Raad Anna Paulowna. evanq eutsnvuren Zaterdag 25 Mei 1935. SCHAGER COURANT. Vijfde büad. féo. 9729 WASCWMACWINES WRINGMACWINES a Wtqp Vergadering van den Raad-op Donderdag 23 Mei 1935, des namiddags half 3. Voorzitter de heer G. J. Lovink, burgemeester; secretaris de heer C. Keijzer. Alle leden zijn aanwezig. Na opening volgt vaststelling der notulen. De rekening en begrooting van den gemeenschap- pelijken schoolartsen dienst zullen bij de leden circu- leeren. De Vooorzitter zegt, dat ondanks de toegepaste be zuiniging, de begrooting hetzelfde is gebleven. De heer Smit vraagt of, waar dan Ged. Staten niet anders doen dan bezuinigen, het salaris van den schoolarts niet verlaagd kan worden. De Voorzitter deelt mede, dat diens salaris verge leken is met de salarissen van andere schoolartsen, maar hij had niet het hoogste salaris. Spr. roemt de capaciteiten van den dokter en zou het jammer vin den als we den schoolartsendienst zouden moeten missen. Waar de heer Smit 'n salaris van f 10.000 noemde, zegt spr. dat 't salaris f 7000 is en nu 10 pensioenbijdrage wordt geheven. De heer Smit blijft het aan den stijven kant noe men en vooral waar Ged. Staten op alle mogelijke kleine postjes bezuinigen, is hier z.i. wel wat te vin den. De heer Kuiken komt er tegen op dat alle reis kosten worden vergoed, de gemeente Anna Paulowna heeft niets te maken met reiskosten naar Texel enz. Opgemerkt wordt dat het toch een gemeenschap pelijke regeling is, Anna Paulowna betaalt toch ook geen f7000.salaris. De heer Komen zou den schoolarts liever meer werk opdragen, de bewaarschool immers is nog niet bij den schoolartsendienst opgenomen. De Voorzitter wijst er op, dat we hiep- geen ge-, meentelijke bewaarschool hebben, zoodat zij niet bij den dienst opgenomen kan worden. Ingekomen is de begrooting voor den Warenkeu- ringsdienst 1935 en daarbij een schrijven gericht aan de Tweede Kamer, waarin gewezen wordt op de plannen van de rege'ering om tot opheffing van wa- renkeuringsdiensten over te gaan. Gewezen wordt op het groote belang van het blijven voortbestaan van deze diensten. De Voorzitter zou het jammer vinden als de keu ringsdiensten zouden worden opgeheven. De heer Smit zou dat verschrikkelijk vinden, wijst op de vele knoeierijen, ondanks de zware straffen die worden opgelegd. De heer Keuris is ook overtuigd dat als de dienst werd opgeheven, dit een ramp zou beteelcenen voor den consument; maar adhaesiebetuiging aan het aan de Tweede Kamer gezonden adres wordt nief gevraagd. De heer S. Grin verzoekt 400 M2. bouwterrein naast het perceel Jongejan, tegen den prijs van f 1.25 per M2. B. en W. willen den prijs op f 1.50 stellen. De heeren Kuiken en Smit zetten dien prijs uit naar een bunder, maar opgemerkt wordt dat dit geen berekening is, het is zeer gunstig liggend bouwter rein. Met alleen de stem van den heer Smit tegen wordt besloten het terrein te verkoopen voor f 1.50 per M2. Waar het perceel reeds bezaaid is, zal aan Jonge jan deze kosten moeten worden vergoed en B. en W. willen dat de kooper van het perceel deze kosten be taalt. De heer Dekker stelt voor deze kosten door de ge meente te doen dragen; dit voorstel wordt met 8 te gen 3 stemmen verworpen, voor stemden de heeren Smit, Raven en Dekker. De in beslag genomen vlaggen. Door het raadslid den heer Raven, worden verzocht de volgende vragen te mogen stellen in verband met- het op één Mei j.1. in beslag nemen van vlaggen door de politie. Ten eerste: Heeft U als Hoofd van Politie daarvoor opdracht gegeven om bedoelde vlaggen in beslag te doen nemen. Ten tweede: Moet de eerste vraag bevestigend wor< den beantwoord, op wat wetsartikel slaat dan deze overtreding. Ten derde: Mocht U als Hoofd van de Politie die opdracht niet hebben gegeven, is U dan bereid om in overleg met de Politie eene regeling te treffen, dat conflicten van dien aard niet meer voorkomen. Deze vragen worden door den Voorzitter als volgt beantwoord: le. door de Rijks- en Gemeentepolitie is ingevolge artikel 435a Wetboek van Strafrecht procesverbaal opgemaakt tegen eenige ingezeten wegens het voe ren (uitsteken) van een roode vlag uit hun woningen of op hun erf, en hebben verbalisanten de voorwer pen (in dit geval de vlaggen) waarmede de overtre ding werd gpleegd, als stukken van overtuiging in beslag genomen. Een opdracht daartoe aan politie ambtenaren te geven is overbodig. 