Ie Zon van Marathon 'evcwqemstmirett Per H.A.B.O. naar de Wereldtentoon stelling te Brussel. De trek naar den dood door de dieren. Water, tonristen en Amerikaansche Grie ken. - Wanneer zal Hellas weer het oude, lommerrijke land geworden zijn?. - In Eleusis. - Bittere Grieksche wijn. door G. D. SORNEBON. Een mcodoogenloos brandende zon, die od ons schijnt! Het water kookt in de radiator van onze auto. Uit liet bijna kleverige asfalt stijgen onaan- gcnaam-riekcndc geuren op. Geen wind is er in dit dal m de buurt van Athene. Pas iets verder, wqn- mecr we de kam van een kleine heuvelketen bereikt Kullen hebben merken we misschien iets van een irissche zeebries. Nu reeds, in Mei, vertoont de droge leembodem scheuren. En het is nog maar een paar weken geleden, dat daarover volop water stroomdeMet ongelooflijke kracht heeft het /water alles wat er in de bodem aan kiemen ver borgen was, tot leven gewekt. Twee maanden lang waren de velden getooid met groen en bloemen. iTwce maanden slechts. Want toen kwamen de over- Igangsdagen in April en begin Mei. De dagen, dat de ilucht zwaar en heet was, de dagen dat alles vcr- Jdorde, wat er maar verdorren kon. Hier schijnt reeds de Oostersche zon. Onbarmhar tig brandt hij, dag na dag. Van achter de Pen- itelikon stijgt hij op. en bij de glooiende heuvels van iSalamis gaat hij onder. De laatste waterdruppels (Worden door hem opgezogen, steenhard wordt de bodem en de scheuren worden gletscherklovcn; alles door zijn toedoen. Reeds oogsten de boeren de goud gele velden. Op de wijnbergen kookt de zon de nog Üvlcine druiven. Zilver en glinsterend staan de olïi- •\enhagen; alleen nog maar uit bast schijnen ze te bestaan, gebogen door de hitte, door de stormen, «door den ouderdom. Want al eeuwen staan zij daar. Alleen in de buurt waar water uit de grond welt, as het nog groen hoewel het niet het frissche groen is. dat wij gewend zijn te zien in de lente. Geen wonder is het dat reeds in de Oudheid dc bronnen heilig waren, want was dit land niet be dekt met beschutting gevende hoornen, en vonnde het bosch niet een onuitputtelijk waterreservoir? Wij rijden door liet land, daarheen waar in de hei lige bosschen van Eleusis nog bronnen zijn, waar heen met ons veel glanzende particuliere wagens i ijden. Naar Eleusis, waar de society van Athene onder de prachtige oeroude boomen flaneert, waar men baadt en de Grieksche wijn drinkt, welke voor Noord-Europeanen haast ongenietbaar is De Grieken verslaan het uitmuntend om hun heerlijke wijn zoo bitter te maken, dat wij er direct voor bedanken, wanneer we er mee ln aanraking komen! Een ervaren kellner zal dan ook meteen vragen, of men misschien Grieksche wijn of wel exportwijn wenscht te drinken. Maar in de kleine herbergjes langs de grootc autowegen krijgt men niets anders dan dieberuchte Grieksche wijn. die zoo bitter als gal is. Wijn en harde, maar uit stekende kaas en bijna altijd, wanneer de plaats tenminste in de buurt van de kust ligt, een even- goede visch, dit alles verteerd met behulp van eriis gerstebrood, daar hebben we al bij elkaar wat het land in zoo onuitputtelijke voorraden biedt. Maar... rwe zouden een onrecht begaan, wanneer we de groote hoeveelheden uien vergaten. Men hoeft slechts éénmaal in gloeiende hitte met. de haven arbeiders van Pireus in den electrischen sneltrein, die Joopt van Athene naar Pireus vice versa, gezeten te Qiebben, om te weten, wélk voedsel de groote massa gewoonlijk eet! Maar in Eleusis wandelen alleen maar de gesoig- neerdste leden van de buitenlandsche kolonie en de rijksten uit de Grieksche beau monde. De meisies uit het volk. dat tengevolge van de vele volksver huizingen door dit land, een sterken Albanisch- Slavischen inslag heeft, zijn ondanks vroegtijdige corpulentie toch heel bekoor hik. Onder de vrouwen uit de rijke standen daarentegen ziet men dikwijls de beroemde „Grieksche profielen", welke zoovele dichters reeds bezongen