Raad Anna Paulowna.
evanq eutsnvuren
Zaterdag 25 Mei 1935.
SCHAGER COURANT.
Vijfde büad. féo. 9729
WASCWMACWINES
WRINGMACWINES
a
Wtqp
Vergadering van den Raad-op Donderdag 23 Mei
1935, des namiddags half 3.
Voorzitter de heer G. J. Lovink, burgemeester;
secretaris de heer C. Keijzer.
Alle leden zijn aanwezig.
Na opening volgt vaststelling der notulen.
De rekening en begrooting van den gemeenschap-
pelijken schoolartsen dienst zullen bij de leden circu-
leeren.
De Vooorzitter zegt, dat ondanks de toegepaste be
zuiniging, de begrooting hetzelfde is gebleven.
De heer Smit vraagt of, waar dan Ged. Staten niet
anders doen dan bezuinigen, het salaris van den
schoolarts niet verlaagd kan worden.
De Voorzitter deelt mede, dat diens salaris verge
leken is met de salarissen van andere schoolartsen,
maar hij had niet het hoogste salaris. Spr. roemt de
capaciteiten van den dokter en zou het jammer vin
den als we den schoolartsendienst zouden moeten
missen. Waar de heer Smit 'n salaris van f 10.000
noemde, zegt spr. dat 't salaris f 7000 is en nu 10
pensioenbijdrage wordt geheven.
De heer Smit blijft het aan den stijven kant noe
men en vooral waar Ged. Staten op alle mogelijke
kleine postjes bezuinigen, is hier z.i. wel wat te vin
den.
De heer Kuiken komt er tegen op dat alle reis
kosten worden vergoed, de gemeente Anna Paulowna
heeft niets te maken met reiskosten naar Texel enz.
Opgemerkt wordt dat het toch een gemeenschap
pelijke regeling is, Anna Paulowna betaalt toch ook
geen f7000.salaris.
De heer Komen zou den schoolarts liever meer
werk opdragen, de bewaarschool immers is nog niet
bij den schoolartsendienst opgenomen.
De Voorzitter wijst er op, dat we hiep- geen ge-,
meentelijke bewaarschool hebben, zoodat zij niet bij
den dienst opgenomen kan worden.
Ingekomen is de begrooting voor den Warenkeu-
ringsdienst 1935 en daarbij een schrijven gericht
aan de Tweede Kamer, waarin gewezen wordt op de
plannen van de rege'ering om tot opheffing van wa-
renkeuringsdiensten over te gaan. Gewezen wordt
op het groote belang van het blijven voortbestaan
van deze diensten.
De Voorzitter zou het jammer vinden als de keu
ringsdiensten zouden worden opgeheven.
De heer Smit zou dat verschrikkelijk vinden, wijst
op de vele knoeierijen, ondanks de zware straffen
die worden opgelegd.
De heer Keuris is ook overtuigd dat als de dienst
werd opgeheven, dit een ramp zou beteelcenen voor
den consument; maar adhaesiebetuiging aan het
aan de Tweede Kamer gezonden adres wordt nief
gevraagd.
De heer S. Grin verzoekt 400 M2. bouwterrein naast
het perceel Jongejan, tegen den prijs van f 1.25 per
M2. B. en W. willen den prijs op f 1.50 stellen.
De heeren Kuiken en Smit zetten dien prijs uit
naar een bunder, maar opgemerkt wordt dat dit geen
berekening is, het is zeer gunstig liggend bouwter
rein.
Met alleen de stem van den heer Smit tegen wordt
besloten het terrein te verkoopen voor f 1.50 per M2.
Waar het perceel reeds bezaaid is, zal aan Jonge
jan deze kosten moeten worden vergoed en B. en W.
willen dat de kooper van het perceel deze kosten be
taalt.
De heer Dekker stelt voor deze kosten door de ge
meente te doen dragen; dit voorstel wordt met 8 te
gen 3 stemmen verworpen, voor stemden de heeren
Smit, Raven en Dekker.
De in beslag genomen vlaggen.
