De levensbeschouwing van een Eskimo. Iedereen ken vlieger worden. Mala vertelt Maandag 4 Maart 1935. SCHAGER COURANT. Tweede blad. No. 9671 DE NATIONALE LUCHTVAART- SCHOOL EN WAT HAAR DOEL IS. VLIEGEN ALS SPORT OPENT NIEUWE PERSPECTIEVEN. Het is nog niet zoo heel lang geleden, dat de vlie gerij als iets zeer bijzonders werd beschouwd en het beroep van vlieger als iets wat voor velen onbe reikbaar was. In zekeren zin was dit ook inderdaad het geval. Zeker: men kon probeeren in Soesterberg bij de op leiding te komen voor militair vlieger of men kon trachten bij de K.L.M. een plaats te krijgen, om zich als verkeers-vlieger te bekwamen, maar een en an der was zeer zeker niet voor een ieder te bereiken. Maar de tijd is voorbij, dat zooals de bekende K.L.M.-vlieger, A. Viruly ergens zeide, uitsluitend de pioniers der vooruitgang de lucht ingingen. De stoe re schragers van het landsbelang, de fiere hooghou- ders der nationale kleuren, de onverschrokken baan brekers, de deskundige navigators en de moedige .verdedigers in de lucht. Misschien wel lijkt het nog zoo, wanneer men en kel en alleen maar de couranten leest, om er de be richten in te vinden, betrekking hebbende op groote prestaties in de lucht en als men te kortzichtig is, om ook eens, wat verder te kijken, dan z'n neus lang is. Want sedert de oprichting op 10 September 1927, van de eerste luchtvaart-school is feitelijk de lucht voor een ieder gezond mensch publiek domein ge worden. Deze school gaf den stoot tot het beoefenen van de luchtvaart in ruime mate en steeds nog wordt de drang om te vliegen grooter; vooral ook bij het op komende geslacht. De Rotterdamsche school werd gevolgd door een te Amsterdam (7. Maart 1931); een in Twente (1 No vember 1931); een te Eindhoven (1 Maart 1933) en tenslotte door een te Eelde in Groningen op 18 Maart van het vorige jaar. En wanneer men nu eens een kijkje gaat nemen bij een dier hangars en men laat zich eens door een instructeur der school voorlichten, dan zal men al heel spoedig misschien tot eigen verbazing be merken, dat gij ook bij de vliegers kunt hooren, om dat gij dan die zelfde vliegers, waar gij eerst zoo ontzettend tegenop zaagt, plotseling zoo geheel an ders ziet Wat Viruly zegt van de vliegerij. Wij kunnen niet nalaten hier nog eens Viruly aan te halen, die het zoo heerlijk zegt, als hij het heeft over de vliegerij. „Er vliegen alleen maar jongens, zegt hij. Als we elkaar niets wijsmaken, zijn we het er over eens, dat in iederen man, de jongen die hij was, het voornaamste is, de rest is maar franje voor het mooi! Verder is er niets, wat een jongen zoo graag doet, als iets lolligs, en tenslotte blijft iedere man, als het niet teveel in de gaten loopt, graag de jongen, die hij geweest is. Hier hebt U de luchtberoepsvaart in al haar schijnheiligheid. Want ik kan dat nobele vliegersvak toch eigenlijk niet anders zien dan als het serieuse masker, dat jon gens opzetten, die er een vrijen middag op uittrek ken. Dit is, naar mijn overtuiging de reden, dat de luchtvaart over de geheele wereld en misschien vooral in Nederland zoo floreert; dat er geen vak ter wereld zoo geschikt is om achter een ernstig en alom geacht masker (van escadrille-commandant, in- structeur, Indië-vlieger of wat dan ook) een jongen te blijven, als juist de luchtvaart en dat er overal mannen leven, die jongens geweest zijn. In vliegende meisjes geloof ik dan ook niet, tenzij deze meisjes vroeger ook jongens waren; jongens, die met mecanodoozen en locomotiefjes speelden, die iets geweldigs wouën en van reizen droomden en vrij wilden wezen en, net als Old Shatterhand, iets wagen wilden. Die iets lolligs wilden! En die dat nu, in dat leven, dat later voor bijna allemaal zoo heel anders uitpakt, in de lucht gevonden hebben, of kunnen vinden ook! Daarom zeg ik: beroepsvlieger is een schijnheilig vak en ik ben blij, dat ik het geworden ben. Daarom zeg ik tegelijk: aan de sportvliegerij de toekomst! Die komt er eerlijk voor uit; hier leveren wij U Uw plezierigste uren. Keep that schoolboy-complexion. Kob, doe mee, jö!" Is het niet kostelijk, dit eerlijke oordeel van een man als Viruly? Doe meel Inderdaad: doe mee! Iedereen immers is daartoe ten volle in de gelegenheid. Men behoeft er slechts vijf gulden voor over te hebben om met een instruc teur van de school mee de lucht in te worden ge nomen in zoo'n sport-vliegtuig met dubbele bestu ring. Men kan dan zelf den druk van den eigen schroefwind op de eigen roeren voelen en zelf ook eens die roeren bewegen. Om mee te doen, behoeft men slechts den eersten stap van de theorie naar de praktijk over den drem pel der hangar te doen. Die vijf gulden kunnen een ieder een nieuwen kijk geven op het leven, omdat deze sport meer kracht en kleur aan het leven ge ven kan, dan welke sport dan ook. De opleiding bij de N.L.S. Heeft men na een proefles besloten, het vliegeü als sport te gaan beoefenen, dan kan men bij de Nationale Luchtvaartsohool een volledige opleiding krijgen voor de vliegbewijzen, A. Ah en C, welke worden afgegeven door het Ministerie van Water staat en die internationaal geldige bevoegdheden ge ven tot: A. (Sportbrevet) tot het besturen van alle vlieg tuigen, met uitzondering van verkeersvliegtuigen. Ah. (Hulpbestuurdersbrevet) overeenstemmend met die, gegeven voor het vliegbewijs A. en boven dien de bevoegdheid tot het, onder toezicht van den houder van een verkeersvliegtuig (B) besturen van verkeersvliegtuigen. C. (Kunstvliegbrevet) overeenstemmend met die gegeven voor het vliegbewijs A. en bovendien de be voegdheid tot het vérrichten van kunstvluchten bij openbare vertooningen. Ook worden cursussen in blindvliegen gegeven aan eenmaal gebrevetteerden, om hen te bekwamen in navigatie bij slechte weersomstandigheden. Eischen van toelating. Teneinde tot de N.L.S. te kunnen worden toegela ten, moeten aanstaande leerlingen den leeftijd van 17 jaar en 9 maanden hebben bereikt en lichamelijk geschikt bevonden worden. De eischen van lichamelijke geschiktheid va- rieeren naar gelang men in aanmerking wenscht te komen voor een vliegbewijs A., Ah. of C. Aanstaande sportvliegers vragen een eerste keu ring aan voor het vliegbewijs A., aanstaande be roepsvliegers moeten een eerste keuring aanvragen voor het vliegbèwijs B. De eischen voor het vliegbewijs A. zijn zoodanig, dat iemand die nor maal gezond is, daaraan voldoet. Nog opgemerkt zij, dat, voor het vliegbewijs A. het dragen van een bril toegestaan is; voor de.overige vliegwijzen is dit echter niet het geval. De kosten voor het geneeskundig onderzoek bedra gen f 15. Hoe men vlieger kan worden. Jongelui nu, die zich geroepen voelen vlieger te worden, melden zich aan bij een der Luchtvaart- Scholen. De inschrijving, waarvoor een bedrag van f 10.wordt gevraagd, kan dagelijks geschieden. Behalve dit inschrijvingsgeld heeft iedere adspi- rant-vlieger nog een som van f100.te storten als waarborg. waaruit mogelijke schulden aan de N.L.S. kunnen worden bestreden. Bij het ver laten der school ontvangt men het saldo der waar borgsom terug. De duur der opleiding voor het vliegbewijs A is af hankelijk van den aanleg van den betrokken leerling en de tijdruimte tusschen de verschillende lessen. De gemiddelde leerling heeft ongeveer 10 uren dub bel besturingsonderwijs noodig, voorts 3 a 4 solo-oefe ningen en tenslotte 2 a 3 uur voor het afleggen van het examen. In totaal dus voor de volledige opleiding 15 tot 25 vlieguren. Waar een vliegles meestal niet langer duurt dan 15 tot 30 minuten, zal men dus 50 a 60 lessen noodig hebben. Wanneer men dit wenscht, kunnen deze lessen binnen een minimumtijd van ZYz maand