Bergafwaarts naar de
Kaspische Zee
Zaterdag 20 April 1935.
SCHAGER COURANT.
Tweede blad. No. 9705
KIJI
KEIU
(001
>Ef
kijCLOECK
Coöperatieve
Boerenleenbank*
In de sneeuw op de bergen. - De stem van de
Kaspische Zee. - Tusschen rijstvelden
en theetuinen. - De wilde stroomen
en de vernielde bruggen. - Een
haven in wording.
(Van onzen reizenden correspondent.)
Dehnow (aan de Kaspische Zee).
In April
STEEDS nog stijgend ging de weg van Firoesco
in de richting van de Kaspische Zee en tel
kens zagen we den eersten tijd weder huis
jes, barakken, villa's met electrisch licht van de
spoorwegbouwers, die hier werkzaam zijn. Deze
spoorweg is voor een groot deel reeds voltooid en nu
en dan voerde de automobielweg onder hem door of
kruiste hem. Hier hebben namelijk spoorweg en au
tomobiel in hoofdzaak dezel'fgé richting, doch de
spoorweg heeft veel talrijker en ook grooter bochten
noodig om de helling van het gebergte te overwin,
nen, daar een spoorweg niet zulke stijle hellingen
kan- verdragen als een automobielweg omdat de ad-
haesie van het metaal der spoorwagenwielen op het
metaal der rails niet zoo groot is als de adhaesie
van automohielhanden op den weg en een automo
biel natuurlijk veel kleiner bochten kan nemen dan
een trein.
Een enkele maal zagen we in het licht van onze
lantaarns ook de monding van een tunnel en zelfs
in de duisternis van den nacht kregen we toch nog
een indruk van het geweldige werk, dat hier wordt
volbracht.
Vele kilometers reden we nog door de sneeuw. Bij
een klein dorpje, Gadoek, bereikten we het hoogste
punt van den weg, 3300 meter boven den zeespiegel,
en vandaar begon de daling naar de in deze streek
tamelijk breede kustvlakte van de Kaspische Zee.
Met tallooze scherpe bochten ging de weg naar be
neden; we bereikten geen grootere gemiddelde snel
heid dan vijftien of twintig kilometer per uur. Aan
deze noordelijke zijde hing het witte sneeuwkleed
der bergen lager nog neder dan aan de zuidzijde,
vanwaar we kwamen. Grootsch en woest bleef het
landschap, een wild bergland, doch vóór ons moest
ergens de zee liggen, de aan alle zijden door vlak
land en bergen gevangen zee en een oogenblik, dat
we stil hielden om banden en lantaarns te contro
leeren, hoorden we haar stem, het ruischen der zee,
In het Elboersgebergte. Op het pad drie
Perzische vrouwen.
Waar het gebergte afdaalt naar de Kaspische Zee.
dat ik zoo langen tijd niet meer vernomen had. Het
was, naar we laler hoorden, de nawerking van een
storm, die hier den vorigen dag had gewoed.
Weldra bereikten we de sneeuwgrens en kwamen
we in een landschap, dat steeds vriendelijker werd.
Aan den voet van het gebergte reden we door een
aardig, stadje, Sjahi, dat zoo laat in den nacht even
wel sliep. Behalve enkele nachtwakers zagen we er
niemand. Drievierden van de reis hadden we hier
volbracht en verder zou de weg slechts over de
vlakte gaan.
Tientallen kilometers is hier de kustvlakte breed;
elders aan de Kaspische Zee naderen de bergen de
groote watervlakte veel dichter.
Recht naar de kust ging de weg nu, naar het vis-
schersplaatsje Mesjed-i-Sar, een dorpje, waar een zeer
groot deel gewonnen wordt van de lekkernij, die we
in Europa „Russische caviaar" noemen, maar bij de
Russen .,,ikna" hee.t.
We bevonden ons nu in een ander klimaat. Zoel
was hier de nacht als een echte zoele zomernacht
Van Mesjed-i-Sar moesten we naar het westen, de
kust volgen, om Dehnow te hereiken.
Toen we Mesjed-i-Sar door reden heerschte nog
volkomen duisternis, maar spoedig daarna begon 't
eerste licht van den nieuwen dag te schemeren en
konden we het landschap heter waarnemen.
Boomen in feestelijk nieuw groen kleed begon ik te
onderscheiden en fiu en dan ook boomen in wit
bruidsgewaad van duizenden bloesems.
Rechts van ons was een zeer laag en smal duin
terrein en daarachter moest de zee zijn.