2e. Hiermede is tevens vraag 2 beantwoord. 3e. De daarvan opgemaakte processen-verbaal zijn ingevolge wettelijk voorschrift door de politie-ambte- naren bij mij ingeleverd en doorgezonden geworden aan den bevoegden Ambtenaar van het Openbaar Ministerie. Mocht vrijspraak volgen of geen vervolging wor den ingesteld, dan zal in de toekomst de politie daar aan geen aandacht meer wijden. Bij veroordeeling zullen overtredingen dienen gekeerd. De politie, aldus licht de Voorzitter toe, ziet in het uitstoken van vlaggen, het voeren van vlaggen. De heer Raven dankt den Voorzitter voor de be antwoording van zijn vragen, doch merkt op dat het hier niet een bepaling betreft van 1 Mei j.1., dat het uitsteken der vlaggen al tweemaal te voren heeft plaats gehad, zonder dat ze in beslag werden geno men en het heeft spr. ook getroffen dat de vlaggen bij enkele menschen zijn in beslag genomen, bij an dere menschen niet. Spr. weet niet wat de politie daarmee voor heeft. De Voorzitter zegt niet. verder op deze zaak te zul len ingaan, het verloop liever af te wachten en spr. weet ook niet dat vorig jaar ook is gevlagd, en hij weet evenmin dat er ook door anderen de vlag was uitgestoken. De heer Raven gelooft dat op een andere plaats ge legenheid zal zijn verder op deze zaak terug te ko men. De heer Smit heeft zich ook geërgerd aan deze zaak, niet alleen omdat er menschen zijn die zoo'n rood lapje uithingen, maar ook vond spr. het bru taal van de politie om de vlaggen van huis te scheu ren. Waarom wordt in Alkmaar dan de vlag van de N.S.B. wel uitgestoken. Spr. heeft tegen den grooten veldwachter gezegd, dat hij het als vrijheidsberoo- ving beschouwde en kreeg toen tot antwoord, dat hij er niets mee noodig Jiad. Spr. zal dat nog wel zien. De vraag is nu echter is het vlaggen wettelijk ver boden of niet. De Voorzitter zegt dat dit nu juist de strijdvraag is. Als de Ambtenaar het vervolgt, dan is het wel verboden.' We zullen 'het dus afwachten. De heeren Lovink. Stammes, Lubbert en Keuris worden opnieuw gekozen tot leden van de schattings commissie. Gewijzigd wordt het besluit tot toekenning van de tegemoetkoming ingevolge art. 13 der L. O. wet 1920. Overeenkomstig de voorstellen van B. en W. be slist de Raad t.a.v. enkele verzoeken om ontheffing van aanslagen in het schoolgeld. De Landarbeiderswet en hare toepassing. B. en W. stellen voor om te besluiten tot het aan- koopen van de plaatsjes ingevolge de bepalingen van de Landarbeiderswet van W. Breider en J. J. Buschman, wegens wanbetaling en wel respectievelijk voor f 3740.88 en f 3554.52 en om tot voldoening van de koopsom een geldleening aan te gaan, maximum f7500.en af te lossen in 30 gelijke termijnen. De Voorzitter deelt mede dat, aan notaris Koomen opdracht was gegeven de plaatsjes waarvoor geen of veel te weinig werd betaald, te verkoopen. Het ge volg was dat de meesten betaalden, alleen de beide hierboven genoemde personen niet en nu het een paar gevallen betrof, werd het beter geoordeeld dat de gemeente de plaatsjes kocht, inplaats van ze pu bliek te doen verkoopen. De plaatsjes zullen in het grondbedrijf worden gebracht en als er zich gegadig den voordoen, een tweetal personen'vroeg reeds voor keur te mogen genieten, ze dan te verhuren. De heer Dekker heeft gehoord dat het plan be staat om het huis evengoed nog door Buschmann te laten huren. Spr. is daar absoluut tegen en meent, dat tegen dergelijke menschen krachtiger moet wor den opgetreden. Spr. vreest dat ook de woninghuur niet zal worden betaald. De Voorzitter zegt dat in dat