hebben. I-Iaar glansrijkste tijd beleeft de Atheensche so ciety paS tegen de herfst wanneer de rijke Grieken uit Alexandrië, uit Malta en eigenlijk uit alle dee len. der wereld- naar het vaderland komen. In de •tijden na den oorlog, toen alles wat intelligent was naar de havenplaatsen. naar Londen en de Ver. Staten trok waar ter wereld zitten geen Grie ken in de tabak- en sigaren handel? kwamen elk jaar de Amerikaansche Grieken naar huis terug en brachten de in het buitenland verzamelde rijkdom men naar het vaderland. Het is een ijzeren plicht voor elke jonge Griek om eenst dan te trouwen, als hij voor zijn zusters de bruidsschat heeft ver diend. Deze jaren zijn weliswaar voorbij, maar nog altijd is de kapitaalvorming, ondanks de reusachtige de viezen-moeilijkheden zeer groot. Athene is tegen woordig zeker de goedkoopste stad van Europa- Alle krachten worden nu gebruikt, om iets uit eigen bodem te halen. Water krijgen en water houden! Dat is de voornaamste opgave van dit land! Een zeer weinig-eischende en een buitengewoon taaie bevolking kan zich overal vestigen, waar maar wa ter is. Misscliien dat dan weer op de kale bergen van Hellas, zooals Griekenland zich nu weer offi cieel noemt, die waterrijke bosschen zullen komen, aie de zangers en dichters van een grootsch kunst- tijdperk onsterfelijk gemaakt hebben Schitterende tocht vol afwisseling en natuurschoon. Aan de vriendelijke uitnoodiging van het Reisbu reau H.A.B.O. gevolg gevend, stonden wij Zaterdag middag half twee met nog vele reisgenooten klaar om met een der luxe en comfortabele H.A.B.O.-reis- wagens van het allernieuwste type, een bezoek aan de Wereldtentoonstelling te Brussel te gaan brengen onder leiding van den heer C. ten Bruggecate. De tocht ging via Haarlem, Rotterdam naar de grens om vandaar over Antwerpen en Mechelen naar Brussel te vervolgen. Een schitterend panorama ontrolt zich aldra voor onze oogen, die zich niet genoeg verzadigen kunnen aan het mooie fraaie polder- en duinlandschap, dat wij, heerlijk gezeten in weelderige fauteuils, voor bijschieten. Voor wij het weten hebben wij. Haarlem en den Haag achter ons gelaten en stevenen door het fraaie oude Delft op Rotterdam af. Thans gaat het met een flink gangetje naar Breda, waar de inwendige mensch op waarlijk overvloedige wijze wordt versterkt. Nadat wij ons weer in ons mollig plaatsje hebben genesteld vervolgen wij de reis. De grensmoeilijkheden zijn door de uitmuntende zorgen van den heer ten Bruggecate al spoedig ach ter den rug, zoodat de weg naar Brussel vrij komt. Reeds des avonds te half elf uur rijden wij door de rijk verlichte straten en pleinen van deze stad, langs de Koninklijke tuinen, ons begevend naar de feeëriek verlichte terreinen van de Wereldtentoon stelling. Voor de hoofdingang wordt een oogenblik gestopt om dit geweldig bouwwerk in oogcnschouw te nemen, waarna wordt doorgereden naar ons hotel Du Sabot d'Or. Na ons wat verfrischt te hebben begeven wij ons weder in onze reiswagen naar de tentoonstelling. Wat hier op het gebied van architectuur en verlich ting is bereikt, grenst aan het ongeloofelijke. Zooiets moet men zelf gaan zien. De spuitende en springende fonteinen op feeërieke wijze verlicht met alle moge lijke kleureffecten, maken een onvergetelijken in druk. De aard van dit artikel leent zich er niet toe, te gaan treden in een beschrijving van al het schoons, dat hier valt te genieten. Na in het uitstekende hotel een heerlijke nachtrust te hebben genoten stond de vriendelijke heer ten Bruggecate en de geriefelijke H.A.B.O.