Door het raadslid den heer Raven, worden verzocht
de volgende vragen te mogen stellen in verband met-
het op één Mei j.1. in beslag nemen van vlaggen door
de politie.
Ten eerste: Heeft U als Hoofd van Politie daarvoor
opdracht gegeven om bedoelde vlaggen in beslag te
doen nemen.
Ten tweede: Moet de eerste vraag bevestigend wor<
den beantwoord, op wat wetsartikel slaat dan deze
overtreding.
Ten derde: Mocht U als Hoofd van de Politie die
opdracht niet hebben gegeven, is U dan bereid om
in overleg met de Politie eene regeling te treffen,
dat conflicten van dien aard niet meer voorkomen.
Deze vragen worden door den Voorzitter als volgt
beantwoord:
le. door de Rijks- en Gemeentepolitie is ingevolge
artikel 435a Wetboek van Strafrecht procesverbaal
opgemaakt tegen eenige ingezeten wegens het voe
ren (uitsteken) van een roode vlag uit hun woningen
of op hun erf, en hebben verbalisanten de voorwer
pen (in dit geval de vlaggen) waarmede de overtre
ding werd gpleegd, als stukken van overtuiging in
beslag genomen. Een opdracht daartoe aan politie
ambtenaren te geven is overbodig.
2e. Hiermede is tevens vraag 2 beantwoord.
3e. De daarvan opgemaakte processen-verbaal zijn
ingevolge wettelijk voorschrift door de politie-ambte-
naren bij mij ingeleverd en doorgezonden geworden
aan den bevoegden Ambtenaar van het Openbaar
Ministerie.
Mocht vrijspraak volgen of geen vervolging wor
den ingesteld, dan zal in de toekomst de politie daar
aan geen aandacht meer wijden. Bij veroordeeling
zullen overtredingen dienen gekeerd.
De politie, aldus licht de Voorzitter toe, ziet in het
uitstoken van vlaggen, het voeren van vlaggen.
De heer Raven dankt den Voorzitter voor de be
antwoording van zijn vragen, doch merkt op dat het
hier niet een bepaling betreft van 1 Mei j.1., dat het
uitsteken der vlaggen al tweemaal te voren heeft
plaats gehad, zonder dat ze in beslag werden geno
men en het heeft spr. ook getroffen dat de vlaggen
bij enkele menschen zijn in beslag genomen, bij an
dere menschen niet. Spr. weet niet wat de politie
daarmee voor heeft.
De Voorzitter zegt niet. verder op deze zaak te zul
len ingaan, het verloop liever af te wachten en spr.
weet ook niet dat vorig jaar ook is gevlagd, en hij
weet evenmin dat er ook door anderen de vlag was
uitgestoken.
De heer Raven gelooft dat op een andere plaats ge
legenheid zal zijn verder op deze zaak terug te ko
men.
De heer Smit heeft zich ook geërgerd aan deze
zaak, niet alleen omdat er menschen zijn die zoo'n
rood lapje uithingen, maar ook vond spr. het bru
taal van de politie om de vlaggen van huis te scheu
ren. Waarom wordt in Alkmaar dan de vlag van de
N.S.B. wel uitgestoken. Spr. heeft tegen den grooten
veldwachter gezegd, dat hij het als vrijheidsberoo-
ving beschouwde en kreeg toen tot antwoord, dat hij
er niets mee noodig Jiad. Spr. zal dat nog wel zien.
De vraag is nu echter is het vlaggen wettelijk ver
boden of niet.
De Voorzitter zegt dat dit nu juist de strijdvraag
is. Als de Ambtenaar het vervolgt, dan is het wel
verboden.' We zullen 'het dus afwachten.
De heeren Lovink. Stammes, Lubbert en Keuris
worden opnieuw gekozen tot leden van de schattings
commissie.
Gewijzigd wordt het besluit tot toekenning van de
tegemoetkoming ingevolge art. 13 der L. O. wet 1920.
Overeenkomstig de voorstellen van B. en W. be
slist de Raad t.a.v. enkele verzoeken om ontheffing
van aanslagen in het schoolgeld.
