Ie Zon van Marathon
'evcwqemstmirett
Per H.A.B.O.
naar de Wereldtentoon
stelling te Brussel.
De trek naar den dood
door de dieren.
Water, tonristen en Amerikaansche Grie
ken. - Wanneer zal Hellas weer het
oude, lommerrijke land geworden
zijn?. - In Eleusis. - Bittere
Grieksche wijn.
door
G. D. SORNEBON.
Een mcodoogenloos brandende zon, die od ons
schijnt! Het water kookt in de radiator van onze
auto. Uit liet bijna kleverige asfalt stijgen onaan-
gcnaam-riekcndc geuren op. Geen wind is er in dit
dal m de buurt van Athene. Pas iets verder, wqn-
mecr we de kam van een kleine heuvelketen bereikt
Kullen hebben merken we misschien iets van een
irissche zeebries. Nu reeds, in Mei, vertoont de
droge leembodem scheuren. En het is nog maar
een paar weken geleden, dat daarover volop water
stroomdeMet ongelooflijke kracht heeft het
/water alles wat er in de bodem aan kiemen ver
borgen was, tot leven gewekt. Twee maanden lang
waren de velden getooid met groen en bloemen.
iTwce maanden slechts. Want toen kwamen de over-
Igangsdagen in April en begin Mei. De dagen, dat de
ilucht zwaar en heet was, de dagen dat alles vcr-
Jdorde, wat er maar verdorren kon.
Hier schijnt reeds de Oostersche zon. Onbarmhar
tig brandt hij, dag na dag. Van achter de Pen-
itelikon stijgt hij op. en bij de glooiende heuvels van
iSalamis gaat hij onder. De laatste waterdruppels
(Worden door hem opgezogen, steenhard wordt de
bodem en de scheuren worden gletscherklovcn; alles
door zijn toedoen. Reeds oogsten de boeren de goud
gele velden. Op de wijnbergen kookt de zon de nog
Üvlcine druiven. Zilver en glinsterend staan de olïi-
•\enhagen; alleen nog maar uit bast schijnen ze te
bestaan, gebogen door de hitte, door de stormen,
«door den ouderdom. Want al eeuwen staan zij daar.
Alleen in de buurt waar water uit de grond welt,
as het nog groen hoewel het niet het frissche
groen is. dat wij gewend zijn te zien in de lente.
Geen wonder is het dat reeds in de Oudheid dc
bronnen heilig waren, want was dit land niet be
dekt met beschutting gevende hoornen, en vonnde
het bosch niet een onuitputtelijk waterreservoir?
Wij rijden door liet land, daarheen waar in de hei
lige bosschen van Eleusis nog bronnen zijn, waar
heen met ons veel glanzende particuliere wagens
i ijden. Naar Eleusis, waar de society van Athene
onder de prachtige oeroude boomen flaneert, waar
men baadt en de Grieksche wijn drinkt, welke voor
Noord-Europeanen haast ongenietbaar is
De Grieken verslaan het uitmuntend om hun
heerlijke wijn zoo bitter te maken, dat wij er direct
voor bedanken, wanneer we er mee ln aanraking
komen! Een ervaren kellner zal dan ook meteen
vragen, of men misschien Grieksche wijn of wel
exportwijn wenscht te drinken. Maar in de kleine
herbergjes langs de grootc autowegen krijgt men
niets anders dan dieberuchte Grieksche wijn.
die zoo bitter als gal is. Wijn en harde, maar uit
stekende kaas en bijna altijd, wanneer de plaats
tenminste in de buurt van de kust ligt, een even-
goede visch, dit alles verteerd met behulp van eriis
gerstebrood, daar hebben we al bij elkaar wat het
land in zoo onuitputtelijke voorraden biedt. Maar...
rwe zouden een onrecht begaan, wanneer we de
groote hoeveelheden uien vergaten. Men hoeft
slechts éénmaal in gloeiende hitte met. de haven
arbeiders van Pireus in den electrischen sneltrein, die
Joopt van Athene naar Pireus vice versa, gezeten te
Qiebben, om te weten, wélk voedsel de groote massa
gewoonlijk eet!
