G EESTELIJK LE VEN
KIJKEFI is KO0PEn ty CL0ECK
Postrekening
No. 23330
Int. Telef.
No. 20
24 PAGINA'S.
De mensch en zijn
eindelooze variaties
MODIRKE FOTO's EH VERGIODTIHGEN
ABDUSIRQGP
Schoonmaak
Zaterdag 6 April 1935
Dit blad verschijnt dagelijks, behalve Vrijdags. Bij Inzending tot
's morgens 8 uur, worden Advertentiën nog zooveel mogelijk in het
eerstuitkomend nummer geplaatst
78ste Jaargang. No. 9695
CODIAIIIT.
Uitgave der N.V. v h. P. Trapman Co., Schagen.
Prijs per 3 maanden f 1.80. Losse nummers 6 cent. ADVERTEN-
TIëN van 1 tot 5 regels f0.85, iedere regel meer 15 cent (bewijsno.
inbegrepen. Groote letters worden naar plaatsruimte berekend
door Astor.
DIT artikel zal handelen over den mensch,
d.w.z. over dat levende wezen op aarde, het
welk zich niet zonder ijdelheid er op beroemt
het hoogst begaafde wezen te zijn.
Kennen wij den.mensch? Kennen wij onszelf?
Langen tijd hebben wij 't ons verbeeld. Maar eer
lijk gezegd is het' met die kennis bij de meesten
heel treurig gesteld. Daarom wordt er dan ook zoo
vaak verkeerd geoordeeld.
Gelukkig hebben de laatste jaren in dit tekort aan
kennis veel verholpen. Er bestaat tegenwoordig een
met grooten ijver en met ernst beoefende weten
schap, welke den naam draagt van psychologie (ziel
kunde) en, dank zij deze wetenschap, is veel wat
voorheen duister was, ons begrijpelijk geworden.
De menschelijke psyche, de ziel wordt thans een
object van onderzoek, waarop veler aandacht zich
richt. Men tracht te doordringen welke krachten in
die ziel werken en de levenshouding bepalen.
Wij kunnen buiten bespreking: laten de uiterst
moeilijke vraag of de ziel denkbaar is onafhanke
lijk van het lichaam. Evenmin is het noodig pre
cies onder woorden te brengen, wat wij onder de
menschelijke ziel verstaan. Dit is daarom niet noo
dig, omdat wij allen heel goed weten wat wij be
doelen, als wij van psyche of ziel spreken. Wij weten
allen, dat wij daarmede bedoelen het essentieele, het
wezenlijke van den mensch, datgene, waardoor zijn
waarde bepaald wordt.
Die ziel te leeren begrijpen in haar diepste roerse
len isde yveg tot zuivere menschenkennis;
En deze .menschenkennis ip onmisbaar. Meer dan
ooit hebben wij daar thans behoefte aan.
Waarom juist thans?
Omdat wij léven in een tijdsgewricht, waarin met
ónweerstaanbaren drang een verlangen naar maat
schappelijke verandering in alle lagen onzer samen
leving doordringt. Onnoemelijk groot is het aantal
van hen, die oordeelen, dat het zóó als het thans is,
niet langer kan en mag blijven.
Wanneer wij de absoluut onverschilligen uitzonde
ren en wij vinden deze in alle rangen en standen
en klassen dan kunnen wij zeggen dat niemand
tevreden is met den bestaanden toestand.
Dit niet tevreden zijn vloeit voort deels uit mate-
rieele, zelfzuchtige, deels uit zedelijke motieven. Er
zijn menschen, die hunkeren naar verandering, om
dat zij behooren tot de verongelijkten, tot de onterf
den, zij willen het beter hebben, zij voelen zich
slachtoffers. Wij kunnen ze volkomen begrijpen en
vinden hun opstandigheid verklaarbaar.
