mag verdoemd zijn als ik 't doe!" antwoord
de hij.
De beambte hield zijn hand op en twee soldaten
drongen de coupé binnen. Haven keek naar de pun
ten van hun bajonet en maakte snel zijn berekening.
De situatie scheen hopeloos.
„De inhoud van deze tasch is niet mijn eigendom",
zei hij. „Ik heb beloofd hem met mijn leven te be
schermen en dat zal ik doen ook. U kunt een Ameri-
kaanschen beambte vermoorden als u dat wilt", voeg
de hij er bij, „maar jullie zult alle drie naar de hel
gaan", brulde hij in het Russisch.
Zijn rechterhand kwam met een rug uit zijn jas
zak. Met zijn elleboog dubbel tegen zijn zijde en
zijn revolver in een vasten greep bleef hij een kort,
krankzinnig moment met den vinger op den trekker
staan, de glimmende loop slechts enkele meters van
den Russischen officier af.
„Ben je gek!" donderde Hayes. „Ben je krankzin
nig, Haven?"
Op dat moment dacht Wilfred Haven inderdaad