Raad Schagen De begrootings- debatten hervat. De boventallige onderwijzer aan de O.L.- school gehandhaafd. - De straatbelasting ver= hoogd. Geen verhooging van opcenten personeele belasting. De Vleeschkeu- ringsdiensten de salarissen Maandagavond werd de Woensdagavond geschor ste raadsvergadering voortgezet, tot verdere behande ling van de begrooting 1935. Voorzitter de heer J. Cornelissen, burgemeester; secretaris de heer A. C. Roggeveen. Alle leden zijn aanwezig. Allereerst komt in stemming het voorstel van B. en W. om geen gevolg te geven aan het verzoek van den Schager Bestuurdersbond, om zich tot de regee ring te wenden tot verbetering van de steunnormen enz. De heer Van Erp verklaart, het met B. en W. eens te zijn, in hoofdzaak om het motief van den Voor zitter, dat het hier betreft een taak van de volksregee- ring. Als 20 vuurwerkmannen in de Tweede Kamer niet bij machte zijn om de regeering van de noodza kelijkheid tot verbetering te overtuigen, ziet spr. niet in waarom de Schager Bestuurdersbond de gemeente raad er voor moest spannen. Het voorstel van B. en W. wordt aangenomen met 7 tegen 4 stemmen, die van de heeren Bakker, Orsel. Klaver en De Veer. Daarna wordt opnieuw gestemd over het voorstel- Orsel, om de staangelden voor de marktkooplieden van f 1.op f 0.75 te brengen (voor plaatsgenooten op f0.50). Dit voorstel wordt aangenomen met 7 tegen 4 stemmen, die van de heeren De Vries, Blaauboer, De Veer en Van Nuland. Vervolgens wordt overgegaan tot voortzetting van de behandeling der begrooting, dienst 1935. Wat de Eierveiling betreft, meent de commissie dat bij de tegenwoordige vooruitzichten de directeur van dat bedrijf geen volle werkweek meer noodig zal heb ben en zij stelt dan ook voor het salaris op f 1500 te bepalen inplaats van op f 1800. B. en W. oordeelen, dat als het bedrijf in 1935 nog meer terug zou loopen, dit geen vermindering van de werkzaamheden voor den directeur tot gevolg zou geven. Dan zal er loon voor losse arbeiders bespaard kunnen worden. Een jaarwedde van f1800 achten B. en W. niet te hoog. De heer Van Nuland wijst er op dat de meerder heid der begrootingscommissie van oordeel is, dat het salaris uit 2 bestanddeelen bestaat, n.1. Ie. uit het salaris als directeur zijnde, 2e. uit dagloon hem toegekend voor het schouwen en inpakken der eieren. Spr. vraagt allereerst of het wel gewettigd is dat het dagloon nog maar steeds op f5.50 blijft gehandhaafd, want sedert 19261927 is er toch wel iets in de we reld gebeurd. Z.i. is een dagloon van f4.50 ruim schoots voldoende. De vraag is bovendien of de jaar- wedderegeling bij den tegenwoordigen toestand wel bestendigd kan blijven. Spr. wijst op den teruggang van het bedrijf, een teruggang die blijkt uit de'vol gende cijfers: laatste markt in Januari 1932 een aan voer van 96000 eieren, in 1933 70.000, in 1934 60.000 eieren en laatste markt in Januari 1935 42.000 eieren. Dit beteekent dus een belangrijke vermindering van werkzaamheden. Ook de opbrengst voor het bedrijf verminderde sterk en bedroeg öp genoemde dagen respectievelijk f 124.60, f98, f78 en f46.50. Dit alles in aanmerking genomen, oordeelt de meerderheid der commissie een salaris van f 1300 billijker dan een salaris van f 1800; maar omdat er ook drukkere markten zijn, wil de commissie volstaan met een sa laris van f 1500. De heer Van Erp verheugt er zich over dat B. en W. en de eierveilingcommissie nu met een andere salarisregeling komen en daardoor willen breken met de onjuistheid dat de directeur zich zelf betaalt voor de losse diensten. Z.i. is het argument van den heer Van Nuland niet juist, dat als het bedrijf terug gaat, ook het salaris verminderd moet worden. De heer De Vries toont met cijfers aan de groote teruggang van aanvoer en opbrengst en wijst er te vens op dat aan arbeidsloonen 22 minder wordt uitgegeven. Die belangrijke vermindering is verkre gen door inkrimping van losse krachten en