Er zijn óók' menschen, die verandering wenschen,
ja hartstochtelijk begeeren, omdat zij vóór alles ge
troffen worden door het onrecht, dat zij zien. Hun
hindert in de eerste plaats het feit, dat zij in de we
reld opmerken de vertreding van de zedelijke be
ginselen met al de noodlottige gevolgen daarvan.
Zij zien het ontzaglijke wereldleed en voelen dat
het voor een overgroot deel absoluut overwonnen
zou kunnen worden.
Het onmiddellijk gevolg van deze ontevredenheid
ïs, dat die zooeven genoemde begeerte naar maat
schappelijke verandering krachtig gaat ontwaken en
den mensch weer maakt tot een droomer, een visio
nair. Hij gaat zich een nieuwe we
reld scheppen; een toekomstbeeld
rijst voor hem op.
Uiteraard is dit beeld bij de meesten zeer vaag;
bij enkelen slechts scherp omlijnd.
Maar bij de echte droomers kunnen wij altijd een
verkwikkend enthousiasme opmerken, een enthou
siasme, dat in vermoeide zielen nieuwe energie doet
ontwaken en in verkilde harten weer iets van lief
de en saamhoorigheid wekt.
Zóó: als een dokter door zijn bemoedigend woord,
zijn rustige verzekering den reeds aan herstel niet
meer geloovenden zieke, weet op te beuren en daar
door de genezing bevordert, zóó kan de visionair
aan de moedcloozen en aan-verbetering-twijfelenden
in dezen zwaren crisistijd opnieuw het geloof schen
ken, dat deze tijd doorworsteld zal worden en opge
volgd door een anderen tijd, waarin het stoffelijk en
zedelijk lijden tengevolge van de onzedelijke men-
schenverhoudingen zal worden overwonnen. En
nieuwe hoop leeft op!
Wij verbazen ons er daarom niet over thans be
langstelling te zien groeien voor allerlei richtingen,
die deels oud, deels nieuw zijn: socialisme, commu
nisme, anarchisme, nationaal-socialisme, Bellamy-
beweging enz. evenmin als wij ons verwonderen over
een sterk oplevend messianisme.
En ieder doet zijn keuze in overeenstemming met
zijn inzicht, zijn karakter, zijn religieuse of wijsgee-
rige opvatting.
En nu komen wij te staan voor het groote pro
bleem van den mensch.
Want ieder zal bij eenig nadenken erkennen dat,
waar de toekomst door den mensch moet worden
gemaakt, het noodzakelijk is den mensch zoo goed
mogelijk te kennen.
En nu begint de moeielijkheid.
Toen ik nog een kleine jongen was, dacht ik dik
wijls na over het feit, dat er zoo veel onderscheid is,
in de gelaten der menschen, ik kon maar niet be
grijpen, dat op zulk een klein oppervlak als het
aangezicht zoo ontzaglijk veel verschillen mogelijk
zijn. Zelfs wanneer men sprak over twee personen,
die op elkaar geleken als twee druppels water, bleek
bij nadere beschouwing toch heel wat aan de onder
linge gelijkheid te ontbreken.
Tegenwoordig interesseert mij het i n n e r 1 ij k
meer dan het uiterlijk, d.w.z. ik stel meer be
lang in de psyche (de ziel) dan in de lichamelijke
verschijning.
Hoe meer ik echter den mensch leer kennen, hoe
meer ik tot de overtuiging kom, dat ook inner-
Mj k geen twee menschen aan elkaar gelijk zijn. Zij
zijn al 1 e n verschillend van elkaar.
Het is bekend dat wij traditioneel geneigd zijn
om te spreken van goeden en slechten. Maar wie zal
de scheidingslijn trekken?
,Of zullen wij zeggen dat allen slecht zijn? Daar zijn
er die het doen. De kerk met haar leer van den zon-
denval is er schuldig aan. De mensch uit zich zelf
zoo heeft zij eeuwen aaneen geleeraard, is tot niets
goeds bekwaam, omdat hij een zondig wezen is.