-rieswagen Zondagsmorgens alweer klaar om ons nieuwe ge noegens te bereiden. Een tocht naar Waterloo staat op het program! Wij verlaten Brussel door de Are des Triumph en rijden door de boschrijke omgeving langs Etterbeek, Groenendaal en Waveren en arriveeren te 10 uur in Waterloo. Hier wordt de Leeuwenberg tot een hoog- De dieren reizen en trekken. De apen maken jachtreizen door de wouden. Het rendier trekt, de Noorsche eekhoorn trekt, de marmot trekt. De Indi sche en Afrikannsche olifanten maken, alles ver trappende, breede wegen, waarover ze gaan van hun woonplaatsen in het oerwoud naar de open velden. Van de zeedieren trekken de robben, de walvisschen, de dolfijn. De steur is een trokvisch. Zoo trekken de haring, de ansjovis, de sprot, de zalm en de aal. De trek der vogels is bekend. En wat drijft deze dieren? Meestal is het een aangeboren drift, het instinct, welke de dieren aanzet. De oorzaak vaak het zoe ken naar voedsel of om kuit te schieten. De trek der dieren herhaalt zich regelmatig Maar geheel eigenaardig zijn-de plotseling optredende, vaak reusachtige zwermen van dieren, die onbegrijpelijk lijken. In het jaar 172? werden duizenden en dui zenden ratten waargenomen, die van het gouverne ment Astrakan de Wolga wilden overzwemmen en verdronken. Een dergelijk lot ondergingen, in het jaar 1841, duizenden eekhoorntjes, die bij Krasno- jarsk (Siberië?) den Jenissei over wilden zwemmen. Door den stroom meegesleurd, verdronken alle. De mogelijkheid bestaat dat gebrek aan voedsel de oor zaak van dezen trek is. Maar waarom bleven de dieren clan bij elkaar, in plaats zich te verstrooien? Daardoor werd het voedselgebrek toch vergroot? Door onbegriioelijken angst op elkaar gedreven, kwamen in het steppengebied van den beneden Wol- ga. naar verklaringen van ooggetuigen, 10.500 ka- nieelen, 30.4S0 runderen. 2S0.300 paarden en onge veer een milliocn schapen om het. leven. Een plot seling opgetreden sneeuwstorm had de calastrophc veroorzaakt. Juni 1880 vond men in de Mcxicaafische Golf eeu gewoldïge hoeveelheid doode en stervende schild padden. Men schatte de plaats, waar men ze vond, op ongeveer 275 vierkante k.m Ongeveer 20 iaren later ging een reusachtige groep krokodillen ten gronde op het eiland Maraia aan de monding van cleAtnazonerivior. Als door een wilden roes aan gegrepen, joegen eens. ongeveer tien jaar geloden, 20.000 runderen van een Argentijnschen veehouder van dc Pampus in de rivier Parana. Alle dieren verdronken. De stroom kon langen tiid niet beva ren worden, daar ae lijken de lucht verpestten. Wiman te Upsala meldt, dat een kudde van 400 rendieren, door woiven verontrust., als dol dagen r-> nachten vluchtten, zioh in de zee stortten, waar te van 226 treden beklommen. De plaatselijke gids doet ons vanaf deze hoogte het verhaal over de slag bij Waterloo en het tot stand komen van den kope ren leeuw, welke boven op den berg staat en ge maakt is van de veroverde kanonnen uit den slag bij Waterloo in het jaar 1815. Deze leeuw heeft het kolossale gewicht van 24000 kilo. Na deze klimpartij wordt Brussel weer opgezocht, nu door het bosch van Terkameren, bekend door zijn prachtige beuken lanen. Hierna volgt wederom een rondgang door Brussel, het bezichtigen van verschillende gebouwen, o.a. het Paleis van Justitie, het Broodhuis en het schitterende panorama op het lager gelegen Brussel om ons vervolgens wederom naar de Wereldtentoon stelling te begeven. Hier was liet volop genieten en hadden wij oogen te kort. Na deze rondgang werd de thee geserveerd in het Indische Restaurant met Javaansche bediening en daarna in vroolijke stemming den reiswagen weer op gezocht voor het aanvaarden van den terugtocht.- Onder gezellige gesprekken, gekruid met geestige verhalen, zoo nu en dan nog aangevuld door vroo lijke liederen wordt naar veler oordeel eigenlijk nog te spoedig Heiloo bereikt, waar onze geleider afscheid van ons neemt. En het was welverdiend dat een der toclitgenooten in een aardige speech hem lof toezwaaide voor zijn uitmuntende leiding en hem namens allen hartelijk dankte voor zijn goede, bijna vaderlijke, zorgen. Het moet de directie van de H.A.B.O. aangenaam zijn, te weten dat alle passagiers meer dan tevreden waren over den uitmuntenden reiswagen, den be kwamen chauffeur en last but not least over de meer dan volmaakte regeling, waardoor eten en drinken, rust en inspanning elkaar in zulk een vol maakte volgorde afwisselden, dat een H.A.B.O.