genomen worden, doch ze kunnen natuurlijk evengoed over een periode van een jaar of zelfs lan ger verdeeld worden. De ingeschrevenen zijn niet aansprakelijk voor schade aan het materiaal der N.L.S. of aan derden. Aan het einde der opleiding moet ter verkrijging van het eerste vliegbewijs ten overstaan van een Rijkscommissie een examen worden afgelegd. De examen-eischen. Dit examen bestaat uit een theoretisch- en een prac- tisch gedeelte.. Het practische gedeelte wordt gevormd door: a. een hoogte vlucht; b. een behendigheidsproef met doellanding; c. drie doellandingen, gemeenlijk laplandingen ge noemd. Voor het theoretisch gedeelte wordt geëischt: a. eenïge kennis van het vliegen in de praktijk, ook ten aanzien van het vliegen op de kaart; alsmede eenige kennis van de omstandigheden, welke zich met vliegtuig en motor kunnen voordoen; b. eenige kennis van de voornaamste luchtvaart regelingen in het binnen- en buitenland en voorts grondige kennis van het luchtverkeersreglement. Voor het nemen van vlieglessen zijn de scholen ook op Zon- en Feestdagen geopend, terwijl gedurende de zomermaanden ook des avonds onderwijs wordt gegeyen. De kosten der opleiding. En hoeveel moet het nu alles tezamen kosten om vlieger te worden? zal men zich afvragen. Daar hebben we dan allereerst een bedrag van f 15.— voor de geneeskundige keuring en f 10— voor de inschrijving. Gebaseerd op 22 vlieguren kost de opleiding voor het brevet A, 22 maal het tarief per vlieguur, of 22 X f31.— f682—, indien die lessen vóór elf uur des morgens worden genomen en 22 X f 33.— f726.voor lessen welke na elf uur eindigen. De vliegtuigkleeding kost f 50.a f 100.terwijl de leerling, zooals gezegd, dient te beschikken over een waarborgsom van f 100.—, welke echter het eigen dom van den leerling blijft. De totaal-kosten van de opleiding bedragen der halve f951—, waarvan f100.— eigendom blijft. Na elke les wordt contante betaling verlangd, ten zij een bepaald bedrag van tevoren op rekening is gestort. De vloot van de N.L.S. Het standaard-lesvliegtuig der N.L.S. is het Kool- boventoestel F.K. 46 met Gipsymotor van 130 P.K. Ook telt de vloot nog Pandervliegtuigen, een Tiger- Moth en een drietal Koolhovendriepersoonscoupé's. die behalve voor de opleiding beschikbaar zijn, voor het luchttoerisme. Een ieder, die in het bezit is van brevet A., kan een vliegtuig der school huren. Voor een overland- vlucht, voor zoover de instructeurs, in verband met weersomstandigheden en het te vliegen traject er hunne goedkeuring aan hechten. Het tarief hiervoor schommelt tusschen de 25 en 28 gulden per vlieguur. Wordt er gedurende een luchtreis niet gevlogen, dan wordt er voor het eerste UIT DE FILM „ESKIMO", - Mala jaagt voor het levensonderhoud van hem. en de zijnen. NAAR AANLEIDING VAN DE NIEUWSTE METRO GOLDWYN- FILM „ESKIMO". Een der laatste filmwerken van de Metro Goldwyn Mayer is „Eskimo", onder regie van den bekenden regisseur W. S. van Dijke. In deze film met haar diep menschelij- ken achtergrond, welke door haar natuur- weerkaatsing van mensch, dier en land schap, op een zeer hoog peil is komen te staan, komt de groote strijd met de forma listische opvattingen omtrent recht en wet tusschen den Eskimo en het westen tot uiting. De primitieve Eskimo houdt er een gansch andere, in sommige opzichten hoo- gere moraal op na dan wij, Westerlingen. Twee begrippen zijn bii hen sterker ontwik keld dan bij ons: de gastvrijheid en de on wrikbare trouw aan het eens gegeven woord. Bovendien begrijpt een Eskimo niets van ons formalisme, dat bijvoorbeeld een ambtenaar, ook al is deze een edel mensch, belet af te wijken van een eenmaal vast- gestelden vorm, een door de wet bevolen voorschrift „Zij kunnen zich niet voorstellen, dat een man kan leven zonder vrouw", zoo wordt van den Eskimo gezegd en in