Links van ons konden we bewerkte velden onder
scheiden, meest, rijstvelden en theetuinen, want dit
kustgebied van Iran is zeer vruchtbaar, en achter
deze velden verhieven zich machtig en indrukwek
kend de geweldige bergmassa's vanwaar we waren
afgedaald.
Hier en daar ontwaarde ik huisjes, soms een dorp
je met lage, uit leem opgetrokken woningen met rie
ten daken en nu en dan voerde de weg ons door een
klein bosch met hoornen in lentetooi, met struiken
vol witte en rose bloesems en nog voordat de zon
hoven de kim was gerezen zong ergens in het jonge
groen reeds een vogel te harer eer een jubelend lied.
Daar, waar de bodem een weinig steeg, eindigde
de lage smalle duinenrij en zagen we eensklaps
rechts van ons het oneindige grijsblauwe watervlak
van de Kaspische Zee, welker horizonten nog met
nevels waren versluierd.
Op dit oogenblik kwam de zon op en haar eerste
nog rose stralen gleden teeder over witgekuifde gol
ven, die speels het smalle strand kusten.
Bekoorlijk en vriendelijk was dit alles, maar wild
en dreigend en woest kan ook deze zee zijn, want
de Kaspische Zee, vereenzaamd en afgesloten als ze
is van de andere zeeën, is geen meer, maar een
echte zee, grooter dan de Roods Zee of de Noordzee.
De breede weg, dien we volgden, liet weinig te
wenschen over, maar plotseling kwamen we voor
een onverwachte hindernis, een gedeeltelijk wegge
spoelde brug over een smal stroomend riviertje.
We moesten stoppen, doch al rond kijkend in het
vroege morgenlicht, ontdekten we weldra een weinig
terzijde een noodbruggetje, waarover we, voorzichtig
rijdend, den anderen rivieroever konden bereiken.
Slechts enkele kilometers verder kwamen we we
der voor zulk een half vernielde brug, maar weder
was er een noodbrug. Dit, herhaalde zich eenige ma
len en éénmaal zelfs was er geen noodbrug en moes
ten we een plek zoeken waar we door de rivierbed
ding met onze automobiel den anderen oever konden
bereiken.
Talrijke riviertjes ontspringen namelijk op het ge
bergte zuidelijk van de Kaspische Zee. Het grootste
gedeelte van het Jaar zijn deze riviertjes volkomen
waterloos en staat hun bedding droog. In het voor
jaar evenwel, als op de hergen sneeuw begint te
smelten, ontwaken deze riviertjes tot een kort, wild
leven. Met ontstuimig geweld komen groote water
massa's aanstroom en en sleepen alles mede, wat hun
in den weg staat. De vlakte tusschen de bergen en
de zee is te smal om de baldadige jeugd dezer ri
viertjes tot bezinning te brengen. In uithundlgen
overmoed doorstormen gedurende de lente deze
stroompjes den korten weg, die hun geboorteplaats,
de bergen, scheidt van hun graf, de zee. Elk jaar
worden daarvan de bruggen de slachtoffers, maar
thans is men bezig overal zeer sterke betonbruggen
te leggen, die bestand zullen zijn tegen den speel-
schen drift dezer ontembare lenterivieren.
Echter, deze stroompjes zijn niet alleen lastig, maar
ook nuttig, want zij zijn het, die de vlakte aan de
zuidkust van de Kaspische Zee zoo vruchtbaar maak
ten en in hun wilden overmoed, ook welvaart brach
ten.
Nadat de zon was opgekomen, kwam er spoedig
meer leven in het landschap. Menschen ontmoetten
we op den weg, kleine karavanen lastpaardjes en
ezeltjes. In de dorpen, die we doorreden, heerschte
al leven en beweging, want de menschen staan hier
met de zon op, daar ze zich 's avonds ook vroeg tc
slapen leggen. Waarom zouden ze na het ondergaan
van de zon lang wakker blijven? Plaatsen van ver
maak en zelfs bioscopen zijn er in geen honderd
kilometer in den omtrek en na een zwaren arbeids
dag is een zoete, langdurige rust hun conige weelde.
Dichter bevolkt werd de streek, talrijker werden de
dorpjes. Terzijden van den weg graasden hier en
daar koeien, meest roodbruine met zeer lange voor
over gebogen hoorns, doch er waren ook een soort
buffels met groote bulten boven de schouderbladen.