-week- end naar de Brusselsche tentoonstelling tot een on vergetelijk genoegen wordt. maar toch moet u er niet te vast op rekenen me daar te zullen vinden, want ik zal vermoedelijk van de eene plaats naar de andere moeten trekken." Bcresford stak het stukje papier in zijn zak, zon der te lezen wat er op eekrabbeld stond, en drukte Colwyn de hand. „Adieu, en wel bedankt. Zonder twijfel zullen we elkander nog wel ontmoeten. In ieder geval weet ik waar ik u kan vinden," zei de jongere man. Ze namen afscheid van elkander en Beresford was er heilig van overtuigd dat het Colwyn meer aan het hart ging dan hem. Hij maakte zichzelf hierover een verwijt, want Colwyn was werkelijk heel vrien delijk voor hem.geweest. Even later was hij het voorstel evenwel al weer vergeten, en dacht hij aan niets anders dan hetgeen hij zich voor oogen had gesteld. Hij moest alleen zijn, en menschen konden vaak erg hinderlijk we zen, oordeelde hij. HOOFDSTUK IV. Het vreemde land. Beresford kreeg toen hij in Australië aankwam een niet bepaald prettigen indruk van dit land. Geen sterveling verwelkomde hem. wat wel te begrijpen viel. daar hij ook niemand kende. De ionge man had evenwel eensklaps een gevoel van overweldi gende eenzaamheid gekregen en hierdoor leek het hem toe alsof niemand het van eenig belang achtte of hij leefde of gestorven was. Even later veranderde zijn sombere stemming echter, en genoot hij zelfs van hetgeen hij om zich heen zag. De glinsterende, blauwe zee, met haar kabbelende golfjes, de breede straten met de mooie gebouwen wekten zijn bewondering op. Het was pittig en tegelijk warm weer. Er werd regen ver wacht, hoorde hij iemand naast zich tot een andet zeggen, maar het zag er allerminst naar uit. Hij liep door totdat hij een café bereikte, dat uit zicht gaf op de haven. Goed gekleede dames en heeren zaten op het terras verspreid en een orkestje liet de lieflijkste melodieën hooren. Geen sterveling nam eenige notitie van hem, en onwillekeurig vroeg hij zich verbaasd af, of bii zijn identiteit geheel en al op de zeereis had verloren, en niet langer van eenige beteekenis was. Weliswaar kon hij ook moeilijk verwachten har telijk welkom te worden geheeten, maar het was Iets geheel nieuws voor hem als van geenerlei belang be schouwd te worden. Hieraan was hii in Engeland niet gewend geweest en het viel dan ook niet te loochenen dat het een vreemde situatie voor hem was. Hij had zijn bagage aan het haven-depot achterge laten, en hii besloot nu het uit te gaan zoeken, waar de bewuste Newman moest wonen. 7iin maag was ze alle ellendig verdronken. Van een mcrkwaar&i- gen trek door visschen vertelt de geoloog Prof. Wal/ter in Halle. Hij zag milioenen van zoetwater- vischies, die in de Wolgadelta door de slroomen in de zoutpannen van de strandmeeren en lagunen aan de Kaspische Zee werden gedreven. In het zoute water vonden zij den dood. Hetzelfde lot onder gingen millioenen van zoetwatervisschen in het jaar 1S35. Toen de Limfjord op Noord Jutland met de zee werd verbonden, nadat de landengte was doorge stoken, gingen de dieren door het zoutwatergehalte van het water ten gronde. Dit ten gronde gaan in massa van visschen moet zeer zeker in den loop der eeuwen meermalen zijn voorgekomen. Men be weert, dat daardoor de petrolcumiïikdom van me nige streek is ontstaan, tengevolge van de vetrijke dierenlichamen. Een merkwaardigen trek van dieren nam Schreit- mïiller gedurende den wereldoorlog op den 30en September 1917 in Frankrijk waar. Ilii zag in een maanbeiicht^n nacht een oneindige» tocht van dui zenden groene kikvorschen, in een breedte van on geveer 2.50 m. Schreitmüller wilde de oorzaak van dezen trek vaststellen. Nadat hij een half uur had gewandeld, zag hij, hoe de dieren uit een moeras