Engolsshe scholen in Shakespeare's tijd. evcwqemsmwreit Zaterdag 20 April 1935. SCHAGER COURANT. Vijfde Blad. No. 9705 19; f DE INRICHTING DER GEBOU WEN LIET NOG VEEL TE WEN SCHEN OVER. MAAR GEEN ENKELE MISTE EEN RIJKE SOR TEERING VAN TUCHTWERKTUI- GEN. EN HOE DE MEESTER MOEST ZIJN. (Van onzen Engelschen Briefschrijver). v; I 13 April 1935. MIJN voorgaanden brief eindigde ik met de mededeeling, dat het gemiddelde school geld op een „Grammarschool" in Shakes peare's tijd f 2 per jaar bedroeg. Nu, wat schoolge bouw betreft, kregen ouders noch kinderen veel waar vpor hun geld. In het begin werd de school meestal gehouden in het kerkgebouw. En toen, na verloop van tijd, met den bouw van afzonderlijke scholen werd begonnen, kwamen die toch geregeld zoo dicht mogelijk tegen de kerk aan te staan. Het kerkhof kon dan meteen als schoolplein dienen. In die eerste scholen werd aan meerdere lokalen niet gedacht. Maar h e" t lokaal was gewoonlijk groot genoeg. Dat in Winchester, dat voor 80 leerlingen bedoeld was, mat 15 bij 10 meter. Het schoollokaal in Tiverton was 33 bij 8 meter, en de St. Paul's school in Londen had een lokaal van 40 bij 11 meter. Een heele ruimte om warm te stoken, zult U zeg gen. Laat ik U zeggen, dat daartoe vaak geen po gingen werden gedaan, om de doodeenvoudige re den, dat in vele scholen geen stookgelegenheid was. De jongens zullen wel eens „knoffeligc" vingers hebben gehad in den winter. Op de scholen, waar wel stookgelegenheid was, werd van de leerlingen verwacht, dat ze de benoodigde brandstof meebrachten, wat ze ook wel gedaan zul len hebben. Trouwens, behalve het stoken, werd ook vaak het schoonhouden van het lokaal aan de zorg van de leerlingen toevertrouwd. Sommige scholen belastten er de armsten onder de leerlingen mee, die dan uit de schoolgelden een kleine vergoeding ont vingen. In andere werd de schoonmakerij als tucht middel gebruikt. „Ken jij je les weer niet? Ga dan den vloer maar dweilen!"» Als de gebouwen niet veel waren, de meubileering van het schoollokaal liet ook nogal iets te wenschen over. Aan den eenen kant van het lange lokaal zat, op een verhevendheid, de meester. Tegenover hem, aan den anderen kant, de ondermeester. Langs de twee lange wanden zaten de leerlingen, zoodat in het midden van het lokaal een breede ruimte over bleef. Boven de hoofden van de jongens waren plan ken aan den muur bevestigd, waar boeken op ston den, of althans konden staan. De school te Chelten- ham kocht in 1586 twee woordenboeken, die met ijzeren kettingen aan den muur werden vastgelegd. De eerlijkheid van den Shakespeareaanschen school jongen schijnt aan twijfel onderhevig te zijn ge weest. Heden ten dage zijn er nog twee scholen over in Engeland, waar een aantal boeken op die wijze zijn bevestigd. Guildford, in Surrey, heeft 87 van die geboeide deelen, Bolton, in Lancasshire, 50. Borden waren zelden of nooit aanwezig. Wel had den de meeste scholen een bel. Maar geen enkele miste een rijke sorteering van tuchtwerktuigen. Aan roeden en planken ontbrak het nooit. En vaak had den de planken een gat in het midden, in de hoop volle verwachting, dat de er mee behainlelde patiënt een blaar zou oploopen. Enkele kleine scholen hadden slechts één meester. De meeste scholen hadden een ondermeester boven dien. Heel enkele, zooals St. Paul's en de school te Shrewsbury, hadden drie, of zelfs vier