Op de grijsblauwe zee dreven nu enkele zeilscheep
jes, blijkbaar visschersvaartiugen, bij bet eerste glo
ren van den nieuwen dag xiifgcloopen uit een der
kust dorpjes.
We naderden ons reisdoel, Dehnow, het vergeten
kustplaatsje, waar bij een moderne haven, die thans
door de Nederlandsche Maatschappij voor Haven
werken wordt gebouwd, een belangrijke handelsstad
zal groeien.
Plotseling hoorden we het waarschuwden fluiten
van een locomotief. We stopten en mijn verbaasde
oogen zagen dwars over den weg rijden een klein
treintje, heiaden met brokken steen.
„Dit is het treintje, dat stcenen brengt van het ge
bergte naar de plaats, waar de haven wordt ge
bouwd", zeide mijn makker, die me daarna verder
langs de kust wees.
Daar zag ik enkele scheepjes geankerd liggen bij
een pier in zee, waarop menschen werkten.
„Daar komt de haven; daar gaan we heen; dat is
Dehnow", vertelde mijn oude reisgenoot.
J. K. BREDERODE.
Het 25-jarig bestaan herdacht.
De algemeene vergadering van de Coöperatieve
Boerenleenbank, die Donderdagavond in het Noord-
hollandsch Koffiehuis werd gehouden, droeg dit
maal een bijzonder karakter, omdat zij het op
eenvoudige- wijze herdacht werd het 25-jarig be
staan van de Bank.
Op alle tafeltjes prijkten vazen met bloemen, een
vriendelijke attentie van Mevrouw Nottelman, ter
wijl ditmaal de leden ook „vrij rooken" hadden.
De heer Joh. de Veer leidde de vergadering en
heette in zijn openingswoord in 't bijzonder welkom,
den oud-kassier, den heer P. Hopman. Spr. deelt
mede, dat het Bestuur en Raad van Toezicht zich
hadden afgevraagd, op welke wijze het 25-jarig be
staan der bank moest worden herdacht.
Was er eenerzijds alle reden om dat feestelijk te
doen geschieden, anderzijds waren de omstandighe
den voor land- en tuinbouw en voor veeteelt zoo
slecht, dat gevreesd werd, dat de feestelijke stem
ming zou ontbreken. Daarom werd besloten te vol
staan met het geven van een overzicht, waarin de
belangrijkste gebeurtenissen voor de instelling wer
den gememoreerd.
Notulen en mededeelingen gaven geen aanleiding
tot bespreking.
Uit het jaarverslag.
Uit het door den kassier, den heer K. Nottelman,
uitgebracht jaarverslag, vermelden we:
Het jaarverslag kenmerkt zich deze keer door de
bijzonderheid dat dit de 25ste keer is dat het jaar
verslag wordt uitgebracht.
De coöperatieve Boerenleenbank te Schagen heeft
thans 25 jaar gewerkt en zeker kunnen we, wan
neer wij terugzien op de resultaten in die 25 jaar
bereikt, alleszins tevreden zijn.
Zonder dat door ons ooit reclame van eenige be-
teelcenis is gemaakt, hebben zeer velen in die 25 jaar
de overtuiging gekregen; dat zij zich voordeel en
gemak konden verschaffen door zich met onze bank
in verbinding te stellen.
En de tijdsomstandigheden in aanmerking geno
men mogen we wat betreft de werking onzer bank
over het afgeloopen jaar niet ontevreden zijn. Haalde
verleden jaar de omzet het millioen niet meer, thans
is het eindcijfer van de rekening daar weer eenige
duizenden guldens overheen.
De crisisuitbctalingen namen weer toe, tezamen
betaalden we daarvoor uit f 75906.30, terwijl we hier
voor een provisie genoten van f63.37. De verdien
sten hiervoor zijn dus zeer, zeer bescheiden; maar
toch heeft dit in zooverre voor onze Vereeniging zijn
nut; dat er meerdere personen zijn, die anders geen
zaken met ons deden en thans een aanknoopingspunt
met de Bank hebben verkregen.
Het aantal dagboekposten ging nog steeds om
hoog, was nl. 3201 tegen vorig jaar 2934.
Het ledental klom van 195 tot 203. In de samen
stelling: van Bestuur en Raad van Toezicht kwam
geen verandering. Vanwege de Centrale Bank werd
de iaarlijksche inspectie in October gehouden. Door
een lid van het Bestuur en een lid van den Raad
van Toezicht werd twee keer een onverwachte kas
opname verricht.
