G EESTELIJK LE VEN moüerhe foto's en vergrdotingeh ashrin KIJKEII isKOjsPEFUijCLOECK De mensch in zijn eindelooze variaiies. Fotogr. Atelier ARPAD MQLD0VAN - Nieuwe Nieilorp Zaterdag 4 Mei 1935. Postrekening No. 23330 Dit blad verschijnt dagelijks, behalve Vrijdags. Bij Inzending tot 's morgens 8 uur, worden Advertentiën nog zooveel mogelijk in het eerstuitkomend nummer geplaatst. 78ste Jaargang. No. 9714 COURANT. Int. Telef. No. 20 Uitgave der N.V. v b. P. Trapman Co., Schagen. 20 PAGINA'S. Prijs per 3 maanden f 1.80. Losse nummers 6 cent. ADVERTEN- TIëN van 1 tot 5 regels f 0.85, iedere regel meer 15 cent (bewijsno. inbegrepen. Groote letters worden naar plaatsruimte berekend door Astor. Vervolg en slot van het artikel van®Zaterdag 6 April. HET eerste artikel over „den mensch in zijn eindelooze variaties" eindigde met een vraag. Ik heb deze vraag met opzet gesteld, om dat ik haar van buitengewoon groote beteekenis acht. Wij moeten trachten in- het reine te komen ten op zichte van de quaestie, waarover het aan het slot van 't artikel ging: de heerscher en de dienaar. Deze twee typen zullen er altijd zijn. Gewoonlijk wordt daaruit terstond de gevolgtrek king gemaakt, dat derhalve de heerschers altijd df overige menschen aan zich zullen onderwerpen. (Met die overige menschen worden dan bedoeld allen, die binnen het bereik van den heerscher vallen. Wij zien den heerscher optreden als vader-despoot, a's 'bestuurder van een grootere of kleinere gemeen schap, van een belangengroep, als hoofd van een stam, een volk, een staat. Hij is heerscher zoowel door zijn persoonlijke eigenschappen als door de ge weldsmiddelen, die hem ten dienste staan. Hij kan heerscher zijn, omdat hij daarbij te doen heeft met menschen, die voor een gi-oot deel energieloos zijn en gemakzuchtig en daarom altijd sterk geneigd zich te onderwerpen). Het ligt immers in den aard van het heerschers- type zelf dat het zich als zoodanig zal handhaven. Maar zal dan niet moeten worden aangenomen, dat ten allen tijde de wereld het tooneel zal blijven, waarop wij zullen zien de verschillende groepen van menschen (volken, staten), die onderworpen zijn aan de heerschers? Die heerschers kunnen enkelingen of met elkaar verbondenen (families, dynastieën, klas sen, handelsmagnaten) zijn, maar steeds zal hun hoofddoel wezen om heerschers te blijven. Waarom? Om twee redenen: le. omdat zij in het heerschen zichzelf uitleven; dat wil dus zeggen, dat zij daarin naar hun wezen lijke innerlijke gesteldheid zich gedragen en dei- halve zich bevredigd weten; 2e. omdat zij van htm macht gebruik kunnen maken om zichzelf materieel te bevoordeelen. Bij dit laatste punt moeten wij wat uitvoeriger stilstaan. Het is van algemeene bekendheid dat de heerscher sedert onheugelijke tijden in de historie der menschheid is opgetreden en zijn wil aan de be- heerschten heeft opgelegd. Toen van beschaving nog geen sprake was en het zedelijke bewustzijn weinig of niet ontwikkeld, was het voor hem niet noodig aan zijn optreden een schijn van zedelijke gerechtvaardig heid te geven. Hij was eenvoudig de tyran, de heer en meester, die beval en beschikte over de midde len om zijn bevelen door te voeren. Wanneer ech ter het zedelijk bewustzijn in de menschheid ster ker wordt en daarmede ook de vrijheidsdrang gaat groeien, wordt de noodzakelijkheid geboren om de heerschappij over anderen zedelijk te rechtvaardigen. En dan zien wij hoe dit gebeurt door haar een god delijke sanctie te geven, haar onmiddellijk van God af te leiden èn door haar voor te stellen als nuttig en goed voor de gemeenschap. Het is een zeer opmerkelijk feit, dat tot op dezen dag deze opvatting zich heeft kunnen handhaven en dat er nog steeds geen duizenden, maar millioenen menschen zijn, die te goeder trouw gelooven dat het recht van den heerscher d.w.z. dat het gezag, door God is gewild en dat het er is terwille van de men