Maar in Eleusis wandelen alleen maar de gesoig-
neerdste leden van de buitenlandsche kolonie en de
rijksten uit de Grieksche beau monde. De meisies
uit het volk. dat tengevolge van de vele volksver
huizingen door dit land, een sterken Albanisch-
Slavischen inslag heeft, zijn ondanks vroegtijdige
corpulentie toch heel bekoor hik. Onder de vrouwen
uit de rijke standen daarentegen ziet men dikwijls
de beroemde „Grieksche profielen", welke zoovele
dichters reeds bezongen hebben.
I-Iaar glansrijkste tijd beleeft de Atheensche so
ciety paS tegen de herfst wanneer de rijke Grieken
uit Alexandrië, uit Malta en eigenlijk uit alle dee
len. der wereld- naar het vaderland komen. In de
•tijden na den oorlog, toen alles wat intelligent was
naar de havenplaatsen. naar Londen en de Ver.
Staten trok waar ter wereld zitten geen Grie
ken in de tabak- en sigaren handel? kwamen elk
jaar de Amerikaansche Grieken naar huis terug en
brachten de in het buitenland verzamelde rijkdom
men naar het vaderland. Het is een ijzeren plicht
voor elke jonge Griek om eenst dan te trouwen,
als hij voor zijn zusters de bruidsschat heeft ver
diend.
Deze jaren zijn weliswaar voorbij, maar nog altijd
is de kapitaalvorming, ondanks de reusachtige de
viezen-moeilijkheden zeer groot. Athene is tegen
woordig zeker de goedkoopste stad van Europa-
Alle krachten worden nu gebruikt, om iets uit eigen
bodem te halen. Water krijgen en water houden!
Dat is de voornaamste opgave van dit land! Een
zeer weinig-eischende en een buitengewoon taaie
bevolking kan zich overal vestigen, waar maar wa
ter is. Misscliien dat dan weer op de kale bergen
van Hellas, zooals Griekenland zich nu weer offi
cieel noemt, die waterrijke bosschen zullen komen,
aie de zangers en dichters van een grootsch kunst-
tijdperk onsterfelijk gemaakt hebben
Schitterende tocht vol afwisseling
en natuurschoon.
Aan de vriendelijke uitnoodiging van het Reisbu
reau H.A.B.O. gevolg gevend, stonden wij Zaterdag
middag half twee met nog vele reisgenooten klaar
om met een der luxe en comfortabele H.A.B.O.-reis-
wagens van het allernieuwste type, een bezoek aan
de Wereldtentoonstelling te Brussel te gaan brengen
onder leiding van den heer C. ten Bruggecate.
De tocht ging via Haarlem, Rotterdam naar de
grens om vandaar over Antwerpen en Mechelen
naar Brussel te vervolgen.
Een schitterend panorama ontrolt zich aldra voor
onze oogen, die zich niet genoeg verzadigen kunnen
aan het mooie fraaie polder- en duinlandschap, dat
wij, heerlijk gezeten in weelderige fauteuils, voor
bijschieten.
Voor wij het weten hebben wij. Haarlem en den
Haag achter ons gelaten en stevenen door het fraaie
oude Delft op Rotterdam af.
Thans gaat het met een flink gangetje naar Breda,
waar de inwendige mensch op waarlijk overvloedige
wijze wordt versterkt.
Nadat wij ons weer in ons mollig plaatsje hebben
genesteld vervolgen wij de reis.
De grensmoeilijkheden zijn door de uitmuntende
zorgen van den heer ten Bruggecate al spoedig ach
ter den rug, zoodat de weg naar Brussel vrij komt.
Reeds des avonds te half elf uur rijden wij door
de rijk verlichte straten en pleinen van deze stad,
langs de Koninklijke tuinen, ons begevend naar de
feeëriek verlichte terreinen van de Wereldtentoon
stelling. Voor de hoofdingang wordt een oogenblik
gestopt om dit geweldig bouwwerk in oogcnschouw
te nemen, waarna wordt doorgereden naar ons hotel
Du Sabot d'Or.
