Waar zetelt het geheugen?
De Lappen
De schedelvorm
onthult
de geheimen der
persoonlijkheid
door
Dr. Stanley Peters.
Het gelaat van den mensch is de spiegel
van zijn ziel, van zijn karakter. Iedereen
weet hoeveel de eerste indruk beteekent.
Soms duurt het slechts een seconde, maar
toch hij is van het grootste belang. Bijna
altijd zijn het de oogen, die het meeste zeg
gen, maar ook de mond en de neus zijn
karakteristiek, evenals de ooren en de
bouw van het voorhoofd. Een vroolijk ge
trokken mond maakt een veel aangenamer
indruk dan een norsche mond. Een vrij,
open voorhoofd verraadt eerlijkheid en on
bevangenheid.
De wetenschap heeft zich de laatste de
cennia in het bijzonder bezig gehouden
met de wetten der physiognomiek, dat is
(Je leer der gelaatkunde, evenals met de
phrenologie, dat is de leer van de schedel
vorm. Zij heeft geprobeerd om de enkele,
toevallig aangenaam aandoende uiterlijke
kenmerken van het gezicht en van het
hoofd goed te leeren kennen en te verkla-
De natuurlijke adel van een heldhaftig be
roep spreekt uit de door weer en wind ge
modelleerde trekken van dezen ouden
Noordzeevisscher.
ren. De physiognomicus bestudeerde in
hoofdzaak de verhoudingen der onderlinge
„gelaatspartijen", ten opzichte van elkaar
en onderzocht of het voorhoofd de neus of
de kin overweegt. Het voorhoofd getuigt
van predomineerende geestelijke talenten,
de neuslengte belichaamt het uithoudings
vermogen en de kin is karakteristiek voor
de beslistheid.
Het gunstigst is het natuurlijk wanneer
voorhoofd, neus en kin gelijkelijk ontwik
keld zijn, want in dat geval heeft de
mensch een harmonisch karakter.
Het gezicht van een intelligent persoon
vormt, volgens de berekeningen van den
physiognomicus Camper een hoek van
90 Men vindt deze hoek op de beste ma
nier, door een rechte lijn dwars over het
gezicht van het oor naar den ondersten
rand van de neus getrokken te denken.
Voorts een tweede rechte lijn van het uiter
ste punt van het voorhoofd getrokken te
denken naar den ondersten rand van de
neus. Bij geringe intelligentie is de hoek
veel minder dan 90
De oogen spreken een voor iedereen be
grijpelijke taal. Ook de r i m p e 1 s der wan
gen en op het voorhoofd zij- wanneer zij
niet door de ouderdom gevormd werden,
sporen van beleefde gebeurtenissen.
Sommige beroepen hebben zelfs, „beroeps-
gezichten" gevormd. Visschers bijvoorbeeld
hebben doorgroefde, verweerde gezichten,
waaraan zoowel de zon als de wind en de
golven hun deel hebben gehad. Ook het
gezicht van den tooneelspeler, wiens trek
ken zoovele menschelijke karakters moes
ten uitbeelden, heeft het stempel van zijn
beroep ontvangen.
De Phrenoloog gaat een heel stuk ver
der op den weg der karakterkunde. Deze
wetenschap heeft zich de opgave gesteld
om de „monteering" van de hersenpan op
de hersenen te onderzoeken en wetenschap
pelijk te verklaren. Dr. G a 11 was de eer
ste, die, nu ruim honderd jaar geleden, de
grondbeginselen der phrenologie vaststel
de door de plaats der belang-
rijkste menschel ij ke karakter-
teekenen in de hersens, te
ontdekken. Door de ontwikkelingsgeschie
denis der dieren kwam hij tot de conclusie
dat een hoogere ontwikkeling met een vol
maaktere vorming der hersenen hand in
hand gaat. Hoe grooter de intelligentie bij
een dier wordt, des te meer komen de her
sens aan den voorkant naar voren, terwijl
bij de lagere diersoorten de regionen van
het instinct van zelfbehoud het duidelijkst
op den voorgrond treden. Wat voor dieren
geldt, geldt in nog hoogere piate voor de
menschen. Iedere karakteraanleg heeft een
bepaalde plaats in de hersenen, en hoe
grooter die aanleg is, des te meer komt die
in de schedel tot uiting.
„Mijn man heeft een buitengewone m e-
morie!" zegt mevrouw G. bewonderend.
„En ik ik vergeet helaas alles!"
