Geestelijk Leven
Onwaarachtigheid
KIJKEI1 is KOJ0PEI1 bij CLOECK
MODERNE FOTO'S EN VERGROOTINGEN
gr. Atelier ARPAD MOLDOVAN - Nieuwe Niedorp
Altijd
«ASPIRIN
Zaterdag 23 Februari 1935.
Postrekening
No. 23330
SCHÜEEl
Dit blad verschijnt dagelijks, behalve Vrijdags. Bij inzending tot
's morgens 8 uur, worden Advertentiën nog zooveel mogelijk in het
eerstuitkomend nummer geplaatst.
Uitgave der N.V. v.h. P. Trapman Co., Schagen.
20 PAGINA'S.
78ste Jaargang. No. 9665
Int. Telef.
No. 20
Prijs per 3 maanden f 1.80. Losse nummers 6 cent ADVERTEN-
TlëN van 1 tot 5 regels f0.85, Iedere regel meer 15 cent Cbewijsno*
inbegrepen. Groote letters worden naar plaatsruimte berekend.
door Astor.
DE minister van onderwijs spoort de besturen
van gesubsidieerde bijzondere nijverheids
scholen aan tot maateregelen tegen direc
teuren, leeraren en beambten, die van revolutionaire
gezindheid zijn of deel uitmaken van verboden ver-
eenigingen.
Met vette letters gedrukt, stond bovenstaand zin
netje in het nummer van Zaterdag 16 Februari 1935
van de Nieuwe Rotterdamsche Courant En dan le
zen wij verder wat deze minister, de vrijzinnig-de
mocratische heer Marohant, aan de besturen der ge
subsidieerde bijz. nijverheidsscholen heeft te vertel
len. De bedoeling is, dat deze besturen de noodige
maatregelen zullen nemen tegen directeuren, leera
ren en beambten, die revolutionair gezind zijn of
lid van een vereeniging, die als revolutionair wordt
beschouwd.
Voor alle zekerheid laat de heer Marchant een lijst
van voor ambtenaren enz. verboden vereenigingen
volgen. Ik heb die lijst met aandacht doorgelezen.
Ik wist waarlijk niet dat er zóó vele waren. Zij wor
den in groepen ingedeeld, a, b, c, d, enz. tot v toe.
Dat begint er bedenkelijk uit te zien. Er zijn nog
maar vier letters over: w, x, y, z. Ik vermoed dat
deze op den duur ook nog aan de beurt komen.
Het is wel interessant om het lijstje na te gaan.
Dat de Communistische Partij Holland voorop gat
is begrijpelijk. Communistenvrees zit elke kapitalis
tische regeering in het bloed. Maar het bevreemdt
mij, dat ook de Vrijdenkersvereeniging „De Dage
raad" op de zwarte lijst staat.Ook alle mogelijke anti-
militairistisohe vereenigingen staan daar op, gelij
kelijk veroordeeld met de Nationaal-Socialistische
beweging en Het Nederlandsohe Comité van Kun
stenaars en Intellectueelen ter bestrijding van de ter
reur in Duitschland en Het Nederlandscb Boeren-
comité en de Vereeniging van Vrienden van de Sov
jet-Unie.
Ik heb mij er even over verbaasd dat de vereeni
ging „Kerk en Vrede" niet wordt genoemd. Heeft de
heer Colijn haar over het hoofd gezien, toen hij zijn
lijst opmaakte?
En waarom zoek ik tevergeefs naar de katholieke
partij, die staat onder de leiding van prof. Veraart?
Deze partij is toch bedenkelijk sterk gekant tegen
het militairisme.
Maar genoeg. Het is mij niet te doen om kritiek
op regeeringsmaatregelen. De heeren ministers,
christelijk of niet-christelijk, vroorh of ongodsdien
stig, moeten wat zij doen voor hun eigen geweten
uitmaken.
Mij, als schrijver van de Geestelijke Levens, gaat
het algemeene verschijnsel ter harte.
En dit algemeene verschijnsel (waarvan het verbie
den van het openlijk belijden van revolutionaire ge
zindheid een uiting is) is het streven om het vrije
denken en de vrije overtuiging aan banden te leggen.