De Landarbeiderswet en hare toepassing.
B. en W. stellen voor om te besluiten tot het aan-
koopen van de plaatsjes ingevolge de bepalingen
van de Landarbeiderswet van W. Breider en J. J.
Buschman, wegens wanbetaling en wel respectievelijk
voor f 3740.88 en f 3554.52 en om tot voldoening van
de koopsom een geldleening aan te gaan, maximum
f7500.en af te lossen in 30 gelijke termijnen.
De Voorzitter deelt mede dat, aan notaris Koomen
opdracht was gegeven de plaatsjes waarvoor geen
of veel te weinig werd betaald, te verkoopen. Het ge
volg was dat de meesten betaalden, alleen de beide
hierboven genoemde personen niet en nu het een
paar gevallen betrof, werd het beter geoordeeld dat
de gemeente de plaatsjes kocht, inplaats van ze pu
bliek te doen verkoopen. De plaatsjes zullen in het
grondbedrijf worden gebracht en als er zich gegadig
den voordoen, een tweetal personen'vroeg reeds voor
keur te mogen genieten, ze dan te verhuren.
De heer Dekker heeft gehoord dat het plan be
staat om het huis evengoed nog door Buschmann te
laten huren. Spr. is daar absoluut tegen en meent,
dat tegen dergelijke menschen krachtiger moet wor
den opgetreden. Spr. vreest dat ook de woninghuur
niet zal worden betaald.
De Voorzitter zegt dat in dat geval direct zal wor
den opgetreden.
De heer Dekker meent te weten dat het al zoo
ver is.
Bij de bespreking komt tot uiting dat wel ge
bleken is, dat men met de verstrekking dezer voor
schotten uiterst voorzichtig moet zijn, dat er gevallen
zijn waarbij consideratie moet worden toegepast,
maar dat in andere gevallen streng dient te worden
opgetreden.
De heer Koorn wijst vooral op de noodzakelijkheid
de aanvragers te vragen of tegenover het spaarduitje
ook schulden staan.
De heeren Kuiken en Komen wijzen op de goede
zijde die aan deze wet zit en waarbij arbeiders te
gen een redelijken prijs aan een goede woning wor
den geholpen.
Conform het voorstel van B. en W. wordt beslo
ten.
Vastgesteld wordt een suppletoire begrooting dienst
1934.
De begrooting voor 1935. Algemeene
beschouwingen. Met de verkiezingen in
't zicht.
Aan de orde wortd gesteld de vaststelling der begroo
ting 1935.
Verschillende leden bleken behoefte te hebben aan
het houden van algemeene beschouwingen, die wij
slechts zeer verkort zullen weergeven, omdat wat
naar voren gebracht werd, weinig nieuws bevatte
en dikwijls een herhaling van reeds vroeger gedane
uitingen.
De heer Dekker sprak namens de S.D. raadsfrac
tie en kon zich niet vereenigen met verschillende
voorschriften van de regeering, voorschriften, die
maar al te vaak inhielden een afbraak van wat
vroeger met veel moeite was tot stand gekomen. Dat
de begrooting eerst ter inzage naar Ged. Staten moest
worden gezonden, kon evenmin zijn goedkeuring weg
dragen en het was bovendien oorzaak dat in strijd
met de gemeentewet de begrooting nog moet worden
vastgesteld, terwijl al bijna 5 maanden van het be-
grootingsjaar verstreken zijn. Over het beleid van
B. en W. was deze spr. wel tevreden, alleen herhaal
de hij zijn bezwaren tegen het uitvoeren van sloot-
werk bij particulieren als werkverschaffing, en door
welke regeling belangrijk meer slootwerk was uitge
voerd dan vroeger.
De heer Kuiken wees vooral op den slechten eco-
nomischen toestand en oordeelde dat B. en W. nog
te veel vasthouden aan vorige jaren en dus te wei
nig aanpassen.
Ook de heer Smit besprak den algemeenen toe
stand, wees er op dat de bezuiniging practsich en
rechtvaardig moest zijn en dat ze niet steeds aller
eerst op den kleinen man moet worden toegepast.
