UenZEEPPOEDER..
PRESTO I
f
mrittsr0/ 1
I
Phillips Oppenheim
De strijd der S.D.A.P.
Woensdag 20 Maart 1935. SCHAGER
COURANT.
Derde blad. Sic.
Schagen.
REDE VAN DEN HEER IR. J. W. ALBARDA.
LID DER TWEEDE KAMER
Voor een geheel bezet Theater Royat, zelfs het
tooneel was door vele aanwezigen bezet, werd gis
teravond door de afdeeling Schagen van de S.D.A.P.
een groote openbare vergadering gehouden, waar
als spreker optrad, de heer Ir. J. W. Albarda, lid
van de Tweede Kamer.
De heer Orsel, voorzitter van de afdeeling Schagen
opende met blijdschap de vergadering, erop wijzen
de, dat waar de leider der N.S.B., de heer Mussert,
om een bezet lokaal te krijgen zijn aanhangers met
autobussen uit Amsterdam, IJmuiden, Haarlem, enz.
tmoet laten komen, dit voor de S.D.A.P. niet noodig
is. Ir. Albarda heeft alleen maar zijn mond mee
genomen en de zaal is te klein. Spr. wijst op de moei-
Jijlce positie der partij, waar zij door alle mogelijke
partijen wordt aangevallen, hoe de S.D.A.P. de de
mocratie wil en zal handhaven en hoe in de staten
waar de dictatuur heerscht. tot uiting komt dat men
reeds meer dan genoeg van die dictatuur heeft. 1
Spr. herinnert aan de zeer fatale daad waarhij
van communistische zijde een aanslag werd ge
pleegd op den redacteur van het Volksblad en
spreekt een woord van felicitatie, dat de heer An-
iersmit het er zoo goed heeft afgebracht.
Hulde brengt spr .aan de vele aanwezige vrou
wen, zich er over verheugend, dat in dezen tijd van
verlaging van loon en werkloozensteun, die vrouwen
belangstelling toonen voor het streven en werken
der S.D.A.P.
Na dit inleidend woord verkrijgt de heer Ir. Al
barda het woord, die er allereerst op wijst dat de
crisis die wij thans hebben, er een is van langdurige
ontwrichting en ontreddering en helaas van herstel
nog bitter weinig valt te bespeuren. Wel lijkt het of
enkele landen op adem komen, maar in de meeste
landen is nog geen sprake van herstel. Ook in ons
land toonen de cijfers van in- en uitvoer der handels
goederen de groote ontwrichting: immers bedroeg de
invoer van handelsgoederen in 1929 2750 millioen
gulden, in 1934 was hij verminderd tot 1038 millioen,
terwijl de uitvoer in 1929 bedroeg bijna 2000 millioen
en in 1934 terugliep tot 700 millioen. Land- en tuin
bouw produceeren veel meer dan we zelf kunnen
gebruiken en zijn dan ook zwaar getroffen, even
als dat met de industrie het geval is.
De schade door de crisis aangericht, wordt aan
het geheele land meegedeeld, en het spreekt vanzelf,
dat het aantal werkloozen onder die omstandigheden
zeer groot moet zijn. Het aantal officieel getelde
werkloozen bedraagt, thans pl.m. 420.000, 1/4 of 1/5
'deel van het Ned. Volk kan thans niet met arbeid
in zijn levensonderhoud voorzien en vreeselijk woedt
die werkloosheid onder de jeugdige personen, im
mers meer dan 160.000 jongens kunnen geen arbeid
vinden. Wij kunnen niet omvatten de som van het
leed, de grootte van den wanhoop die deze cijfers
beteekenen.