Dit moet de onwaarachtigheid in de hand
werken.
Ik ken den heer Colijn niet. Met slechts twee der
tegenwoordige ministers heb ik persoonlijk aanra
king gehad, nl. met de heeren Slotemaker de Bruine
en Marchant, Maar ik ben er stellig van overtuigd,
dat zij onwaarachtigheid beschouwen als de leelijkste
menschelijke ondeugd. En het heele ministerie zal
dit met hen eens zijn.
Onwaarachtigheid. Wat bedoelen wij als wij dit
woord gebruiken? Misschien omschrijven wij dit het
zuiverst als bewust zich anders voor
doen dan men in werkelijkheid is.
Het grenst in beteekenis aan wat wij huichelarij ple
gen te noemen. Onwaarachtigheid is alleen breeder
van beteekenis, omdat men bij huichelarij gewoonlijk
denkt aan het godsdienstig leven.
Ik ben er zeker van dat de meeste lezers mij ter
stond zullen bijvallen, wanneer ik zeg dat wij allen
onmiddellijk geneigd zijn respect te gevoelen voor
iemand, die zich geeft zóó als hij is. De groote massa
heeft bij intuïtie altijd eerbied gekoesterd voor eer
lijkheid en waarheid. In haar leeft een innerlijke af
keer van onwaarachtigheid. Hoe menigmaal kan
men niet de populaire uitdrukking opvangen: „lilj
mag er wonderlijke denkbeelden op na houden,
maar hij is tenminste een eerlijke kerel, die zegt
wat hij meent." En deze woorden hebben altijd de
bedoeling van een lofspraak.
Als wij in de geschiedenisboeken lezen, dat een
Fransche koning van het protestantisme overgaat
tot de roomsch-katholieke kerk, en dit verdedigt met
de woorden „Paris vaut bien une messe" (Parijs is
wel een mis waard) d.w.z. dat hij om zich van den
koningskroon te verzekeren den schijn aanneemt
van roomsch te zijn, dan komt een groote weerzin,
een gevoel van verachting tegen hem in ons op, om
dat wij hem zien als een onwaarachtig mensch.
Sedert de renaissance (einde van de vijftiende en
begin van de zestiende eeuw) heeft de beschaafde
menschheid een groote stap voorwaarts gedaan in
de richting der persoonlijke vrijheid. En vooral de
Fransche revolutie in 1789 heeft er krachtig toe me
degewerkt, dat elke overtuiging werd geëerbiedigd.
Zij proclameerde „de rechten van den mensch". Van
daar dan ook dat sinds dien tijd de joden als vol
waardige burgers werden beschouwd. (Hier voelen
wij smartelijk den terugval van het nat.-socialisti-
sche Duitschland!)
En wij hebben nu reeds jaren geleefd met het za
lige gevoel, dat elk mensch het recht had op eigen
meening niet alleen, maar dat hij deze ook vrijelijk
mocht uitspreken. Dit recht werd niet alleeil erkend,
maar zelfs met klem verdedigd, omdat men zich
hield aan hembekende gevleugelde Fransche woord
,.du choc des opinions jaillit la vérité". (uit de bot
sing der meeningen springt de waarheid te voor
schijn). En terecht! Wie iets weet van de geschie
denis der menschheid en eenigen kijk heeft gekregen
op het groeiproces, dat zij heeft doorgemaakt, die is
er diep van overtuigd, dat juist die botsing der mee
ningen de groote stuwkracht is geweest in den
geestelijken of algemeener gezegd, in den culturee-
len vooruitgang.
Maar dan kunnen wij het hedendaagsche streven
om de vrije meeningsuiting te beperken niet anders
ziep dan als een bedenkelijke reactie, als een anti-
cultureel verschijnsel, dat noodlottige gevolgen moet
hebben.
De onwaarachtigheid moet daardoor in sterke ma
te worden bevorderd.
Hoe groot moet daardoor niet worden het aantal
der menschen, die met dien beruchten Franschen
koning uitroepen: Parijs is wel een mis waard? Of
neen, dat roepen ze voorzichtigheidshalve niet uit,
dat dénken zij. Wat een graadje erger is. Die koning
durfde voor zijn onwaarachtigheid nog uitkomen.