hun gastvrij heid gaan zij zoo ver, dat zij hun vrouw aan een verdwaalden stamgenoot en weduw naar afstaan." Heel iets anders wordt 't, als een hem onbekende blanke den Eskimo be looft zijn vrouw met rust te laten, deze de gegeven belofte schendt. Dan beschouwt hij den blanke als een schunnigen woordbre ker en wreekt hij zich. Al deze karaktertrekken van den Eskimo, benevens zijn volkomen argeloosheid, zijn goed vertrouwen en totaal gebrek aan het doorzienvan listen en lagen, vindt men ver- eenigd in de figuur van Mala, den grooten jager, die van deze film de hoofdpersoon Mala nu vertelt, hoe de menschen hem allerlei soort vragen doen omtrent zijn leven als Eskimo. Mala en zijn geliefde vrouw A.ba. Als ik ze alles vertel, zeggen ze: „Wat een ver schrikkelijk leven!" „Wat een rare menschen!" enz. Ik geloof niet, dat het ooit tot hen doordringt, dat een Eskimo op zijn beurt misschien hun leven net zoo vreemd vindt als het zijne in hun oogen is. In de .beschaafde wereld" moet ik heel wat meer ver werken in mijn gedachten, door wat ik zie. wat ik eet, wat ik hoor, dan in mijn eigen wereldje. Er zijn nog andere manieren om ongelukkig te zijn! Pas toen ik onder de menschen kwam, ontmoette ik bezorgde gezichten, begreep ik, wat zorg kon zijn. Aan de Noordpool is 't koud. Het gebeurt dik wijls, dat een Eskimo dagenlang honger lijdt. Maar een Eskimo is slechts heel zelden treurig gestemd. Het leven is zoo eenvoudig voor hem. Wanneer hij honger heeft, gaat hij er op uit om een zeehond of walrus te vinden. Hij doodt deze, en vult zijn maag Hij gebruikt hun vel voor zijn kleeding. voor een zomerverblijf. Wanneer dit gebeurd is, is hij tevre den. Geld? Dat ziet hij zelden, daaraan bestaat geen behoefte. Toen ik nog een kind was, en mijn moeder mij met de blanken in contact bracht, plachten toeristen „die schat van een kind" een stuiver te geven. Toen ik echter ouder werd, hielden die giften op, en van mijn elfde jaar tot mijn achttiende heb ik nooit meer dan vijf cent in handen gehad. In dien tijd heb ik nooit met honger te kampen gehad. Ik groeide op als iedere normale jongen. Mijn bontkleeren waren goed Op de jacht trof ik het meestal goed. Ik was heel feelukkig. Onder de Eskimo's wordt al die drukte, die de men schen maken over geld, als onzin beschouwd. Voor een Eskimo is de ellende, die er heerscht on der de beschaafd ere volkeren, iets onbegrijpelijks. Hoe eet de Eskimo? Natuurlijk bezitten wij vreemde manieren en ge woonten. Ik vertelde een Amerikaansch vriend eens van onze gewoonte om uit één pot gezamenlijk te eten. Toen ik pas zeven jaar oud was, ging ik voor de eerste keer op jacht op wilde ganzen. Met mijn pijl en boog schoot ik er twee neer. De andere kin deren, die grooter waren, doodden er verscheidene. Met trots brachten we onze buit naar het kamp terug. Met trots zagen we de ganzen in een pot werpen. Met trots doopten wij, wanneer na zooveel anderen aan ons de beurt was, in. Wij zagen toe, hoe de vrouwen, met Eskimo-galantheid, met hun monden alle slib van het vleesch verwijderden, voor dat zij dit aan hun echtgenooten gaven. Mijn Amerilcaansche vriend huiverde. „Als ik ooit zonder baantje kom", zei hij, „zou ik liever ster ven dan zoo te leven." Waarom zijn zulke gewoonten zoo vreemd? In de Noordpoolstreken zijn messen en vorken en lepels merkwaardige dingen. Men ziet ze in neder zettingen, waar blanken wonen, maar honderden mijlen Noordelijker kunnen alleen maar de handen gebruikt worden. En wat die gemeenschappelijke pot betreft: wie is bang voor bacteriën in zoo een koud land? Ziekten waren zeldzaam in de Noord- poolstreken, totdat zij er door volkeren uit warmere landen gebracht waren. Een Eskimo is tevreden. De Eskimo in zijn strijd om het bestaan. Van de vele dingen in het leven der Eskimo's, die de menschen uit de