daar doelen B. en W. dan ook op, als zij zeggen dat nog meerdere teruggang niet beteekent minder arbeid voor den direceur. Juist in dezen ook voor dit be drijf zoo moeilijken tijd, worden er hooge eischen aan het beleid van den directeur gesteld en dan oordee len B. en W. een netto salaris van f 1548 niet te hoog. De heer Schoorl zegt als lid van de Eierveilingcom missie 't met het voorstel van B. en W. eens te zijn en wijst er op dat er hier geen sprake is van verhooging van inkomsten van den directeur. Ook spr. oordeelt dat er geen sprake is van minder werk. De heer Orsel vraagt zich af of de heer Van Nu land wel de bevoegdheid heeft, om het werk van den directeur te beoordeelen, want inlichtingen naar de werkzaamheden zijn door niemand bij den direc teur gevraagd. De heer Van Nuland antwoordt, dat hij zich vol doende gegevens heeft verschaft, vroeger lid van de commissie van de eierveiling is geweest en zich vol doende gerechtigd acht een oordeel te vellen. Spr. wijst er den heer Van Erp op, dat het thans gaat over het bepalen van een nieuwe jaarwedde en men dan wel degelijk op de rendabiliteit van het bedrijf heeft te letten. Ook vroeger werd getracht, zelfs wel door de commissie om klanten te winnen. De heer Van Erp: Een studiereis. De Voorzitter: Moskou! De heer Van Nuland wijst nog eens op het onver anderde dagloon van f5.50. De heer Mr. Buiskool meent, dat de heer Van Nu land over 't hoofd ziet, dat hij den teruggang van het bedrijf bespaard wordt op losse krachten en uit dien hoofde heeft spr. geen bezwaar het voorstel van B. en W. te accepteeren. De heer Stam deelt mede, aanvankelijk met het voorstel van de begrotingscommissie te hebben in gestemd, maar gehoord het eenparig advies der eierveilingscommissie, gaat epr. accoord met het voorstel van B. en W. Met 9 tegen 2 stemmen, die van de heeren Bakker en Van Nuland, wordt het voorstel van B. en W. aangenomen. B. en W. achten de jaarwedde van Vlottes, met het oog op de vele werkzaamheden voor baggerregeling en werkverschaffing te laag en stellen voor het te be palen op f 15.05 per week. Zonder bespreking wordt aldus besloten. Een protest van de begrootingscommissie. Aan het slot van de beantwoording der opmerkin gen door de commissie gemaakt, merken B. en W. op, dat h.i. vele opmerkingen van de commissie ach terwege hadden kunnen blijven, als de commissie zich had voorzien van de toelichting van den secre taris of den len ambtenaar ter secretarie. De heer Van Nuland zegt, dat de commissie hem heeft opgedragen, mede te deelen, dat de commissie het alles behalve prettig heeft gevonden, deze slot tirade te moeten aantreffen. De begrootingscommis sie is bijna een permanente commissie, heeft 4 jaar lang belangrijk werk gedaan, heeft gezorgd voor duidelijke uiteenzetting en zij acht dan ook een der gelijke opmerking in strijd met alle burgerlijke be leefdheid. Spr. begrijpt bovendien niet hoe B. en W. die opmerking konden maken, want de commissie dient haar werk te doen buiten eiken ambte- nar om, terwijl B en W. dan verplicht zijn inlichtin gen aan de commissie tp verstrekken. Dat B. en W. de commissie een dergelijk verwijt in de schoenen schuift, daartegen wil de commissie met kracht pro testeeren. Spr. weet ook niet welke aanmerkingen achterwege hadden kunnen blijven. Alle aanmerkin gen sneden hout en ze zijn bijna allen door den raad geaccepteerd. Op grond van al die feiten oordeelt de commisie, dat de opmerking van B. en W. weinig blijk van dankbaarheid en fijn gevoel geeft. De boventallige onderwijskracht aan de O. L. schooL Waar de heer Van Nuland aanstonds de verga dering zal moeten verlaten, verzoekt hij den Voor zitter allereerst in bespreking te willen brengen het adres van de afdeeling Volksonderwijs om niet over te gaan tot ontslag van de boventallige leerkracht. De Voorzitter merkt op, dat waar de heer Van Nuland altijd zoo vriendelijk jegens B. en W. is, spr. met