rs China's bolwerk tegen de Barbaren. Wie een kuil graaft voor een ander... en hun geschiedenis. WAN-LI-TSJANG- Ï3JENG, DE GROTE „CHINESE MUUR." door Trude Gerardts. I Het grootste bouw werk der aarde is de 2450 K.M. lange Chi nese muur, die keizer Sji-huang-ti liet bou wen om de oude Chi nese beschaving te be schermen tegen de in vallen van de barba ren. Do muur begint ten Zuid-Westen van Sou-Sjtou in Kansas, en loopt dan in Noord-Oostelijke richting tot de golf van Siau-toeng, waar hij eindigt bij Sjan-hai- koean. Daar is hij heel erg versterkt. Twee maal gaat hij over de Huang-ho, de gele rivier. In het Jaar 221 voor Christus werd er be gonnen met bouwen. Meer dan 2000 jaren staat de Wan-li-tsjang-tsjeng, dat is de Chinese naam voor hem, en het betekent: „witte muur" er nu en hij heeft het vpor het grootste gedeelte goed uitgehouden, zelfs in het Westen en in het Zuiden, waar het bouwmateriaal alleen maar uit ge stampte aarde bestaat 2000 Jaren heeft de Wan-li-tsjang-tsjeng voorbij zien gaan, heeft hij „het Hemelse Rijk" beschermd te gen de aanvallen van zijn buurmannen. Hij heeft vreugde en leed meegemaakt. Grote uitvindingen zijn in de loop van zijn bestaan gedaan in het land dat hij be schermen moest, ongeluk is er gekomen over China en zijn bewoners de muur echter staat erl Hij is bijna 16 meter hoog, aan de voet is hij 8 en bovenaan 5 meter breed. Hij is niet alleen het zinnebeeld van het sterke, machtige China van 2000 jaren terug, maar óók van de prachtige oude Chinese beschaving, waarvan de be roemde poort van Koe-joeng-koean met zijn vele inscripties getuigt. Jullie kunnen Je niet goed voorstellen, hóe lang de muur wel is, maar wanneer ik jullie vertel dat de afstand Parijs- Moskou even groot is als de afstand Sou- Sjtou-Sjan-hai-koean, dan zul je het Je zeker wèl kunnen voorstellen! Dertig jaar aan een stuk door hebben honderdduizend mensen stenen op elkaar gemetseld, hebben zij zand en gesteenten gehaald, en toen die dertig jaren voorbij waren, wat de „Witte Muur" klaar. Men heeft berekend dat men uit het materiaal van deze muur 120 Chéops pyramiden ge bouwd zouden kunnen worden! Het ver schil tussen die pyramiden en de Witte Muur is, dat de eersten gebouwd werden door tyranieke alleen-heersers, om hun roem ook nè, hun dood te verkondigen, en hun onderdanen zwoegden in het zweet huns aanschijns, tenvijl de laatste niet bedoeld is om de naam van zijn bouwer hoog te -houden want keizer Sj(-tiiang-ti is in China bijna vergeten maar hij is een bewijs van de voorzorgen van een groot staatsman om een rèuzen volk, dat tot dien tijd aldoor te lijden had van de overvallen der Barbaren, te beschermen. Maar er is nog iets anders, waardoor de Witte Muur" voor ons zo interessant is. Hij loopt namelijk door streken en gebieden, die bijna onbekend zijn, en waar de men sen op hetzelfde peil van beschaving staan als 1000 jaren geleden. Hier bij de Hope en de bovenloop van de Huang-ho biedt de arme koeli nog steeds zijn zoons te koop aan, omdat hij hen zelf niet kan on derhouden. Hier gebruikt men voor het ploegen nog altijd een plank en zijn de vrouw en de koeli, die geen rechten heeft, de goedkoopste arbeidskrachten. VAN DE GULZIGE, MAAR SLIMME KA MEEL EN DE JAKHALS DIE VERDRONK... door TRUDY BENDT. Jakhals stond op een morgen aan de oever van een grote rivier en zag hoe de krabben aan de andere kant van de stroom in de zon lagen te bakken. „Ach, hemeltje", zei hij, „Als ik toch maar kon zwemmen! Wat heerlijk sma ken krabben toch! En als ik kon zwem men, kon ik aan de overkant komen, en dan'kon