Na ons wat verfrischt te hebben begeven wij ons
weder in onze reiswagen naar de tentoonstelling.
Wat hier op het gebied van architectuur en verlich
ting is bereikt, grenst aan het ongeloofelijke. Zooiets
moet men zelf gaan zien. De spuitende en springende
fonteinen op feeërieke wijze verlicht met alle moge
lijke kleureffecten, maken een onvergetelijken in
druk.
De aard van dit artikel leent zich er niet toe, te
gaan treden in een beschrijving van al het schoons,
dat hier valt te genieten.
Na in het uitstekende hotel een heerlijke nachtrust
te hebben genoten stond de vriendelijke heer ten
Bruggecate en de geriefelijke H.A.B.O.-rieswagen
Zondagsmorgens alweer klaar om ons nieuwe ge
noegens te bereiden.
Een tocht naar Waterloo staat op het program!
Wij verlaten Brussel door de Are des Triumph en
rijden door de boschrijke omgeving langs Etterbeek,
Groenendaal en Waveren en arriveeren te 10 uur in
Waterloo. Hier wordt de Leeuwenberg tot een hoog-
De dieren reizen en trekken. De apen maken
jachtreizen door de wouden. Het rendier trekt, de
Noorsche eekhoorn trekt, de marmot trekt. De Indi
sche en Afrikannsche olifanten maken, alles ver
trappende, breede wegen, waarover ze gaan van hun
woonplaatsen in het oerwoud naar de open velden.
Van de zeedieren trekken de robben, de walvisschen,
de dolfijn. De steur is een trokvisch. Zoo trekken
de haring, de ansjovis, de sprot, de zalm en de
aal. De trek der vogels is bekend. En wat drijft
deze dieren?
Meestal is het een aangeboren drift, het instinct,
welke de dieren aanzet. De oorzaak vaak het zoe
ken naar voedsel of om kuit te schieten. De trek
der dieren herhaalt zich regelmatig Maar geheel
eigenaardig zijn-de plotseling optredende, vaak
reusachtige zwermen van dieren, die onbegrijpelijk
lijken. In het jaar 172? werden duizenden en dui
zenden ratten waargenomen, die van het gouverne
ment Astrakan de Wolga wilden overzwemmen en
verdronken. Een dergelijk lot ondergingen, in het
jaar 1841, duizenden eekhoorntjes, die bij Krasno-
jarsk (Siberië?) den Jenissei over wilden zwemmen.
Door den stroom meegesleurd, verdronken alle. De
mogelijkheid bestaat dat gebrek aan voedsel de oor
zaak van dezen trek is. Maar waarom bleven de
dieren clan bij elkaar, in plaats zich te verstrooien?
Daardoor werd het voedselgebrek toch vergroot?
Door onbegriioelijken angst op elkaar gedreven,
kwamen in het steppengebied van den beneden Wol-
ga. naar verklaringen van ooggetuigen, 10.500 ka-
nieelen, 30.4S0 runderen. 2S0.300 paarden en onge
veer een milliocn schapen om het. leven. Een plot
seling opgetreden sneeuwstorm had de calastrophc
veroorzaakt.
Juni 1880 vond men in de Mcxicaafische Golf eeu
gewoldïge hoeveelheid doode en stervende schild
padden. Men schatte de plaats, waar men ze vond,
op ongeveer 275 vierkante k.m Ongeveer 20 iaren
later ging een reusachtige groep krokodillen ten
gronde op het eiland Maraia aan de monding van
cleAtnazonerivior. Als door een wilden roes aan
gegrepen, joegen eens. ongeveer tien jaar geloden,
20.000 runderen van een Argentijnschen veehouder
van dc Pampus in de rivier Parana. Alle dieren
verdronken. De stroom kon langen tiid niet beva
ren worden, daar ae lijken de lucht verpestten.
