mM
Geestelijk Leven
Voor deskundige inrichting
GEZELLIG!
HET SIERHUIS
j J.J. de Vries
KIJKEn is KO0PET1 Uj CLOECK
Antisemitisme
Jodenhaat
vanJjwB_boekj[ou^ k
B Accountantskantoor W
MODERNE FOTO's EN VERfiROÖTINjEN
Fotogr. Atelier ARPAD MOLDOVAN - Nieuwe Niedorp
Ziet ONZE ETALAGES!
Zaterdag 26 Januari 1935.
Postrekening
No. 23330
SCIiCEl
X>H blad verschijnt dagelijks, behalve Vrijdags. Bij inzending tot
's morgens 8 uur, worden Advertentiën nog zooveel mogelijk in het
eerstuitkomend nummer geplaatst.
Uitgave der N.V. vJi. P. Trapman Co., Schagen.
20 PAGINA'S.
78ste Jaargang. No. 9645
Int. Telef.
No. 20
Prijs per 3 maanden f 1.80. Losse nummers 6 cent. ADVERTEN-
TlëN van 1 tot 5 regels f0.85, iedere regel meer 15 cent vbewijsno.
inbegrepen. Groote letters worden naar plaatsruimte berekend.
door Astor.
oftewel
OM te beginnen wil ik, naar aanleiding van
het ingezonden stuk van den heer Spaans
uit Barsingerhorn, er op wijzen.dat op de
in het vorige artikel genoemde buitenlandsche bij
eenkomst van fascisten, wel Nederlandsche nationaal-
socialisten vertegenwoordigd waren, maar geen
N.S.B.'ers. Het is ook mij bekend, dat de N.S.B. niet
staat op het anti-semitisch standpunt. De bedoelde
vertegenwoordigers behooren tot een der kleinere
groepen hier te lande.
Ik heb sedert eenige weken kennis gemaa/kt met
een groot historisch werk, waarin de gansche ge
schiedenis van het Joodsche volk zeer uitvoerig wordt
behandeld (Geschichte der Juden.door dr. H. Graetz).
Het heeft mij nog dieper de tragiek van die ge
schiedenis doen voelen en telkens weer kwam bij de
lezing de gedachte bij mij op: hoe is 't mogelijk ge
weest, dat een volk zóóveel vervolging en vernede
ring kon ondergaan en tóch zich wist te handhaven?
En het is me steeds duidelijker geworden, dat het
geheim van het volk is geweest de liefde voor de
forah, voor de heilige wet. Ik herinner me
nog levendig een radiorede van A. B. Kleerekooper
•van ongeveer anderhalf jaar geleden, naar aanlei
ding van de Jodenvervolging in Duitschland. In die
rede wees hij zélf een kind van het oude volk
op dit groote feit dat, waarheen de Jood ook verdre
ven werd, hij altijd het boek met zich medenam. Dit
boek was de tbr ah.
Als de zonen van Abraham uitzwermen over de
wereld, dan is het de liefde vóór en de trouw dan
4e torah, welke hen zich als een eenheid doen ge-
voelen.
Vele bladzijden zou ik kunnen vullen met de af
grijselijkste verhalen van de plunderingen en moor
den aan de joden bedreven en van glorieus marte
laarschap. Want niet minder dan de christenen kun
nen de joden trotsch zijn op honderden mannen en
vrouwen, die den dood hebben gekozen boven het
verloochenen hunner overtuiging. Slechts één geval
wil ik uit de tallooze noemen.
Het was in het begin van de eerste kruistocht
r(1096). Fanatieke met het kruis getooide scharen trok
ken van West-Europa naar het Oosten, ter verove
ring van het heilige land. Waar zij kwamen namen
zij de gelegenheid waar om de joden te plunderen
en te doopen. Weigerden zij dit laatste, dan
was hun lot bezegeld. Een bende kruisvaarders komt
In de Duitsche stad Worms. De roomsche bisschop
Allebrandus nam een deel der joodsche gemeente in
zijn paleis op, waarschijnlijk de aanzienlijksten. De
rest was overgeleverd aan de woeste christelijke
benden. De mcnschen werden eenvoudig afgeslacht.