kwamen. De oorzaak van den trek moest waar schijnlijk worden gezocht in het feit, dat hun vroe gere verblijfplaats om strategische redenen met kalk- steenen grootendeels was dicht geworpen. Ook hij insecten heeft men den trek in massa's kunnen vaststellen. Den Gen Augustus 1.893 zag men een massavlucht van bladluizen, die door een inillioenenschaar van meikevers werd gevolgd. Op het onrustige meer van Aland werden deze scha ren vernietigd. In Juli 1S96 zag men bii een tocht over zee naar Boruholm, hoe millioenen koolwitles (vlinders) van Zweden naar het Zuiden vlogen. Het schip was geheel met deze dieren bedekt, ontelbare scharen vielen vermoeid in zee. Een massatooht van non vlinders vond in het jaar 1S56 eveneens den dood in het water. Aan de kust van Koerland van Libau tot Winbau strekte zich een rij van deze vlinders uit over een lengte van 70 K.M. in een breedte van 2 m. en een dikte van 15 c.m. Een over strooming van vlinders heeft Weenen gekend in het jaar 1907. Een buitengewone menigte van ringrup- sen overstroomden in twee" achtereenvolgende nach ten de stad. waardoor de lantaarns werden verduis terd en hof verkeer werd belemmerd. Ook bij de meikevers is een massavlucht waar genomen. In de tachtiger iaren van de vorige eeuw spoelde de zee zulk een groote hoeveelheid doode kevers aan. dat ze door straatwalzen moesten wor den vernietigd. Op vrachtwagens werden ze ver voerd. De trek der vogels is bekend. Maar ook hier vindt men massa-vluchten, die een vludht in den dood be- teekenen. ENFANT TERR. „Hè, oompje, als je daar bent aangekomen, waar vader je altijd heenwenscht.dan stuur je me toch vooral mooie postzegels toe, hè?" „Waar wenscht je vader me dan altijd heen?" „Naar de Noordpool!"... evenwel gaan jeuken en onderweg liep hii een kleine eetgelegenheid binnen'. Het was stampvol in het kleine café. De bezoekers bestonden grootendeels uit farmers en veehandelaren. Zijn belangstelling was opgewekt want er ging een zekere frisohheid en kracht van deze mannen uit, die zeer aantrekke lijk voor hem was. Gezonde, groote, breedgeschou derde mannen, waarin het noodige pit zat. Opnieuw trof het hem dat geen sterveling ziin rich ting uitkeek, ofschoon hij aan dezelfde tafel zaït van een half dozijn Australiërs. Ze praatten zoo nu en dan met elkander en ge bruikten uitdrukkingen die hii totaal niet begreep, doch geen van hen had hem ook maar mot een blik verwaardigd. Hii gebruikte iets, en verdween kort daarop met het gevoel van een indringer te zijn geweest. De lucht had nu een grijsgrauwe tint aangenomen en er woei een warme wind. Hel was thans duide lijk merkbaar dat er slecht weer zou komen. Het was verstandiger geweest indien hii eerder op zoek was gegaan, veronderstelde hii. Hii wist zelf niet waarom dit eigenlijk niet ge beurd was: nu hii echter zoo dicht bii zijn doel was leek het hem toe alsof een zeker gevoel van aar-' zeling zich van hem meester had gemaakt. De gedachte aan ziin vader leek hem onwerkelijk', bijna belachelijk toe. Alles kwam hem zelfs als een droom voor. Niettemin bleef ziin voornemen onver saagd, doch zijn verbeeldingskracht liet hem tot op een bepaald punt volmaakt in den steek. Hii kon zich niet indenken dat ziin zoeken met succes bekroond kon worden. Hii wilde zich met geweld van die sombere ge dachten ontdoen, en besloot zich nu dadelijk naar het opgegeven adres te begeven. Hij sprak een grooten, breedgeschouderden man aan, iden hij naar hij zich verbeelde, het laatste uur al een paar maal gezien had. „Kunt u me misschien ook zeggen hoe ik naar Lnmbton's End kom," vroeg hii. De man floot eens tusschen ziin tanden, spuwde op den grond, en herhaalde daarna peinzend: ..Lambton's End? Lambton's End? .Ta. daarvan heb ik wel eens gehoord." Er lag een eenigszins onver schillige, doch tegelijk goedhartige uitdrukking in ziin oogen. „U is hier zeker een vreemdeling?" vroeg hij in eens. „Ja, ik ben vanmorgen met de „Amazone" aange komen." antwoordde Beresford. „Dat dacht ik wel." zei de man. waarna hij op nieuw zweeg. Na een naar trekies aan zijn pijp te hebben gedaan, vroeg hij bedaard: „Lambton's End? Wien zoek je daar?" (Wordt vervolgd.) 