ik heerlijk smullen van die malse beestjes! Kijk ze toch eens daar liggen braden in de zonneschijn! Het water loopt me al uit de mond! Kijk toch eens wat een dikkerds! Had ik maar een bootje of een schuitje, of een vlot!" Hij keek eens rond, en daar zag hij Mijnheer Kameel uit het bos komen. En daar viel Jakhals iets in. „Kijk eens, oude jongen!" zei hij tegen zichzelf. „Jij moet Kameel overhalen om je op zijn rug over de rivier te nemen. Je kan hoog en droog op zijn rug zitten, je hoeft niet eens te roeien, dus dat is veel beter dan een bootje!" Daarom ging hij naar Mijnheer Kameel toe, en zei heel vriendelijk: „Aha! Goede morgen mijn beste vriend! Heb je soms honger? Je ziet er namelijk zo uit! Ik weet heerlijk zoet suikerriet, dat wil ik je best wijzen." ,Wat?ü!" schreeuwde Mijnheer Kameel. „Wadr?!! Waar?!! Zeg het me dadelijk!! Direct!! Ogenblikkelijk! Ik ga' direct naar die plek toe!" „Ik kan het je niet uitleggen! Maar ik wil wel met je meegaan. Ik heb tóch de tijd. Laat me maar op je rug klimmen, Want we moeten de rivier over, en je zult wel weten' dat ik niet zwemmen kan. „O", zei Kameel. „Nou ja, dat is zo erg niet. Klim maar op mijn rug man. Ik zal je er wel overnemen. Maar je moet me vast en zeker die plek wijzen waar dat suikerriet groeit." want Kameel was wel een beetje bang voor Jakhals' plagerijen. „Dat is best in orde kerel. En als ik toch aan de andere kant ben, kan ik eens kijken of die krabben de moeite waard zijn om te eten." „Spring nou gauw op mijn rug!" zei de hongerige Kameel. „O, ik loop te water tanden!" Jakhals sprong op de rug van Kameel, en deze zwom de rivier over, en zó vrese lijk voorzichtig, dat Jakhals helemaal niet nat werd. Niet eens het puntje van zijn staart werd vochtig! Toen zij aan de andere kant kwamen, nam Jakhals Mijnheer Kameel mee naar een suikerrietveld, waar de jonge groene stronken glinsterden in de morgenzon. Toen ging hijzelf de krabben opzoeken, en hij verslond de ene vóór de andere n&. Hij at maar en hij at maar, tot hij werkelijk niet meer kon, en toen ging hij Kameel opzoeken, die nog steeds suikerrieten at, en hij wilde naar de overkant terugge bracht worden. „Heb jij al die krabben opgegeten?" vroeg Kameel. „Ja, dank je, oude jongen!" zei Jakhals, „ik heb geen plaats meer in mijn maag! Niet voor een levende en ook niet voor een dode krab! Hemeltje nog aan toe, wat heb ik gegeten! Maar laten we nu dadelijk teruggaan. Ik heb haast" „Hè nee", zei Kameel. „Ik heb nog haast niets gegeten!" „Ook al goed. Ik ga daar op het zand bij de rivier liggen, en dan wacht ik wel op je!" Maar Jakhals ging daar niet liggen. Het suikerrietland behoorde aan een boer en zijn zoons, die erg op dit land gesteld waren. Jakhals wist dat Hij was bang voor hen, en daarom wilde hij gauw weggaan. „Ik weet wel een manier om Kameel hier te laten komen." En Jakhals begon to zingen en te janken van je welste. Natuurlijk lette Kameel niet op dit la waai. Die at maar door. Maar de boer lette er wel op. Hij en zijn zoons kwamen aan gelopen met stokken, en ze zochten naar Jakhals, maar die had zich veilig en wel weggestopt. En daar zagen de boer en zijn zoons Kameel staan! En nog wel in hun suikerrietveld! Dat is toch kras. Ze joegen Kameel weg, en zaten hem achterna, en toen ze hem kregen sloegen ze er op los. Toen viel Kameel uitgeput neer vlak bij het water. Toen de boer weer naar huis was ge gaan met zijn zoons, kwam Jakhals naar Kameel toe. Hij zag daar het arme dier liggen, en hij deed net of hij erg verbaasd was, hoewel hij het hele schouwspel gade geslagen had. „Wat, mijn