Zij stierven met de belijdenis, „de Heer onze God, Is
een eenig God" op de lippen. Slechts weinigen lieten
zich doopen. Daar waren vrouwen die eerst hunne
kinderen doodden en daarna de hand aan zich zelf
sloegen. De kruisvaarders gingen daarna de huizen
der joden plunderen. Na zeven dagen waren zij aan
de beurt, die een toevlucht hadden gevonden in het
bisschoppelijk paleis. De bisschop richt zich tot de
door hem beschermde joden en zegt hun, dat hij ze
niet langer kan herbergen, als zij zich niet wilden
laten doopen. De joden vragen eenige bedenktijd. In-
tusschen wachtten de bloeddorstige kruisvaarders
voor het paleis, gereed om deze joden naar de kerk
te voeren of in den dood te jagen. Eindelijk wordt
de deur geopend en badend in hun bloed lagen
de joden neer in het vertrek. Zij hadden den dood
door broederhand gekozen boven den christelijken
doop of boven de vermoording door christenen.
Als een treffende bijzonderheid kan omtrent het
gebeuren in Worms nog het volgende worden ver
meld. Een jonge man, Simcha Kohen geheeten, wiens
vader en wiens zeven broeders door de kruisvaarders
waren gedood, wilde niet ongewroken blijven. Hij
neemt den schijn aan van zich te willen laten doo
pen. Maar op het oogenblik, dat hij het sacra
ment des doops zal ontvangen, trekt hij een verbor
gen gehouden mes en doorsteekt een neef van den
bisschop. Daarna wordt hij zelf in de kerk gedood.
Wanneer de kruisvaarders weggetrokken zijn, kun
nen de lijken der joden ter aarde worden besteld.
Achthonderd graven moesten worden gedolvenl
Ziehier één voorbeeld uit honderden.
Het lijkt mij van belang ook den oorsprong te
verhalen van de bekende lasterlijke beschuldiging,
waarover ik in het vorige artikel sprak en welke
weer door Julius Streicher met gemeene bedoelingen
wordt herhaald. In het Fransche stadje Blois, waar
ruim 40 joden woonden, reed een jood op een avond
van het jaar 1171 naar de Loire om zijn paard te
baden en trof aan de rivier een christelijke rijknecht,
wiens paard steigerde en niet in het water te krijgen
was. Deze rijknecht was in dienst van een hooge
stadsbeambte, die anti-joodsch was. Misschien ge
prikkeld door het feit dat de jood wèl en hij niét
zijn doel had bereikt, verklaarde hij aan zijn meester
te hebben gezien hoe de joodsche ruiter een ver
moorden christenjongen in het water had geworpen.
De stadsbeambte, die een zekere joodsche vrouw
Pulcelina, die veel invloed had op zijn (d.i. des be-
ambtes) heer, den graaf Theobald van Chartres, haat
te, vond in het verzinsel van zijn knecht de gelegen
heid om wraak te nemen op zijn vijandin. Hij ver
telt het aan den graaf en dan luidt de aanklacht,
dat de joden een christen jongen hadden gekruisigd
voor hun Paaschviering en daarna het lijk in de
Loire gesmeten.
Graaf Theobald liet daarop alle joden in de ge
vangenis zetten. Alleen Pulcelina bleef vrij, omdat
Theobald voor haar bijzondere gevoelens koesterde.
Zij troostte haar geloofsgenooten met spoedige hulp
harerzijds. Het zou echter anders uitloopen. De
vrouw van Theobald was om begrijpelijke redenen
een bittere vijandin van Pulcelina en zij bracht haal
baat op alle joden over. Zij liet Pulcelina streng be
waken om 't haar onmogelijk te maken den graaf te
ontmoeten.
Waar Pucelina niet kon helpen, poogden de jo
den van Blois door geld aan te bieden de beschuldi
ging ongedaan te maken. Toen mengde zich een
geestelijke in de zaak. Deze zeide tot den graaf, dat
hij de zaak niet lichtvaardig mocht opvatten, wan
neer inderdaad het verhaal van den rijknecht waar
heid bevatte.
Maar hoe zou dit uitgemaakt worden? Daarop
wist men in de bijgeloovige middeleeuwen wel raad.
De waterproef zou genomen worden! Daartoe werd
de knecht in een met water gevulde boot in de ri
vier gebracht en toen hij niet zonk was daarmede het
bewijs geleverd, dat hij waarheid had gesproken.