Wiman te Upsala meldt, dat een kudde van 400
rendieren, door woiven verontrust., als dol dagen
r-> nachten vluchtten, zioh in de zee stortten, waar
te van 226 treden beklommen. De plaatselijke gids
doet ons vanaf deze hoogte het verhaal over de slag
bij Waterloo en het tot stand komen van den kope
ren leeuw, welke boven op den berg staat en ge
maakt is van de veroverde kanonnen uit den slag
bij Waterloo in het jaar 1815. Deze leeuw heeft het
kolossale gewicht van 24000 kilo. Na deze klimpartij
wordt Brussel weer opgezocht, nu door het bosch
van Terkameren, bekend door zijn prachtige beuken
lanen. Hierna volgt wederom een rondgang door
Brussel, het bezichtigen van verschillende gebouwen,
o.a. het Paleis van Justitie, het Broodhuis en het
schitterende panorama op het lager gelegen Brussel
om ons vervolgens wederom naar de Wereldtentoon
stelling te begeven.
Hier was liet volop genieten en hadden wij oogen
te kort.
Na deze rondgang werd de thee geserveerd in het
Indische Restaurant met Javaansche bediening en
daarna in vroolijke stemming den reiswagen weer op
gezocht voor het aanvaarden van den terugtocht.-
Onder gezellige gesprekken, gekruid met geestige
verhalen, zoo nu en dan nog aangevuld door vroo
lijke liederen wordt naar veler oordeel eigenlijk
nog te spoedig Heiloo bereikt, waar onze geleider
afscheid van ons neemt.
En het was welverdiend dat een der toclitgenooten
in een aardige speech hem lof toezwaaide voor zijn
uitmuntende leiding en hem namens allen hartelijk
dankte voor zijn goede, bijna vaderlijke, zorgen.
Het moet de directie van de H.A.B.O. aangenaam
zijn, te weten dat alle passagiers meer dan tevreden
waren over den uitmuntenden reiswagen, den be
kwamen chauffeur en last but not least over de
meer dan volmaakte regeling, waardoor eten en
drinken, rust en inspanning elkaar in zulk een vol
maakte volgorde afwisselden, dat een H.A.B.O.-week-
end naar de Brusselsche tentoonstelling tot een on
vergetelijk genoegen wordt.
maar toch moet u er niet te vast op rekenen me
daar te zullen vinden, want ik zal vermoedelijk van
de eene plaats naar de andere moeten trekken."
Bcresford stak het stukje papier in zijn zak, zon
der te lezen wat er op eekrabbeld stond, en drukte
Colwyn de hand.
„Adieu, en wel bedankt. Zonder twijfel zullen we
elkander nog wel ontmoeten. In ieder geval weet
ik waar ik u kan vinden," zei de jongere man.
Ze namen afscheid van elkander en Beresford was
er heilig van overtuigd dat het Colwyn meer aan het
hart ging dan hem. Hij maakte zichzelf hierover
een verwijt, want Colwyn was werkelijk heel vrien
delijk voor hem.geweest.
Even later was hij het voorstel evenwel al weer
vergeten, en dacht hij aan niets anders dan hetgeen
hij zich voor oogen had gesteld. Hij moest alleen
zijn, en menschen konden vaak erg hinderlijk we
zen, oordeelde hij.
HOOFDSTUK IV.
Het vreemde land.
Beresford kreeg toen hij in Australië aankwam een
niet bepaald prettigen indruk van dit land. Geen
sterveling verwelkomde hem. wat wel te begrijpen
viel. daar hij ook niemand kende. De ionge man
had evenwel eensklaps een gevoel van overweldi
gende eenzaamheid gekregen en hierdoor leek het
hem toe alsof niemand het van eenig belang achtte
of hij leefde of gestorven was.