De ernst van dezen toestand moeten wij dan ook
in aanmerking nemen bij de beoordeel ing van het
beleid der regeering van land, provincie en gemeen
te. Regeeren is altijd moeilijk, maar onder de huidi
ge omstandigheden is het nu wel een buitengewoon
•moeilijke en onaangename taak. Want. door welke
partijen ook geregeerd zou worden, altijd zou er be
zuinigd moeten worden, altijd zou er groote moeite
zijn, om aan den nood, aan de groote behoeften te
voldoen. Voor geen enkele regeering zou regeeren
gemakkelijk zijn en het zou oneerlijk zijn, dezen
toestand bij het uitoefenen van critiek uit het oog
te verliezen. Maar dit beteekent niet. dat we daarom
maar alles moeten goedkeuren. Met volledige er
kenning van de moeilijkheden voor de regeering,
mogen wij verschillen van meening over de wijze
waarop de moeilijkheden worden overwonnen. Die
verschillen van meening mogen wij gelukkig in ons
j land nog zeggen. Er zijn landen waar dat niet mag,
waar men zich anders bloot stelt aan ernstig gevaar,
zijn vrijheid, ja zelfs zijn leven te verliezen en waar
men slechts mag prijzen en jubelen. En als de heer
Ir. Mussert zijn zin krijgt, wordt dat ook hier zoo.
We hebben immers al kunnen lezen, dat als de
N.S.B. op legale wijze de macht in handen zou
krijgen, als de N.S.B. 51 van de 100 zetels in de
Tweede Kamer zou krijgen, de overige 49 hun mond
zouden hebben te houden. Ziedaar het toekomst
beeld, geen critiek op het beleid op de maatregelen,
geen andere idealen en opvattingen! Maar zoover
zijn we nog niet. Nu mogen we niet alleen onze
critiek doen hooren, maar hebben wij het recht, ia
de plicht, critiek uit te oefenen. Daarin vervullen
wij tegenover onze regeering een taak, een taak die
even belangrijk is als de taak der regeering zelf.
Doch die critiek mogen we op éen voorwaarde doen
hooren, n.1. wanneer ook wij bereid zijn, zelf de ver
antwoordelijkheid op ons te nemen, wanneer ons
de taak van regeeren wordt opgelegd. Anders im
mers is critiek waardeloos. Welnu, zegt spr., die re-
geeringsverantwoordelijkheid nemen wij op ons. in
dien de S.D.A.P. in de gelegenheid is, mede te hel
pen aan een regeering. die met haar programma en
idealen overeenkomt. Maar met nadruk wijst spr. er
op, dat dit niet wil zeggen, dat de partij zich ge
dwongen achtte deel te nemen aan een nationale
regeering, een regeering waarbij de partij onvoldoen
de invloed zou hebben. En allerminst was dat het
geval in een tijd waarin de antisocialistische harts
tocht door de burgerlijke partijen werd opgezweept.'
Hoe goed de S.D.A.P. met die weigering gedaan
heeft, ondervinden thans de vrijzinnig-democraten,
die het thans beleven, dat hun partijleider, de heer
Marchant, gedwongen is allerhande handelingen
uit te voeren, die in strijd zijn met het programma
en tevoren gevolgd beleid. Als alle partijen zich
verbonden tot een nationale regeering, zou er geen
oppositie zijn. Doch wij hebben juist tot taak de ar
beidersklasse te beschermen, erop aan te dringen,
dat op betere wijze een groote groep der bevolking
aan den crisisnood kan ontkomen.
De politiek der regeering is een aanpassingspoli
tiek. Daarmee is zij niet veroordeeld, want het
spreekt vanzelf, dat elke regeering zich moet aan
passen aan de veranderde omstandigheden.
Het komt er evenwel maar op aan, op welke wijze
die aanpassingspolitiek wordt gevoerd. Ons bezwaar
is dat het een liberale aanpassingspolitiek is. In een
tijd als waarin we thans leven, kan verlaging van
loon en salaris noodzakelijk zijn, maar die verla
ging moet niet worden aangevat als middel om een
tinde aan de crisis te maken. Juist door verlaging
van loonen en salarissen wordt de koopkracht ver
minderd. Uitvoerig wijst spr. ook op de funeste ge
volgen van de verlaging van werkloozensteun, een
verlaging die finantieel niet noodzakelijk was Wel is
de toestand der rijksfinantiën slecht, de gewone in
komsten zijn niet toereikend, de enorme bedragen
voor werkloozensteun te betalen, maar dit is fuist
een reden dat alle klassen moesten begrijpen, dat een
nationale daad noodig was. De S.D.A.P. heeft daar
om voorgesteld éénmaal 1 pet. van de vermogens
boven f 16.000 te beffen. Daardoor zou een fonds zijn
verkregen van 100 millioen gulden en zou voor 3 4
4 jaren verlaging van werkloozensteun onnoodig
zijn geweest. Ook de heffing van successierechten
wilde de S.D.A.P. weer herstellen, waarop zij tot
1926 waren.