leerkrachten. De meester werd aangesteld door den stichter van de school of zijn erfgenamen, maar hij mocht onder geen beding les geven, als hij daartoe van den bis schop geen verlof had gekregen. Een meester, die zonder verlof les gaf, kon tot een jaar gevangenis straf veroordeeld worden. De ondermeester werd gewoonlijk door den mees ter benoemd. En hij was zeer afhankelijk van zijn patroon. Hij moest hem niet alleen in alles gehoor zaam zijn, maar zonder verlof van den meester mocht de ondermeester zich nooit van de school verwijderen. Te Thame, bijvoorbeeld, was hem pre cies voorgeschreven, hoever hij mocht gaan: 5 kilo meter in alle richtingen. Als hij het waagde, daar buiten te gaan, kreeg hij zes stuiver boete. We komen thans tot de vraag, wat de meester moest kennen. Nu, in de eerste plaats moest hij niet kennen, maar wel iets z ij n. Hij moest te goeder naam en faam bekend staan, hij moest geen spe ler en kroeglooper zijn, geen dronkaard en geen lichtmis .Te Chigwell in Esscx verlangde men: Iemand, die een graad had behaald aan een van de universiteiten, niet-onder de 27 jaar oud was, be kwaam in Latijp en Grieksch, een goed dichter, van stevige godsdienstige beginselen, van ernstig ge drag, van eenvoudige en eerlijke conversatie, geen dronkaard of bezoeker van bierhuizen, geen rooker van tabak, en bovenal iemand, die in staat was om te onderwijzen, en streng was in het handhaven van de tucht. En, zegt men, hoe werd de bezitter van al die hoedanigheden en kundigheden wel beloond? De geschiedschrijver Stowe heeft van 79 scholen uit Shakespeare's tijd gegevens over salarieering verza meld, waar uit blijkt, dat het salaris van den mees ter varieerde tusschen 3 en f 50 per jaar. Dat laat ste salaris, 50 werd te Tiverton gegeven. Shrews bury gaf 40, maar het gemiddelde van de 79 scho len komt op 1614. Het salaris van den ondermees ter was ongeveer de helft hiervan. Salarisdag was eens in de drie maanden, op een of anderen feest dag. In het begin waren de Grammar Schools zelden of nooit kostscholen, maar zoo langzamerhand be gon men de wenschelijkheid er van in te zien, om gedurende den langen schooldag maaltijden aan de leerlingen te verstrekken. En zoodra dat begon, be gonnen tevens de klachten over het ontoereikende van deze maaltijden. De eerste maaltijd, die werd uitgereikt, was het ontbijt. De leerlingen kwamen namelijk al voor dag en dauw naar de school, en hadden dan nog geen ontbijt gebruikt. Tusschen 11 en 12 uur kwam het middageten, dat bestond uit tarwe- of gerstepap met groente (aardappelen waren er nog niet), en eieren. Soms was er visch, en de jongens kregen dun bier of wijn en water te drinken bij hun maal. Als we dit zoo lezen, lijkt het heel schappelijk, maar de hoeveelheden van het voedsel zullen naar alle waarschijnlijkheid wel eens te wenschen over gelaten hebben. Daartegenover staat evenwel, dat de kosten van de maaltijden ook niet overdreven hoog waren: 8 stuivers per. week te Winchester, 12 stui vers te Eton. De kinderen gingen al op zeer jeugdigen leeftijd ter Grammar School in Shakespeare's dagen. Men denke er wel aan, dat zoo'n Grammar School te vergelijken is met onze gymnasia's. Welke ouders in Holland zouden er aan denken, hun spruiten van 6, 7 of 8 jaar naar een gymnasium te sturen; En welk gymnasium zou hen accepteeren? De Engelsche Grammar Schools accepteerden hen, maar op