VAN DIT EN VAN DAT
EN VAN ALLES WAT
De Leugenaar.
Grieksche wijsheid.
Kruiswoordraadsel.
DE AVONTUREN VAN PROF JE EN STRUISJE
Iliuillllllllllllllllllllllillllllllllllllllllllillllllllll
Bijvoegsel der Schager Courant van Zaterdag 25 Mei 1935. No. 9729.
ZATERDAGAVt)NDSCHETS
Vrij naar het Engelsch, door Sirolf
bewerkt.
(Nadruk verboden
alle rechten voorbehouden)
HET is onbegrijpelijk, dat er
nog menschen zijn, die er op
staan, om in de stad op 'n
klusje te wonen, omdat ze daar,
naar ze zeggen, van alle comfort
en zoo voorzien zijn. Alsof wij, die
de conventie hebben afgeschud, en
buiten wonen, zooiets als halve wil
den zouden zijn! Natuurlijk, er zijn
kleine hebbelijkheden aan het bui
tenwonen verbonden, die men nu
eenmaal niet in de stad heeft.
Maar dat is juist de bekoring er
van. We hebben nu eenmaal een
gezegend klimaat en het komt
dikwijls voor dat het in de door de
dichters zoo vaak bezongen maand
Mei sneeuwt en hagelt, wanneer 't
ten minste niet vriest. Maar kan
men zich iets gezelligere indenken,
dan op zoo'n heerlijken Mei-avond
's avonds vroeg onder de wol te
kruipen met een heete groc en een
warme kruik? Kom daar in de
stad eens om. Daar steken ze gas
kachels en electrische haarden
aan en gaan daar bij zitten ver
pieteren. Wij, buitenmenschen, wij
zijn gehard. Door sneeuw en ijs in
Mei, en heete grocj es. Bovendien,
wij leven veel dichter bij de na
tuur. Heeft U in Uw miezerige
stadstuintjes wel eens een slak ge
zien? Nee, natuurlijk. Maar als het
bij ons regent, bij ons buiten en
in ons land regent het altijd, als het
niet sneeuwt of hagelt dan krui
pen de slakken bij tientallen tege
lijk in onze tuinen en de regenpijp
loopt over en we hebben overal lek
kage.
Nee, wij menschen die buiten wo
nen, zijn een echt tevreden, bevoor
recht volkje. Ja, U moet majoor
Knetters, gepensioneerd majoor
van het Indische leger, niet reke
nen. Er zijn nu eenmaal menschen,
die altijd wat te vitten hebben.
Laatst ging de majoor weer toch
zoo te keer. „Het beroerde is", zei
hij, „als je een tuin hebt, die be
kend staat om zijn prachtige bloe
men en heerlijk fruit, dat je gere
geld bestolen wordt. Per jaar word
ik zeker voor minstens dertig gul
den bestolen. Ik heb glasscherven
op mijn tuinmuur laten metselen
en overal borden laten plaatsen,
waarop staat dat onbevoegden ge
streng vervolgd zullen worden,
maar het helpt geen blikskater! De
gauwdieven breken glasscherven
van mijn muur om er allerlei ge-
meene woorden mee op mijn schut
ting te krassen en ze gebruiken
mijn borden met „verboden toe
gang" om in mijn tuin te klim
men!"
„Ja," lachte ik, „toen wij hier
pas buiten kwamen wonen, had
den we ook last van die kleine
diefstallen, maar sinds we een
bord met „Wacht U voor den hond"
hebben geplaatst, laten ze ons ab
soluut met rust.
„Maar U hebt toch geen hond!"
riep de majoor uit.
„Dat is nu juist het handige",
zei ik triomfantelijk", men moet
natuurlijk maar op het schrandere
idee komen. Sommige menschen
zouden misschien een hond zijn
gaan koopen, maar dat is ons te
lastig. Daarom hebben wij alleen
maar een bord neergezte en de
rest aan de fantasie van de dieven
over gelaten."