geval direct zal wor den opgetreden. De heer Dekker meent te weten dat het al zoo ver is. Bij de bespreking komt tot uiting dat wel ge bleken is, dat men met de verstrekking dezer voor schotten uiterst voorzichtig moet zijn, dat er gevallen zijn waarbij consideratie moet worden toegepast, maar dat in andere gevallen streng dient te worden opgetreden. De heer Koorn wijst vooral op de noodzakelijkheid de aanvragers te vragen of tegenover het spaarduitje ook schulden staan. De heeren Kuiken en Komen wijzen op de goede zijde die aan deze wet zit en waarbij arbeiders te gen een redelijken prijs aan een goede woning wor den geholpen. Conform het voorstel van B. en W. wordt beslo ten. Vastgesteld wordt een suppletoire begrooting dienst 1934. De begrooting voor 1935. Algemeene beschouwingen. Met de verkiezingen in 't zicht. Aan de orde wortd gesteld de vaststelling der begroo ting 1935. Verschillende leden bleken behoefte te hebben aan het houden van algemeene beschouwingen, die wij slechts zeer verkort zullen weergeven, omdat wat naar voren gebracht werd, weinig nieuws bevatte en dikwijls een herhaling van reeds vroeger gedane uitingen. De heer Dekker sprak namens de S.D. raadsfrac tie en kon zich niet vereenigen met verschillende voorschriften van de regeering, voorschriften, die maar al te vaak inhielden een afbraak van wat vroeger met veel moeite was tot stand gekomen. Dat de begrooting eerst ter inzage naar Ged. Staten moest worden gezonden, kon evenmin zijn goedkeuring weg dragen en het was bovendien oorzaak dat in strijd met de gemeentewet de begrooting nog moet worden vastgesteld, terwijl al bijna 5 maanden van het be- grootingsjaar verstreken zijn. Over het beleid van B. en W. was deze spr. wel tevreden, alleen herhaal de hij zijn bezwaren tegen het uitvoeren van sloot- werk bij particulieren als werkverschaffing, en door welke regeling belangrijk meer slootwerk was uitge voerd dan vroeger. De heer Kuiken wees vooral op den slechten eco- nomischen toestand en oordeelde dat B. en W. nog te veel vasthouden aan vorige jaren en dus te wei nig aanpassen. Ook de heer Smit besprak den algemeenen toe stand, wees er op dat de bezuiniging practsich en rechtvaardig moest zijn en dat ze niet steeds aller eerst op den kleinen man moet worden toegepast. Wat het beleid van B. en W. betrof; spr. noemde het een groote fout dat zij zelf bij de regeering had den gevraagd het loon in de werkverschaffing van 30 op 27 cent te brengen en ook was het van den tweeden wethouder, die tot de christelijk historische partij behoort, fout 't adres van den Land- en Tuin- bouwbond niet te steunen. Wat den lsten wethouder betreft, het kwam spr. voor dat deze niet zelfstan dig genoeg tegenover zijn fractie is of te veel aan 't richtingsroer van den Voorzitter gehoorzaamde. Spr. meende voorts dat Ged. Staten t.a.v. de ingrijpende verslechteringen misbruik maakten van hun macht en hij laakte de kleinzielige dingen, die Ged. Staten voorschreven. Waar de heer Dekker spr.'s naam had genoemd, als zijnde de persoon, die 't slootwerk bij de particu lieren in werkverschaffing had aanbevolen, noemde de heer Smit dat oen leugen en verklaarde hij dat hij de gemeente als proefgemeente had willen zien aangewezen. Op die manier meende spr. de arbeiders zoowel als de kleine boeren te helpen. Maar de heer Dekker maakte met deze leugen reclame op zijn 1-Mei-vergadering. De heer Lubbert herinnert, aan het slechte gewas in 1932 te Breezand en hoe alles gedaan moest wor den om de bedrijven in stand te houden. Spr. heeft altijd getracht de kweekers overeind te houden, im mers daarmede waren ook de arbeiders gebaat. Spr. heeft tégenover de arbeiders altijd gedaan wat hij kon. De heer Keuris antwoordt den heer Smit dat hij zelf zal bepalen hoe hij zijn stem al dan niet wil de greep op zijn schouder versterkte zich. Hii hoorde de mannen achter zich brullen van het lachen, en het volgende oogenblik werd hii in een donker straatje