Phillips Oppenheim
Economische
Kroniek
Raadsheeren.
Di
Qjflf
^OffJUWEEUN
De Politiehond.
w door
SCHAGER COURANT. Vijfde Blad. No. 9670
Zaterdag 2 Maart 1935.
Vreemdelingenverkeer langs de
kust van Hollands Noorder
kwartier.
Over 't algemeen Is het aantal noodkreten, dat
oprijst uit de badplaatsen langs onze Nederland-
sche Noordzeekust legio.
De badplaatsen in Noord-Holland-Noord
hadden niet te klagen.
Een vrij gunstige uitzondering daarop vormt de
duinstreek van ons gewest. Het verslag van de Ka
mer van Koophandel van Hollands Noorderkwartier
bevat omtrent het vreemdelingenverkeer in het af-
geloopen jaar uitvoerige gegeven, die we aan een
kort onderzoek willen onderwerpen.
Laten we voorloopig alle cijfers buiten beschou
wing en bepalen we ons tot de algemeene waardee-
ring van het afgeloopen badseizoen, dan vinden we
het volgende.
V.V.V. Noord-Kennemerland (omvattend Schoorl,
Schoorldam, Aagtdorp en Bregtdorp): Evenals vori
ge jaren was de voorzomer minder goed; het aantal
pensions en verhuurwoningen breidt zich uit, het
laatste meer dan het eerste; het aantal vreemdelin
gen neemt echter niet in gelijke mate toe.
V.V.V. Groet, Camperduin en omgeving: Het ver
loop in den voorzomer was vrij goed te noemen; de
beste huizen werden spoedig tegen gunstige prijzen
verhuurd, doch voor de pensionhouders ging zulks
minder vlot, tevens tegen iets lagere prijzen.
Bergen en Bergen aan Zee: Het seizoen 1934 was
voor deze gemeente in het algemeen ongunstig, wel
Het slechtst sedert vele jaren."
Callantsoog: „Evenals dit in het vorige verslagjaar
Ket geval was, is in 1934 het getal badgasten weer
gestegen, hoewel de duur van het verblijf over het
algemeen korter was."
V.V.V. Castricum. „Een vergelijking met den toe
stand in 1933 doet over bijna de geheele linie een
meer of minder groote teruggang van het aantal be
zoekers zien", luidt het verslag. Maar het eind er
van is toch zeer in majeur: „Aan de goede toekomst
van Castricum als badseizoen- en forenzenplaats be
hoeft vooralsnog niet getwijfeld te worden. De V.V.V.
Castricum Vooruit bloeit."
Egmond aan Zee. „Ondanks het feit, dat de hotel-
eii pensionhouders, alsmede de huiseigenaren hun
kamers tegen sterk gereduceerde prijzen verhuur
den, was het resultaat niet bevredigend. De hotels
waren slecht bezet, terwijl ook de huiseigenaren hun
kamers niet alle konden verhuren."
Zeebad Huisduinen. „Het bezoek van vreemdelin
gen aan Huisduinen is in het jaar 1934 voor het
hotelbedrijf niet ongunstig geweest."
Texel. „Texel is in trek, het vreemdelingenbezoek
breidt zich gestadig uit, het gaat Texel, wat het toe
ristenverkeer betreft, goed."
De oudste plaatsen klagen het hardst.
Wanneer we deze beoordeelingen naast elkaar
leggen, dan is liet opvallend, dat de grootste klach
ten omtrent malaise komen uit Bergen en Egmond
aan Zee. Opvallend, omdat dit de twee plaatsen zijn,
daar het bedrijf, gericht op het vreemdelingenver
keer het oudste is.
Te Bergen schrijft men het, afnemend bezoek toe
aan een drietal oorzaken:
le. Gedeeltelijk wordt het geweten aan de veel
minder mooien zomer dan dien van 1933. Slechts heel
zelden was het mogelijk buiten te zitten, terwijl ook
dikwijls, wanneer gedurende de eerste dagen van
éen week het weer goed was geweest, dit tegen 't
einde omsloeg, waardoor veel „week-ends" verregen
den.
•2e. De steeds slechter wordende algemeene toe
stand.
3e. De voornaamste oorzaak ziet men in het feit,
dat het buitenland goedkooper was, waardoor veel
Nederlanders wegtrokken, de buitenlanders echter
üitbleven.