Dientengevolge gaf graaf Theobald het bevel, dat
alle joden in Blois met den vuurdood moesten wor
den gestraft. Wanneer de brandstapel is opgericht
vraagt de geestelijke den joden of ze zich willen la
ten doopen. Allen weigerden en worden na eerst ge
marteld te zijn, verbrand. Vier en dertig mannen en
zeventien vrouwen gaan zoo den dood in, ook Pul
celina.
Nu moeten wij één ding hierbij niet uit T oog ver
liezen: de Christenen van Blois (eenvoudige bijgeloo
vige menschen zonder twijfel; misschien met enkele
uitzonderingen) gelóófden in de waterproef. De stad3-
kroniek van Blois vermeldt dan ook kortweg: Theo
bald, graaf van Chartres liet meerdere joden van
Blois verbranden, omdat zij voor hun Paaschviering
een Christelijken knaap hadden gekruisigd en daar
na in een zak in de Loire hadden geworpen.
Maar is het niet in-droevig, dat zulk een onge
rijmde beschuldiging, waarvoor zelfs geen schijn van
werkelijk bewijs werd geleverd, eeuwen aaneen zou
blijven nawerken tot in het jaar 1935. Én is het niet
nog veel droeviger, dat men deze beschuldiging ge
bruikt om Christenen tot jodenhaat op te hitsen, d.i.
tot haat tegen medemenschen?
Ik heb 't voorafgaande wat uitvoerig verteld, om
dat ik zoo gaarne zou willen, dat iedere lezer dit nu
heel goed in zich opnam om het nooit meer te ver
geten.
En voorts wensch ik heel bijzonder ieders aan
dacht met nadruk te vestigen op het feit, dat ten
onrechte aan de joden wordt verweten, dat zij geen
lust in werken hebben. Ik noem dit, omdat mij dik
wijls blijkt, dat velen dit zeggen. Het is stellig waar
dat weinig ambachten tegenwoordig door joden ge
regeld worden uitgeoefend. (Voor zoover mij bekend,
zijn er slechts twee vakken, die van ouds niet wer
den gemeden, nl. dat van slager en van bakker. Dit
is begrijpelijk, omdat 't samenhangt met. de voor
schriften van de torah). Maar is dit niet een ge
volg van de uitsluiting der joden van de zijde der
Christenen? De weg tot arbeid was den joden nage
noeg geheel versperd. Van huis uit echter waren zij
geen handelaren en kooplieden, maar landbou
wers. Tot het jaar 70 v. Chr. toe was het joodsche
volk een volk van boeren en landbouwers. En men
behoeft er het Oude Testament slechts op na te le
zen, om dit te begrijpen.
Arbeid heeft altijd in hooge eere gestaan. In het
vorige artikel noemde ik den naam van rabbi Jo-
chanan ben Zakkai, die in Jabne een school stichtte
nè, de verwoesting van Jeruzalem in 70 n. Chr. Wel
nu, tot dezen Jochanan sprak eens een arbeider;
die aan een put bezig was: „ik ben niet minder dan
gij, want de arbeid, dien ik verricht, komt evenzeer
als uwe studie en uwe geleerdheid het algemeen ten
goede." En Jochanan beaamde hem ten volle.
Dezelfde geest spreekt uit een ander geschrift,
waarin wij lezen: „Ik ben een schepsel Gods, maar
mijn naaste, de landbouwer, eveneens. Ik heb mijne
bezigheden in de stad, hij op het veld. Sta ik vroeg
op om mijn taak te vervullen, hij evenzeer om de
zijne te verrichten. M ij n werk kan h ij niet over
nemen, i k evenmin het z ij n e. Zou m ij daarom
Torenplein Schagen
LEERAAR BOEKHOUDEN M.O. V
meer achting of eerbied dan hem toekomen? Geens
zins, hebben wij toch geleerd: de een meer, de ander
minder, doet niets ter zake, indien het doel maar ver
heven is."
Met deze uitspraken, die met vele andere zouden
kunnen worden vermeerderd, meen ik te mogen vol
staan. Er blijkt voldoende uit, dat de joodsche le
vensbeschouwing, gepredikt in de joodsche geschrif
ten, die algemeen als gezaghebbend werden be
schouwd, een hooge waarde toekende aan den ar
beid. De Christenen zijn het ge
weest, die de joden hebben ver
hinderd naar de voorschriften
n de door hen vereerde, heilige
boeken zich te gedragen.