genoegen aan den wensch van den heer Van Nuland tegemoet wil komen. De heer Van Nuland deelt dan mede, dat over de zen post ook door de commissie was gesproken, dat 'n deel der commissie van oordeel was dat de boven tallige leerkracht wel 'gemist zou kunnen worden en dat de commissie voorop stelde dat-B. en W. eerst wel overleg met het hoofd der school zouden hebben gepleegd. In dat geval zou de commissie zich niet tegen het voorstel verzetten en om die reden heeft ze omtrent deze aangelegenheid geen opmerking in haar rapport gemaakt. De heer Orsel heeft met groote verwondering ken nis genomen van dit voorstel van B. en W. en het heeft hem bevreemd, dat B. en W. over deze aange legenheid niet het advies van het hoofd der school hebben ingewonnen. Het was plicht geweest eerst overleg te plegen en hem is gebleken dat meerdere malen dat overleg met de hoofden der scholen niet geschiedt. Spr. wijst op het te groote aantal leerlin gen voor diverse klassen, een aantal dat fnuikend voor het onderwijs zal zijn. Hij kan zich indenken dat uit bezuinigingsoogpunt het voorstel wordt ge daan, maar waar de slechte begrooting veroorzaakt wordt door de nieuwe rijksregeling t.a.v. het werk fonds, zal spr. er niet aan mede werken het open baar onderwijs er onder te laten lijden. Het openbaar onderwijs is den laatsten tijd al genoeg afgeslacht. Spr. vraagt zich bovendien af of de door B. en W. be oogde bezuiniging wel veel beteekent,- nu al weer een maand is verloopen. Spr. is voorts gebleken dat bij aanstelling van een lcweekeling het hoofd der school niet van plan is een der onderwijzers te doen op schuiven. Ook de heer Mr. Buiskool vindt het jammer, dat geen advies aan het hoofd der school is gevraagd, waardoor spr. zich genoodzaakt zag zich zelf te oriënteeren. Spr. deelt dan mede, dat de klasse-in deeling en het gehalte der leerlingen van dien aard zijn, dat opschuiving onmogelijk is en dat, als het voorstel van B. en W. werd aangenomen, de kwee- keling dus zou krijgen de vijfde klasse. Voor een kweekeling zou het onmogelijk zijn een der moeilijk ste klasse zonder hulp te bedienen en het hoofd der school zou dan de aangewezen persoon zijn om controle en leiding te geven. Evenwel dit zou weer zijn ten nadeele van klasse 7, een klas die aange wezen is voor verder onderwijs en dus bijzondere zorg behoeft. Spr. toont verder aan, dat als de bo ventallige leerkracht zou worden ontslagen, en niet vervangen door een leerkracht, de klasse-indeeling zóó zou worden, dat het onderwijs ten zeerste zou worden geschaad. Bovendien, 1935 is voor de toe lating van nieuwe leerlingen een bijzonder jaar. Door verhooging van de leeftijdsgrens is dit jaar het aantal nieuwe leerlingen maar 24 geweest, in normale tijden bedraagt het 40 a 50 en in 1935 zal die toestand weer normaal, zijn. Spr. noemt voorts het door B. en W. genoemde salaris voor den kwee keling een fooi; wijst op de toename van het aantal ingezetenen, verwacht dus een toename van het aantal leerlingen, zoodat de gemeente weldra weer een leerkracht voor rijksrekening zal kunnen ne men. Spr. brengt vervolgens het legaat Mulder, groot f300 in 't geding en meent dat de gemeente niet zal mogen voortgaan dit bedrag te toucheeren, wanneer de gemeente zich geen enkele uitgaaf voor een onderwijzer getroost. Ook wijst spr. op het ge vaar, dat waar de gemeente thans heeft een bruik bare kracht, we bij het op wachtgeld stellen met den boventalligen onderwijzer kunnen worden op gescheept met een minder gewenschte leerkracht. De heer Orsel merkt nog op, dat als de bovental lige onderwijzer zou worden ontslagen en hij zou als kweekeling worden aangesteld, de gemeente dezen jongen man f 800 uit zijn zak zou hebben ge klopt. Ook de heer De Veer wijst op de klasse-indeeling en meent dat de raad zich op onveilig zou stellen als de boventallige onderwijskracht, een uitsteken de onderwijzer, zou worden ontslagen. Het zou bo