schen. Dit is te opmerkelijker, als wij daarbij be denken dat het gezag allengs beperkt is door den opkomenden volkswil. En dat de beheerschte massa door de heerschers steeds is uitgebuit! Ik zal hierover niet verder uitweiden, hoe aan lokkelijk het ook moge zijn de ontwikkelingsgeschie denis van het gezag nauwkeurig na te gaan, vooral in onzen tijd, nu aanranding en ondermijning van het gezag bijna als een halsmisdaad wordt beschouwd. Wij hebben binnen het kader van dit artikel al leen maar te doen met het fei't, dat er menschen zijn, in wie wij het heerscherstype moeten erkennen. Hoe het zich tegenover de wereld tracht te rechtvaar digen, is een bijkomstigheid. Dit plaatst ons voor een zéér gewichtig probleem. Zal niet noodwendig de wereld in haar onder scheiden groepeeringen altijd onderworpen moéten zijn aan de sterke menschen, die het heerscherstype vertegenwoordigen Mijn antwoord is onvoorwaardelijk: ja! Als ik dit „ja", weloverwogen en goed overdacht, neerschrijf, zie ik in gedachten menigen lezer glim lachen en gevoel ik, hoe hij uit dit „ja" terstond een argument gaat smeden tegen hen, die zoo naïef zijn om nog te gelooven in een toekomst van sociale ge lijkheid en ik hoor, hoe hij triumfantelijk uitroept, dat er derhalve altijd bevoorrechten en benadeelden moeten zijn. En toch ben ik het met dien lezer niet eens. Stellig, ik geef toe, dat het heerscherstype niet zal verdwijnen. Maar het zal zich op a - n andere wijze doen gelden. En dan zal het niet tot vloek, maar tot zegen zijn voor de menschheid. Dit zal geschieden, wanneer de heer scher zich als zoodanig sublimeert van machthebber tot invloed-uitoefenaar. Als hij dus evenzeer zichzelf uitleeft, maar op een andere wijze. Ik denk hier als vanzelf aan die mannen en vrou wen, die wij onder verschillende namen in de ge schiedenis zien optreden, als wijzen, leeraars, profe ten. Zij hebben een zeer diepgaanden invloed uitge oefend niet door de materieele machtsmiddelen, waar over zij beschikten, maar doordat zij door hun per soonlijkheid en door hun woord de geesten hunner medemenschen hebben wakker gemaakt, ideeën heb ben doen leven en door die ideeën hebben, medege werkt aan den vooruitgang der beschaving. Zoo zijn er heerscherstypen op het gebied van v/e tenschap, van kunst. Het zijn de groote voorgangers, die door hun uitzonderlijke gaven ver uitsteken bo ven anderen en als meesters worden erkend en ge volgd. Misschien kunnen wij door een eenvoudig voorbeeld dit nog het allerbest illustreereh. Stellen wij ons een willekeurige vergadering voor, een toevallig-aanwezige verzameling van menschen. Daar moet over het een of andere vraagstuk worden gesproken. Er heerscht groote verwarring. Wat zien wij dan gebeuren? Langzamerhand komt de leiding in handen van hem, die terzake kundig blijkt en die het vermogen bezit zijn medevergaderden te overtui gen van zijn meerderheid in kennis, in inzicht, in overredingskracht. En spoedig zien wij, hoe hij de ver gadering beheerscht. Toch staat geen enkel machts middel hem ten dienste. Een ander voorbeeld. Er moet een werk worden verricht, waarvoor vele arbeiders noodig zijn. Geza- melijk hebben zij het op zich genomen. Er is nog geen dag voorbij of er is er één, die de leiding heeft en dat is hij, waarvan de groote meerderheid gevoelt, dat hij „den besten kijk" heeft op het werk. Hij is de heerscher zonder dwang, omdat zijn superioriteit, ten opzichte van wat gedaan moet worden, wordt erkend. Precies hetzelfde verschijnsel kunnen wij waarne men in wetenschappelijke bijeenkomsten, ja zelfs op partijen en bij feestelijkheden. Er zijn altijd domi- neerende figuren, die krachtens hun aard en aan leg boven anderen uitsteken en als tijdelijke autori teiten worden erkend. Zij hebben daarvan niet het minste materieele voordeel 't schenkt hun alleen de voldoening zichzelf uit te leven en de bevredi ging dat zij de eersten zijn. Dit