zekere voorwaarden. De nieuwe leerlingen moesten kunnen lezen en schrijven. Sommige scho len eischten daarbij nog een zekere kennis van den catechismus, en verscheidene zelfs reeds eenige be kendheid met de beginselen van het Latijn. De kin deren moeten wel bijzonder voorlijk zijn geweest in die dagen. Zij waren trouwens op vijftienjarigen leef tijd klaar voor de Universiteit. En zoo zien wij in onze verbeelding de zes- en ze venjarigen zich naar school begeven. Met leege ma gen, zooals ik gezegd heb. Maar niet met leege tas- schen. De meester en de ondermeester waren hardhandig denk aan den plak met het gaatje, als blaren trekkend middel dus de leerlingen zorgden hun spullen bij zich te hebben. Een kaars, in de eerste plaats, om bij te kunnen zien, als de duisternis viel, of nog niet had opgehouden plaats te maken voor het daglicht. Verder een veeren pen en pennemes. Een pennemes kostte 2 stuivers, en de beste pennen 1 stuiver, hoewel er ook veel mindere kwaliteiten te verkrijgen waren: 24 voor een stuiver. Potlooden wa ren nog lang niet algemeen in gebruik en leien be stonden niet. Jammer was het voor de ouders, dat schrijfpapier heel duur was. Het ideaal van Roger Acham, een geleerde en schrijver uit Shakespeare's tijd, dat elke leerling drie schriften zou hebben, kon dan ook alleen door heel gegoede leerlingen bereikt worden. Met twee boeken, de Latijnsche gramma tica van Lyly, voor 8 stuiver, fen de Grieksche van Camden, voor denzelfden prijs, was de scholier ver der volledig uitgerust. De volgende maal zullen wij hooren, wat hij te leeren kreeg, en hoe zijn schooldag was ingericht. 3 U|T DE OMGEVING LANGEND IJ K ADRES L.T.B. De afd. Langendijk van den L.T.B. heeft een adres gezonden aan de gemeentebesturen van Zuidschai- woude. Noordscharwoude en Oudkarsoel. In dit adres wordt gewezen op den onvoldoenden steun uit het Landbouwcrisisfonds voor 1934. Hoewel voor deze streek nog eenige aanvulling is gekomen, heeft dit niet kunnen voorkomen, dat de algemeene toestand van het tuinbouwbedrijf aan den Langen- diik nog ongunstiger is geworden dan ze reeds was. De verarming van vele tuinders is zoo groot ge worden, dat de geringe bedrijfssteun geheel voor het gezin wordt gebruikt, waardoor de instandhou ding van het bedrijf gevaar loont, en gevreesd wordt, dat het zich in het aangevangen seizoen zal wreken in de opbrengst van het bedrijf. In andere gezinnen is de steun volstrekt ontoerei kend, niet alleen voor het bedrijf maar zelfs om in de meest sobere nooddruft van het gezin te voorzien Gevraagd wordt degenen .wier bedrijf dit toelaat, door een baggerregeling. of in anderen vorm van plaatselijke werkverschaffing, iets bij te laten ver dienen. Vpor hen, die in eigen bedrijf vol werk hebben, een steunregeling in den vorm van een gel delijke uitkeering per week in het leven te roepen. Deze vragen worden gegrond in de eerste plaats op de omstandigheid, dat de bedrijfssteun onvoldoen de is en daardoor voor den tuinder of geen bestaans middelen voor het gezin overblijven of indien de be drijfssteun voor noodzakelijk levensonderhoud wordt aangewend, bedrijf tekort wordt gedaan. Voor zelfstandigen bestaat in deze situatie geen sociale voorziening als de opneming in de werk verschaffing. Een aparte steunregeling is dus te verdedigen. Verder is het geheele economische leven op den tuinbouw aangewezen. Wanneer dus wegens