Bij een vroegere poging vonden de SJD., den Vrijs,
democraat Oud, maar ontnuchterend werkte het,
toen vorig jaar de Minister van Financiën Oud zich
ten scherpste tegen het streven van de S.D.A.P. ver
zette. Zoo stonden wij, zegt spr. tenslotte alleen in 't
groote debat tegen de verlaging van werkloozen
steun, maar niet alleen stonden we in het land, toen
U/2 millioen vrouwen en mannen het petitionnement
van het N.V.V. teekenden, en ook niet toen we ont
waarden dat naast ons stond het R.K. werklieden
verbond. Spr. wijst erop, hoe het de aandacht heeft
getrokken, dat alle katholieke kamerleden de ka
tholieke arbeiders in den steek lieten, doch hoe de
katholieke pers oordeelde, dat dit niet anders mo
gelijk was, want anders zou het kabinet-Colijn in de
minderheid zijn geweest, zou een nieuwe regeering
onmogelijk samengesteld kunnen worden, want dat
het bekend was, dat de S.D. niet bereid waren een
nieuwe regeering te vormen. Spr. noemt dat vol
komen onwaar, hij is overtuigd, dat wanneer de
Katholieke Staatspartij bereid zou zijn krachtige
maatregelen te treffen om de verarming van de
werkloozen enz. tegen te gaan, de S.D.A.P. haar
plicht tegenover het Nederlandsche volk zou hebben
gedaan. Arbeidersklasse en democratie zouden niet
in den steek zijn gelaten.
Doch niet alleen de werkloosheidspolitiek is oor
zaak dat, de regeeringspolitiek niet kan worden ge
volgd, ook met de bezuinigingspolitiek kunnen wij
ons niet vereenigen. Bezuiniging is noodzakelijk,
maar het komt er op aan, welke richtlijn bij die
bezuiniging wordt gevolgd. En uitvoerig behandelt
spr. dan de opheffing van 340 openbare scholen, te
genover slechts 37 bijzondere scholen; hoe spr. steeds
groote voorstander is geweest van de gelijkstelling
van openbaar en bijzonder onderwijs. Die gelijkstel
ling noemt spr. een eisch van democratie, maar zoo
als het nu met het onderwijs gaat, zal het spi. moei
lijk vallen, dat beginsel met dezelfde kracht te blij
ven verdedigen. De gelijkstelling toch beteekent niet
alleen gelijkheid van rechten, doch ook gelijkheid
van plichten, van offervaardigheid als de omstandig
heden dat noodig maken.
Maar met klem wekt spr. de aanwezigen op, te
voorkomen, dat de schoolstrijd opnieuw in het
politieke leven wordt opgenomen. Dat zou een vloek
zijn. want een dergelijke strijd plaatst arbeider te
genover arbeider, terwijl in dezen tijd van groote
ontreddering het meer dan ooit noodig is. dat ar
beider naast arbeider staat,
In tegenstelling met de straffe bezuiniging bij het
O. L. onderwijs staat dan het. feit dat de uitgaven
voor militaire doeleinden zijn toegenomen in plaats
van verminderd. Wel noemt spr. hier de internatio
nale omstandigheden en zegt spr. dat het. voor de
fascistische en nationaal-socialistische beweging een
eeuwige schande zal zijn, dat zij oorzaak zijn dat de
geheele wereld huivert voor de angst van den oor
log, dat zij door het veroorzaken van de toenemende
bewapeming worden geteekend en gebrandmerkt.
Wee, roept spr. uit, de macht wier komen zoo ge
vaarlijk wordt geacht! (Donderend applaus).
Maar de internationale omstandigheden waren al
gewijzigd. Hitier was al aan het bewind, toen de
de Nederlandsche regeering de bezuiniging van 12
millioen op defensie aankondigde, een bezuiniging
die omgezet werd in een verhooging van 4 millioen.