Wat het beleid van B. en W. betrof; spr. noemde
het een groote fout dat zij zelf bij de regeering had
den gevraagd het loon in de werkverschaffing van
30 op 27 cent te brengen en ook was het van den
tweeden wethouder, die tot de christelijk historische
partij behoort, fout 't adres van den Land- en Tuin-
bouwbond niet te steunen. Wat den lsten wethouder
betreft, het kwam spr. voor dat deze niet zelfstan
dig genoeg tegenover zijn fractie is of te veel aan 't
richtingsroer van den Voorzitter gehoorzaamde. Spr.
meende voorts dat Ged. Staten t.a.v. de ingrijpende
verslechteringen misbruik maakten van hun macht
en hij laakte de kleinzielige dingen, die Ged. Staten
voorschreven.
Waar de heer Dekker spr.'s naam had genoemd,
als zijnde de persoon, die 't slootwerk bij de particu
lieren in werkverschaffing had aanbevolen, noemde
de heer Smit dat oen leugen en verklaarde hij dat
hij de gemeente als proefgemeente had willen zien
aangewezen. Op die manier meende spr. de arbeiders
zoowel als de kleine boeren te helpen. Maar de heer
Dekker maakte met deze leugen reclame op zijn
1-Mei-vergadering.
De heer Lubbert herinnert, aan het slechte gewas
in 1932 te Breezand en hoe alles gedaan moest wor
den om de bedrijven in stand te houden. Spr. heeft
altijd getracht de kweekers overeind te houden, im
mers daarmede waren ook de arbeiders gebaat. Spr.
heeft tégenover de arbeiders altijd gedaan wat hij
kon.
De heer Keuris antwoordt den heer Smit dat hij
zelf zal bepalen hoe hij zijn stem al dan niet wil
de greep op zijn schouder versterkte zich. Hii hoorde
de mannen achter zich brullen van het lachen, en
het volgende oogenblik werd hii in een donker
straatje geduwd.
„Ik had het heelemaal niet tegen u," protesteer
de Beresford. „Die kerels tartten me echter. Ver
duiveld nog aan toe: wat moet ik hier doen?"
De groote, grove kerel was voor een breede. hou
ten deur blijven stilstaan en had kalm zijn pijp
gestopt.
„Je moest hier toch wezen", zei hij rustig.
„Wat bedoel je?" Hii had neiging het op een hol
letje te zetten, want de zaak kwam hem nu al te
geheimzinnig voor. De andere zag zeker wat er in
hem omging, want hij hield hem weer tegen.
„Denk nu niet verder over die kwajongens na,"
drong hij aan. „Ze plaagden je alleen maar omdat
ie met mij liep. Snap ie dat nu niet? Ze dachten
zeker dat ie een vriend van me was." bij de laatste
woorden grinnikte hii. Hij zocht naar lucifers in
zijn zakken, doch vond die niet.
Beresford haalde een gouden doosje te voorschijn,
dat hij eens van zijn moeder had gekregen, en streek
een lucifer voor hem af. Gedurende enkele secon
den heerschte er stilzwijgen: de man leunde nog
steeds tegen de breede deur aan, alsof hii van plan
was hier nog een poosje te blijv.cn
Er hing een afschuwelijke lucht van vet braden
Ln het straatje en Beresford walgde van de heele
omgeving.
„Het is beter dat we nu maar verder gaan," gaf hii
dan ook. te kennen, daar zijn metgezel hiertoe nog
geenerlei aanstalten maakte.
„Moet ie dan nog verder?" vroeg de andere ver
wonderd. „Ik zocht naar Lambton's End." zei Be-
ijpsford ecnigszins ongeduldig. Hij had in die oogen-
olikkcn werkelijk op een geweldige manier het land
aan Australië.
„Dit is Lambton's End," luidde het antwoord.
„Oh." riep Beresford verbaasd uit. „Is dit Lamb
ton's End. Groote goedheid."
De ander zei niets. Zijn pijp scheen eenigszins
verstopt te wezen en hij had hierbij dus zijn volle
aandacht noodig.