den gezinsnood het bedrijf regelmatig te kort wordt gedaan, zal dit bedrijf wie weet hoe spoedig, geheel instorten. Bovendien is het behoud van het bedrijf een groot financieel belang. Wanneer de tuinder zich ten einde raad bij de werkverschaffing aan meldt. zal het steunbedrag in dien vorm veel hooger zijn. Door aanvullenden steun zullen nog velen be houden kunnen blijven, die anders onverbiddelijk ten gronde zullen gaan. Na uitgewijd te hebben over de mogelijkheden van de werkverschaffing voor tuinders in verband met „Ja, onze beste vrienden. Berry is alleraardigst, en we zijn allemaal op hem gesteld." Ze begon te glimlachen. Het was erg jammer dat Berry nu niet bij haar was om haar te kunnen helpen. Ze was er zeker van dat hij hét met plezier gedaan zou hebben. En toen merkte ze ineens dat er een blik van groote belangstelling in de oogen van haar toehoorder was verschenen, en onwillekeurig vroeg ze zich af waar om dit gebeurde. Hij sprak dadelijk als in antwoord op haar zwij gende vraag. „Is u erg op hem gesteld? Gelukkige jonge man." Joan lachte nu hartelijk. „Ja, ik houd van hem in de practische beteekenis van het woord, zonder sentimenteel gedoe. We hebben gisteren samen ge jaagd, en hij is een kranige sportsman." „We schijnen allen sportmannen te moeten wezen om eenige genade in uw oogen te vinden, is het niet? Welnu, ik hoop van harte dat u naar mate hij ouder wordt, nog meer op hem gesteld zult we zen. Is het mogelijk dat u andere menschen op de zelfde wijze inspireert als u het mij deed?" „U slaat nu onzin uit, gelooft u ook niet?" Ze werd geroerd door zijn zieligen glimlach, maar ze wist dat het beter was dit niet te toonen. „Nee, dat geloof ik niet", zei hij. „Maar ik hoef er niet mee door te gaan, als u het niet prettig vindt. Mag ik u in plaats daarvan bedanken voor uwe groote goedheid en u nog om een gunst ver zoeken?" „Natuurlijk wil ik alles voor u doen, wat in mijn macht staat", zei Joan. „Dat is volstrekt niet natuurlijk", zei hij. „Niet temin is het heerlijk dit te hooren, want ik heb geen sterveling ontmoet, die zooiets zei. Ik wilde u enkel vragen niemand iets van deze ontmoeting met mij te vertellen." „Is dat alles?" vroeg Joan. „Ja, dat wil ik u met plezier beloven. U bedoelt dat ik er heelemaal niet over moet praten?" „Ja," zei hij. „Wel bedankt voor uw belofte. En nu" met een diepen zucht „nu zal ik maar verder gaan." „Waar gaat u heen?" vroeg Joan. Ze stelde deze vraag heel eenvoudig en natuurlijk. Ze had het eigenaardige gevoel dat deze man niet langer een vreemdeling voor haar was. Zijn ellende had haar een zeker recht op zijn vertrouwen gege ven, en ze wist dat hij haar dit niet zou onthouden. „Wil u het werkelijk weten?" vroeg hij. „Ja, vertel het mij." Hij keek haar aan en er was zulk een wanhopig- verdrietige uitdrukking in zijn oogen, dat het haar door de ziel sneed. „Ik ben van plan... opnieuw te Bi] de Rotterdamsche Droogdok Maatschappij is een tankschip in aanbouw voor de Standard Oil Compa- ny. Een overzicht van de werkzaamheden. de grootte van het bedrijf en de te stellen grenzen, wordt er de aandacht op gevestigd, dat men geen regeling vraagt, voor elke tuinder gelijk, doch dat naar rechtvaardigheid en billijkheid met den wel stand (voor zoover daarvan nog kan worden gespro ken) de nood in en de grootte van het tuindersgezin rekening wordt gehouden. Bij velen is