Hoewel elk dezer redenen van Invloed is geweest,
hebben zich stellig nog andere factoren doen gevoe
len.
Zoowel het onder 2e als het onder 3e aangevoerde
wijst er op, dat meer en meer voor den vacanüe-
ganger de vraag rijst: hoe krijg ik zoo veel mogelijk
voor zoo weinig mogelijk geld.
D« trek is naar het goedkoope.
Dat het geld meer en meer een factor van over
wegend belang begint te worden, kan blijken uit
het toenemend aantal overnachtingen in tenten en
jeugdherbergen.
In Groet steeg het aantal kampeerders van 1100
in 1933 tot 1400 in 1934. De jeugdherberg „Panorama"
zag het aantal bezoekers stijgen van 1648 in 1932 tot
1854 in 1933. Het aantal overnachtingen in 1933 be
droeg 4444, in 1934 4529.
Dit toenemen van het aantal kampeerders ge
schied dus niettegenstaande het slechte weer, waar
van Bergen melding maakt.
In 't algemeen wijst dit alles op een' trek naar
het goedkoope, ja, naar het allergoedkoopste. En
het ligt voor de hand, dat dit in directen strijd is
met het belang van die plaatsen, die voor het vreem
delingenverkeer belangrijke kosten hebben gemaakt
en die deze kosten goedgemaakt willen zien. Uit
den aard der zaak zijn dit die plaatsen, waar de
exploitatie van het vreemdelingenverkeer het oudst
is, zooals Bergen en Egmond.
De verkeersontwikkeling ontnam Ber
gen, Schoorl en Egmond een privilege.
Daarnaast doet zich echter een andere omstandig
heid gelden, h.1. die van het verkeer. Egmond en
Bergen en later ook Schoorl verkeerden in dit op
zicht van ouds in een gunstige conditie. Ze waren
per tram bereikbaar en bezaten zoodoende een snelle
verbinding met Alkmaar en Omstreken. Dit privilege
werd hun door de opkomst van de auto en de auto
bus, door den aanleg van de groote primaire wegen
ontnomen en voor de uit Friesland langs den Af
sluitdijk komende bezoekers lagen ze niet gunstiger
dan alle andere plaatsen langs de Noordzeekust. Het
gevolg daarvan was, dat nieuwe concurrenten be
gonnen op te komen. Die concurrenten waren lastig.
Want ze waren goedkooper. Ze konden goedkoo
per zijn, omdat het plotseling mogelijk geworden
vreemdelingenverkeer een voordeeltje was. dat hen
werd toegeworpen, zonder dat ze daarvoor belang
rijke onkosten hebben gemaakt, zooals in de reeds
sedert jaren bestaande badplaatsen het geval was
geweest.
Was dus iedere plaats langs onze Noordzeekust
gemakkelijker bereikbaar geworden door het veran
derde verkeer, waarbij de nieuwe badplaatsen goed
kooper waren dan de oude. de laatste kwestie, die
voor den bezoeker van belang was, was de vraag:
Welke waar krijg ik voor mijn geld?
Inderdaad heeft, de natuur de eene plaats verre
bevoordeeld boven de andere.
De natuur bevoordeelde de eene plaats
boven de andere.
Wanneer Texel zoo opgetogen kan schrijven als
we boven zagen, behoeft dit niet te verwonderen,
wanneer we de daarop volgende ontboezeming le
zen: „Texel is met zijn mooi en breed Noordzee
strand, zijn weelderig begroeide duinen en uitge
strekte dennenbosschen (ongeveer 500 H.A.), met
zijn bekende vogel broedplaatsen, zijn ruime polders
met de eigenaardige tuinwallen en typische behui
zingen en schuren, een begenadigd land." Ziedaar!
Een begenadigd land.
In denzelfden geest, met enkele variaties daarop,
zou men ook kunnen schrijven van Schoorl. alsmede
van Bergen met Bergen aan Zee. Wanneer het to
tale aantal gasten daar nog altijd 18.359 was tegen
20.389 in 1933, dan is dat stellig voor een niet ge
ring deel te stellen op rekening van de betrekkelijk
groote verscheidenheid in de heerlijke natuur. Maar
de kleinste en goedkoopste gelegenheden waren het
best bezet!