Neemt U zelf eens steekproef op dit phe-
nomeen. De memorie behoort thuis in de
groep van de denk zin en heeft zijn
plaats in het midden van het voorhoofd,
vlak bij het haar. Bij mijnheer G. zal op
deze plaats een bijzondere welving zijn en
bij mevrouw G. misschien juist een klein
kuiltje. Zoo is het ook gesteld bij de ta-
lenaanleg, bij het gevoel voor plaatsbepa
ling enz. enz. Daar die verschillende soor
ten aanleg zich onderling nog sterker ac-
centueeren, vindt men meestal een bijzon
dere ontwikkeling van de gehcele groep,
met andere woorden treden sommige dee-
len van het hoofd zeer sterk naar voren.
De phrenoloog, Dr. von Krensch deelt de
hersens in zeven verschillende groepen.
Elk dezer groepen is karakteristiek voor 'n
bepaald menschentype, wiens voornaam
ste eigenschappen hij aantoont. De eerste
groep noemt hij het „gezel 1 i gh ei d sin-
s t i n c t", dat zich verraadt door 'n sterke
welving van het onderste deel van het ach
terhoofd. De menschen van dit type toonen
een groote aanhankelijkheid en zorg be
treffende hun kinderen, en hebben zij een
groote vaderlandsliefde en behoefte aan
huiselijkheid. Verder is hun trouw in het
huwelijk en in de vriendschap zeer opmer
kelijk. Tot de tweede groep, de „hecrschen-
de neigingen", behooren alle personen met
een sterk aan den bovenkant gewelfd ach
terhoofd. Zij kunnen zich goed concentree-
Bijzonder sterke aanleggen zijn door een
krachtige ontwikkeling der schedel op dc
plaatsen, waaronder de zetel van die aan
leggen zich bevindt, gekenmerkt
ren, hebben een groot zelfbewustzijn, zijn
echter zeer ijdel, wat de aanleiding kan zijn
van eerzuchtigheid. Verdere eigenschap
pen zijn voorzichtigheid, sterkte, uithou
dingsvermogen en traagheid, en daarmee
verbonden rust en nauwgezetheid. Tot dc
derde groep, die van het „instinct tot zelf
behoud" behooren practisch aangelegde
menschen. De schedel toont een bijzondere
gedurende den oorlog hebben in dit op
zicht veel bewijsmateriaal geleverd. Zoo
merkte men bij sommige blessures dat de
zin voor vormen verloren was gegaan, ter
wijl de andere aanleggen der zelfde groep
onbeschadigd waren. Langs operatieven
weg heeft men getracht om slechte, misda
dig aangelegde menschen te veranderen, te
verbeteren* wat ook in sommige gevallen
succes had. Men moet echter niet vergeten
dat de phrenologie een jonge wetenschap
is.
In een Engelsch krankzinnigengesticht
werd een man opgenomen, die voortdurend
melodiën neuriede, omdat hij zich verbeeld
de voortdurend muziek te hooren. Op een
dag zat een der doktoren van het gesticht
in den tuin, naar de radio te luisteren. De
man wandelde in den tuin, en de dokter,
die een Engelsch station had aanstaan,
merkte, dat als dc man voorbij kwam, hij
dezelfde melodieën neuriede als uit de radio
kwamen. De arts stolde een onderzoek in,
en kwam tot de conclusie dat de patiënt
alle muziek, die dat Londen-
sche station uitzond, opving.
Zijn hersenen reageerden dus op een be
paalde golflengte als ontvangstation, het
welk echter weigerde bij alle andere zen
ders. Dit geval is .natuurlijk van onschat
baar belang, op het geheele gebied van de
menschelijke hersenleer..
Dg menschelijke hersenen zullen waar
schijnlijk nog tot vele verrassingen aanlei
ding geven. Dit staat echter vast, dat men
fioor oefening en wilskracht de aparte aan
leggen voortdurend scholen en ontwikke
len kan.
De gezichtshoek als maatstaf van geeste
lijke talenten. Terwijl de gezichtshoek
van de Europeaan van middelmatige intel
ligentie 90 0 bedraagt, hebben de primitie
ve Tropenvolken een gezichtshoek die het
midden houdt tusschen de menschaap en
de zeer ontwikkelde mensch.
welving aan den onderkant van 't hoofd in
de omgeving van het oor. De typische ken
merken van dezen groep zijn strijdlustig
heid en werkzaamheid, zucht naar winst
en de drang om voor zich zelf te kunnen
zorgen. Verder hebben zij ook de neiging
om te verheimelijken, wat in goeden zin
bij diplomaten en kooplui, in slechten zin
bij leugenaars tot uitdrukking komt.