42 Nog geen Tien dagen daarna zag hij de Engelsche kust als in een nevel verdwijnen. Het was niet be paald aangenaan voor hem op de goedkoopste wiize te moeten reizen, doch tegelijk ontliep hij hierdoor de kans bekenden te ontmoeten. Hii had geen ge zelschap noodig en sprak dan ook zoo goed als geen woord met ziin medereizigers. Hii werd dan ook al dadelijk voor een verwaande kwast uitgemaakt, die zich zeker ver boven hen verheven achtte. Voor Beresford was de reis echter verre van on aangenaam. Het groote verlangen te bereiken wat hij zich had voorgenomen, maakte zijn verdriet over den dood van zijn moeder minder heftig. Eiken dag bracht hem verder van „Lacv Denham" weg en dich ter bij zijn doel. Na verloop van enkele dagen sloot bij zich bii een paar jonge mannen aan, die niet al te onontwikkeld waren en hii bracht genoegeltike oogenblikkcn wiet hen door. Er was één passagier tot wien hij zich zelfs heel sterk aangetrokken voelde, een zekere Colwvn. een mecanicien die onderweg was naar Sydney waar hij een betrekking in een auto-zaak had gekregen. Hij was niet bijster ontwikkeld: niettemin was ziin ge zelschap de moeite waard. „U moest eigenlijk met me meegaan." gaf hii op een dag te kennen, toen ze rook end het dek op en tneer liepen. „Een beetje kapitaal en een dosis ener gie. dan komt men er wel, en ik geloof dat, u over boide beschikt" „Het eerste schittert vrijwel door afwezigheid," ver zekerde Beresford hem glimlachend. „En over het tweede kan ik nog niet oordeelen." „Oh. je komt. er wel," zei hij vertrouwelijk. „Daar door ETHEL M. DELL om zou ik aardig wat willen verwedden. U moet echter niet zoo bescheiden zijn, dat is niet noodig. en daarmede schiet men in Australië ooi? bitter weinig op." „Ik zie uw gezichtspunt." zei hii. „De mogelijk heid bestaat dat ik den een of anderen dag bii den directeur van uw zaak om een baantje kom vragen." „Maar vergeet niet wat duiten ook mee te bren gen," waarschuwde Colwyn hem. „We willen de zaak uitbreiden en geld kan aardig verschil te weeg brengen." Dergelijke gesprekken hadden al een paar maal tusschen hen plaats gevonden. Er ging een zekere kracht en vechtinstinct van Colwvn uit, waardoor Beresford zich juist zoo sterk tot hem aangetrok ken voelde. De mogelijkheid bestond zeer zeker dat wanneer hij zijn doel bereikt had, er met Colwvn verder te praten viel. Alle mogelijkheden konden zich voordoen, begreep hii. Hii sprak totaal niet over zijn eigen missie, maar luisterde naar alles wat Colwyn zei vol belang stelling. Toen de lange reis ten einde was, stond Colwyn nog precies even ver als in het begin, want Beres ford had totaal niets losgelaten. „Het is rpe een raadsel waarom ik zoo goed met u overweg kon," zei zijn reisgenoot den laatste» avond, en Beresford gaf hem kalm te kennen dat hem dit genoegen deed. Colwvn begreep dat hii het maar moest opgeven op vertrouwelijke mededee- lingen te rekenen, want die kreeg hii niet „Ik kan u geen adres opgeven," zei Beresford be daard, „eenvoudig omdat ik dit nog niet heb. Ik zal de eerste dagen miin intrek in een goedkoop hotel nemen en dan zoek ik een kamer. Ik beloof echter u eens te komen opzoeken." Er kwam een glinstering in de oogen van den ouderen man na deze verzekering. Hii had gedacht nu wel van hem bevrijd te zullen zijn, want het lag volstrekt niet in ziin bedoeling de kennisma king al dadelijk voort te zetten. „Ik kan u het adres van oen goedkoops, zindelijke kamer geven", zei Colwyn ineens. „We moeten el kaar helpen in het leven, nietwaar?" „Dat is heel aardig van u." kon Beresford niet nalaten 4e zeggen. ,.Tk wil het adres graag hebben.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1935 | | pagina 6