vendien zijn, misbruik maken van de omstandig heden, als de kweekeling dan nog geen f500 zou worden gegeven. Spr. acht het onverantwoord, en oordeelt met zulk een groot aantal leerlingen een boventallige kracht noodig. De heer Van Erp zegt dat een der voornaamste oorzaken van het voorstel van B. en W. is, de be zuiniging. Spr. vraagt alsnog de motiveering van de beide wethouders om in navolging van hun voor gangers het openbaar onderwijs den nek om te draaien. Ook spr. drukt er zijn spijt over uit, dat B. en W. geen overleg met liet hoofd der school hebben gepleegd en zij ook de oudercommissie er niet in hebben gekend. Spr. meent dat nog wel an dere punten der begrooting voor schrapping in aan merking komen. De heer Bakker wijst op de geringe beteekenis van de bezuiniging, nu 2/12 van het jaar al om zijn. De Voorzitter zegt dat het B. en W. achteraf wel spijt, dat niet het advies van B. en W. is ge vraagd ,maar het ging hier om een bezuinigings kwestie. Als advies zou zijn gevraagd, zou het H. d. S. de kwestie hebben bezien uit het oog van onderwijskwestie. Spr. is ook voor zeer goed volks onderwijs, maar de kans om weer meer belasting te moeten heffen zat er achter. Spr. begrijpt echter de houding van den beer Bakker niet, dat deze zijn oordeel niet in het rapport der begrootingscommis sie meedeelde. De heer De Vries acht het geen benijdenswaardige taak dit voorstel van B. en W. te verdedigen, want t.a.v. het openbaar onderwijs heeft spr. nog oude plunje. Dat het voorstel wordt gedaan spruit voort uit de ijzeren noodzakelijkheid, evenals dat verleden jaar het geval was. B. en W. hebben zich verplicht gezien het mes erin te zetten en om het onderwijs zoo weinig mogelijk afbreuk te doen wil den zij een kweekeling met acte aanstellen. Iedere f 170 besparing beteekent een opcent op de perso neele belasting minder. Wat het plegen van overleg betreft. B. en W. hebben het juist niet gedaan om dat het voor den heer Brouwer een moeilijke kwes tie zou zijn. Immers niet alleen dat hij zou zijn voor behoud van een leerkracht, het betrof hier ook nog zijn zoon. Onjuist is het echter dat de heer Brou wer niet bekend was met de plannen van B. en W. Als loco-burgemeester heeft spr. zelf den heer Brou wer mededeeling gedaan van de plannen van B. en W. De Voorzitter deelt mede dat de tot nu toe aange brachte wijzigingen in de begrooting den volgenden stand aangeven: ongunstiger f 2388; voordeeliger f 186*12, zoodat de begrooting een ongunstiger beeld van f 525.88 vertoont. De heer Van Nuland verlaat de vergadering. De heer Schoorl zegt dat hij de laatste jaren niet is ingegaan op de stekelige opmerkingen van den heer Van Erp, (de heer Van Erp interrumpeert), omdat, zegt spr., hij niet tegen den grooten man van Schagen op kon. Maar ditmaal wil hij een uitzon dering maken en wel waar de heer Van Erp sprak over de voorgangers van he! college van B. en W., daarbij hier blijkbaar bedoelende den heer Leguit en spreker. Zij hebben als toenmalige wethouders voorgesteld een overtollige onderwijskracht te ont slaan, omdat zij oordeelden dat het onderwijs er niet onder zou lijden en de organisatietalenten van den heer Brouwer wel tegen de te verwachten moei lijkheden zouden zijn opgewassen. Later is ook wel gebleken dat het onderwijs er niet onder heeft ge leden. De begrootingscommissie ging thans van het standpunt uit dat B. en W. zich van het advies van het hoofd der school zouden hebben voorzien en waar het de commissie was gebleken hoe krap het met den belastingdruk stond, heeft de commissie besloten een afwachtende houding aan te nemen. Het' blijkt nu echter dat uit de richting van het H. d. S. groote bezwaren tegen het voorstel van B. en W. zijn in te brengen, en spr. kan nu niet de vrijheid nemen met het voorstel van B. en W. mee te gaan. Den heer Mr. Buiskool heeft het pijn gedaan dat de heer De Vries mededeelde dat het H. d. S. geen advies was gevraagd, omdat