Tot de vierde groep, de „zedelijke of ge
moedszin", die vooral tot uiting komt in
een sterke welving boven op de schedel,
behooren zij, die ethisch aangelegd zijn. De
hoofdkenmerken zijn liefdadigheid en wel
willendheid, hoop, autoriteitsgevoel en fan
tasie. Is de „hoop" zeer sterk ontwikkeld,
dan kan zij tot speculeeron leiden.
De vijfde groep, de „k u n s t z i n", omvat
de aanleg voor constructie, en daarom be
hooren mechanici, architecten en beeldhou
wers tot deze vijfde groep, wier plaats bo
ven het oor is, bijna op dezelfde hoogte als
de slaap. Evenzoo omvat zij de neiging tot
na-apen, dus de karakteristieke eigenschap
van tooneelspelers, evenals de neiging tot
contrasteeren, die sterk bij grappige perso
nen opvalt, vooral geestige spotvogels.
Tot de zesde groep, de „w a a r n e m i n g s-
z i n" behooren die personen, die een bij
zonder gewelfd, breed voorhoofd hebben.
Zij hebben een groot waarnemingsvermo
gen, een goed geheugen, voor personen, zin
voor vormen, voor kleeren, voor gewicht,
voor orde, voor tijd, voor grootte, zoodat zij
goed schatten kunnen, voor geluid en voor
talen.
De zevende en laatste groep is de „d e n k-
z i n", en deze heeft haar zetel in het mid
den en aan den bovenkant van het voor
hoofd. Hier liggen drie soorten aanleg: de
memorie, het combinatievermogen en het
vermogen om critiek te leveren en logisch
te denken.
Iedere aanleg staat op zichzelf en kan
door uitwendige kwetsuren verstoord wor
den. De verschillende hoofdblessures
DE PSYCHOLOGIE VAN DEN
LUISTERAAR.
De psychologen van de Harvard univer
siteit hebben een aantal redenen aangege
ven, waarom vrouwelijke omroepers min
der populair zijn dan mannelijke. Zij heb
ben ontdekt, dat vrouwen er eerder toe ko
men om geaffecteerd te gaan spreken, als
zij weten, dat een groot publiek naar haar
luistert. Verder wezen de geleerden erop,
dat de menschen iets geaffecteerds eerder
opmerken in de stem van een sexegenoot,
terwijl vooral vrouwen op dit punt scherp
opmerken. Verder hebben mannen voor, dat
hun stemmen lager zijn. Alleen bij het
voorlezen van gedichten, wanneer er dus
een romantische stemming moet worden
opgewekt, schijnen vrouwen beter te vol
doen. Aan mannelijke omroepers wordt
daarentegen de voorkeur gegeven bij pro
gramma's, die weer- en nieuwsberichten of
reclame omvatten.
RUSSISCH VERHAALTJE...
Het was lang vóór den oorlog. Een reeds
oude dame, van beroep erftante tus
schen twee haakjes een zeer prettig beroep
bij iedereen ben je welkom reisde van
Berlijn, waar ze bij haar nichtje Tatja-
na gelogeerd had; het was in Berlijn erg
prettig voor tante Anna; ze had er behalve
Tatjana nog drie neven wonen; zulke aar
dige jongens! naar Weenen, waar een
oude vriendin getrouwd was. Tante Anna
dat „Tante" zou ze langen tijd niet hoo
ren, want ze bleef drie maanden weg van
Berlijn verheugde zich erg op Weenen.
Ze was er als baby geweest in de dagen
Links;
Het beroepsgezicht In den loop der eenwen.
Twee groote staatsmannen in de geschie
denis: Fredcrik de Groote en de Pharao
Ramses de Tweede hebben groote overeen
komst in de trekken hunner doodenmas-
kers.
Rechts:
Houding van het hoofd en richting van de
blik verraden de karakteraanleg. Links:
houding van het hoofd van den wilskrach-
tigen mensch. Midden: type van den
geestelijk harmonischen mensch. Rechts:
wijkende kin en opwaarts gerichte blik
zijn teekenen van een nauwgezette, maar
passieve natuur, die besluiteloos is en niet
goed waarnemen kan.