„Nou," zei de majoor, „ik vind
het nogal een idioot idee". Maar
desniettegenstaande scheen hij er
toch over na te denken. Majoor
Knetters is een van die menschen,
die alle ideeën van andere men
schen altijd idoot vinden, maar ze
later toch maar toepassen, zonder
het te willen erkennen. De oude
deugniet had natuurlijk dadelijk
het schitterende van mijn inval in
gezien, maar was natuurlijk te
trotsch om toe te geven, dat hij
een idee ging overnemen van
iemand, die hij altijd zoo'n beetje
als zijn intellectueel mindere be
schouwd had.
Het verwonderde me dus niets,
dat ik de volgende week van mijn
vrouw hoorde, dat de majoor in
zijn tuin wel tien enorme borden
met „wacht U voor den hond" had
laten zetten. „Wacht eris effetjes"
zei ik, „ik zal vanmiddag eens bij
den majoor aan loopen, en hem
eens goed in de maling nemen
over die borden. Het wordt tijd, dat
die ouwe leugenaar eens manieren
leert. Idioot idee, zei hij. Ik zal
hem leeren, hij met zijn „idioot
idee"!"
Ik ging er dus heen en bekeek
de borden eens. Het was gewoon
weg belachelijk. Op eiken boom zat
zoo ongeveer zoo'n bord gespijkerd.
Borden met roode letters en groe
ne letters en met ieder wel drie
of vier uitroepteekens.
Onwillekeurig moest ik glim
lachen bij de gedachte wat een
stom gezicht die ouwe leugenaar
zou zetten, als ik hem vroeg, waar
hij toch dat idee had opgepikt, om
borden neer te zetten om de men
schen te waarschuwen voor een
hond, die niet bestond, en of hij het
niet nogal een idioot idee vond!...
Toen ik aan de voordeur belde,
was er geen gehoor. Maar natuur
lijk had hij me al door het ven
ster gezien en hield zich zeker lie
ver niet thuis, dan met mij een
praatje te hebben over de borden.
Ik belde dus nog eens. Maar er
kwam niemand en ik liep dus zijn
tuin in, waar hij zich natuurlijk er
gens stiekum had verstopt. Ik
keek eens in de bouwvallige hoo
rnen, die de majoor zijn boomgaard
noemt, en ik keek in zijn vijvertje
en in het prieeltje, maar ik zag
hem nergens. Net wilde ik het zoe
ken opgeven, toen ik iets hoorde in
het schuurtje. Ik begreep dadelijk
wat er gebeurd was. De majoor had
mij natuurlijk hooren aankomen
en had zich in het schuurtje ver
stopt, om mij te ontloopen!
Het schuurtje had een stevige
deur en er stond weer zoo'n idioot
bord van „wacht U voor den hond"
op. Ik lichtte de klink op en stap
te naar binnen. Het was er stik
donker, maar achterin hoorde ik
iets bewegen. „Zoo bent U daar,
majoor!," riep ik uit, „ik wou het
met U eens hebben over die idiote
borden..."
Het volgende oogenblik echter
rende ik in de richting van mijn
eigen huis. Ik maakte een goede
snelheid en werd gevolgd door een
van de grootste en gemeenste hon
den die ik nog ooit gezien heb! Ik
was gelukkig net in staat, het hek
voor zijn neus dicht te slaan, doch
ik liet een deel van mijn nieuwe
flanellen zomerpantalon in zijn
bek achter. Natuurlijk stuurde ik
den majoor de rekening voor een
nieuwe broek, maar hij schreef me
een hoogst brutaal briefje, waarin
hij zei, dat hij alle voorzorgen had
genomen om de menschen, die zon
der zijn voorkennis zijn tuin be
traden, voor zijn hond te waarschu
wen, en dat hij niet verantwoorde
lijk was voor de gevolgen, als ik
met mijn oogen in mijn zak liep!
Nu vraag ik U!