Even later veranderde zijn sombere stemming
echter, en genoot hij zelfs van hetgeen hij om zich
heen zag. De glinsterende, blauwe zee, met haar
kabbelende golfjes, de breede straten met de mooie
gebouwen wekten zijn bewondering op. Het was
pittig en tegelijk warm weer. Er werd regen ver
wacht, hoorde hij iemand naast zich tot een andet
zeggen, maar het zag er allerminst naar uit.
Hij liep door totdat hij een café bereikte, dat uit
zicht gaf op de haven. Goed gekleede dames en
heeren zaten op het terras verspreid en een orkestje
liet de lieflijkste melodieën hooren. Geen sterveling
nam eenige notitie van hem, en onwillekeurig vroeg
hij zich verbaasd af, of bii zijn identiteit geheel
en al op de zeereis had verloren, en niet langer van
eenige beteekenis was.
Weliswaar kon hij ook moeilijk verwachten har
telijk welkom te worden geheeten, maar het was Iets
geheel nieuws voor hem als van geenerlei belang be
schouwd te worden. Hieraan was hii in Engeland
niet gewend geweest en het viel dan ook niet te
loochenen dat het een vreemde situatie voor
hem was.
Hij had zijn bagage aan het haven-depot achterge
laten, en hii besloot nu het uit te gaan zoeken, waar
de bewuste Newman moest wonen. 7iin maag was
ze alle ellendig verdronken. Van een mcrkwaar&i-
gen trek door visschen vertelt de geoloog Prof.
Wal/ter in Halle. Hij zag milioenen van zoetwater-
vischies, die in de Wolgadelta door de slroomen in
de zoutpannen van de strandmeeren en lagunen aan
de Kaspische Zee werden gedreven. In het zoute
water vonden zij den dood. Hetzelfde lot onder
gingen millioenen van zoetwatervisschen in het
jaar 1S35.
Toen de Limfjord op Noord Jutland met de zee
werd verbonden, nadat de landengte was doorge
stoken, gingen de dieren door het zoutwatergehalte
van het water ten gronde. Dit ten gronde gaan in
massa van visschen moet zeer zeker in den loop
der eeuwen meermalen zijn voorgekomen. Men be
weert, dat daardoor de petrolcumiïikdom van me
nige streek is ontstaan, tengevolge van de vetrijke
dierenlichamen.
Een merkwaardigen trek van dieren nam Schreit-
mïiller gedurende den wereldoorlog op den 30en
September 1917 in Frankrijk waar. Ilii zag in een
maanbeiicht^n nacht een oneindige» tocht van dui
zenden groene kikvorschen, in een breedte van on
geveer 2.50 m. Schreitmüller wilde de oorzaak van
dezen trek vaststellen. Nadat hij een half uur had
gewandeld, zag hij, hoe de dieren uit een moeras
kwamen. De oorzaak van den trek moest waar
schijnlijk worden gezocht in het feit, dat hun vroe
gere verblijfplaats om strategische redenen met kalk-
steenen grootendeels was dicht geworpen.
Ook hij insecten heeft men den trek in massa's
kunnen vaststellen. Den Gen Augustus 1.893 zag
men een massavlucht van bladluizen, die door een
inillioenenschaar van meikevers werd gevolgd. Op
het onrustige meer van Aland werden deze scha
ren vernietigd. In Juli 1S96 zag men bii een tocht
over zee naar Boruholm, hoe millioenen koolwitles
(vlinders) van Zweden naar het Zuiden vlogen. Het
schip was geheel met deze dieren bedekt, ontelbare
scharen vielen vermoeid in zee. Een massatooht
van non vlinders vond in het jaar 1S56 eveneens
den dood in het water. Aan de kust van Koerland
van Libau tot Winbau strekte zich een rij van deze
vlinders uit over een lengte van 70 K.M. in een
breedte van 2 m. en een dikte van 15 c.m. Een over
strooming van vlinders heeft Weenen gekend in het
jaar 1907. Een buitengewone menigte van ringrup-
sen overstroomden in twee" achtereenvolgende nach
ten de stad. waardoor de lantaarns werden verduis
terd en hof verkeer werd belemmerd.