Egmond echter moest ook hier een veer laten. Het
heeft een mooi strand. Stellig. Maar of het meer
vermag te bieden dan ieder der andere opkomende
Noordzeeplaatsjes valt te betwijfelen.
Zoo zien we een verschuivingsproces als gevolg
van de veranderde toestanden.
De nieuwe badplaatsen zifn bezig zich
duurder te installeren.
Maar het gelijkmakingsproces, voor zoover de
kostbaarheid betreft is ook reeds begonnen.
Het verslag van Callantsoog meldt verbeteringen
aan den weg. verfraaiing van het dorpsplein. Huis
duinen bericht omtrent de plannen aangaande een
nieuw badpaviljoen. Texel wil zorgen voor ver
betering en verfraaiing van de hadplaats de Koog
en voor niets meer of minder dan een vliegveld.
Dit alles zal geld kosten. De betreffende plaatsen
hebben wellicht gelijk, dat ze tot deze werken over
gaan. Ze zijn in opkomst, ze kunnen er door win
nen.
Maar de verschillen worden kleiner. In de dure
plaatsen zullen misschien enkele ondernemingen
bezwijken, wat ook weer nivelleerend zal werken.
En vraagt m enonzen totaal-indruk? We zouden
dan willen zeggen: het kon er met het vreemdelin
genverkeer in. 1934 nog al aardig mee door.
DE DRESSUUR VAN DEN VERDEDIGINGSHOND.
Het bijten.
Het bijten is een onderdeel van het manwerk. Het
dier moet leeren bijten, niet omdat de helper hem
heeft geplaagd, maar omdat de geleider hem het
commando heeft gegeven. Het bijten is den hond ge
leerd op een ongewapende helper. Zoodra de hond
het begrip „bijten" heeft, wordt hij voor de practijk
gereed gemaakt. Nu moet men het dier gewennen
aan stok-, schot- en werpvastheid. Daarna gaat men
over tot het z.g. rijwielstellen en terugroepen.
De stokvastheid.
Men begrijpt reeds direct wat hiermede bedoeld
wordt. Bijna ieder mensch grijpt in de practijk naar
een verdedigingswapen als hij aangevallen wordt. Het
meest voor de hand liggend verdedigingswapen is
wel een stok. Normaal genomen is het niet moeilijk
met behulp van een stok zich een hond van het lijf
te houden. Daarom moet een verdedigingshond „stok-
vast" gemaakt worden. Het is mogelijk een hond zoo
ver te krijgen dat hij zich zelfs door harde stokslagen
niet laat terughouden en ten aanval trekt. Het stok-
vast maken wil zeggen, dat een hond wordt geleerd,
zich niet van z'n plicht te laten afhouden door ie
mand, die met een stok gewapend is. Doch een en
ander kost zeer veel moeite, want in een dier is,
gelijk als bij een mensch, een groote drang tot zelf
behoud. Het is daarom absoluut noodzakelijk het dier
te leeren, dat een stok geen pijn veroorzaakt. Een
stok moet op den hond werken gelijk een roode lap
op een stier. Hij moet in groote woede ontsteken en
niettegenstaande slaan met den stok, aanvallen onder
welk beding ook. Het middel om dit te verkrijgen is
dat de helper er veel mee zwaait en er weinig mee
slaat.
De stok kan op velerlei wijze als afweermiddel
worden gebruikt. Daarom is het zaak om in het oefe
nen voldoende variatie te brengen. Nu eens wordt de
stok ter bescherming der beenen heen en weer be
wogen, een andere keer weer slaat men voor of ach
teruit. Ook het verwisselen van stok uit linker naar
rechterhand verdient aanbeveling, erop lettende, dat
den hond de gelegenheid wordt geboden om den
arm te grijpen die den stok hanteerde. Inplaats van
een stok kan men een hengel gebruiken of een schop
(strooperij). Bij al de oefeningen in het bijten is de
hond aangelijnd aan de korte lijn. Alle oefeningen
moeten door den geleider worden meegeholpen. Daar
om is het aanleeren van het manwerk zeer ver
moeiend en is voor iemand die niet vlug ter been
is of slechts een geringe hartafwijking heeft, niet
dat ziekenhuis, is 't niet?"
.Ja, bijna drie weken." zei Haven.