Deze leer heeft veel kwaad gedaan. Immers het ligt
voor de hand, dat daardoor veel energie, veel drang
naar zelfontwikkeling moest worden gedood; dat
daardoor veel geestdrift moest verkwijnen.
Zelfs in den strijd tegen de afschuwelijkste uitwas
sen in onze samenleving zooals militairisme en oor
log stuiten wij bij duizenden „Christenen" op het
eeuwig herhaalde: ..gij houdt geen rekening met
de zonde, met de onuitroeibare zonde."
Welnu, daar behoeven wij ook geen rekening mede
te houden, want de zonde als e en i n d e n
mensch werkende macht des
kwaads, wat niet. anders is dan een gemoderni
seerde duivel, bestaat niet.
Wat daarentegen wèl bestaat, ïs de gremzenlooze
verscheidenheid der menschen en hun
onvolkomenheid.
En daarmede hebben wij ongetwijfeld wèl reke
ning te houden; als wij dit verzuimen, zullen wij
steeds voor groote, niet-vermocde teleurstellingen
komen te staan.
Als wij een huis willen bouwen moeten wij mate-
rialenkennis hebben, anders wordt 't een misluk
king. Hoe zouden wij dan een nieuwe maatschappij
kunnen opbouwen, zonder kennis van den mensch?
De eisch, dien wij aan een huis stellen is. dat het
goed bewoonbaar is, dat er plaats en ruimte is voor
alle leden des gezins.
Ik geloof den zelfden eisch te mogen stellen aan
de maatschappij; ook daarin moet ruimte en plaats
zijn voor ieder. Daarom zal eerst dan de maatschap
pij goed (ik zeg niet:volmaakt! want dat wordt zij
nooit) genoemd mogen worden; wanneer ieder, die
niet geestelijk ziek is, daarin zichzelf zal kunnen
zijn naar zijn diepste wezen, naar zijn aard en aan
leg.
Hierin ligt de scherpste veroordeeling van de be
staande maatschappij, die voor millioenen geen
plaats biedt en hen dwingt tot een bestaan op den
grens van den honger, een bestaan van ledigheid
en dé daaraan verbonden ontaarding; terwijl zij de
overigen verwringt en misvormt, omdat zij genood
zaakt worden zich staande te houden door midde
len en langs wegen, die het karakter schaden en het
zedelijk bewustzijn op bedenkelijke wijze verslap
pen. Een maatschappij zal eerst dan goed zijn, wan
neer niet meer de noodzakelijkheid aanwezig is om
voor een stuk brood of wat zilver te liegen, te be
driegen, te huichelen, zich te vernederen, ja zelfs,
zich te laten trappen. Dan pas zal men kunnen spre
ken van een samen leving.
„Zulk een samen leving is onbestaanbaar" zóó
hoor ik in mijn verbeelding menige lezer uitroepen.
En als ik hem vraag waarom niet, dan verneem
ik als antwoord: „daarvoor zijn de menschen veel te
verschillend".
Hiertegenover wensch ik op te merken, dat ik juist
in dat „verschillend zijn" iets heel moois zi. Ik ver
heug er mij over, dat er zulk een eindelooze variatie
is van het type „mensch". Stelt u toch eens voor,
dat wif allemaal gelijk waren. Welk een doodende
eentonigheid, welk een akelige vlakheid zou daar
van het gevolg moeten zijn!
Is »niet de pluriformiteit verre te verkiezen boven
de uniformiteit, d.w.z. de v e e 1-vormigheid boven de
een vormigheid?
Waarin bestaat deze pluriformiteit?
Vele lezers hebben "(dit hoop ik tenminste) stellig
geluisterd naar de laatste radiolezingen van den
Haagschen dokter van Schelven. Zij hebben mij in
hooge mate geboeid.
Hij verdeelt de menschen in drie hoofdtypen. I-Iij
spreekt van: le. het gevoelige type, 2e. het egocen
trische type en 3e. het gewetenstype.