Ook bij de meikevers is een massavlucht waar
genomen. In de tachtiger iaren van de vorige eeuw
spoelde de zee zulk een groote hoeveelheid doode
kevers aan. dat ze door straatwalzen moesten wor
den vernietigd. Op vrachtwagens werden ze ver
voerd.
De trek der vogels is bekend. Maar ook hier vindt
men massa-vluchten, die een vludht in den dood be-
teekenen.
ENFANT TERR.
„Hè, oompje, als je daar bent aangekomen,
waar vader je altijd heenwenscht.dan stuur
je me toch vooral mooie postzegels toe, hè?"
„Waar wenscht je vader me dan altijd heen?"
„Naar de Noordpool!"...
evenwel gaan jeuken en onderweg liep hii een kleine
eetgelegenheid binnen'. Het was stampvol in het
kleine café. De bezoekers bestonden grootendeels
uit farmers en veehandelaren. Zijn belangstelling
was opgewekt want er ging een zekere frisohheid
en kracht van deze mannen uit, die zeer aantrekke
lijk voor hem was. Gezonde, groote, breedgeschou
derde mannen, waarin het noodige pit zat.
Opnieuw trof het hem dat geen sterveling ziin rich
ting uitkeek, ofschoon hij aan dezelfde tafel zaït van
een half dozijn Australiërs.
Ze praatten zoo nu en dan met elkander en ge
bruikten uitdrukkingen die hii totaal niet begreep,
doch geen van hen had hem ook maar mot een blik
verwaardigd. Hii gebruikte iets, en verdween kort
daarop met het gevoel van een indringer te zijn
geweest.
De lucht had nu een grijsgrauwe tint aangenomen
en er woei een warme wind. Hel was thans duide
lijk merkbaar dat er slecht weer zou komen. Het
was verstandiger geweest indien hii eerder op zoek
was gegaan, veronderstelde hii.
Hii wist zelf niet waarom dit eigenlijk niet ge
beurd was: nu hii echter zoo dicht bii zijn doel
was leek het hem toe alsof een zeker gevoel van aar-'
zeling zich van hem meester had gemaakt.
De gedachte aan ziin vader leek hem onwerkelijk',
bijna belachelijk toe. Alles kwam hem zelfs als een
droom voor. Niettemin bleef ziin voornemen onver
saagd, doch zijn verbeeldingskracht liet hem tot op
een bepaald punt volmaakt in den steek.
Hii kon zich niet indenken dat ziin zoeken met
succes bekroond kon worden.
Hii wilde zich met geweld van die sombere ge
dachten ontdoen, en besloot zich nu dadelijk naar het
opgegeven adres te begeven.
Hij sprak een grooten, breedgeschouderden man
aan, iden hij naar hij zich verbeelde, het laatste
uur al een paar maal gezien had.
„Kunt u me misschien ook zeggen hoe ik naar
Lnmbton's End kom," vroeg hii.
De man floot eens tusschen ziin tanden, spuwde
op den grond, en herhaalde daarna peinzend:
..Lambton's End? Lambton's End? .Ta. daarvan heb
ik wel eens gehoord." Er lag een eenigszins onver
schillige, doch tegelijk goedhartige uitdrukking in
ziin oogen.
„U is hier zeker een vreemdeling?" vroeg hij in
eens.
„Ja, ik ben vanmorgen met de „Amazone" aange
komen." antwoordde Beresford.
„Dat dacht ik wel." zei de man. waarna hij op
nieuw zweeg. Na een naar trekies aan zijn pijp te
hebben gedaan, vroeg hij bedaard: „Lambton's End?
Wien zoek je daar?"
(Wordt vervolgd.)
42
Nog geen Tien dagen daarna zag hij de Engelsche
kust als in een nevel verdwijnen. Het was niet be
paald aangenaan voor hem op de goedkoopste wiize
te moeten reizen, doch tegelijk ontliep hij hierdoor
de kans bekenden te ontmoeten. Hii had geen ge
zelschap noodig en sprak dan ook zoo goed als geen
woord met ziin medereizigers. Hii werd dan ook
al dadelijk voor een verwaande kwast uitgemaakt,
die zich zeker ver boven hen verheven achtte.