De terwille van een bestaan of een baantje liegende
mensch verbergt zijn leugen, zijn onwaarheid en
neemt den schijn aan het met zijn broodheer eens
te zijn.
Wij hebben niet te vergeten, dat de stoffelijke be
staansmogelijkheid een groote rol speelt in het le
ven; daarom willen wij niet een te fel oordeel uit
spreken over hem, die om te kunnen !eve.« een vaN
schen, d.i. niet met het innerlijk wezen overeenko-
menden schijn aanneemt. Maar wel beklagen :wij
den mensch, die terwille van zijn bestaan tot die
onwaarachtigheid wordt gevoerd. Hoe moet hij dit
als een voortdurende kwelling ervaren!
Men kan hiertegen de opmerking maken, dat een
regeering ten allen tijde moet kunnen rekenen op den
trouw en de aanhankelijkheid van allen, die direct of
indirect in haar dienst staan en dat dus allen, die
in het oog der regeering revolutionair zijn, dezen
dienst niet hebben te aanvaarden. Mij dunkt dat de
<raag slechts mag zijn: wordt de dienst, waarvoor
men staat, goed of niet goed verricht. Ik kan me le
vendig voorstellen dat b.v. een belastingambtenaar
stipt zijn werk verricht en dat hij tegelijkertijd met
zijn heele ziel revolutionair is, een ijveraar voor de
vrije gedachte, een propagandist voor het anti-mili
tairisme. Zoo kan ik mij denken een plichtsgetrou
wen gemeentesecretaris, een voorbeeld van accura
tesse, die hunkerend uitziet naar het oogenblik
waarop de kapitalistische maatschappij plaats zal
maken voor een samenleving van sociale gerechtig
heid en die, als hij zijn kantoorkruk verlaat, vol
enthousiasme daarvoor ijvert.
We dienen toch eindelijk het „wiens brood men
eet, diens woord men spreekt" te boven te komen!
Het is een ellendige gedachte, dat een mensch be
lemmerd wordt in zijn recht om zichzelf te zijn. Het
is fnuikend voor zijn zelfrespect.
Maar dringt zich niet onweerstaanbaar een vraag
aan ons op?
En is het niet deze vraag: hebben verbodsbepalin
gen succes? Of anders gezegd: kan men er mede
bereiken wat men beoogt?
En mijn antwoord is: ongetwijfeld werkt men er de
onwaarachtigheid sterk mee in de hand, maar even
ongetwijfeld zullen zelfs de scherpste verbodsbepa
lingen op den duur vruchteloos blijken, wanneer
de ideeën tegen welker verbrei
ding zij gericht zijn, levensvat
baar zijn en een hoogere levensop
vatting vertegenwoordigen.
Ook indien men de verbodsbepalingen (en dit ge
vaar bestaat en is in Duitschland werkelijkheid ge
worden) nog zou verscherpen en laten gelden voor
alle staatsburgers, ook dan zouden zij niet in staat
zijn om hoogere ideeën in hun voortgang te stuiten.
van buitengewone kwaliteit.
Ook 's Zondags geopend.
H. M. de Koningin en H.K.H. Prinses Juliana vertosven thans voor ccnlgcn tijd in Un'.—..asser,
het Zwitsersche vacantieoord, waar de vorstelij ke personen ongetwijfeld genieten van het onver
gelijkelijk mooie tafreel, dat de besneeuwde Al pen bieden.
0
Zenuwpijnen!'
Wie hieronder dikwijls
te lijden heeft, moet
steeds er aan denken:
het product van vertrouwen.
GEBRUIKTE AUTOMOBIELEN
verkoopen wij onder GARANTIE en op PRÖEF
Garage C. NIEUWLAND, Bergen.
Want menschen, ideeëndragers kan men in de gevan
genis werpen, kan men desnoods dooden, maar ideeën
kan men niet opsluiten, niet dooden. Ideeën dringen
door alle belemmeringen heen, zij gaan.ondergronds
verder, waar bovengronds hun weg wordt versperd.