,,En u heeft dit verslas: van u geschreven gedu
rende uw herstelperiode, nietwaar?"
„Juist."
„Zult u niet beleedigd zijn als ik u nu iets ga
vragen?" verzocht Felix Drayton met een innemen-
den glimlach. „Ik wil u graag helpen en wil niet
het risico loopen van gebrek aan vertrouwen of iets
van dien aard, maar weet u zeker, dat u zich niet
een gedeelte van dit alles verbeeld hebt?"
„Stellig niet," verzekerde Haven kalm. „Ik neem
u die veronderstelling hoegenaamd niet kwalijk,
want ik weet, dat mijn verhaal lijkt op een Broad-
way-melodrama, maar ik wil er een eed op doen dat
elk woord ervan waar is. Ik herinnerde me alles
duidelijk toen ik te bed lag. Ik zie ons nog ver
trekken van het terrein in Odessa met al die raar er
uitziende menschen om ons heen. met die Russische
en Duitsche seinen en schildwachten en vliegeniers
in hun vreemde uniformen, alsof het gisteren was.
Ik zie Anna Kastellane in de schaduw voortkrui
pen en Olaf den Fin in zijn nek steken, terwijl hij
bezig was me te wurgen, ik zie het zoo duidelijk
als ik u zie. We sleepten het lijk naar de deur
en zij hield die open. tegen den wind in, terwijl ik
hem overboord gooide. Toen maakte ze de kajuit
schoon, dweilde het bloed op en later, toen ik dien
anderen schurk in zee had gegooid en alleen stuur
de, bracht ze me een koffie."
Felix Drayton stak een sigaret op en schoof zijn
bezoeker de doos toe.
„Mr. Haven," zei hij beslist., „ik geloof u onvoor
waardelijk. Ik geloof elk woord dat u neer ge
schreven hebt en ik geloof dat wat u me verteld
heeft, de waarheid is. U heeft ongetwijfeld gehoord
dat men me voor een succesvollen hoe zullen
we het noemen? speurder houdt. Ik zal u zeggen
waarom ik dat ben ook in sommige vrij moei
lijke gevallen. Ik ben geen cynicus en geen opti
mist. Ik durf beweren dat ik de gave heb om de
waarheid te onderscheiden en ik geloof al wat u
me verteld hebt. We beginnen dus goed. zooals u
ziet, maar we hebben een moeilijke taak voor ons.
Die jonge vrouw moet, volgens uw verhaal, merk
waardige zenuwen en ongewonen moed bezitten. Ze
is ons verscheidene weken voor. wat de zaak gecom
pliceerder maakt. Hoe staat het met haar paspoort?
„Ze had er twee of drie," zei Haven. „Ze liet in
den trein een paspoort zien en ik zag dat ze nog
een ander in haar taschje had, dat ze me later in
Warschau liet zien. Dat bracht me voor het eerst
op het idéé dat ze wel eens een spionne kon zijn."
„Ik zou zeggen, dat daar geen twijfel aan bestaat",
peinsde Drayton. „De eenige kwestie is stal ze
die juweelen ten behoeve van de Soviet of voor z'ch-
Men geeft zoo gaarne crisis-raad
In allerhande zaken,
Dit in 't maatschappelijk verband
De diepste dingen raken.
Waarbij vaak kennis en verstand
Der. grootsten nauw'lijks reiken,
Maar die w' in 't dagelijksch gesprek
Verklaren en bekijken!
Devalutatie? Kom, meneer!
Wou U den gulden missen?
Daar zouden w' ons in Nederland
Heel leelijk mee vergissen!
Toch hebt U ongelijk, meneer,
Dat zal de toekomst leeren,
We leven van het buitenland,
Kunt U soms exporteeren?!
De crisis-steun, dat stem ik toe,
Die heeft ook zijn gebreken,
Maar toch, zooals het nu marcheert,
Dat is niet slecht bekeken!
Meent U dat werkelijk, meneer?
Kunt U geen cijfers lezen?
Komt wel die steun precies terecht,
Waar of hij juist moet wezen?!.
Contingenteeren redt ons nog
Van heel veel erger dingen!1
Och kom, meneer, dat is geen werk,
Dat is elkander dwingen!
Ik ben voor ordning van den Staat
Door d' allerknapste koppen!
Meneer, U weet niet wat U zegt,
Want wie betaalt de stroppen?!