Officieren van zee- en landmacht, het Verbond van
Nationaal Herstel hebben invloed op de regeering
uitgeoefend.
Juist in deze dagen, van angst voor een nieuwen
dan M
WEINIG PRESTO
HEEL VEEL SOP
oorlog, als gevolg van den hewapeningswedstrijd,
nu mogen wij S.D.A.P.-ers ons gelukkig prijzen,
steeds gewaarschuwd te hebben tegen dien wed?
strijd, steeds krachtig te zijn opgekomen voor een
ernstige vredespolitiek, tot oplossing van geschillen
met vreedzame middelen (de Volkenbond). Spr. herv
innert aan een tweetal gevallen, waarbij de Volken
bond met succes is opgetreden en dreigend oorlogs?
gevaar heeft doen wijken, n.1. na den moord op den:
koning van Joego-Slavië en bij de oplossing van het
Saarprobleem. Het is de plicht van de geheele ar?
beidersbeweging, het Volkenbond-instituut te steu
nen, en spr. wijst er op, dat wanneer een regeering
een sterke S.D.-vertegenwoordiging heeft, het on
denkbaar is dat van een dergelijke regeering een
daad zou uitgaan, die tot oorlog zou voeren.
Verder gaande met de bespreking van de binnen?
landscho politiek, wijst spr. dan op de ondoeltref
fendheid van den steun aan land- en tuinbouw,
waardoor de steun niet zijn ware bestemming
krijgt Uitvoerig betoogt hij de noodzakelijkheid van
een nieuwe pachtwet, enz., opdat verlaging van vaste
rechten plaats vindt, een executieverbod, meerdere
werkverruiming. De S.D.A.P. wil een positieve be
strijding van de cx-isis door het economisch leven
op gang te bi*cngen en spr. behandelt dan de nood
zakelijkheid om te komen tot een geordend pro
ductiegehcel. Voor de S.D.A.P. is dit geen nieuw
vraagstuk, in alle landen waar de S.D. viïj mogen
leven, geven zij plannen voor den arbeid, met me
dewerking van het geheele volk.
Niet door dictatuur, geen slavernij van het volk»
Wij kennen aan geen enkelen dictator het vermo
gen toe, oplossing te brengen van deze moeilijke
vraagstukken en spr. merkt op, dat spr. nog nooit
door eenig wooi-d is gebleken dat de heer Mussert
het flauwste begrip heeft van deze economische
vraagstukken. Spr. heeft den heer Mussert al eens
verzocht in een openbare vergadering spr.'s denk
beelden tegenover de zijnen te mogen zetten, maar
een dictator houdt er niet van, tegengesproken te
worden. Wijzende op de jammerlijke toestanden in
Italië en Duitschland, zegt spi*. dat beweerd wordt
dat in Duitschland de werkloosheid is verminderd,
In een dictatorstaat weet men niet of men aan de
vei'sti'ekte cijfers geloof kan hechten, maar al ware
het zoo, men vei'gete dan niet, dat in Duitschland
met volle kracht gewerkt wordt aan de fabricage
van kanonnen en vliegmachines en men denke er
tevens aan, dat jullie het zijn, zegt spr., die de
kosten van die fabricago betalen. Immers, Uw afne
mers betalen wel de van U betrokken producten,
doch zij betalen aan de Duitsche rijksbank en die
houdt de gelden vast. Als het derde rijk zich hand
haaft, dan zal ze dat te danken hebben aan alle ge-
weldmiddelen.
In zijn verdere betoog, dat nu en dan. door een'
krachtig applaus wordt onderbroken, betwijfelt hij
of het Nederlandsche Volk, met zijn oude vrijheids
zin zich zou onderwerpen aan de dictatuur van Mus-
'sei*t of een ander en spr. duidt tenminste voorspel
len dat de heer Mussert dan lastige onderdanen zou
hebben. De Sociaaldemocratie is niet te vernietigen,
in Duitschland en Italië is nóg dagelijks den strijd te
voeren tegen de steeds terugkeerende vrijheidsdrang.