beste vriend, wat is er met jou gebeurd? Waar kom je vandaan? Ilc zocht je overal." „Wie is jou vriend?" kreunde Kameel. „Ik niet hoor! Ik niet. Waarom maakte je zo'n lawaai? Het is jouw schuld dat de boeren mij zo geslagen hebben!" „Ach, ach", zei Jakhals. „Foei toch! Dat is te erg. Hebben de boeren jou dan ge slagen? Man, dat spijt me voor je! Zie je, ik ben altijd gewoon om te zingen na het eten. Dat is nou eenmaal mijn gewoonte." ,0," zei Kameel. „Zo. Dat wist ik niet. Dat heb ik niet geweten. Laten we nu maar 1 naar huis toe gaan. Klim maar pp mijn rug, terwijl ik lig.'' Jakhals klom op Kameel zijn rug, en Kameel sukkelde op zijn gemak naar de rivier. Hij ging voetje voor voetje het wa ter in, en begon toen naar de overkant te zwemmen. Jakhals zat heerlijk hoog en droog op de rug van Kameel, en hij glim lachte tevreden. Maar net toen zij op het midden van de rivier waren, zei Kameel: „Ja, je zult het wel niet erg prettig vin den, maar ik ga nu eerst een beetje rollen in het water. Dat vind ik toch altijd zo heerlijk." „Ach nee, zeg!" smeekte Jakhals, „dan word ik nat, en misschien verdrink ik wel." „Misschien," glimlachte Kameel. „Man, ik zou het erg naar voor je vinden wan neer jou iets overkwam, maar zie je, ik rol altijd na het eten. Dat is mijn ge woonte. Daar kan ik niet van afwijken." En toen ging Kameel rollen en rollen... en hij rekte zich eens lekker uit. Eerst werd de punt van Jakhals zijn staart nat, toen de hele staart, toen het hele lijf en ten slotte verdronk Jakhals... Fluite Pètuite Petuit Nu is mijn verhaaltje uit! 46 ETAGES WEGEN 125.000 TON. Op de dag van zijn gouden brui loft stierf de eerste wolkenkrabber architect van New York, F. P. Dinkelberg. Dobbelstenen in de fles GEEN ONDERBREKING MEER VAN HET SPEL! Wanneer je echt gezellig aan een spel bezig bent, waarbij ook dobbelstenen te pas komen, dan kan het spel opeens on derbroken worden, doordat een der mede- Amerika is het vaderland van de wol kenkrabbers. En hoewel zij in New York hun ontwikkeling voltooiden, zijn zij toch niet in deze stad geboren. Neen, de eerste wolkenkrabber is gebouwd in Chicago. Het is de Masonic-Temple, en hij heeft 19 eta ges. Vergeleken bij de reuzen „buildings" in New York is het een klein, schattig ba- bytje. Maar in de tijd dat hij nog de eerste was, maakte hij een geweldige indruk! De architect Jenny uit Chicago stelde in 1889 heftig bestreden voorschriften voor wol kenkrabbers vast, waarvan de bouwstijl sterk afweek van de bouwstijl die men ge woon was te gebruiken. Zijn stijl, „skelet constructie" genoemd, werd echter toch doorgevoerd. Doordat de bouwgrond hoe langer hoe duurder werd, begonnen de mensen ook hoe langer hoe meer wolkenkrabbers te bouwen. En vooral op het Manhattan- schiereiland, waarop New York gebouwd is, en waar erg weinig „plaats" is, stegen de prijzen heel snel en ook verschrikkelijk hoog. 50 Jaar geleden reeds kostte een vierkante meter op Broadway f 4800. Het bouwen van wolkenkrabbers werd een zekere wetenschap. Men berekende het nuttig draagvermogen der fundamenten, en de loodrecht en horizontaal werkende kracht van de winddruk en van de aard bevingen. Veertig meter diep worden de fundamenten in de aarde gedreven, tot zij stuiten op de natuurlijke rots van het schiereiland. Andere bodem is niet in staat om de ongelofelijke last van zo'n gebouw te dragen. Het Woolworth-gebouw is 46 étages hoog, en weegt 125.000 ton. Niet alleen de hoogte van dit gebouw is zo im ponerend, want er zijn er wel die nog hoger zijn, maar het hele bebouwde com plex is voor iemand, die