Alle kenmerken van een misdadige natnnr,
zijn in de trekken van deze, eens in een
sensationeel proces gewikkelde Hongaar»
sche zigeuner te lezen.
van het Weensche Congres (1814, Dames
en Heeren), maar daar herinnerde ze zich
niets meer van. Jammer anders het was
een leuke tijd!
Helaas, Anna Annaowitsch bereikte
Weenen niet, want ze werd onderweg ziek.
Zo was ook al oud! En in Praag werd ze
naar het ziekenhuis gebracht, waar zij
zacht en kalm overleed. Toen de neven en
de nicht in Berlijn dat vreeselijke bericht
ontvingen, stortten zij hevige tranen. Nico-
laas Nicolajewitsch vermande zich echter,
en stuurde een telegram naar Praag, waar
in hij vroeg om wat had men anders
van een liefdevolle neef verwacht? het
lijk naar Berlijn te sturen.
Inderdaad kwam reeds spoedig het be
richt, dat het lijk op weg was, en Nicolaas,
die werkelijk het meest van zijn lieve tante
Anna gehouden had hij had 50.000 Mark
schuld ging het afhalen. Later bleek dat
het niet het lijk van tante Anna was, maar
van een Russisch generaal. In uniform.
De neven telegrafeerden toen oogenblik-
kelijk naar Praag:
Het betaalde antwoord:
„Wanneer niet in Berlijn, dan in Petera-
burg."
Toen telegrafeerden de neven naar Pé
tersburg.
„Wat doen met Russisch generaal? Waar
Tante?"
Het antwoord uit Rusland luidde:
„Begraaft generaal zooals U wilt. Tanté
reeds met militaire eer begraven.**
Zij hebben geen huis en geen hof, Ievea
slechts in lichte tenten, die op de
steppen opgeslagen worden.
200 Rendieren
noodig jm te
leven.
Hoe lang de Lappen hun land bewonen,
uit welken uithoek der wereld deze volks
vloed aangespoeld is, dat weet men niet
Men weet alleen, dat zij een met de Fin
nen verwant volk van Mongoolsche af
komst zijn.
Van oudsher woonde een klein deel er
van aan de kust van de IJszee, bij de
Noordkaap. Dat zijn de Zee-lappen; zij wo
nen in ellendige aarden hutten, die eruit
zien als stapels kolen en lijden een arme
lijk visschersbestaan. Tegen de aan de
kust wonende Noorwcegsche visschers, die
hun zeevaart- en vischvang-kunst zoo sterk
hadden kunnen ontwikkelen, moesten zij *t
afleggen.
Zij zijn de armsten der armen in het
Noorsche Rijk en „Moeder Noorwegen" be
schouwt het als een harer voornaamste ta
ken, het lot van haar eenzaamste en Noor
delijkste kinderen te vergemakkelijken.
Maar de Fjell-lappen zijn misschien de
rijkste Noorsche staatsburgers, als men ze
niet taxeert naar de geldbuidels, die norm
zijn voor rijkdom in onze kapitalistische
wereld.
Het leven van de Fjell-lappen is hoofd
zakelijk gebaseerd op de rendierteelt Het
vleesch en de melk van dit dier voeden het
volk; de huid ervan vormt het materiaal
voor hun kleeding en voor hun tenten; hun
gewaden dienen als versiering; hun snelle
hoeven vormen het verkeersmiddel bij uit
stek van dat land.
Tweehonderd rendieren moet een Lap-
Denfamilie hebben, om er van te kunnen,
leven. Menige Lap heeft er meer en als hij
die verkoopt, wordt zijn geldkist zwaarder
maar ook zwaarder van zorgen en van de
kapitalistische aankleve!
Do rendieren maken het leven van de
Lappen niet alleen mogelijk, maar zij rege
len het ookl Zij hebben geen stallen en
worden niet gevoerd. Zij voeden zich met
de spaarzame grassprietjes, die tusschen
de steenen van de hoogvlakten groeien.
Met hun scherpe reuk speuren zij onder
de metersdikke sneeuw, die 's winters ligt,
het rendiermos op en graven het uit.
Maar... zij moeten steeds van standplaats
veranderen, om hun voedsel te kunnen vin
den en daarom moet de Lap dan zijn ten
ten weer afbreken en achter hen aan trek
ken, om elders weer voor korten tijd een
kolonie te stichten. Door de maandenlang
duisternis van den ijskouden wlnternarh
of door de lichtvloed van den maande
langen eersten dag, trokken zij, steed"
zoek naar nieuwe weiden voor hun geld!»
legging: de rendieren!