De proef op de som wordt geleverd door wat wij
tegenwoordig in ons land b.v. zien. Vele uit Hitler-
Duitschiand verdreven joden leggen zich thans toe
op den landbouw met 't oog op de 'aanstaande vesti
ging in Palesina. En zij doen het met grooten ijver.
Van werken gesproken: waar de joden van den li-
;hasiëlijken arbeid eeuwenlang zoo goed als uitgc
sloten waren, hebben zij welk een taaie energie
onder een uitgeworpen en vernederd volk! zich met
te meer ijver op geestelijken arbeid toegelegd. In de
middeleeuwen, toen de wetenschap door de Christe
lijke kerk w.erd tegengewerkt, en nagenoeg geheel
werd vermoord, waren het de Arabieren en de
joden, die haar dienden en vooruitbrachten. En
nóg kunnen wij wijzen op groote denkers en geleerde
onderzoekers, die onschatbare diensten aan. de
menschheid hebben bewezen. Ilc behoef slechts de
namen te noemen van Spinoza, den grooten wijsgeer,
van Mozes Mendelsohn, den vriend en geestverwant
van. Lessing (die het prachtige drama Nathan de
Wijze aan de wereld heeft gegeven), van Karl Marx,
van Lasalle, van Einstein, van Freud (de grondleg
ger van de wetenschap der psycho-analyse). Ik wijs
op een dichter als Heinrich Heine. Ik vermeld dat
vooral de medische en de wiskundige wetenschap
onder haar schitterendste vertegenwoordigers joden
heeft gehad en nóg heeft.
Inderdaad: de, joden hebben een niet gering aan
deel geleverd voor de geestelijke verheffing der
menschheid.
En in plaats van op de joden neer te zien met
verachting, zouden wij veeleer tot hen moeten óp
zien met bewondering en dankbaarheid.
Dat de joodsche bankiers zich een invloedrijke po
sitie hebben veroverd in de wereldhuishouding en
daardoor veel macht hebben verkregen is een gevolg
van hun intelligentie. En het mag nooit een reden
voor ons zijn om hen daarom als joden te haten.
Als Christenen hetzelfde hadden kunnen bereiken,
zouden zij precies hetzelfde hebben gedaan. Zij zijn
geen haar beter en evenzeer slachtoffer van het mam-
monnistisch streven in een kapitalistische wereld.
En ook bij de joden is de diepe klove tusschen arm
en rijk. Ik idealiseer hen in geenen deele.
Toch kunnen Christenen nog wel iets van de joden
leeren. En hier denk ik in 't bijzonder aan wat ik
bij hen ten zeerste waardeer. Aandoenlijk haast is
de liefde van de kinderen voor de ouders en de stil
zwijgende, vanzelfsprekende zorg, waarmede zij deze
omringen. Wel diep is in hun wezen doorgedrongen
het „eert uw vader en uwe moeder" in dien zin, dat
zij deze nooit aan hun lot overlaten. Waarachtig,
voor hen is 't niet noodig geweest, dat in Neder
land in de wet moest worden opgenomen, dat kinde
ren moeten bijdragen in de kosten van onderhoud
hunner ouders.
Misschien is een enkele lezer geneigd om te den
ken, dat ik in mijn beschouwing ten opzichte van
de joden eenzijdig en bevooroordeeld ben. Inderdaad
houd ik heel veel van het joodsche volk. Om ver
schillende redenen.
Ie. Omdat ik hun beteekenis voor de cultureele
ontwikkeling ken.
2e. Omdat *k zeer gevoelig ben voor de hun
eigen geestigheid.
3e. Omdat ik van mijn jeugd af joodsche vrien
den heb gehad en nog altijd de hartelijkste bewij
zen van vriendschap en van gastvrijheid van hunne
zijde ontvang.
Maar dit doet mij de oogen niet sluiten voor eigen
schappen, die ik minder mooi vind Ik ken joden,
die lawaaierig, opdringerig en aanstellerig zijn. En
in 't algemeen kan men vernemen, dat velen zich
van buitengewone kwaliteit,
Ook 's Zondags geopend.
is 't thee-uurtje bij 'n servies uit
De echte Engelsche thee-,
ontbijt- en tafelserviezen van de
beroemde W O O D-fabrieken
zijn zéér mooi van vorm en
fraai van décor, terwijl de prijzen
thans buitengewoon laag zijn.