het zoo'n netelige po sitie voor het Hoofd zou zijn. Spr. meent dat daar door, zij het ongewild, een blaam op den heer Brou wer wordt geworpen, want de heer Brouwer zou volkomen objectief zijn meening naar voren bren gen. Spr. meent dat de aanval van den Voorzitter op den heer Bakker een beetje te hard is geweest, doch dat dé commissie in haar rapport had behooren mede te deelen dat de leden der commissie zich hun houding zouden voorbehouden. Spr. wijst er voorts op dat we den laatsten tijd nogal eens vergast wor den op radio-redevoeringen van den heer Marcbant, die verandering van spelling bepleit en daartegen over minder aantal leerkrachten in de scholen wenscht. Het zal goed zijn als de raad nu maar eens blijk geeft zich niet zonder meer neer te zullen leg gen bij de voorgeschreven veranderingen. De heer De Vries verklaart dat het geenszins de bedoeling is geweest een blaam op den heer Brou wer te werpen. De heer Blaauboer is nog niet overtuigd, dat het voorstel van B. en W. niet in 't belang der gemeente zou zijn. Spr. wijst op den drang die Ged. Staten den laatsten tijd op de gemeentebesturen uitoefe nen en op het feit, dat t.a.v. de belastingvoorstellen meerdere gemeenten boventallige leerkrachten heb ben moeten ontslaan. Om buiten de critielc van Ged. Staten te blijven achtten B. en W. het voorstel ge- wenscht. De heer Stam juicht het voorstel van B. en W. uit bezuinigingsoverweging toe, maar gezien het be lang van het onderwijs acht spr. één boventalligen onderwijzer op de 7 niet te hoog. De heer Van Erp merkt op dat hij met de voorgan gers van de wethouders bedoelde hoogere function- narissen, de voorgangers van het huidige college van B. en W. acht spr. niet belangrijk genoeg om daar aandacht aan te schenken. Wat de opmerking van den heer Blaauboer betreft, spr. wijst op het treu rige resultaat dat de raad in twee dagen f 500 ach teruit heeft gepraat, de een duwt, de ander trekt. De heer Schoorl: Een dictator! De heer Van Erp: Althans minder menschen, die meenen het zoo goed te weten. Spr. meent overigens dat er voldoende middelen zijn om over geldmidde len te beschikken. Het voorstel van B. en W. om den boventalligen leerkracht te ontslaan, wordt verworpen met 8 te gen 2 stemmen, voor stemden de" heeren De Vries en Blaauboer. Nieuwe bezuinigingsvoorstellen. De heer Van Erp wil nu diverse bezuinigingsvoor stellen doen, doch de Voorzitter acht het onjuist om nu weer terug te komen op voorstellen, die vo rig maal reeds zijn behandeld. De heer Van Erp stelt dan voor de post f 400 pre- sentiegeld raadsleden geheel te schrappen. Commen taar acht spr. onnoodig. De heer Mr. Buiskool steunt dit voorstel, de ge meente heeft nu straks een offer gebracht aan het onderwijs en de vergaderingen worden bijna altijd 's avonds gehouden. De heer Stam vindt dat iedereen in de gelegen heid moet zijn het raadslidmaatschap waar te ne men. Het voorstel wordt verworpen met 8 tegen 2 stem men, die van de heeren Mr. Buiskool en Van Erp. Bij den post f200 voor subsidie Handelswinter- avondschool, zegt de heer Van Erp, dat spr. meent niet-officieel te weten, dat deze vereeniging over geldmiddelen beschikt en dus het geld niet noodig heeft. De Voorzitter wijst op het belang voor Schagen, een dergelijke onderwijsinrichting te hebben; geeft in overweging den post niet te schrappen, doch zegt een onderzoek toe. De heer Van Erp vraagt of subsidie Schager Ijs baan wel noodig is, nu er een nieuwe ijsbaan is. De heeren Schoorl en De Veer wijzen op de wen- schelijkheid, dat toegangsbanen worden gemaakt en bovendien zal de gemeente het geld dan in den vorm van steungeld moeten uitgeven. De post blijft gehandhaafd. De heer Van Erp had gaarne gezien, dat de nacht wacht Lievens een sterkere salarisverhooging had gekregen. Spr. wijst op de noodzakelijkheid, dat de ze persoon onafhankelijk is. Spr. wijst verder op de stappen die Amsterdam bijv. bij de regecring