Het Reservefonds is teruggebracht tot rond f20.000
en daarnaast een rekening reserve voor dubieuse
debiteuren, welke thans f9113.63 aangeeft. In het af
geloopen iaar zijn twee posten tot een bedrag van
f783.36 daaruit betaald.
In 1934 werd aan voorschotten afgelost f 37189. ter
wijl maar fl0S65.aan nieuwe werd gegeven.
De ontvangsten van leden in loopende rekening
waren f316682.30. de uitgaven f310660.56. De ont
vangsten van de Centrale Bank waren f273133.74. de
uitgaven f254749.01. Van het crediet bij de Centrale
Bank behoefde de Bank geen gebruik te maken.
De rekening sloot in ontvangst en in uitgaaf tot
een bedrag van f 1029970.D5. De balans van de Spaar
bank tot een bedrag van f349950.13. Het eindcijfer
van de balans was f 419633.58. Het bezit aan deposi
to obligaties was op 31 December f30.000.
De spaargelden liepen weer f 50.000.terug; ter
wijl toch meer posten werden afgesloten. De oorzaak
was wel dat toevallig enkele grootere bedragen wer
den opgevraagd om voor andere doeleinden te die
nen. Om van de meest economische werking verze
kerd te zijn hoopt de kassier dan ook dat de spaar
gelden niet meer terug loopen en vestigt hii er de
aandacht op. dat we nog altijd kunnen zeggen, dat
bij de meer clan 700 Boerenleenbanken bii de Coöpe
ratieve Centrale Raiffeiscnbank in Utrecht aangeslo
ten. nog nooit een spaarder één cent te kort is geko
men. Terwijl de voorwaarden tot plaatsing van
gelden alsmede de rente zeer aannemelijk ziin.
Onder dankzegging aan den Kassier wordt het
iaarverslag vastgesteld.
Door den heer P. S. Eenhoorn wordt verslag uitge
bracht omtrent de bevindingen van den Raad van
Toezicht, Alles was steeds in de beste orde bevon
den en de samenwerking tusschen Bestuur, Raad
van Toezicht en Kassier voortreffelijk genoemd.
De rekening en de balans wordt onveranderd vast
gesteld, waarbij de vergadering accoord gaat met het
bestuursvoorstel, om de winst ad f 2451.47 de volgen
de bestemming te geven: 1/10 gedeelte te storten in
het pensioenfonds en 9/10 gedeelte in het reserve
fonds voor dubieuse debiteuren.
Met groote meerderheid van stemmen worden
herbenoemd, de heer K. Wit als lid van het Bestuur
en de heer W. Bijpost, Rz.
De Voorzitter spreekt daarover zijn voldoening uit,
want beide personen hebben on voortreffelijke wijze
de belangen van de Bank behartigd.
Op voorstel van het Bestuur wordt besloten, art. 17
van het reglement zoodanig te wijzigen, dat het
woord '„drietal" wordt vervangen door het woord
„tweetal" en dat aan het artikel wordt toegevoegd:
Indien bet een periodieke verkiezing betreft, waarbij
de aftredende zich herkiesbaar stelt, kan volstaan
worden met bet stellen van den naam van den af
tredende op de voordracht.
De Voorzitter lichtte toe. dat de 25-farige ervaring
heeft geleerd, dat de beide andere personen toch
uitsluitend als figurant op de voordracht staan. Ook
na de voorgestelde toevoeging behoudt de algemccno
vergadering het recht om de voordracht aan te vul
len.
De beteekenis en d« groei der instelling.
Vervolgens geeft de Voorzitter in een overzicht
weer het ontstaan der banken, de beteekenis der in
stelling voor den boerenstand, om vervolgens aan
de hand van een tweetal grafieken aan te toonen de
toename van het aantal dagboekposten en van den
omzet. Spr. doet in dat overzicht uitkomen hoe het
aan den Duitschen Raiffeisen. die getroffen werd
door de afhankelijkheid der boeren, hun gebrek aan
bedrijfskapitaal tot het aanbrengen van de noodza
kelijkste verbeteringen, te danken is dat tot. de op
richting van boerenleenbanken is gekomen. Hoe
verder aanvang of de grondgedachte is geweest een
kosteloos beheer, alleen de kassier een matig sala
ris, hoe uit de iaarlijksche winst werd gevormd een
reservefonds, dat eigendom blijft van de leden en
niet verdeeld mag worden. Het voorzichtig beheer
heeft geleid tot het verkrijgen van een groot reser
vefonds. waardoor weer meer risico kon worden ge-
loopen. Maar vooral de onbeperkte aansprakelijkheid
vormt de eigenlijke grondslag.