warmere streken treffen, be- teekent het dooden van dieren iets geheel aparts. Natuurlijk heeft het dooden van dieren in het Noorden grooter beteekenis, omdat de strijd om het bestaan daar heviger is dan in de gewone maat schappij; voor hem beteekent het „dood, of ge zult gedood worden", alles, in den meest letterlijken zin van het woord. Wanneer een ijsbeer op mij afkomt, is beweging soms nauwelijks mogelijk. Ook het dier strijdt voor zijn levensonderhoud, en dit geeft hem een blik in zijn oogen, die voor een mensch zuiver hypnotisch werkt. Voor den Eskimo zijn die dingen heel gewoon geworden, hij aanvaardt ze als het risico van zijn bestaan. Hoe een Eskimo leeft. Een Eskimo-kind leert de lessen des levens heel snel. Ik was bijvoorbeeld nog een baby, toen jagers mij rillend bij het lichaam van mijn doode groot moeder aantroffen. Wanneer een jongen niet langer een kind is, krijgt .hij geen oorkussen meer. Hem wordt gezegd, dat, wanneer hij gemakkelijker wil liggen, hij zijn oor kussen kan „schieten". Wanneer hij erover klaagt, dat zijn huidencostuum slijt, wijst men hem op de zeehonden op het ijs, die kan hij dooden. Onafhan kelijkheid en zelfvertrouwen spruiten uit zulk een leven voort. Heel interessant in mijn volk is, hoe zij allen het zelfde zijn in gewoonten, ongeacht waar men ze aantreft. Toen ik nog een Jongen was, kwam de ontdek kingsreiziger Rasmussen in onze nederzetting. Hij had een aantal Eskimo's uit Groenland bij zich, die duizenden mijlen ver weg kwamen. Zij spraken pre cies zooals wij spraken. Hun manieren waren de zelfde als de onze. En toch lagen er tusschen Hun land en het onze honderden mijlen, nog nimmer door ontdekkingsreizigers betreden. De Eskimo weet niets af van landkaarten. Wan neer er een van hen van een lange reis terugkomt en zegt: „Ik heb een nieuw water gezien", is het best mogelijk, dat hij de Noordelijke IJszee, de ge weldige Mackenzi-River, de Hudson-baai of zelfs den Atlantischen Oceaan bedoelt. En overal, waar hij komt, wanneer hij ooit komt. ontvangt men hem met open armen. Niemand in een Eskimo-dorp zal zeggen: „Hier komt iemand een aalmoes vragen. Wij hebben niets om hem te geven," maar ieder roept: „Hoera, daar komt een dappere jager. Hij zal ons helpen om walrussen te dooden." Of, wanneer hij een vrouw bij zich heeft: „hier is weer een vrouw, die ons zal helpen, onze schoenen te maken." Er zijn veel dingen, die heel prettig zijn in <Je samenleving der blanken, veel dingen, die opwin dend zijn, die de zenuwen doen tintelen. Het zafl lang duren, denk ik, voordat het rijden in een trein mij zal vermoeien. En fruit en groenten blijven een vreemde erva ring, die men opdoet. Een of twee maal zag ik kleine sinaasappelen in een winkel geëtaleerd staan, maar de prijs daar van was zoo hoog. dat een arme Eskimo ze niet. kon betalen. Alleen rijke Eskimo's, die menigen walrus hebben gedood, konden zich veroorloven, af en toe_ boter te koopen. Maar lit was zoo oen teeken van Noordpoolweelde, dat ik nog steeds schrik, wanneer ik in een restaurant zie, dat iemand vier gangen in snelle opeenvolging weet te verorberen. Een zacht bed is heerlijk. Ik ben eraan gewend geraakt om de schoonheid van Amerikaansche vrouwen te bewonderen, hoe wel ze voor een Eskimo veel te mager zijn. Een Eskimo-vrouw moet grof zijn, om lasten te dragen, om vele mijlen loopen te kunnen afleggen. Maar ik kan niet zeggen, dat ik nu gelukkiger ben, dan toen ik nog in het hooge Noorden woonde. Er gaat van de Noordpoolstreken een aantrek kingskracht uit, die zeer sterk is. Slechts weinig Eskimo's blijven ooit lang van hun koude landen weg. Ik zal ook teruggaan. De groote strijd met de formalistische opvattingen omtrent recht en wet tusschen den Eskimo en het Westen.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1935 | | pagina 5