Bijeenïgszins nauwkeurige waarneming kunnen
wij allen,, ook al zijn wij volslagen onbekend met
de psychologie, deze drie typen aanwijzen. Het ge
voelige type zien wij vertegenwoordigd in hen, die
zich het liefst laten leiden door hun hart; deernis,
medelijden, liefde is hun hoofdkenmerk. Het egocen
trische type vinden wij belichaamd in de menschen
wier volle aandacht is gericht op het ego. op het
eigen ik. Het zijn de egoisten, waarbij echter niet
alleen mag worden gedacht aan de ongunstige be-
teekenis, .waarin dit woord gewoonlijk wordt ge
bruikt. Het gewetenstype treedt te voorschijn bij
hen, die zich kenmerken door gestrengheid tegenover
zichzelf, wien boven alles ter harte gaa^het getrouw
zijn aan eigen geweten. Het zijn de menschen, die
hun daden in overeenstemming willen brengen met
wat zij innerlijk als goed erkennen.
Terecht wijst dr. van Schelven er op, dat deze drie
typen nooit geheel zuiver voorkomen. De meesten
vertoonen iets van de drie typen, maar dan is er
altijd een type, dat in sterke mate overheerschend
is. Hierdoor leeren wij al terstond iets hegrijpen van
de onbegrensde hoeveelheid variaties, die er moeten
zijn. Een gevoelsmensch is nooit alléén gevoels-
mensch. Hij heeft ook iets in zich van het egocen
trisch- en van gewetenstype. En niemand is abso
luut, egocentrisch, evenmin als ooit iemand abso
luut een .gewetenstype vertoont.
Nog sterker worden wij ervan overtuigd, dat de
verschillen onder de menschen eindeloos zijn, wan
neer wij bedenken dat nog zoovele andere factoren
een rol spelen in het leven.
Dit is de oorzaak van het feit, dat wij telkens voor
verrassingen komen te staan. Hoe dikwijls gebeurt
het niet, dat wij iemand, dien wij goed meenen te
kennen, iets zien doen, dat ons veihaast en ons doet
uitroepen „dat had ik nooit van hem kunnen den
ken!" Zoo vallen ons de menschen dikwijls op een
geweldige manier tegen, maar zoo ook worden wij
vaak er toe gebracht iemand hooger aan te slaan,
dan wij tot dusverre deden.
Dit is een noodzakelijk gevolg van de zeer uiteen-
loopende karaktereigenschappen, van het verschil
lende temperament en van de inwerking op den
mensch van buitenaf door de omstandigheden, waar
op ieder op z ij n wijze reageert.
Wij kunnen nog verder gaan: in eiken mensch le
ven diep in zijn ziel oeroude dierlijke driften, die
gewoonlijk blijven sluimeren, maar die soms met
groote hevigheid kunnen losbarsten. De zachtmoe
digste mensch kan onder bepaalde omstandigheden
tot een geweldenaar worden en dingen doen, waar
toe hij als redelijk, verantwoordelijk mensch zich
zelf niet in staat achtte.
Heel treffend beschrijft Nico van Suchtelen dit in
het laatste hoofdstuk van zijn boek „de stille lach",
dat den titel voert van „Het testament van den
schoolmeester". In dit testament schrijft de school
meester over zijn diepgevoelden afkeer voor den oor-
Wilt gij weten, welke rampen het Nationaal-Socialisme
voor ons volk zou beteekenen en wat daartegenover
de VRIJZINNIGE DEMONCRATIE brengt, komt dan
MAANDAGAVOND luisteren
Bet gaat om de toekomst van ons volk en van U allen!
van buitengewone kwaliteit,
Ook 's Zondags geopend.
Fotogr. Atelier ARPAD MOLDOVAN - Nieuwe Niedorp
GEBRUIKTE AUTOMOBIELEN
verkooper. wij onder GARANTIE en op PROEF F
Garage C. NIEUWLAND, Bergen.