Voor Beresford was de reis echter verre van on
aangenaam. Het groote verlangen te bereiken wat
hij zich had voorgenomen, maakte zijn verdriet over
den dood van zijn moeder minder heftig. Eiken dag
bracht hem verder van „Lacv Denham" weg en dich
ter bij zijn doel. Na verloop van enkele dagen sloot
bij zich bii een paar jonge mannen aan, die niet al
te onontwikkeld waren en hii bracht genoegeltike
oogenblikkcn wiet hen door.
Er was één passagier tot wien hij zich zelfs heel
sterk aangetrokken voelde, een zekere Colwvn. een
mecanicien die onderweg was naar Sydney waar hij
een betrekking in een auto-zaak had gekregen. Hij
was niet bijster ontwikkeld: niettemin was ziin ge
zelschap de moeite waard.
„U moest eigenlijk met me meegaan." gaf hii op
een dag te kennen, toen ze rook end het dek op en
tneer liepen. „Een beetje kapitaal en een dosis ener
gie. dan komt men er wel, en ik geloof dat, u over
boide beschikt"
„Het eerste schittert vrijwel door afwezigheid," ver
zekerde Beresford hem glimlachend. „En over het
tweede kan ik nog niet oordeelen."
„Oh. je komt. er wel," zei hij vertrouwelijk. „Daar
door ETHEL M. DELL
om zou ik aardig wat willen verwedden. U moet
echter niet zoo bescheiden zijn, dat is niet noodig.
en daarmede schiet men in Australië ooi? bitter
weinig op."
„Ik zie uw gezichtspunt." zei hii. „De mogelijk
heid bestaat dat ik den een of anderen dag bii den
directeur van uw zaak om een baantje kom vragen."
„Maar vergeet niet wat duiten ook mee te bren
gen," waarschuwde Colwyn hem. „We willen de
zaak uitbreiden en geld kan aardig verschil te weeg
brengen."
Dergelijke gesprekken hadden al een paar maal
tusschen hen plaats gevonden. Er ging een zekere
kracht en vechtinstinct van Colwvn uit, waardoor
Beresford zich juist zoo sterk tot hem aangetrok
ken voelde. De mogelijkheid bestond zeer zeker dat
wanneer hij zijn doel bereikt had, er met Colwvn
verder te praten viel. Alle mogelijkheden konden
zich voordoen, begreep hii.
Hii sprak totaal niet over zijn eigen missie, maar
luisterde naar alles wat Colwyn zei vol belang
stelling.
Toen de lange reis ten einde was, stond Colwyn
nog precies even ver als in het begin, want Beres
ford had totaal niets losgelaten.
„Het is rpe een raadsel waarom ik zoo goed met
u overweg kon," zei zijn reisgenoot den laatste»
avond, en Beresford gaf hem kalm te kennen dat
hem dit genoegen deed. Colwvn begreep dat hii het
maar moest opgeven op vertrouwelijke mededee-
lingen te rekenen, want die kreeg hii niet
„Ik kan u geen adres opgeven," zei Beresford be
daard, „eenvoudig omdat ik dit nog niet heb. Ik
zal de eerste dagen miin intrek in een goedkoop
hotel nemen en dan zoek ik een kamer. Ik beloof
echter u eens te komen opzoeken."
Er kwam een glinstering in de oogen van den
ouderen man na deze verzekering. Hii had gedacht
nu wel van hem bevrijd te zullen zijn, want het
lag volstrekt niet in ziin bedoeling de kennisma
king al dadelijk voort te zetten.
„Ik kan u het adres van oen goedkoops, zindelijke
kamer geven", zei Colwyn ineens. „We moeten el
kaar helpen in het leven, nietwaar?"
„Dat is heel aardig van u." kon Beresford niet
nalaten 4e zeggen. ,.Tk wil het adres graag hebben.