En dan deelt spr. een en ander mede over de ge
schiedenis van de bank te Schagen. We hooren hoe
op 25 Februari 1910, op voorstel van den heer J. de
Veer, door de afdeeling Schagen van de Hollandsche
Maatschappij van Landbouw in café Van der Horst
werd vergaderd en daar door een hoofdinspecteur
van de Centrale Raiffeisenbank een inleiding werd
gehouden over het stelsel der boerenleenbank. Dat op
10 Maart 1910 de acte van oprichting werd getee-
kend. en we hooren vele namén noemen, namen van
personen die jaren nauw betrokken ziin geweest bij
deze thans jubileerende bankinstelling, b.v. die van
de heer Asjes. G. Beers, K. Blaauboer, P. Stammes
Jbz„ Alh. Grootes, P. Boekei, J. de Veer. J. Buis, G.
Bruin, D. Kuiper, W. Schermerhorn, T. Rens en D.
Schermerhorn. En natuurlijk niet te vergeten den
naam van den heer P. Hopman, die 20 jaar lang
kassier is geweest en wiens accuratesse en serieuze
behandeling van de zaken voor een zeer groot ge
deelte oorzaak ziin geweest van den bloei en het
vertrouwen dat in do bank werd gesteld.
Met groote dankbaarheid worden de inmiddels
overleden personen herdacht, terwijl de nog leven
den wordt toegewenscht dat zij nog vele jaren met
belangstelling zullen kunnen volgen de groei en
bloei der instelling.
En kan dus met zeer veel waardeering gesproken
worden over het werk van den oud-kassier Hopman.
Spr. is overtuigd dat dit hetzelfde geval zal zijn je
gens den heer Nottelman, wanneer bii het 50-jarig
bestaan van de bank een overzicht wordt gegeven.
Spr. roemt de groote gastvrijheid, die steeds van
Mevr. Hopman en van Mevr. Nottelman is ondervon
den en zegt dat bijv. de bloemen, door Mevr. Nottel
man aangeboden een treffend bewijs van medeleven
is, een attentie, die zeer op prijs wordt gesteld en
waarvoor hartelijk dank wordt gebracht.
Wat de ontwikkeling van de bankzaken betreft,
uit een grafiek blijkt, hoe het aantal dagnummers in
1910 bedroeg 100, in 1929 2688, in 1934, in verband
met de crisismaatregelen tot 3201 klom. De grafiek
omtrent den omzet in geld gaf aan: 1910 een omzet
van f 100.000, in 1914 van f 550.000, in 1918 van bijna
1 millioen, in 1927 een belangrijke stijging in vel
band met de hooge prijzen der producten, in 1929 het
bereiken van het toppunt met een omzet van
f 1.419.000, in 1933 gevolgd met een teruggang tot be
neden een millioen, en nu in 1934 weer gestegen tot
ruim f 1.029.000.
Gememoreerd worden de moeilijke omstandighe
den voor den boerenstand, en het wordt aan de boe
renleenbanken toegeschreven dat niet meer onge
lukken zijn gebeurd. Nog nooit heeft de bank moeten
overgaan een der leden te executeeren, groote ver
liezen behoefden tot nu niet te worden vermeld. Spr.
eindigt zijn interessant overzicht met den wensch dat
spoedig een betere tijd moge aanbreken, dat de in
stelling tof. in lengte van dagen werkzaam moge zijn
tot heil van den boerenstand. Applaus.
Door het Bestuur wordt den leden daarna een
dronk aangeboden, sigaren worden nog eens aange
boden en onder aangenamen kout blijft men een
poos bijeen.
Door den directeur der bank den heer A. Grootes
wordt den heer De Veer hartelijk dank gebracht voor
zijn duidelijk overzicht.
De heer P. Hopman dankt voor de waardeerende
wijze, waarop over hem is gesproken, en zegt, dat
wat hij als kassier gedaan heeft, alleen mogelijk
was door den grooten steun en medewerking, dien
hij steeds van het bestuur en den Raad van Toe
zicht heeft mogen ondervinden. Voor zoover nog in
leven, wil spr. zijn waardeering daarover riitspre-
ken, terwijl hij aan hen, die heengingen, eerbiedige
hulde brengt. Aan het tegenwoordige bestuur be
tuigt spr. gaarne zijn erkentelijkheid en hulde, op
eminente wijze wordt door de jongere krachten het
werk voortgezet. Applaus.
Hierna volgt sluiting.
Schagen.