kersvers uit Euro pa of* Indië komt, overweldigend. Er heeft zich een aparte klasse van arbeiders, die speciaal wolkenkrabbers bouwen, ontwik keld, die men „shy-workers" (hemelwer- lcers) noemt. spelenden zo onachtzaam is en de dobbel stenen op de grond laat vallen. Dan moet iedereen op handen en voeten op de grond gaan kruipen, en pas na een hele tijd worden de stenen ergens onder het buf fet of on'der een kast gevonden. Maar dat kan best veranderd worden! En wel op zeer eenvoudige wijze. Je kunt er zelf voor zorgen. Je neemt een dikbuikige fles en maak die eerst goed schoon. Dan worden er twee, drie dobbelstenen in gedaan. Dan doe je een kurk op de fles je kunt de fles ook verzegelen en je kunt met een gerust hart aan het spel gaan, zonder dat het onnodig onderbroken wordt. De fles wordt geschud, op de tafel gezet, en je kunt zien hieveel er gegooid is. KIJK EENS, DE LUCIFER GEHOORZAAMTI Je kunt veel plezier hebben met dit lu- ciferspelletje. Je knikt een lucifer in het midden door, zodat hij de vorm van een V krijgt. Nu leg je de lucifer op de hals van een fles, die zo wijd moet zijn dat er een cent doorheen kan vallen. Op de luci fer leggen we nu een cent. Nu vraag je aan een vriendje of vriendinnetje om de cent in de fles te doen zonder de fles of de lucifer aan te raken. Dat zal hem of haar heel wat moeite kosten, en waarschijnlijk zal het niemand lukken. Maar nu kom jij! Je laat een druppel water op de luci fer vallen ddér waar hij geknikt is. Even tjes geduld, en dan zal iedereen stom ver baasd zijn! De lucifer zal namelijk lang zaam recht buigen, tot eindelijk de cent door de opening kan vallen. Hoe komt dat nu? Ik zal het je vertellen. Hoe vochtiger het hout is, des te meer zet het uit. De houtvaten op de plaats waar de lucifer doorgeknikt is, hebben het water opgezo gen, zij beginnen nu te zwellen, en daar door strekken zij zich. HOE MIJNHEER KNIGGE AAN ZIJN VROUW KWAM. Vrijheer von Knigge, de bekende schrij ver van het geschrift „Over de Omgang met Mensen", was van 1772 tot 1777 hof jonker en assessor (dat is bevoegd, maar nog niet geplaatst ambtenaar aan de Krijgs- en Domeinen-Kamer in Kassei. Nu had de landgravin Philippine een hofdame, Hen- riette von Baumbach, die nu niet bepaald ad rem was. Deze arme hofdame werd voortdurend door de geestige Knigge voor de gek gehouden en daardoor bracht hij haar vaak in verlegenheid. De landgravin, die Freule von Baumbach heel graag mocht, ergerde zich daar reeds lang over, en besloot, aan de plagerijen van de vrij heer een eind te maken. Toen Knigge de hofdame weer eens plaagde, trad de landgravin op hem toe en zei: „Ik heb al dikwijls gemerkt, dat U mijn lieve Freule von Baumbach boven de andere dames verkiest en dat U zich slechts met haar bemoeit. Ik vind het nu goed, wanneer U zich openlijk verklaart, omdat Uw bedoelingen toch gemeend zijn." Nu was het de beurt aan Knigge om ver legen te zijn. De landgravin echter nam snel de hand van hem en van Freule von Baumbach, en zeide toen tot de overige aanwezigen: „Dames en Heren, het is mij een groot genoegen om U een gelukkig bruidspaar te mogen voorstellen. Vrijheer von Knigge heeft zich verloofd met Freule von Baumbach." Het „gelukkige bruidspaar" stond daar alsof het door de bliksem was getroffen, maar er viel aan de zaak niet veel meer te veranderen nu de landsmoeder hun „verlo ving" openlijk bekend gemaakt had. Acht dagen later was vrijheer von Knigge ge trouwd met Freule von Baumbach. En het huwelijk werd zelfs gelukkig.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1935 | | pagina 7