geduwd. „Ik had het heelemaal niet tegen u," protesteer de Beresford. „Die kerels tartten me echter. Ver duiveld nog aan toe: wat moet ik hier doen?" De groote, grove kerel was voor een breede. hou ten deur blijven stilstaan en had kalm zijn pijp gestopt. „Je moest hier toch wezen", zei hij rustig. „Wat bedoel je?" Hii had neiging het op een hol letje te zetten, want de zaak kwam hem nu al te geheimzinnig voor. De andere zag zeker wat er in hem omging, want hij hield hem weer tegen. „Denk nu niet verder over die kwajongens na," drong hij aan. „Ze plaagden je alleen maar omdat ie met mij liep. Snap ie dat nu niet? Ze dachten zeker dat ie een vriend van me was." bij de laatste woorden grinnikte hii. Hij zocht naar lucifers in zijn zakken, doch vond die niet. Beresford haalde een gouden doosje te voorschijn, dat hij eens van zijn moeder had gekregen, en streek een lucifer voor hem af. Gedurende enkele secon den heerschte er stilzwijgen: de man leunde nog steeds tegen de breede deur aan, alsof hii van plan was hier nog een poosje te blijv.cn Er hing een afschuwelijke lucht van vet braden Ln het straatje en Beresford walgde van de heele omgeving. „Het is beter dat we nu maar verder gaan," gaf hii dan ook. te kennen, daar zijn metgezel hiertoe nog geenerlei aanstalten maakte. „Moet ie dan nog verder?" vroeg de andere ver wonderd. „Ik zocht naar Lambton's End." zei Be- ijpsford ecnigszins ongeduldig. Hij had in die oogen- olikkcn werkelijk op een geweldige manier het land aan Australië. „Dit is Lambton's End," luidde het antwoord. „Oh." riep Beresford verbaasd uit. „Is dit Lamb ton's End. Groote goedheid." De ander zei niets. Zijn pijp scheen eenigszins verstopt te wezen en hij had hierbij dus zijn volle aandacht noodig. Beresford wierp een minachtenden blik om zich heen. „En waar is die vervloekte Newman?" vroeg hij ontstemd. „Kun je hem soms ook opeens tevoor schijn tooveren?" Weer stilte. De hreeclgesiohiouderde iman tobde nog steeds met zijn pijp. Beresford stond nu waar lijk op het punt zijn geduld volkomen te verliezen. „Ik ben die vervloekte Newman." klonk het be daard. uitbrengen. Daarover is hij den heer Smit geen verant woording schuldig. De heer Smit: Dat zal niet gaan. U zit hier voor de gemeenschap. Ook den Voorzitter spijt het dat er nog altijd werk gevers zijn die vreemde werkkrachten aannemen en spr. zal nog eens trachten hier verbetering in te krijgen. Van den heer Kuiken zal spr. straks graag hooren welke luxe nog over boord kan worden ge gooid. Noch door spr., noch door zijn collega laat de heer Keuris zich meesleepen. Dat Ged. Staten misbruik maken van hun macht moet spr. met be slistheid tegen spreken, maar er op wijzen dat Ged. Staten ook weer hun hoogere machten hebben. Dat de heer Lubbert door den heer Smit is aangeval! ;n vindt spr. onrechtvaardig, want er is wel niemand die zooveel voor de menschen en voor de arbeiders heeft gedaan, als juist de heer Lubbert. Ook spr. ge looft dat (1e heer Smit meerdere malen heeft bepleit het te werk stellen van arbeiders bij de boeren, en spr. meent zelfs dat de heer Smit deze zaak tijdens een audiëntie bij den Commissaris heeft besproken. De heer Smit bestrijdt dit en zegt gesproken te li eb ben over een proefgemeente. De heer Dekker zegt dat de heer Smit herhaalde lijk heeft gesproken over tewerk stellen bij de werk gevers en als dan niet was bedoeld in werkverschaf fing, dan had de heer Smit dat duidelijker moeten doen uitkomen. Spr. wijist er den Voorzitter op dat de regeling al belangrijk beter zou zijn, wanneer werd vastgesteld dat een bepaalde hoeveelheid gewoon zou worden verwerkt en daarenboven dan een gedeelte in werk verschaffing. De heer Smit zegt zich zooiets niet, in de schoe nen te laten schuiven door den heer Dekker en spr. noemt het een verkiezingsreclame. De heer Kuiken vindt dat als de boeren het niet kunnen betalen, het niet zoo erg is als het werk dan in werkverschaffing wordt uitgevoerd. Dan wordt