Beleefd aanbevelend, J. KLERK,
Laagzijde 27 Schagen
hieraan ergeren en dan spreken van raseigenschap
pen. Ik geloof dat dit ten onrechte geschiedt. Ik zie
deze eigenschappen opkomen bij de joden als een
reactie op het verleden. Waar menschen gedurende
eeuwen als minderwaardigen zijn beschouwd, daar
heeft zich bij hen ook inderdaad een soort van min
derwaardigheidsgevoel zich uitend in onderwor-
heid en in het zoeken van gunst bij de grooten dor
aarde ontwikkeld. En als dan een tijd aanbreekt
waarin, althans wettelijk, de joden op één lijn wor
den gesteld met de christenen, (In het einde der
achttiende eeuw b.v. krijgen zij in Nederland liet
volle burgerrecht) wanneer de ghetto's verdwijnen
dan is het psychologisch volkomen verklaarbaar, dat
bij vele joden het oude minderwaardigheidsgevoel
omslaat in het tegendeel.
De werkelijk beschaafde jood is echter allang ho
ven deze eigenschappen uitgegroeid. Maar diezelfde
beschaafde jood leeft nog steeds'in een wereld, waar
in hij de jood is en dat is een schande voor de
christenen. Nog zijn er kringen, waarin men niet of
slechts noode, joden toelaat. Een jeugdvriend van mij,
een nog levende dokter van algemeene bekendheid,
zeide mij eens: er gaat geen dag voorbij, waarin ik
niet door de bejegening, door een woord, een blik,
een gelaatsuitdrukking van andere menschen, ge
voel dat ik maar een jood ben.
En waar wij thans leven in een tijd van oplevend
antisemitisme (één mijner beste vrienden, een jood,
zeide mij nog maar een paar weken geleden, dat hij
kon opmerken dat het antisemitisme d.i. de jodenhaat
toenam) hebben wij als menschen, die universeel voe
len en denken, den duren plicht daartegen in ver
zet te komen. Het antisemitisme beteekent een aan
klacht tegen de christenen. Zij veroordeelen daar
mede zichzelf. Zij toonen daarmede nog heel ver
af te staan van hen, dien zij als hun heiland vereeren
en voor wien er geen joden en grieken en heidenen
bestonden, maar alleen menschen.
Veel bij de joden is voor. niet-joden dwaas en be
lachelijk, b.v. hun ritueel. Maar kan een ritueele jood
niet een even goed mensch zijn als een kerkelijk-
stipte roomsche of een orthodoxe of vrijzinnig pro
testant?
Éénmaal verdwijnen toch al die uiterlijke verschil
len, die immers voor 't grootste deel op de traditie
zich gronden. Dan blijft alleen de mensch over en die
mensch staat meer of minder hoog niet omdat hij
jood of niet-jood is, maar omdat hij meer of minder
streeft naar waarheid, gerechtigheid en liefde.
ASTOR.
P.S. Ik had juist het artikel geschreven, toen ik
een brief ontving van G. Naar aanleiding daarvan
nog een enkele opmerking vóór ik mijn artikel ver
zend. Ook ik heb het boek „Duitschland zet de klok
terug" gelezen en weet dus hoe het Duitsche natio-
naal-socialisme de joden-kwestie heeft geëxploiteerd.
Eveneens weet ik erg best, dat in de joodsche wereld
dezelfde tegenstellingen bestaan als in de overige ka
pitalistische wereld. Maar het was mijn doel om in
mijn beide artikelen den nadruk te leggen op de twee
hoofdoorzaken van het anti-semitisme. En deze
schuilen bij de kerk en het kerkelijk fanatisme én
zijn een gevolg van economischen naijver. De tweede
oorzaak zal worden weggenomen zoodra de econo
mische chaos van thans plaats zal hebben gemaakt
voor een goed geordende samenleving. Maar dan zal
de eerste oorzaak nog lang blijven nawerken. Een ge
voel dat eeuwen aaneen gekweekt is, verdwijnt niet
zoo gemakkelijk. En* G. zal 't wel met me eens zijn,
als ik zeg dat de Duitsche nationaal-socialisten met
hun anti-semitische propaganda nooit zooveel zouden
hebben bereikt, wanneer dit anti-semitisme niet slui
merde in de volksziel!
Als G. een interessant en schitterend geschreven
boek wil lezen, raad ik hem aan kennis te nemen
van het werk van Albert Londres: „De wandelende
jood is thuis!" Uitgave van Schcltens en Giltay, Am
sterdam.