Of er in Nederland eenig gevaar voor een dicta
tuur ontstaat, niemand weet het, het is alles geheim
zinnig, we weten niet waar de heer Mussert het geld
vandaan haalt, ook niet waar het blijft, we weten niet
hoeveel leden de N.S.B. telt, we weten nu sinds en
kele dagen de candidaten voor de Prov. Statenverkie
zing en spr. zegt dat hier reeds een stuk dictatuur-
uit spreekt, want met die 170 candidaten is alleen
de heer Mussert voor den dag gekomen, geen der
leden der N.S.B. is daarover gehoord en spr. heeft het
tegendeel van respect voor een Nedeidandei-, die ziclï
een dergelijke handeling laat gedoogen.
Het is mogelijk, dat de N.S.B. meer aanhang heeft
dan velen denken, dat er zelfs N.S.B.ers in de Eerste
Kamer komen. Maar laten dan cle S.D.A.P.ers' zorgen
dat de N.S.B.er daar tegenover zich een kx-achtige
S.D.A.P. vindt. Krachtens haar geboorte is het de
plicht, van de S.D. te strijden voor de democratie en
voor het socialisme. De S.D.A.P. is gesticht omdat zij
voor de menschheid de mooiste roeping heeft te ver
vullen. Voor alles hebben wij tot plicht ons zoo krach
tig mogelijk te verzetten tegen een eventueele dicta
tuur en te bedenken dat wij willen vrijheid, omdat die
nog meer is dan brood. Wie geen vrijheid heeft, kan
het beste bx-ood niet door zijn keel ki-ijgen. Wij zijn
bereid voor de vrijheid der menschheid groote offers
te brengen, ook op politiek gebied. Wij zien dat ge
vaar voor land en volk dreigt, daarom is het thans
geen tijd tot het doen weerklinken van juichkreet en
lach. Maar wel is het een tijd om een strijd
kreet te doen schallen, den strijd te voeren voor de
■B, HÈ Wr kwestie van ronde woorden tusschen het hoofd van
m onze beweging dien jij beleedigt en jezelf. Ik heb
een gesloten auto buiten staan en je kunt. binnen een
VJ Vvl Half uur terug zijn, je hoeft niet eens de moeite te
doen een mantel aan te treken."
34.
„Dat zijn we allemaal min of meer", was het be
sliste doch spijtige antwoord. „Je hebt ons niet mooi
behandeld, Anna Kastellane. Je hebt goed werk ge
daan toen de revolutie begon. Je hebt daarna een
paar maal uitstekend werk verricht, maar den laat-
sten tijd ben je afgedwaald. Je bent tijden lang ge
heel in je eigen zaken opgegaan. We hebben be
wijzen dat je opvattingen veranderd zijn. Slakoff ver
denkt je er hard van dat jc nooit van plan bent ge
weest de juweelen aan het Comité af te staan. Hij
gelooft dat je van plan bent je van ons af te schei
den en dat wil hij niet hebben".
„Wat voor nut heeft het dan of ik met je mee
ga?" hield ze vol.
„Ik wil geen ongeluksprofeet zijn", ging Boris
Roussky ernstig voort, „we zijn in een land, waar het
heter is gewelddaden te vermijden, die nemen maar
tegen ons in en ze zijn dan ook onze laatste toe
vlucht. Slakoff zelf ziet. dat ook in. We bevinden ons
hier in een gevaarlijke positie en als ook maar den
schijn van onwettige daden op ons rustte, zouden we
ons congé krijgen. Je ziet hoe ronduit ik met je praat.
Daarom wil Slakoff nog een poging in het werk stel
len om tot een overeenkomst met je te komen. Je
hoeft niet bang te zijn. Ik geloof niet dat een van
ons een vuurwapen heeft aangeraakt sedert hij in
dit land is gekomen. De oude methoden gaan hier
niet op dat weten we. Het is hier eenvoudig een
„Goed," stemde ze plotseling toe. „Ik ga met je
mee".
Ze streek even achteloos haar haar glad voor den
spiegel en volgde hem toen naar buiten en in de
auto. Juist op dat moment ontdekte de agent in de
schaduw van Wown Street de juiste kleur van de
oogen harer kamenier.