die nood echter zoo hoog gestegen, en verkeert het bedrijf in zoo groot gevaar van ineen storting. dat een dringend beroep wordt gedaan om, waar geen andere weg door aanvragers wordt ge zien, de voorzieningen onverwijld te treffen. Men deelt ons mee, dat de afdeeling van den L.T.B. zoo mogelijk in samenwerking met de afdeelingcn van den Ned. Tuindersbond aan de Langendijker ge meentebesturen een adres zal richten, ten einde de medewerking te verzoeken aan een regeling, waarbij kleine tuinders, die geen werk meer vinden in eigen bedrijf, in, de werkverschaffing worden opgenomen. Binnen enkele weken, aldus besloot het Comité voor het houden van een autotocht voor Ouden van Dagen uit Zuidscharwoude en Broek op Langendijk, een tocht naar Heemstede (Flora) te organiseeren. Ruim 30 houders van luxe auto's hebben hun wa gen voor dat mooie doel beschikbaar gesteld. NOORDSCHARWOUDE. NIEUWE KIESVEREENIGING. In Concordia vergaderde Donderdagavond een aantal personen, naar aanleiding van een oproe ping aan.de middenstanders in deze gemeente, om tot de vorming van een kiesvereerwiging voor den gemeenteraad te komen. De Voorzitter opende de vergadering met welkom tot de opgekomenen. mededcelende, dat men ook van personen, die niet aanwezig konden zijn. mede werking had toegezegd gekregen. Met eenigen schroom had voorzitter de leiding op zich genomen, doch gedachtig aan de woorden in de Kamer van beginnen." Hij sprak deze woorden uit op een toon alsof hij een gelofte aflegde. „Prachtig, knap gedaan", zei Joan met een zach- ten glimlach. „Een uitmuntend voornemen. Waar heen gaat u nu?" „Dat kan ik u niet zeggen, want ik weet het zelf niet", zei hij. „Wilt u het me- berichten als u het weet?" ver zocht ze. Hij trok zijn wenkbrauwen verbaasd in de hoogte. „Wat? Ik mag u schrijven. Bedoelt u dat?" „En waarom niet?" De verwonderde uitdrukking verdween uit zijn oogen, om plaats te maken voor een van stille aan bidding. „Nee", zei hij, „ik heb nog nooit in mijn leven zoo iemand als u ontmoet. U... ik veronder stel dat u godsdienstig is?" „Ik geloof in God... als u dat bedoelt", zei Joan bedaard. Hij knikte. „Ja, dat bedoelde ik. En hij moet wel heel trotsch op u wezeri. Ja, ik zal het u laten we ten wanneer ik weer vast op mijn beenen sta. Wilt u me uw naam en adres geven?" „Ik ben Joan Harbridge van Harbridge Court", zei ze .„Dat kunt u zeker wel onthouden?" „Ik zal het zeer zeker onthouden", zei hij, en daarna viel hij eenigszins stijf en pijnlijk op zijn knieën voor haar neer en kuste haar hand. „Oh, dat moet u niet doen", bracht Joan verlegen uit. Niettegenstaande liet ze het toch toe, hiertoe gedreven door een impulsie die ze niet kon verkla ren. Hij kwam overeind. „Adieu", zei hij. Ze drukte hem krachtig de hand. Weer was die verraderlijke prop in haar keel gekomen, en op dat oogenblik kon ze geen woord uitbrengen. „Adieu", zei hij opnieuw, en met een schaduw van een glimlach voegde hij er aan toe: „St. Joan." En toen herkreeg ze het gebruik van haar stem en protesteerde. „Onzin. Wees niet zoo dwaas. Adieu... en ik wensch u het beste toe." Hij had haar hand nu vrij gelaten. Ze gaf hem weer een klap op den schouder, alsof ze een jon gen was geweest, en wendde zich daarna verlegen af. De oude Busby wachtte geduldig op dezelfde piel: waar ze hem had achtergelaten. Ze zag niet om, ter wijl zo op het paard toeliep. Bij