doet, om mildere bepalingen te verkrijgen t.a.v. de personeele belastingen voor café's e.d. Als de minis ter te dien aanzien een besluit neemt, vraagt spr. de aandacht ervoor van B. en W. De straatbelasting. De heer Schoorl merkt op, dat volstaan zal kun nen worden met de verhooging van de straatbe- lasling n.1. met 1 pet., verhooging van 5 opcenten personeele belasting zal niet noodig zijn. Aldus wordt besloten. Sterke bezuinigingsvoorstellen. De heer Van Erp meent dat bij den Vleeschkeu- ringsdienst verschillende functionarissen zijn, die 'n veel te hoog salaris genieten. Spr. zal een voor stel doen en hoopt dat de vertegenwoordiger in de commissie, de heer Blaauboer, dan het oordeel van don raad in de commissie zal willen brengen. Spr. stelt dan voor het salaris van den directeur-keur meester te verlagen met f1000 en dat van den se cretaris penningmeester eveneens met f 1000. Spr. wijst er voorts op, dat over deze inrichting ettelijke klachten worden vernomen, waaruit zou blijken, dat het zijn van rijksveearts niet vereenigbaar is. met dat van directeur-keurmeester dezer inrichting, want dat er boeren zouden zijn, de den hr. De Boer als veearts nemen, omdat dit invloed geeft op het al of niet afkeuren der beesten. Als deze f2000 wordt bezuinigd, zal dat voor een groot gedeelte bc- teekenen de rente voor de stichtingskapitalen en zullen de menschen die het vee inbrengen, er wel licht meer van kunnen profiteeren. De heer Blaauboer zegt niet aan het daarstellen van die functies te hebben meegewerkt en het is moeilijk om maar in een klap die besluiten af te doen. Er is tenslotte nog iets als een rechtspositie ook en de commissie heeft geoordeeld dat niet ver der met salarisvermindcring moest worden gegaan dan mei de tijdelijke kortng en de pensioenaftrek De heer Van Erp zegt dat over ontslag niet wordt gesproken, dat is sprekers persoonlijke opvatting, maar spr. wil het meer over de salarissen hebben. De heer Blaauboer: Dus mijnheer De Boer kan blijven zitten? De heer Van Erp zegt dat hij aan de hand van be cijferingen nu eerst wil gaan in de richting van een behoorlijker exploitatierekening. De Voorzitter vindt dat het zuiver gesteld moet worden. Men moet niet oordeelen dat bij oproeping van sollicitanten men voor zooveel goedkooper klaar kan komen, want dat wordt veroorzaakt door 'dezen ongelukkigen crisistijd. De heer De Veer drukt er zijn verwondering over uit dat het juist de heer Van Erp is die deze op merkingen maakt, want het is juist den heer Van Erp geweest die er toe meegewerkt heeft, den hui- digen toestand daar te stellen. De heer Mr. Buiskool acht de voorstellen van den heer Van Erp wat te radicaal, maar wil waar het hier nevenbetrekkingen geldt, wel op verlaging dier salarissen aandringen. Steeds scherper. Do heer Van Erp zegt dat het juist 't allerminst den heer De Veer past, hem aanmerkingen te ma ken, want de mentaliteit van den heer De Veer is oermate gebleken, dat die niet boven allen twijfel was verheven. De Voorzitter hamert en zegt. dat het niet opgaat, elkaar dergelijke verwijten te doen. De heer Van Erp merkt den Voorzitter op dat toen spr. de kwesti ter sprake bracht, Voorzitter hem zelf geantwoord heeft, dat dit een zaak was die met do mantel der liefde moest worden bedekt. De Voorzitter zegt, dat dit niet sloeg op mijnheer De Veer. Spr. heeft er zelfs nooit aan gedacht 'dat de heer De Veer iets zou hebben gedaan, dat niet door den beugel kan. De heer Blaauboer vertrouwt, dat de heer Van Erp iets anders bedoelt dan hij zegt. De heer Van Erp zegt, dat hij op deze zaak nader in het openbaar zal ingaan. Spr. meent dat het niet getuigt van een goede men taliteit, dat B. en W. geen mededeclingen zijn gedaan t.a.v. de geldleening door den heer Wurkum aan den Vlceschkeuringsdienst, terwijl deze een bijdrage vraagt voor buitengewoon onderwijs. Als dergelijke dingen door verschillende burgemeesters wordt