Het gebouw waar de Anglo-Russische Handelscom
pagnie gevestigd was, zooals die organisatie zich bru
taalweg noemde, deed schijnbaar geen moeite zijn
nachtelijke activiteit te verbergen, hoewel er geen
lichtstraal te zien was behalve in de hall. De blin
den voor de lange rij vensters waren stijf gesloten en
de voordeur, waar een portier op wacht stond, was
open. De laatste salueerde Roussky en liet hem zon
der vragen met zijn metgezellin binnen gaan. Ze gin
gen met de lift naar de vijfde verdieping en Roussky
ging haar voor naar een vei*trek aan het eind van de
gang. Daar werd een deur bewaakt door een andere
portier, doch ook hij liet de bezoekers zonder vragen
passeeren. Ze bevonden zich even later in een groot
kantoor met een twintigtal menschen, hoofdzakelijk
jonge, vi-ouwelijke typisten. Iedereen scheen onder
hoogen druk te werken en de meeste droegen groene
oogkleppen om zich te beschermen tegen het elec-
trische licht. Boris Roussky fluisterde even iets in
het oor van een man met een grijzen baard, die al
leen aan een schrijftafel zat. Hij: knikte, stond dade
lijk op en deed zachtjes een binnendeur,.^chter hem
open. Bijna onmiddellijk kwam hij weer terug.
Roussky en zijn metgezellin werden binnen gelaten
in het vertrek dat volgens de in drie talen gegra
veerde koperen plaat de directeui-skamer was. Zes
mannen waren daar in conferentie vier zaten aan
een lapge tafel en een, klaarblijkelijk de secretaris,
stond naast Ivan Slakoff, die in een leunstoel zat. Hij
stond met behulp van een stok op en boog voor Anna.
Hij sprak geen woord van begroeting en hij glim
lachte evenmin. Ze nam plaats in den haar aange
wezen stoel naast Slakoff zelf en voor het eerst van
haar leven, hoewel ze vaak op bijeenkomsten geroe
pen was. die gevaar konden beteekenen en waarop
ze elk woord dat ze sprak moest wikken en wogen en
wist dat haar leven elk oogenblik in de waagschaal
stond, voelde ze vrees. Er was iets dreigends in deze
stille, rustige bijeenkomst dat ontbroken had in de
heftiger atmosfeer van die kamers vol soldaten met
getrokken bajonetten, terwijl de salvo's van cle te
rechtstel lei*s ratelden. Het verkeer in de straten was
reeds lang bijna geheel opgehouden. Nu en dan klonk
de claxon van een taxi, doch de twee menschelijkste
geluiden ter wereld het rumoer van een onopliou-
delijken stroom voertuigen en het voortdurende neer
komen van voetstappen op het plaveisel waren wegge
storven. Onder de venstei-s strekten de daken der ge
bouwen zich uit tot waar de nauwelijks te ondei-
scheiden dom van de St. Paul in de verte als een om-
huld monument uit een mistige zee oprees. Slakoffs
kalme stem riep haar tot de werkelijkheid terug.
„Ik ben blij dat je ons bent komen opzoeken, Anna
Kastellane", zei hij. „Het is noodzakelijk dat we even
praten".
Ze luisterde naar zijn stem en keek eenigszins ver
ward in zijn gezicht. Het was het gezicht van een
ziener met droevige, vermoeide grijze oogen, ingeval
len wangen, en een mond die flink en stx«cng, doch
niet onnoodig wreed was. Zijn stem scheen haar de
zachtste en vriendelijkste toe die ze ooit gehoord
had.
„Ze hebben me verteld, Anna Kastellane", ging hij
voort, „dat je, na hen, die voor de vrijheid van hun
land gewerkt hebben, sedert jc schooljaren te hebben
gediend en aan hun zijde te hebben gestaan geduren
de de beroeringen van de eerste Revolutie, hen nu
wenscht te verlaten en ook, dat ie een hoeveelheid
kostbare juweelen hebt gestolen of zal ik zeggen, in
je bezit hebt gekregen, die volgens de wetten van het
nieuwe Rusland het eigendom van den Staat zijn en
dat je weigert die af te staan. Zijn die dingen
waar?"
„Ze zijn waar", gaf ze toe, „doch ik ontken diefstal."
Hij keek haar eenige oogenblikken peinzend aan.
