VAN DIT EN VAN DAT EN VAN ALLES WAT Het meisje verdween Kruiswoordraadsel. DE AVONTUREN VAN PROFJE EN STRUISJE Bijvoegsel der Schager Courant van Zaterdag 26 Januari 1935. No. 9645. ZATERDAGAVONDSCHETS Vrij bewerkt naar het Engelsch, door SIROLF. (Nadruk verboden alle rechten voorbehouden). HARRY, op het punt voor zijn jaarlij ksche vacantie de stad uit te gaan, zat aan zijn tafeltje in de groote lunch room en roerde afwezig in zijn kop thee, terwijl hij met aandacht naar een advertentie voor dames hoeden in een tijdschrift keek. Hij had nog geen flauw idee, waar hij zijn vacantie zou gaan door brengen. Al zijn aandacht was in beslag genomen door de adverten tie voor de dameshoeden. Niet dat hij zoo'n nuttig voorwerp wilde koopen. De kwestie was echter, dat in de advertentie een meisje was afgebeeld, mot zoo'n nieuwe dames hoed op. En Ilarry was verliefd op dat meisje. Hij had haar beeltenis al vele weken lang gezien, in vele advertenties in vele tijdschriften voor breikatoen, stofzuigers, regen mantels, lakschoenen, jumpers en nu dameshoeden. En hoewel hij geen flauw benul had, wie dat veel gefotografeerde meisje, dat al tijd in de advertenties van een heel groot warenhuis stond afgebeeld, was, had hij toch een vurige sym pathie opgevat voor dat onvind bare wezentje, met kuiltjes in haar wangen en een bekoorlijke glim lach, dat hem nu al wekenlang uit tijdschriften en bladen toelachte. Hij wilde nu juist zijn thee uit drinken toen hij, opkijkend, aan een ander tafeltje in de groo te lunchroom het meisje van de dameshoeden-advertentie in leven de: lijve ontdekte! Hij knipperde met de oogen. Waakte hij, of droomde hij? Nee, ze zat daar, en vroeg zich waarschijnlijk af, waar om die jongeman aan dat andere tafeltje plotseling zoo bleek werd en baar zat aan te staren. Trillend op zijn beenen, liep Harry naar het tafeltje van het meisje. „U moet me niet kwalijk nemen," begon hij, „dat ik U zoo zat aan te staren, „maar het merk waardige van het geval was dat ik juist Uw portret had gezien in een tijdschrift, in een advertentie van dameshoeden. Zooiets is natuurlijk heel bijzonder, komt misschien ééns in de honderd jaar voor, dat jo dan opeens het origineel in le vende lijve voor je ziet.'* „Het is niets bijzonders," zei het meisje kalm, „het komt iedere week voor." Hij nam aarzelend aan haar ta feltje plaats. „Ik poseer voor aller lei artikelen", ging het meisje voort, „maar dat is nu afgeloopen. Ik heb er genoeg van. Ik wil niet langer aangegaapt worden door al lerlei menschen, als een wild beest. Ik houd er mee op. Ik wordt ziek van dat eeuwige glimlachen voor den fotograaf, en dat oppassen, of er niet één haar verkeerd zit, en of mijn neus niet glimt, en of ik niet een half pond te zwaar wordt. Ik wil vrij zijn, en doen waar ik zin in heb." „Maar ik ben niet zoo één van die anderen, die U alleen maar aangapen als een wild beest", ver dedigde Harry zich. „Ik kijk in alle tijdschriften juist naar de ad vertenties van U. Ik ik had al door gehoopt, U nog eens te ont moeten en nu Het meisje keek hem glimlachend aan. „Dan bent U nog net op tijd", zei ze, terwijl ze met een zilveren potloodje figuurtjes teekende op een witte menu-kaart, eerst alle maal cirkeltjes, en dan daar om heen vierkantjes. Harry keek naar haar doelloos gekrabbel. „Want ik ga de stad uit." „Met vacantie? Ik ben ook juist op het punt om weg te gaan, en ik weet nog niet waarheen." „Nee," zei ze, „ik ga voor good weg, buiten wonen of zoo." „Gaat U trouwen?" „Nee, juist heelemaal niet. Ik wil niet door de mannen beoor deeld worden naar de kleeren die ik draag in advertenties, en naar het soort poeder dat ik gebruik." „Waat gaat U dan heen?" vroeg Harry hardnekkig. „Dat is een geheim", zei ze, flauwtjes glimlachend en ging heen met een knikje. Harry zag haar een telefooncel ingaan. En even later verdween ze voor goed. Terwijl Harry somber door Lon den rondzwierf, en al twee dagen van zijn vacantie had laten voor bijgaan, zonder iets anders te doen dan naar de lunchroom gaan, waar hij het meisje had ontmoet, in de hoop, dat ze daar misschien