ge- santioneerd, vindt spr. dat een bedenkelijke mentali teit. Spr. merkt op dat toen hij deel van het college van B. en W. uitmaakte, hij meerdere malen op de salarieering heeft gewezen, maar hij had geen in vloed, dat geregeld 61 wist hij al spoedig en met blijdschap heeft hij het baantje aan zijn opvolger Schoorl gelaten en nog beter vond hij het toen de heer Blaauboer werd benoemd en dus de belangen van deo boeren kon behartigen. De heer De Vebr wil, al is de bespreking dan be neden peil, toelichten dat Wurkum f4000 aan den Vlceschkeuringsdienst leende, dat de leening werd gesloten door de gemeente Barsingerhorn. Toen het ging over de toewijzing van een bijdrage aan Wur kum voor buitengewoon onderwijs aan een zijner kinderen, heeft de heer Van Nuland zich voor de bij drage verklaard op grond van het feit dat de ge meente het onderwijs hier niet kon verschaffen. Met die zienswijze was spr. het eens, de finantieele draag kracht hield hier geen verband mee. De Voorzitter zegt niets over deze zaak te hebben willen zeggen, maar hij verklaart het met de opvat ting van den heer De Veer niet eens te zijn. Het gaat niet op, om in zoo'n geval evengoed maar een beroep op een bijdrage uit de gemeentekas te doen. De heer Van Erp: Vooral niet omdat de betrok ken persoon nog veel meer geld had. Kletscollege. De Voorzitter hamert nu opnieuw en spreekt over een kletscollege. De heer Blaauboer verklaart zich bereid, het door den heer Mr. Buiskool naar voren gebrachte, over sa larisvermindcring, in de commissie ter sprake te brengen, maar het zal dan niet voor 1935, doch voor 1936 gelden. De heer Van Erp handhaaft dan zijn voorstel, om de salarissen met f1000 te verlagen. Dit voorstel wordt verworpen, voor stemde de heer Van Erp, bui ten stemming hield zich de heer De Veer. Het voorstel-Buiskool om den heer Blaauboer op te dragen op salarisvermindering aan te dringen, wordt goedgekeurd. De rondvraag. Op de vraag van den heer Schoorl wordt geant woord, dat de nieuwbenoemde conciërge der O. L. school zoo spoedig mogelijk in functie zal treden; op de opmerking van den heer Van Erp wordt ge antwoord, dat verstrating van de Dorpen de aan dacht heeft. De heer Van Erp merkt op, dat de keuring op da Gedempte Gracht des Donderdags niet plaats vindt door den daarvoor aangewezen rijksveearts, maar door den keurmeester die in dienst is van de destructor. De Voorzitter noteert het. Voorts is het den heer Van Erp gebleken, dat afre keningen van den Vlceschkeuringsdienst geschie- ken door den keurmeester. Is dat de taak van den keurmeester of van den secretaris-penningmeester? De heer Blaauboer zegt, dat wat de heer Van Erp daar mededeelt, spr. een stuk geschiedenis lijkt. Spr. deelt mede, dat een der keurmeesters niet meer in functie is gesteld, daardoor een grootere concen tratie in de leiding van het bedrijf heeft plaats ge had en de heer De Veer nu zelf voor de betalingen zorgt. De heer Van Erp vraagt, of alle leveranciers aan den Vlceschkeuringsdienst op bonden leveren, zulks met het oog op controle. De heer De Veer antwoordt, dat grootere leveran ties, van vaten en kolen door het secretariaat worden besteld, kleinere door den directeur of hulp keurmeester. De heer Van Erp zegt, dat het bleek, dat me^nschen zaken deden zonder eenig bewijs. Spr. zal een nader onderzoek inrichten. De heer De Veer: Komt U dan eens op de inrich ting informeeren. De heer Van Erp zegt, dat hem dit al eens eerder is aangeboden, maar inzake de kwestie-Wurkum achtte hij dat niet noodig, terwijl spr. in dit geval de verklaring van den heer De Veer wel wil aan vaarden. De heer Stam bespreekt het beurzen voor verschil lende zaken, maar de Voorzitter wijst op de moeilijk heid van deze materie. De heer De Veer wil bij de provincie aandringen op verbetering van den weg Witte Paal tot spoor- overgang. Zal gebeuren. Hierna sluiting.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1935 | | pagina 7