Zoo krijgt men gratis theorie
Van daag'lijksche geleerden,
Door d' eigen voorkeur-stem benoemd
Tot zelf-gedeputeerden!
Maar, wee het arme crisis-land,
Wanneer het deze groepen,
Eens werk'lijk met hun theorie
Tot de practijk zou roepen!!
Februari 1935. KROES..
(Nadruk verboden.)
te doen. Een dergelijk iemand zal nooit in het bezit
komen van een goeden, zelf afgerichten hond. De ge
leider heeft den hond aan de korte lijn en kan op
het open terrein heel goed den op 50 M. afstand ge
plaatsten helper waarnemen. Al zwaaiende met den
stok komt de helper op hond en geleider af. Het dier
krijgt den indruk dat men zijn bezit (geleider) aan
wil tasten. Er ontgaat hem letterlijk geen enkele be
weging van den helper die steeds nader komt. Wan
neer de helper op een 25 tal meters is genaderd, ont
vangt het dier het commando „vast". De hond stevig
vasthoudend, holt de geleider achter het dier aan en
bij den helper gekomen, leidt de geleider den hond
zoodanig, dat hij zonder aarzelen direct den opge
heven arm grijpen kan. Op het eerste commando
„los", moet het dier onmiddellijk achter den helper
gaan staan of zitten. Liggen mag niet, omdat het
dier dan niet snel kan reageerén op een op hem
gericht wapen. Zoodra de hond dit onderdeel goed
kent, kan worden overgegaan tot eenige uitbreiding.
Dit is te verkrijgen door den afstand te vergrooten,
Men past er op, dat dit vooral niet te spoedig ge
beurt, want het dier moet aan de korte lijn worden
vastgehouden teneinde alle fouten direct te corri-
geeren en het dier te steunen voor de directe aanwe
zigheid van den geleider.
zelf? Ik heb het Sovjet-hoofdkwartier hier al latep
bewaken op grond van wat u me gezegd had, ze
zijn nog niet behoorlijk geinstalleerd hier natuurlijk,
maar ze hebben toch al een soort van plaats waar
ze bijeenkomen."
„Als Anna Kastellane die juweelen gestolen heeft",
zei Haven beslist, „deed ze dat ten behoeve van de
Sovjet, daar ben ik zeker van. Ik weet ook hoe ze
dat zou verklaren. De tijdelijke republikeinsche Rus
sische regeering heeft een proclamatie uitgevaardigd,
even voor ik uit Petrograd vertrok .waarin ze alle be
zittingen die aan de aristrocraten toebehoqrd hadden
confisceerden. Anna Kastellane zal, als ze werkelijk
een communistische fanatiekelinge is, zichzelf zeker
wijs maken, dat de juweelen het eigendom zijn van
het nieuwe régime en dat ze volkomen het recht
had ik veronderstel zelfs, dat ze zou vinden dat
het haar plicht was ze te nemen."
„Ik vermoed, dat u gelijk heeft, mr. Haven", gaf
Drayton toe. „Mag ik u iets te dranken aanbieden? U
moet niet vergeten, dat u ernstig ziek bent geweest
en u ziet er wat moe uit".
Haven stemde met eenig enthousiasme toe.
„Ik zou graag een whisky-soda drinken", zei hij.
„Ik had dien dokter, die me van morgen keurde,
wel een schop willen geven, maar ik denk toch wel
dat hij wist wat hij deed. Het geeft je een raar ge
voel", peinsde hij, terwijl de ander een rozenhouten
kast open deed en een whisky-soda gereed maakte,
„om werkelijk een mensch te dooden. Ze vonden me
vroeger bij het voetballen altijd nogal ruw en ik was
kampioen middelgewicht in Harvard, maar iemand
in koelen bloede dooden is toch iets wat je niet zoo
makkelijk vergeet."
Hij nam het glas aan en nam een teug. Het was
de fijnste whisky die hij ooit geproefd had.
„Ik heb nog nooit iets gedood", bekende Felix
Drayton, „behalve fazanten. Ik ben niet het type
speurder dat geroepen is om Scotland Yard te hel
pen met het uitroeien van benden desperado's. Ik
moet gewoonlijk in mijn baantje glacé handschoenen
dragen".