nog weer zou terugkeeren, zat de jonge dame in kwestie ergens bui ten aan zee, en was mede-eigena res geworden van een pluimvee houderij, waarvan de oorspronke lijke eigenares een dagje ouder werd. Ze liep er nu rond in een witte over-all, met een doek om haar donkerblonde lokken ge knoopt-, en zag er nog bekoorlijker uit. dan ooit. En ze was hoogst ver ontwaardigd, toen na twee dagen reeds haar eenigste vriendin uit de stad, die ze in vertrouwen genomen had, haar kwam opzoeken. „Wat zie je eruit", begon de vriendin, „ik had je nog zoo ge zegd, het niet te doen." „Wat mankeert er aan me?", vroeg het meisje, en hekeek haai* over-all. „Wat er aan je mankeert? Het is onnatuurlijk, je ziet er mal uit, niemand zal je ooit meer bewon deren!" „Onzin", hield het meisje vol, „als een man werkelijk iets om je geeft, dan bewondert hij je, of je nu in een galatoilet met gekrulde [3~ Horizon taal: Braziliaansche munt Stad in Noorwegen Uiteinde Nadeel Stad in Frankrijk Ontkenning Spaansch edelman Huid Rivier in Duitschland Plaatsje in Overijscl Stad in Siberië Klip Emmer V erticaal: Stilte Stad in België Inhoudsmaat Deel van een plant Vruchtbare plek Vischsoort Nieuw 11. Dwaas 13. Onderwereld 14. Beurtvaart 15. Beroemd persoon 17. Plaats in Duitschland 18. Rivier in Rusland Oplossing van de vorige week. Horizontaal: 1. Wasa; 5. Taak; 9. Mikado; 11. Daad; 13. Als; 14. Ora; 10. K.R.O.; 17. Ad.; 18. Blaas; 20. Po; 21. Laf; 22. Kamer; 24. Lek; 25. Net; 26. Eifel; 28. Pen; 30. P.M.; 31. Netel; 33. Ho; 34. Tip; 36. Iep; 37 Mee; 38. Eert; 40. Leviet; 42. Toon; 43. Rust. Verticaal: 1. Wild; 2. Aks; 3. S.A.: 4. Adolf; 6. Ad.; 7. Aak; 8. Karpet; 9. Maal; 10. Ora; 12. Door; 15. Aak; 18. Baken; 19. Sanel; 21. Lef; 23. Men; 24. Limiet; 26. Epte; 27. Lei; 28. Peper; 29. Roet; 32. Tel; 33. Heet; 35. Pro; 37. Mis; 41. Vu. haren loopt of in een grauwe zak, dat doet er niet toe. En ik wil nu juist niet om de mooie kleeren be wonderd worden, die ik in de ad vertenties draag, ik wil, dat iemand iets om me geeft, uitslui tend om mezelf." „Alle mannen zijn niet zoo, dat ze alleen maar naar je mooie klee ren kijken", zei het vriendinnetje streng, „als Je maar eerst eens een werkelijk knappe, aardige jongen ontmoet had „Nu, om je de waarheid te zeg gen," zei het meisje, „dat heb ik. Juist op mijn laatsten' middag in de stad." „Zoo, en wat zegt hij wel van dat malle werkpak van je, dat je nu aan hebt?" „Niets, want hij heeft het niet gezien, en we zullen elkaar nooit meer terugzien. Ik weet niet hoe hij heet, en hij kent mijn naam niet, en ik bedankte ervoor, mijn pasgenomen besluit aan het wan kelen te laten brengen, door den eersten, den besten knappen Jon gen, die nu werkelijk eens indruk op me maakte, en daarom ben ik weggegaan, zonder hem te zeggen, waar ik heenging." Harry zat weer aan hetzelfde tafeltje in de lunchroom, op dien zelfden dag, dat het meisje in haar verbanningsoord bezoek kreeg van haar vriendin. Hij zat somber om zich heen te kijken, toen het hem plotseling inviel.de hoedenfirma op te bellen, misschien dat die wist, waar het meisje gestoven was, dat in de advertentie stond afgebeeld. Hij ging de telefooncel binnen, de zelfde waar twee dagen geleden het meisje in was binnengegaan, voor ze voor goed heenging. Nog voordat hij het nummer van 't hoedenma- gazijn in het telefoonboek had op gezocht, viel zijn oog op de talloo- ze krabbels, figuurtjes en num mers, die wachtende menschen op het kaft van het telefoonboek had den geteekend. Zijn blik viel op een hoop cirkeltjes, en daarom heen vierkantjes, vlak naast een nummer waarachter Southend-on Sea geschreven stond. Het schoot hem eensklaps te binnen, dat hij diezelfde figuurtjes had gezien, toen ze door het zilveren potloodje van het meisje op de witte menu kaart geteekend werden. Zou zou dat het nummer zijn, van de plaats waarheen ze vertrokken was? Snelbesloten vroeg hij het nummer aan. Even later kwam zijn verbinding, en toen hij de la ge, warme stem hoorde, die niets anders dan „hallo" zei, wist hij, dat het het meisje was. „Ik dacht niet, dat ik je stem nog