laatste voeg ik er bewust en met opzet aan toe, omdat ik mij wil vrijwaren voor het verwijt, dat ik den mensch zou idealiseeren. En daar denk ik niet aan. Ik neem hem zóó als hij is met zijn klei ne ijdelheidjes en zijn nieuwe verwaandheden. Maar dan moet ik tevens erkennen dat hij ook heerscher kan willen zijn met de meest oprechte en onzelfzuch tige bedoelingen, dat hij wil heerschen om te die- n e n. D.w.z. dat hij zijn macht en zijn invloed wil gebruiken om een ideaal van sociale gerechtigheid, zooal niet volledig te verwezenlijken, dan toch zoo veel mogelijk te benaderen. Hiertegenover staat echter iets anders. Ik denk aan het spreekwoord „het zijn sterke beenen, die de «veel de kunnen dragen". Wanneer iemand tot groote macht komt, is dan de verleiding niet zeer groot om van die macht partij te trekken ten eigen bate en ten voordeele van de medehelpers (want die heeft zelfs de sterkste heer scher noodig)? Ik zou wel eens willen weten, hoe de geldelijke po sitie is van de nazi-'heerschers in Duitschland; ik kan het niet controleeren, maar ik las van zeer hoo- ge salarissen! En deze menschen noemen zich na- tionaal-s o c i a 1 i s t e n. Mij dunkt, dit geeft te denken. Nu ik Duitschland genoemd heb, komt mij Adolf Hitier voor den geest. Men mag over hem oordeclen zóó als men wil, maar erkend moet worden dat het een man is van buitengewone beteekenis. Hij is het zuivere heer scherstype. Maar er is ook iets in van den profeet. Indien dit niet zoo ware, zou hij nooit zijn gekomen tot wat hij heeft bereikt. Ilc heb menschen ontmoet, die hem hebben hooren spreken in een vergadering Zij getuigden dat er een haast magischen invloed van hem uitging. Welk een uitwerking zou het hebben gehad, wan neer hij zich ten doel had gesteld door zijn woord de zelf-actie bij de massa wakker te roepen, wanneer hij in de volksziel had gewekt niet het verlangen om weer een militair-sterke natie te worden, maar om te worden tot een volk, waarin de klassetegen stellingen overwonnen zijn om plaats te maken voor sociale gerechtigheid? Waarschijnlijk zou zijn uiterlijk succes niet zoo groot zijn geweest, maar zijn blijvende invloed on getwijfeld veel grooter. Dan zou hij de mentaliteit der massa belangrijk hebben gewijzigd en een betere toekomst voorbereid. Terwijl ik dit zit te schrijven, ligt naast mij op de schrijftafel een N.S.B. blaadje „De Zweep", waarin ik lees onder het opschrift „Niet praten! Aanpak ken": „Wij willen aanpakken! Maar als wij over onze plannen spreken, dan zegt men ons vaak: „Och, ja, dat alles is mooi en goed maar of ik nou door de kat of door den hond gebeten wordt". Zoo ver is het gekomen! Zoo ingevreten is het wantrouwen in den immoreelen materialistiscben partijenstaat, dat velen in eerlijk idealisme bijna niet meer kunnen gelooven! Dof berustend zegegn clie menschen: „Het is een chaos, maar er is niets aan te doen!" Wij zeggen: „Er is iets aan te doen!" Orde en tucht, gestreng, hard desnoods, gehandhaafd door een sterk staatsgezag! Het volk kan bevrijd worden van egoisme en zelfzucht; gemeenschapsgevoel en naas tenliefde kunnen worden aangekweekt! Ons Neder- landsche volk kan worden opgevoed tot iets hoo- gers, tot het weer gaat hechten en gelooven aan eer en ridderlijkheid, eerlijkheid en deugd! Dat wil het nationaal-socialisme. Ieder, die vóór orde en recht is en het goed meent met vaderland en volk, kieze de N.S.B." Toevallig ken ik den schrijver van deze woorden en ik ben er van overtuigd, dat hij een goedwillend mensch is. Ik verbaas me echter over zijn opvoedkundig in zicht. Zou een concentratiekamp dan inderdaad een goed opvoedingsmiddel zijn? Dat zeggen sommigen van de gevangeniscel óók. De praktijk leert 't ons wel anders. Of is het 'n goede opvoedingsmethode om boeken- en couratencensuur toe te passen en de geliefde volksgenooten eenzijdig voor te lichten en te zeggen van buitengewone kwaliteit, Ook 