er tenminste productief werk gedaan. Het is nu zaak om elkaar door dezen moeilijken tijd heen te krij gen. De heer Rezelman merkt op dat gezegd is dat de werkgeversorganisaties doorgaan met het aannemen van vreemde werkkrachten, maar spr. verklaart dat de Hollandsche maatschappij van Landbouw en de Vereeniging van werkgevers .daar absoluut buiten staan. De Voorzitter is daar ook van overtuigd, van de Hollandsche Maatschappij van Landbouw wordt de grootste medewerking ondervonden. De algemeene beschouwinen zijn hiermede geëin digd en waar de begrooting door Ged. Staten reeds is besnoeid, waar dat maar mogelijk was, stelt de Voorzitter voor haar nu maar niet postgewijze te behandelen. Aan deze begrooting, zegt spr., is toch niets meer te doen. De leden die bepaalde posten willen bespreken, kunnen dat bij de betrokken hoofd stukken doen. De zncht naar bezuiniging! De heer Kuiken wil de f 45 kosten zekerheidstel ling gemeenteontvanger door dezen zelf laten betalen Vroeger gebeurde dat ook. De Voorzitter zegt dat het hier betreft een verze kering tegen het risico van de gemeente. De post blijft gehandhaafd. De heer Kuiken wil den post abonnementen op bladen en boeken met f 100 verlagen en dus brengen op f 40. Zijn al die bladen nu wel noodig? De Voorzitter doet uitkomen dat Staatsblad, Prov. blad, diverse tijdschriften noodig zijn. De gemeente moet weten hoe de wetten luiden, niet alleen is dat noodig voor ons, maar ook voor het publiek. De post reis- en verblijfkosten wil (lc heer Kuiken met f 100 verminderen, spr. neemt daarbij aan 20 reizen ad f5 en verblijfkosten f2.50. De Voorzitter zegt dat hij verleden week naar Den Haag is geweest en dat. kost f 8. De heer Kuiken: Maar naar Alkmaar en Schagen kost het minder. De Voorzitter: Goed, van vandaag af zal, als ik naar Den Helder, Alkmaar en Schagen ga, de gemeente het betalen, zooveel per kilometer. Voor heen heb ik die kosten nooit in rekening gebracht, en nam de heeren wethouders of secretaris meer. Maar waar de heer Kuiken het al meer over die reiskosten heeft gehad, zal ik voortaan de te maken kosten in rekening brengen. De heer Koorn merkt op, dat de heer Kuiken er blijkbaar geen verstand van heeft wat de kosten zijn als men een vereeniging of gemeente vertegenwoor digt. De heer Komen roemt de werklust van den Voor zitter, acht den post zeer bescheiden en zou het jam mer vinden als de Voorzitter, alleen door een uiting van een der leden, van de tot nu gevolgde regeling afweek. HOOFDSTUK V. Newman. Eerst wilde Beresford het niet gelooven. en onmid dellijk kwam de gedachte bii hem oo in een valstrik te zijn gelokt. Toen de breedgebouwde man echter kalm tegen de deur bleef leunen en zijn niinie rookte, ondergingen zijn gevoelens een zekere ver andering, en er verscheen een glimlach on zijn lippen. „Waarom zei u dat niet dadelijk?" vroeg hij. „Of moet ik het als een grapje beschouwen?" „Heelemaal niet, U zei naar Lambton's End 1e moeten, en mij te moeten spreken. Welnu, hier woon ik. „Oh. ik begrijp het." Beresford nam hem met toenemende belangstelling op. „LT is dus mi' 'ïeer Newman. Hij begreep niet veel tiid meer te kun nen verspillen en zei dan ook onmiddellijk daarop. „Het is heel eigenaardig, dat ik u juist moest aan spreken. U woont hier zeker, veronderstel ik." Newman nam zijn pijp even uit zijn mond en spuwde weer op den grond. „Veronderstel maar zooveel je wilt," zei hij. Weer liet een zeker gevoel van angst en mantrou wen zich gelden. Was zijn vader inderdaad in zijn onmiddellijke nabijheid? En welk type mensch kon hij venvachten hier te vinden? Het duurde enkele seconden voordat hij de bélangrijkste vraag kon stellen. Het gelukte hem echter zich te beheerschen, want hij dien, nu hij begonnen was, alles onder de oogen te zien. „Ik zoek naar een zekerenChe- verell," begon hii. „die eenigen tiid geleden naar Australië trok. Kunt u me misschien ook zeggen waar ik hem kan vinden?" Er was een haastige en tegelijk