het. trouwe dier ge komen, nam ze de teugels in haar hand en keek zoekend in het rond. De uitgestootene was verdwe nen „Ne", zei Joan met nadruk. „Des te meer redev om het te probeeren. Denk eens aan dien man in den oorlog... oh, neemt u me niet kwalijk... dat ver gat ik. Er was echter een man, die alles verloor, eer, alles, en uit het leger werd verjaagd. Hij liet zich aanwerven bij het Vreemdelingenlegioen, en gedroeg zich buitengewoon dapper. Ik ben altijd van mee ning geweest liever een dergelijken man te kennen dan de vele onbenullige types die men dagelijks ont moet, welke niets ergers bedrijven dan zich dronken drinken, het noodige kapot slaan en er later hoog over opgeven. Dat zijn ellendelingen en idioten." Ze hield even op en na deze lange mededeeling, eenigszins beschaamd zooveel achter elkander ge zegd te hebben, ofschoon ze het opzettelijk deed om hem tijd te geven. Ze begreep en zag dat hij wat los kwam en zich niet meer zoo wanhopig voelde als kort tevoren. Ze had bijna de stellige overtuiging, dat hij weer normaal werd en dan een gezond ver stand kon laten werken. Hij hield haar hand nog steeds omvat, doch ze vermoedde dat hij zich van dat feit allerminst bewust was. Intuitief klemde hij zich als het ware aan het een of ander vast. Ze wachtte totdat hij weer zou spreken, wetend dat heel wat van zijn eerstvolgende woorden zou af hangen, en toen het tenslotte gebeurde, maakte een gevoel van opluchting zich van haar meester. „Dus ik moet opnieuw beginnen en goed maken wat ik misdreef?" vroeg hij zacht. Ze zag een va door ETHEL M. DELL gen glimlach om zijn lippen verschijnen, die zon der eenig cynisme was. „Als ik in uw plaats was, dan zou ik het ten minste ernstig probeeren," zei Joan. Weer ontmoetten zijn oogen de hare. „Ik vraag me af hoe u zich in mijn plaats zoudt gevoelen." Ze keek hem met haar groote, eerlijke oogen recht aan. „Ik geloof dat ik het prettig zou vinden", zei ze. „Ik houd er van moeilijkheden te overwinnen." ,Dat u nooit moge ten onder gaan", mompelde hij. „Nee, ik geloof niet dat dit mogelijk is. Daarvoor is u te dapper." „Ik heb nog geen vuurproef doorstaan", merkte Joan op. Hij maakte een gebaar, waaruit bijna eerbied sprak. „Dit is het edelmoedigste wat u had kunnen zeggen. Dank u. Nu moet u mij iets vertellen." „En dat is?" Hij hield zijn blikken onafgebroken op haar ge vestigd, alsof er heel wat van haar antwoord afhing „Ik wilde graag weten hoe het kwam dat uw stief moeder gisteren mijn naam noemde." „Oh, dat weet ik niet precies meer. Ik geloof dat het door een louter toeval gebeurde." „Weet u dat beslist?" vroeg hij. „Ja, beslist. Ze praat zoo vaak in het wilde. Ze had er niet het flauwste vermoeden van dat u in de buurt kon wezen." „Er werd vermoedelijk over beruchte misdadigers gesproken, nietwaar?" vroeg hij. „Ik sprak er niet over", zei Joan, „en ik weet ook niet waarom zij het deed. Als men echter ergens gaat theedrinken moet men nu eenmaal over het een of ander praten." „Heeft u er bezwaar tegen me te vertellen tegen wie ze er over sprak?" luidde zijn volgende vraag. „Oh, nee, het was tegen Beresford Vane en zijn moeder." Joan sprak op nonchalanten toon, want ze wilde hom geruststellen. „Ze wonen bij Admiraal Vane-Trafford op „Lacy Denhem in." „Zijn ze kennissen van u of vrienden?" vroeg hij.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1935 | | pagina 17