Beresford wierp een minachtenden blik om zich
heen. „En waar is die vervloekte Newman?" vroeg
hij ontstemd. „Kun je hem soms ook opeens tevoor
schijn tooveren?"
Weer stilte. De hreeclgesiohiouderde iman tobde
nog steeds met zijn pijp. Beresford stond nu waar
lijk op het punt zijn geduld volkomen te verliezen.
„Ik ben die vervloekte Newman." klonk het be
daard.
uitbrengen. Daarover is hij den heer Smit geen verant
woording schuldig.
De heer Smit: Dat zal niet gaan. U zit hier voor
de gemeenschap.
Ook den Voorzitter spijt het dat er nog altijd werk
gevers zijn die vreemde werkkrachten aannemen en
spr. zal nog eens trachten hier verbetering in te
krijgen. Van den heer Kuiken zal spr. straks graag
hooren welke luxe nog over boord kan worden ge
gooid. Noch door spr., noch door zijn collega laat
de heer Keuris zich meesleepen. Dat Ged. Staten
misbruik maken van hun macht moet spr. met be
slistheid tegen spreken, maar er op wijzen dat Ged.
Staten ook weer hun hoogere machten hebben. Dat
de heer Lubbert door den heer Smit is aangeval! ;n
vindt spr. onrechtvaardig, want er is wel niemand
die zooveel voor de menschen en voor de arbeiders
heeft gedaan, als juist de heer Lubbert. Ook spr. ge
looft dat (1e heer Smit meerdere malen heeft bepleit
het te werk stellen van arbeiders bij de boeren, en
spr. meent zelfs dat de heer Smit deze zaak tijdens
een audiëntie bij den Commissaris heeft besproken.
De heer Smit bestrijdt dit en zegt gesproken te li eb
ben over een proefgemeente.
De heer Dekker zegt dat de heer Smit herhaalde
lijk heeft gesproken over tewerk stellen bij de werk
gevers en als dan niet was bedoeld in werkverschaf
fing, dan had de heer Smit dat duidelijker moeten
doen uitkomen.
Spr. wijist er den Voorzitter op dat de regeling al
belangrijk beter zou zijn, wanneer werd vastgesteld
dat een bepaalde hoeveelheid gewoon zou worden
verwerkt en daarenboven dan een gedeelte in werk
verschaffing.
De heer Smit zegt zich zooiets niet, in de schoe
nen te laten schuiven door den heer Dekker en spr.
noemt het een verkiezingsreclame.
De heer Kuiken vindt dat als de boeren het niet
kunnen betalen, het niet zoo erg is als het werk dan
in werkverschaffing wordt uitgevoerd. Dan wordt er
tenminste productief werk gedaan. Het is nu zaak
om elkaar door dezen moeilijken tijd heen te krij
gen.
De heer Rezelman merkt op dat gezegd is dat de
werkgeversorganisaties doorgaan met het aannemen
van vreemde werkkrachten, maar spr. verklaart dat
de Hollandsche maatschappij van Landbouw en de
Vereeniging van werkgevers .daar absoluut buiten
staan.
De Voorzitter is daar ook van overtuigd, van de
Hollandsche Maatschappij van Landbouw wordt de
grootste medewerking ondervonden.
De algemeene beschouwinen zijn hiermede geëin
digd en waar de begrooting door Ged. Staten reeds
is besnoeid, waar dat maar mogelijk was, stelt de
Voorzitter voor haar nu maar niet postgewijze te
behandelen. Aan deze begrooting, zegt spr., is toch
niets meer te doen. De leden die bepaalde posten
willen bespreken, kunnen dat bij de betrokken hoofd
stukken doen.
De zncht naar bezuiniging!
De heer Kuiken wil de f 45 kosten zekerheidstel
ling gemeenteontvanger door dezen zelf laten betalen
Vroeger gebeurde dat ook.
De Voorzitter zegt dat het hier betreft een verze
kering tegen het risico van de gemeente. De post
blijft gehandhaafd.