's Zondags geopend. Prof. dr. Willem Mengelberg dankt het publiek voor de ovaties op het eerste concert in het kader van het Nederlandsch Muziekfeest, dat Donderdagavond In het Concertgebouw te Amsterdam werd gegeven '7 Elke vrouw kent ze, elke vrouw weet echter ook: CUMQ, ■ie/pt'Afecdó: het product van vertrouwen. GEBRUIKTE AUTOMOBIELEN verkoopen wij onder GARANTIE en op PROEF Garage C. NIEUWLAND, Bergen. dat er maar één waarheid is, n.1. die van het na tionaal-socialisme? Maar het, allermooiste is het slot: „ieder die vóór orde en recht is en het goed meent met vaderland en volk, kieze de N.S.B.". Kan het gemakkelijker? Een wandeling naar de stembus en klaar is Kees! O, ik ben ook voor orde en recht, en, waarachtig ik meen het naar mijn beste overtuiging goed met vaderland en volk. Maar ik wéét, dat orde en recht nooit zullen komen, als niet de massa-zelf daarnaar hunkert en zelf die orde schept en dat recht vestigt. En daar is de menschheid, de groote meerderheid der massa nog niet aan toe. Daarom moet zij opge voed worden. En opvoeden is iets anders dan dwin gen, tuchtigen, straffen en, tengevolge daarvan, af schuwelijke huichelarij kweeken. Opvoeden is het geven van zuivere inzichten in de werkelijkheid; een beroep doen op de sluimerende rein-menschelijke gevoelens; het wekken van geestdrift voor wat goéd en schoon is; het loeren vertrouwen op de Rede en niet op het geweld. Opvoeden is de bevordering van den groei der per soonlijkheid! Na deze uitweidingen keer ik weer tot den kern van mijn artikel terug. Het heerscherstype zal altijd blijven, evengoed- als het dienaarstype. Maar het zal zich op een andere wijze uiten in een andere maatschappij, n.1. in een zoodanige, waarin de moordende strijd van allen te gen allen is verdwenen. Daar zal het juist de groote levenswekker zijn die de verstarring voorkomt, door beroering te brengen in de geesten, door nieuwe ideeën te verkondigen, m.a.w. door geen macht, maar invloed te oefenen. Om deze reden ontken ik alhoewel in deze wereld het gevaar van de heerschzucht niet onder schattend dat het bestaan van het heerscherstype noodwendig zou moeten leiden tot de uitspraak, dat er altijd bevoorrechten en benadeelden zullen blij ven. Een andere vraag is of ooit de menschheid tot een waarlijk sociaal-rechtvaardige maatschappij znl komen. Hieraan twijfelen velen. Ik niet! Omdat ik geloof in groeiende redelijkheid. En waar de redelijkheid groeit, is het voor mij on denkbaar, dat de redeloosheid van onze mensche- lijke verhoudingen bestendigd zou blijven. Want dit zal toch niemand durven ontkennen, dat onze menschelijke verhoudingen, dat heel onze zoogenaamde maatschappelijke orde redeloos is. Im mers wij beschikken thans over een techniek, een voortbrengingsapparaat, waardoor in de behoeften van alle menschen kan worden voorzien. De midde len zijn aanwezig, stoffelijk en geestelijk, om ieder* leven mooi en goed te maken. En er heerscht nijpend gebrek en er worden kostelijke gaven onge bruikt gelaten en er loopen duizenden rond, tot wie de maatschappij zegt: ik kan u niet gebruiken, want er is uit u geen winst, geen geld te kloppen. Dat is onzinnig, dat is een toestand den redelijken mensch onwaardig. Dit in te zien is het eerst noodige om te komen tot het besef dat het anders worden moét, steeds meer in overeenstemming met de groeiende rede lijkheid. En uit dit besef zullen de scheppende krachten geboren worden. Utopie? Ja, voor ieder die niet gelooft in de eeuwige wer king van de kosmische krachten, die de wereld stu wen; voor ieder die nooit geluisterd heeft naar zijn diepste zielsverlangens. Neen, voor ieder die ervan overtuigd is, dat on danks alles de mensch geroepen is tot een voort durend excelsior, voor ieder denkend mensch, die in zich zelf gelooft en dïi&rom in zijn medemenschen. ASTOR. I

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1935 | | pagina 1