„Ik heb voor dat bordeel in Petrograd een man
dood geschoten", zei Haven. „Ik gooide den piloot uit
het vliegtuig toen we vier duizend meter hoog wa
ren. Ze waren beiden in hun hart moordenaars en
ik moest het doen, zoowel ter wille van het meisje
als van mezelf. En nu enfin, u ziet wat er ge
beurd is."
„Tob er niet over", zei Drayton vriendelijk. „U
heeft heel wat door gemaakt en u moet oppassen,
dat u niet nerveus wordt na een ziekte als u heeft
gehad. De mannen die u gedood hebt, vroegen er
letterlijk om. Het ging hier om uw eigen leven. Pro
sit!"
Ze klonken met elkaar en Felix Drayton ging weer
36.
„Zo fieeft me slechts heel weinig in haar ver
trouwen genomen," zei Haven. „Ik beschouwde
haar, althans in het begin, als een gewone refugée."
„En toch, als ze een Sovjet-spionne was. wat zeer
waarschijnlijk is, zou ze niet in gevaar hebben
verkeerd," peinsde Drayton. „Ik moet nu een zeer
persoonlijke vraag doen," ging hij vriendelijk voort,
;jen ik verontschuldig me daar niet voor, want om
de zaak helder te kunnen zien, moet ik haar ook
yan uw standpunt bekijken .Was u of misschien
moet ik zeggen, is u met haar gelieerd?"
„Ik voelde er heel veel voor," gaf Haven toe, met
zijn stok patronen trekkend op het karpet. „Het was
alles heel moeilijk," voegde hij er bil. „Toen ik ont
dekte uit wat voor soort huis ik haar gered had, had
ik het gevoel, dat ik bedrogen was en dat er mis
bruik van me was gemaakt. In Warschau kreeg ik
den indruk dat Grotziwill^ haar als zijn mattresse
ot als zijn aanstaande maïtresse beschouwde. Het
kan natuurlijk zijn dat ze als Sovjet-spionne
Grbtziwill stond bekend als monarchist gepro
beerd heeft hem uit te hooren."
„Maar u schijnt haar toch gedurende de laatste
'étappes van uw tocht geheel vertrouwd te hebben,"
^merkte Drayton nadenkend op.
„Wat kon ik anders doen?" vroeg Haven. „We
hadden te doen met twee van de gemeenste, meest
gedegeneerde beesten die u zich kunt voorstellen.
We moesten, althans tegenover hen, bondgenooten
zijn."
„A propos, u heeft in uw verslag niet vermeld wat
er van hen geworden is."
„Neen, dat weet ik wel, ik wil het u wel ver
tellen, maar ik zette het liever niet zwart op wit. ik
zal er wel eens rekenschap van af moeten leggen,
denk ik. Anna Kastellane doodde den ergste. Ik
gooide den andere uit het vliegtuig. Ze wilden ons
vermoorden. Ziet u mijn hals. Hij maakte zijn boord
los en Felix Drayton uitte een kreet.
„Ik was bijna gewurgd," ging Haven voort, „toen
zij tusschenbeiden kwam. Ze stak den Fin in zijn
nek en redde mijn leven. Toen ging ik naar de cock
pit en gooide den anderen bandiet over boord. Ik
was half gek van pijn terwijl we over Holland en
over de Noordzee vlogen. Ik herinner me nu zelfs
nog niet, dat ik het vliegtuig in Cromer heb laten
dalen, maar ik hèb het gedaan. Ze brachten me in
een ambulance naar het ziekenhuis en toen ik ze-
ventien dagen later bij kwam. was zij weg met de
'-juweelen. Dat lijdt geen twijfel, het spijt me dat ik
het zeggen moet. Ze zei ronduit dat ze van haar
waren en natuurlijk was er niemand om het te
ontkennen. Na dien tijd heb ik geen woord meer
van haar gehoord."
„Een merkwaardige geschiedenis," mompelde
Felix Drayton. „A propos, is u de zoon van Norman
Haven, den Amerikaanschen bankier?"
„Ik ben zijn eenige zoon."
Felix Draytons eerbiedige houding werd nog eer
biediger.
„Ze zeggen dat uw vader een van de slimste en
meest practische menschen ter wereld is."
„Ik geloof, dat hij dat inderdaad is."
„U heeft een aanval van hersenkoorts gehad ïn