wanhopige klank in zijn stem. Hij trilde van opwinding, angst, en verwachting. Het kwam hem voor alsof eigenlijk een groot gedeelte van zijn bestaan van het ant woord van dien man afhing. Hii voelde zich werke lijk allerellendigst. Het duurde heel lang voordat hij antwoord kreeg: Newman's hersenen schenen slechts zeer langzaam te werken. Of besteedde hij nog steeds al zijn aan dacht aan zijn pijp?" Beresford's handen waren vast ineen geknepen. Hii hoorde zijn eigen hartslag en deze deed aan rennende paarden denken. I-lij had zijn reis vol bracht. Wat wachtte hem? „Kunt u het me misschien oolc zeggen?" vroeg hit ten laatste. „Is hij weer weggegaan? Weet u het ook?" Newman's oogen dwaalden van zijn pijp naar he« T •Vooroorlocjsche prijzen .Vraacjt.en U zult versteld staan. .t 43 Beresford aarzelde voor een kort oogenblik,daar hij dit allerminst de persoon vond om in ziin ver trouwen te nemen. Hij begreep echter tegelijk dat hij die vraag niet kon ontwijken en zei: „Ik zoek een zekeren New man. Er is me niets omtrent hem bekend. Het eenige wat ik weet is dat hij ergens in Lambton's End moet wonen." De aangesprokene ging van den eenen voet op den anderen staan en streek met 'n groezelige hand over zijn kin. „Ik zou je er heen kunnen brengen." zei hii. „Van hier af kan ik den weg onmogelijk duidelijk maken." Beresford nam hem met een wantrouwende uit drukking in zijn oogen op. Hii moest op zijn hoede wezen, veronderstelde hij. „Oh. ik wil u niet zoo veel last bezorgen," zei hij. „Zeg me maar welke richting te nemen, dan kan ik verderop nog wel vragen." Tot zijn verbazing en ergernis scheen de man ech ter al klaar te wezen met hem mee te gaan. „Ik breng je er wel. Dat is beter." - «aan: er leek geen andere oplossing te vinden. Onverschillig door welke motieven daartoe oofk gedreven, de man wilde hem blijkbaar beslist naar het doel van zijn tocht brengen. Hij liep dan ook naast, hom voort, met het minder prettige ge voel dat zijn metgezel veel groot er en breeder dan door ETHEL M. DELL hij was. Was hii misschien niet erg dwaas ge weest zich al dadelijk van Colwyn te hebben ont daan? Kort daarop hadden ze de haven en het beste ge deelte van de stad achter zich gelaten, en ze be vonden zich thans in een achterbuurt. Een gevoel van afkeer maakte zich van den ion gen man meester: het was nimmer in ziin gedach ten opgekomen ziin vader in een dusdanige om geving te moeten opzoeken. En bijna gelijktijdig drong de gedachte zich aan hom op, wat hii moest beginnen indien het bleek dat zijn vader volmaakt gedegeneerd bleek te wezen? Wat zou hij met zoo iemand moeten beginnen? In zijn onderbewustzijn had bij begrepen dat ziin vader in armoedige omstandigheden zou verkeeren, maar verder was zijn verbeeldingskracht niet ge gaan. Hij wilde die veronderstelling met geweld verjagen, maar het gelukte hem niet. De herinne ring aan zijn lieve moeder ging als een messteek door zijn hart en er kwam een vochtige glans in ziin oogen. En juist op dat oogenblik kwam een luidruchtig troepje uit een café. Ze namen de straat op een dus danige wijze in beslag, dat Beresford er onmogelijk door kon. Ze bonsden zelfs met zulk een kracht tegen hem aan, dat hij zich op een gegeven oogen blik ternauwernood staande kon houden. Een luid gelach volgde en voordat de jonge man er eigenlijk zelf op verdacht was, had hij zich door ziin drift laten meevoeren. „Verd....... smerig zwijn," riep hii trillend van \Voede uit. Ze stonden als één man stil en wilden hem insluiten. Voordat dit evenwel kon gebeuren, had zijn breedgeschouderde metgezel hem reeds ter zijde getrokken. „Als je het maar niet probeert mij ook uit te schelden." mompelde hij. „Misschien hen ik wel een zwijn, maar dat gaat jou in geen ge val aan." Een en ander geschiedde zoo haastig, dat Beres ford zich eigenlijk half tegen ziin zin meegetrok ken voelde. Hii kreeg neiging stil te staan, maar

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1935 | | pagina 17