Ideeën zijn als bergstroomen, die in hun loop niet
zijn te stuiten, zij doorbreken zelfs de zwarste rot
sen.
Het is maar de vraag of de ideecn goed en zuiver
zijn!
Toen indertijd de apostelen stonden voor het
sanhedrin (de joodsche raad) sprak een zekere Ga-
maliel, een leeraar der wet, deze woorden: „Gij Is
raëlitische mannen! ziet voor u, wat gij doen zult
aan deze menschen Houdt af van deze menschen
en laat hen gaan; want indien deze raad of dit werk
uit menschen is, zoo zal het gebroken worden; maar
indien het uit God is, zoo kunt gij dat niet breken;
opdat gij niet misschien bevonden wordt ook tegen
God te strijden."
De bedoeling dezer woorden is duidelijk. Wij kun
nen ze fcldus weergeven: als iets wordt verkondigd,
wat waarlijk goed is, wat een menschelijker, zedelij-
ker standpunt vertegenwoordigt dan het bestaande,
dan zal verzet daartegen niet baten.
Ik schrijf geen propaganda-artikelen. Ik wil slechts
het eerlijke denken bevorderen. Ieder moet maar
voor zichzelf uitmaken of hij de bestaande levensop
vatting en de bestaande maatschappij wil handha
ven of verwerpen.
Maar met alle kracht verdedig ik het recht van
ieder om een eigen mecning te hebben en daarvoor
uit te komen. De tijd is rechtvaardig. De tijd zal een
maal «en oordeel vellen over de waarde van de
ideeën, welke in een bepaalde periode naar boven ko
men. Vertegenwoordigen zij géén hoogere moraal,
géén zuiverder menschelijkheid, dan zullen zij spoor
loos verdwijnen, als dwaalsteenen, die even geflik
kerd hebben doen zij dit wél, dan dan zullen
zij triomfeeren en een nieuwe fase in de mcnschheids
geschiedenis openen.
Dit beseffend, kunnen wij met rustig vertrouwen
de toekomst tegengaan en de vrijheid van denken
hooghouden en daarmede de onwaarachtigheid be
strijden, diep doordrongen van de waarheid, welke
is uitgesproken in het oude woord: „wat baat het
een mensch zoo hij de geheele wereld gewint en lijdt
schade zijner ziel". En is er grooter schade denkbaar
dan die welke de onwaarachtigheid ons berokkent?,
ASTOR.
Mij werd een schrijven toegezonden van den heer
B. te B. Ik wil daarop in het kort dit antwoorden:
Ik ontken de zonde. Dit wil niet zeggen dat ik den
mensch beschouw als een volmaakt wezen; want het
tegendeel is waar. Ik zie hem als een onvolmaakt
wezen, als een wezen in voortdurende wording. Als ik
zeg de zonde te ontkennen, dan bedoel ik daarmede,
dat ik haar loochen als een in den mensch werk
zame positieve macht. Want deze macht is feitelijk
niet anders dan een gecamoufleerde duivel.
De heer B. meent dat onze rede geen veilige gid3
is. Ik zou hem echter willen vragen: hoe beslist hij,
dan over zijn eigen inzicht en overtuiging? Spreekt
daarbij zijn eigen rede niet het laatste woord? Zelfs
als hij zegt te aanvaarden het Jezuswoord: „Ik ben
de Weg, de Waarheid en Het Leven", dan moét
daaraan een uitspraak van zijn rede voorafgaan.
Aan het slot van zijn brief lees ik: „Daarom: volg
niet uw eigen rede; volg niet iedere nieuwe richting,
die zich thans als de juiste aandient, maar keer
terug tot de oude beproefde paden zooals de Bijbel
die ons leert."
Hierop heb ik een vraag als antwoord: gelooft de
heer B. in den bijbel als absolute autoriteit en is
hem niets bekend van bijbelkritiek?
Hij bedenke dan dat de mohamedaan precies zoo
staat tegenover 'zijn heilig boek, den Koran.
Millioenen Christenen buigen zich voor den Bijbel,
millioenen Mohamedanen doen dit voor den Koran.
Wie heeft gelijk? Mij lijkt 't daarom beter toe op do
Rede te vertrouwen.