Verjaag die Benauwdheid
Gij die Hijgt bij de minste krachts
inspanning, die benauwd zijt bij den
minsten mist, waarom wacht Gij nog
langer op de hulp en nieuwe levens
vreugd die Akker's Abdijsiroop U ge
ven kan. Vanaf de eerste lepels geven
de balsemende bestanddeelen van
Abdi|siroop U verlichting. De slijmen
die Uw borst beladen, die U buiten
adem brengen en hoestbuien ver
wekken, zullen zonder moeite losko
men. 2 lepels vanavond en dezen nacht
zal kalm en rustia ziin. Neem dus bij:
AKKERS
Hoest-Griep-Bronchitis-Astluna
log, van den mensclienmoord, maar tegelijkertijd be
kent hij, dat er een oogenblik is geweest dat hij ge
schoten zou hebben op medemenschen, als hij een
geweer bij de hand had gehad, n.1. toen twee van
zijn kameraden door een granaat werden gedood.
Als wij dit bedenken wordt 't ons duidelijk dat
wij moeten komen tot het aannemen van evenveel
variaties als er menschen zijn. Geen twee menschen
ter wereld zijn geheel aan elkaar gelijk. De populaire
uitdrukking zegt daarom volkomen terecht: zooveel
hoofden zooveel zinnen!
Het is een onbegonnen werk om een poging te
doen om al die variaties in hun hoofdvormen te
belichten. Laat 't voldoende zijn dat zij allen onder
drie genoemde typen zijn onder te brengen.
Voor twee variaties maak ik echter een uitzonde
ring met het oog op de strekking van dit artikel.
Op twee typen wil ik in het bijzonder de aan
dacht vestigen, op den heerscher en den die
naar. Het is onloochenbaar dat er menschen zijn
met 'n aangeboren neiging om te heerschen, te beve
len, om anderen hun wil op te leggen. Het is even
onloochenbaar, dat er zijn niet knechtenzielen, slaaf-
geborenen en weer anderen die niet uit slaafschheid
maar uit mooiere motieven zich voelen aangetrok
ken tot dienen. Ik vat deze laatste twee groepen sa
men onder het ééne begrip „dienaar", alhoewel ieder
een het verschil tusschen knecht en vrijwillig die
naar zal gevoelen. De knecht, de slaafgeborene on
derwerpt zich aan anderen uit lamlendigheid, uit
gebrek aan persoonlijkheid, maar hij, die vrijwillig
dienaar is, en gewoonlijk gekenmerkt wordt door
eenvoud en nederigheid vertoont een gansch ander,
een zeer beminnelijk karakter. Wij behoeven hierbij
slechts te denken aan de stille werkers, die met
zulk een ontroerende toewijding zich geven aan hun
ne medemenschen, tot wier hulp zij altijd klaar
staan of die, onopgemerkt door de wereld, werken
voor de verbreiding van ideëen, welke hun lief zijn
geworden.
En nu staat, menigeen terstond gereed om uit het
bestaan van deze twee typen een schijnbaar niet te
weerleggen argument te smeden tegen hen, die zoo
onnoozel zijn te gelooven in een toekomst van so
ciale gelijkheid, tegen die utopisten en droomers, die
denken dat er ooit een betere maatschappij zou kun
nen komen.
En triomfantelijk roepen zij uit dat er nu eenmaal
geboren heerschers zijn en dat die heerschers altijd
weer de wereld aan zich zullen trachten te onder
werpen en dat dit hun ook eeuwig zal gelukken
omdat ook eeuwig zullen zijn, die geneigd zijn tot
gehoorzaamheid, tot dienen, tot zich-onderwerpen.
Hoe moeten wij ons tegenover deze bewering stel
len?
Daarover de volgende keer.
ASTOR.
geeft menige huisvrouw en meisje ruwe en
roode werkhanden. Deze worden weder
om spoedig gaaf, zacht en blank door Purol.