De heer Kuiken wil den post abonnementen op
bladen en boeken met f 100 verlagen en dus brengen
op f 40. Zijn al die bladen nu wel noodig?
De Voorzitter doet uitkomen dat Staatsblad, Prov.
blad, diverse tijdschriften noodig zijn. De gemeente
moet weten hoe de wetten luiden, niet alleen is dat
noodig voor ons, maar ook voor het publiek.
De post reis- en verblijfkosten wil (lc heer Kuiken
met f 100 verminderen, spr. neemt daarbij aan 20
reizen ad f5 en verblijfkosten f2.50.
De Voorzitter zegt dat hij verleden week naar Den
Haag is geweest en dat. kost f 8.
De heer Kuiken: Maar naar Alkmaar en Schagen
kost het minder.
De Voorzitter: Goed, van vandaag af zal, als ik
naar Den Helder, Alkmaar en Schagen ga,
de gemeente het betalen, zooveel per kilometer. Voor
heen heb ik die kosten nooit in rekening gebracht,
en nam de heeren wethouders of secretaris meer.
Maar waar de heer Kuiken het al meer over die
reiskosten heeft gehad, zal ik voortaan de te maken
kosten in rekening brengen.
De heer Koorn merkt op, dat de heer Kuiken er
blijkbaar geen verstand van heeft wat de kosten zijn
als men een vereeniging of gemeente vertegenwoor
digt.
De heer Komen roemt de werklust van den Voor
zitter, acht den post zeer bescheiden en zou het jam
mer vinden als de Voorzitter, alleen door een uiting
van een der leden, van de tot nu gevolgde regeling
afweek.
HOOFDSTUK V.
Newman.
Eerst wilde Beresford het niet gelooven. en onmid
dellijk kwam de gedachte bii hem oo in een valstrik
te zijn gelokt. Toen de breedgebouwde man echter
kalm tegen de deur bleef leunen en zijn niinie
rookte, ondergingen zijn gevoelens een zekere ver
andering, en er verscheen een glimlach on zijn
lippen.
„Waarom zei u dat niet dadelijk?" vroeg hij. „Of
moet ik het als een grapje beschouwen?"
„Heelemaal niet, U zei naar Lambton's End 1e
moeten, en mij te moeten spreken. Welnu, hier
woon ik.
„Oh. ik begrijp het." Beresford nam hem met
toenemende belangstelling op. „LT is dus mi' 'ïeer
Newman. Hij begreep niet veel tiid meer te kun
nen verspillen en zei dan ook onmiddellijk daarop.
„Het is heel eigenaardig, dat ik u juist moest aan
spreken. U woont hier zeker, veronderstel ik."
Newman nam zijn pijp even uit zijn mond en
spuwde weer op den grond. „Veronderstel maar
zooveel je wilt," zei hij.
Weer liet een zeker gevoel van angst en mantrou
wen zich gelden. Was zijn vader inderdaad in zijn
onmiddellijke nabijheid? En welk type mensch kon
hij venvachten hier te vinden? Het duurde enkele
seconden voordat hij de bélangrijkste vraag kon
stellen. Het gelukte hem echter zich te beheerschen,
want hij dien, nu hij begonnen was, alles onder de
oogen te zien. „Ik zoek naar een zekerenChe-
verell," begon hii. „die eenigen tiid geleden naar
Australië trok. Kunt u me misschien ook zeggen
waar ik hem kan vinden?"
Er was een haastige en tegelijk wanhopige klank
in zijn stem. Hij trilde van opwinding, angst, en
verwachting. Het kwam hem voor alsof eigenlijk
een groot gedeelte van zijn bestaan van het ant
woord van dien man afhing. Hii voelde zich werke
lijk allerellendigst.
Het duurde heel lang voordat hij antwoord kreeg:
Newman's hersenen schenen slechts zeer langzaam
te werken. Of besteedde hij nog steeds al zijn aan
dacht aan zijn pijp?"
Beresford's handen waren vast ineen geknepen.
Hii hoorde zijn eigen hartslag en deze deed aan
rennende paarden denken. I-lij had zijn reis vol
bracht. Wat wachtte hem?