Toen ze zijn oogen ontmoette, kwam het Anna voor
of ze iets achter hun vriendelijken blik zag dat haar
deed huiveren toen hij weer begon te spreken.
„Waarom laat jc de zaak waaraan je je gegeven
had in den steek, Anna Kastellane?" vroeg hij"
„Öm de gruwelen die in naam van de vrijheid zijn
bedreven", antwoordde ze, „om het en gi'os dooclen
van onschuldigen schuldigen, als ze toevallig mo
narchisten zijn of daarvan verdacht worden. Öm de
WTeede manier waarop de mannen, die de macht had
den, zich hebben gedragen tegenover hun gevange
nen. Om de gemeene, smerige losbandigheid die als
een ziekte aan alle kanten is uitgebroken. Ik ben
zelfs gaan twijfelen aan de bedoelingen van hen die
de heerschers van het volk zijn geworden."
Slakoff leunde achterover in zijn stoel. Hij had zijn
vingertoppen tegen elkaar gedrukt en zijn oogen
dwongen haar hem aan te zien.
„Jouw gedachtengang is heiaar zuiver vrouwelijk,
kameraad Anna", zei hij. „Je kunt de eeuwige waar
heid niet zien, dat om uit een rampspoedig tijdperk
tot een-nieuwe aera te komen, zonde en leelijkheid,
rampen en het loslaten van een zondvloed van men-
schelijke passies onvermijdelijk zijn. Om een groote
kathedraal te bouwen wordt de geheele omgeving
eerst leelijk en smerig gemaakt met opgebi-oken we
gen, met bergen kalk en steenen steigers. Tocli komt
cle tijd, dat die steigei-s verdwijnen, dat alles is
opgeruimd en de natuur haar werk heeft verricht
en dan staat de kathedraal daar als'n monument van
schoonheid. Gesteld dat de bouwmeesters gestaakt
hadden om de vuile wegen die ze genoodzaakt waren
te betreden, dan zou er geen kathectiaal zijn gekomen
en een groote inspiratie zou voor de wereld verloren
zijn gegaan. Er zijn zooveel voorbeelden aan te ha
len, Anna Kastellane, dat ik het aan je zelf zal over
laten die te bedenken, maar jij, in je tegenwoordige
houding, vertegenwoordigt zooveel dat kostbaar
voor het wordende Rusland, dat ik met je moet pra
ten. Bedenk dat de schoonste zomermorgen altijd
die is na het onweer in den nacht, als hoornen ont
worteld zijn en gedood, als bloemen in groote massa s
geknakt zijn en de vruchtboomen van hun bloesems
zijn beroofd. Toch gaat de zon des morgens, als de
zwarte wolken verdwenen zijn, des te mooier op io
den blauwen hemel. Dat is hetgene waar ik zelfs nu
nog om bid, kameraad Anna Frankrijk is een
mooi en voorspoedig land. De moorden van haar re
volutie, het uitroeien van haar onkx-uid waren even
roekeloos als iets wat nu bij ons gebeurt. Bedenk,
Anna, dat cle Russische géést het moeilijkst te over
tuigen is, cle menschen zijn koppig, hun tempera
ment is een vremd mengelmoes van idealisme en
grofheid. Ze waren zoo gewend geraakt aan het be
staan van de aristocraten dat hun zondige levens
hun heilig voorkomen. In je leertijd zag je de schoon
heid van wat komen zou en dat komen zal een
vrij volk, schouder aan schouder vooruitgaande naar
een duizendjarig rijk van geestelijk en materieel ge
luk; een volk dat nergens voor behoeft te vreczen,
een volk welks eenige rechter en welks eenige God
bun geweten is. Jij droomde jc eigen mooie droomen,
\nna, dat lijdt geen twijfel. Jij hebt het breede voor
hoofd van een intelligent mensch, ik doe nu een
beroep op dat intellect. Geloof jij, dat zelfs maar het
begin van cle vi'ijheid van je land ooit zou kunnen
zijn ontstaan door zendelingenwcrk of wanneer die
wellustige troep menschen, die hun geboorteland uit
zoog en uitputte, nog bestond?"
Wordt vervolgd.