ooit zou hoo- ren", zei hij. Er volgde een lange pauze, die welsprekend was. „Hoe heb je mij gevonden?" vroeg de lage, warme stem weer. „Als vrou wen wegloopen," zei Harry, „laten ze gewoonlijk wel een klein spoor achter. En dat heb ik gevonden". Toen het meisje, na een zeer langdurig gesprek, van de telefoon, terugkwam, met haar handen in. de broekzakken van haar over-all, vroeg ze eenigszins peinzend aan. haar vriendin: „Zie ik er werke lijk zoo afschuwelijk uit in dit pak?" „Waarom wil je dat nu in eens weten?", vroeg de vriendin achter dochtig. „Och, zoo maar. Alleen", vervolgd de ze blozend, „komt die man waar- over ik je sprak hier naar toe, om zijn vacantie door te brengen WETENSWAARDIGHEDEN. Is het U bekend: dat Aladin of de Wonderlamp 'n verhaal is uit Duizend-en-één-* nacht? dat Aladin daarin werd voorge steld als de zoon van een kleer* maker (Mustapha), die een Afri- kaansche toovenaar ontmoet? d at deze Aladin op zijn reizen! meenam en hem opdroeg in het binnenste der aarde een lamp te gaan halen die bovennatuurlij ka eigenschappen had? dat Aladin na allerlei avonturen: den Wonderlamp verwierf en tot zijn moeder teruggekeerd, er met behulp van die lamp in slaagt, groote schatten te verwerven? dat hij daarna de dochter van; den sultan ten huwelijk kon vra^ gen? dat men in den Londenschen die rentuin een schildpad heeft vani 260 jaar oud? dat het schoonhouden der Lon- densche parken, het oprapen van weggeworpen papier enz. de stad Londen ongeveer duizend gulden; per week kost? 191. Toen ze in de buurt kwamen zagen ze ook de andere mannen. Hebben jullie Profje gevonden? vroeg de kapitein, ter wijl hij haastig op hen toeliep. Maar Profje was niet gevonden, alleen zijn hoedje met de mooie kwast had een van de matrozen aan een slingerplant ont dekt en dat was een heel eind hier van daan. De hoofdzaak was, dat ze nu wis ten in welke richting gezocht moest worden. Maar met de vallende duisternis was zoeken niet meer mogelijk. Er werd daarom een tent opgezet en een flink vuur aangemaakt, deels om gevaarlijke dieren op een afstand te houden, deels ook om Profje, indien hij zich in de na bijheid bevond, de richting te wijzen. 192. Toenwerden weer een paar mannen op wacht gezet en de anderen gingen slapen.- Maar het is te begrijpen, dat daar niet veel van kwam. Iedereen was ongerust, want ze wisten wel hoe ge vaarlijk het is om in een oerwoud te verdwalen, als men niet eens wapens bij zich heeft. Wat er van Profje terecht zou komen, wist niemand. Eigenlijk hadden ze geen van allen hoop hem nog levend te vinden, Struisje was de eeni- ge die den moed niet opgaf, en daar hij niet kon wachten tot het weer licht was, sloop hij de tent "uit en begaf zich op weg. 193. Wat was ondertusschen met Profje gebeurd. Toen hij wegging om wat koel te te zoeken, had hij een prachtige vlin der gezien. Het was er een, zooals hij nooit eerder had gezien, heel groot, met stralende kleuren, en hij vloog zoo lang zaam, dat Profje hem haast kon pak ken. Haast, maar het ging niet zoo ge makkelijk als hij had gedacht. Van bloem tot bloem vloog het diertje en Profje liep er achter aan, zich met moeite een weg banend tusschen de planten. 194. Wonderen van kleuren zag hij op zijn weg en hij vergat alles om zich heen en dacht alleen maar aan bloemen en vlinders. Hij zag geen gevaar en waagde zich steeds verder het bosch in. De vlin der kon hij allang niet meer pakken, maar hij zag andere en plukte hier en daar een bloem. Kevers en spinnen had den zijn belangstelling, hij onderzocht alles op zijn weg en het was bijna on begrijpelijk, dat hij geen ongeluk kreeg. 195. De warmte werd echter tenslotte ondragelijk. Profje werd er duizelig van. Hij zette zich op den grond neer en keelt om zich heen. Waar was de rest van zijn gezelschap, waar was het beschut tend zeil, waar was zijn trouwe Struis- je? Het moest al laat zijn en zijn hor loge had hij niet bij zich. Wat moest hij nu doen? Hij keek wanhopig om zich heen. Dikke zweetdruppels parelden op zijn gezicht.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1935 | | pagina 19