„Kunt u het me misschien oolc zeggen?" vroeg hit
ten laatste. „Is hij weer weggegaan? Weet u
het ook?"
Newman's oogen dwaalden van zijn pijp naar he«
T
•Vooroorlocjsche prijzen .Vraacjt.en U zult versteld staan.
.t
43
Beresford aarzelde voor een kort oogenblik,daar
hij dit allerminst de persoon vond om in ziin ver
trouwen te nemen.
Hij begreep echter tegelijk dat hij die vraag niet
kon ontwijken en zei: „Ik zoek een zekeren New
man. Er is me niets omtrent hem bekend. Het
eenige wat ik weet is dat hij ergens in Lambton's
End moet wonen."
De aangesprokene ging van den eenen voet op
den anderen staan en streek met 'n groezelige hand
over zijn kin.
„Ik zou je er heen kunnen brengen." zei hii. „Van
hier af kan ik den weg onmogelijk duidelijk maken."
Beresford nam hem met een wantrouwende uit
drukking in zijn oogen op. Hii moest op zijn hoede
wezen, veronderstelde hij. „Oh. ik wil u niet zoo
veel last bezorgen," zei hij. „Zeg me maar welke
richting te nemen, dan kan ik verderop nog wel
vragen."
Tot zijn verbazing en ergernis scheen de man ech
ter al klaar te wezen met hem mee te gaan. „Ik
breng je er wel. Dat is beter."
- «aan: er leek geen andere oplossing te
vinden. Onverschillig door welke motieven daartoe
oofk gedreven, de man wilde hem blijkbaar beslist
naar het doel van zijn tocht brengen. Hij liep dan
ook naast, hom voort, met het minder prettige ge
voel dat zijn metgezel veel groot er en breeder dan
door ETHEL M. DELL
hij was. Was hii misschien niet erg dwaas ge
weest zich al dadelijk van Colwyn te hebben ont
daan?
Kort daarop hadden ze de haven en het beste ge
deelte van de stad achter zich gelaten, en ze be
vonden zich thans in een achterbuurt.
Een gevoel van afkeer maakte zich van den ion
gen man meester: het was nimmer in ziin gedach
ten opgekomen ziin vader in een dusdanige om
geving te moeten opzoeken. En bijna gelijktijdig
drong de gedachte zich aan hom op, wat hii moest
beginnen indien het bleek dat zijn vader volmaakt
gedegeneerd bleek te wezen? Wat zou hij met zoo
iemand moeten beginnen?
In zijn onderbewustzijn had bij begrepen dat ziin
vader in armoedige omstandigheden zou verkeeren,
maar verder was zijn verbeeldingskracht niet ge
gaan. Hij wilde die veronderstelling met geweld
verjagen, maar het gelukte hem niet. De herinne
ring aan zijn lieve moeder ging als een messteek
door zijn hart en er kwam een vochtige glans in
ziin oogen.
En juist op dat oogenblik kwam een luidruchtig
troepje uit een café. Ze namen de straat op een dus
danige wijze in beslag, dat Beresford er onmogelijk
door kon. Ze bonsden zelfs met zulk een kracht
tegen hem aan, dat hij zich op een gegeven oogen
blik ternauwernood staande kon houden. Een luid
gelach volgde en voordat de jonge man er eigenlijk
zelf op verdacht was, had hij zich door ziin drift
laten meevoeren.
„Verd....... smerig zwijn," riep hii trillend van
\Voede uit. Ze stonden als één man stil en wilden
hem insluiten. Voordat dit evenwel kon gebeuren,
had zijn breedgeschouderde metgezel hem reeds ter
zijde getrokken. „Als je het maar niet probeert mij
ook uit te schelden." mompelde hij. „Misschien hen
ik wel een zwijn, maar dat gaat jou in geen ge
val aan."
Een en ander geschiedde zoo haastig, dat Beres
ford zich eigenlijk half tegen ziin zin meegetrok
ken voelde. Hii kreeg neiging stil te staan, maar