Van links naar rechts en van
boven naar beneden:
1. Boom
2. Waterplas
3. Bodemverheffing
4. Derhalve
5. Stroompje
6. Vloeistof
7. Europeesche hoofdstad
8. Vogel
9. Meisjesnaam
10. Haast (D.)
11. Grieksch eiland
12. Egyptische zonnegod
13. Lieftallig (D.)
14. Palmsoort
15. Uitwaseming
Van A naar B: Vliegveld.
Oplossing vorige week.
Horizontaal: 1. Dek; 3. Spa; 5.
Met; 6. Aas; 8. Es; 9. Uiten; 13.
Schil; 15. Edict; 17. Lor; 18. Cru;
19. Bad; 21. Ski; 23. Lathi; 26. Er-
ror; 29. Eelde;. 30 Koe; 31 Ede; 32
Als; 33 Epe.
Verticaal: 1. De; 2. Etui; 4. Pand
5. M.S.C.; 7. Sec.; 8. Est; 10. Illusie;
11. Eerbied; 12. Sta; 14. Hecht; 16.
Ieder; 20. Ulm; 22. Are; 24. Ark;
25. Heel; 27. Reep; 28. Ode.
In Griekenland brak opstand uit,
Die opstand werd bedwongen,
De voortgang in de kiem gestuit,
En buiten 't land gedrongen.
Dat dringen kostte dringend geld
Voor ongezonde zaken,
Nietwaar, het kweeken van geweld
Heeft niets met nut te maken?!
Dus sprak het wijze Griekenland,
Het land van het orakel,
En 't scherpte zijn gezond verstand
Eens goed na dit spektakel:
Een ieder mensch heeft zoo zijn
recht
Op strijd voor idealen,
Maar komt van 'n opstand niets
terecht,
Dan dient men te betalen!
Nu is men ginds aan 't slotbedrijf:
't Bezit van de rebellen,
En dit is werk'lijk buiten kijf,
Er valt wel iets te tellen!
Het kostte zeven millioen,
Om d'opstand t' overwinnen,
En Griekenland, dat is te doen,
Haalt 't dubbele weer binnen!
Een batig saldo na den strijd,
verkregen Wt 't vermogen
Van hen, die door verkeerd beleid
Een oorlogskans verhoogen,
Stel voor, dat dit eens was gebeurd
zoo'n zestien jaar geleden,
En wettelijk was goedgekeurd,
Een crisis was vermeden!
En als we internationaal
Nu op zijn Grieksch bepalen:
Wie oorlog kweekt door oorlogs-taal
Moet straks privé betalen,
WETENSWAARDIGHEDEN.
Is het U bekend:
dat men onlangs in de krukken
van een overleden bedelaar te Con-
stantinopel goudstukken verborgen
vond ter waarde van 750 gulden?
dat een inwoner van St. Peters-
burg (Florida, Ver. Staten) een
hond heeft, die in sinaasappélboo-
men klimt en de vruchten van den
boom eet?
dat dit een Braziliaansche prai
riehond is?
dat hij verder graag bananen,
appelen en kool eet?
dat de Egvptenaren 4000 jaar ge
leden bier dronken van gemoute
gerst, zonder hop?
dat het bier met hop bereid
pas een goede 500 jaar oud is?
dat één paar musschen, indien
zij gedurende 10 jaar zonder onder
breking konden voorttelen, na 10
jaar 275:000.000.000 nakomelingen
zouden hebben?
dat het volkslied van Uruguay
70 coupletten telt?
Dan denk ik, dat het niet lang
duurt,
Zoo'n middel werkt uitstekend,
Of gauw is, in dien koers gestuurd,
Met d'oorlog afgerekend!
Mei 1935. KROES
(Nadruk verboden)'.
„Kent iemand van* jullie het liedje van den échten man?"
„Jawel, meneer! „Wie nooit eens dronken is geweest, dat is geel
échte man!",.,
111111
278. De Indianen hadden hun gevangenen
aan hun lot overgelaten en gingen onder
hoornen liggen, rookend en etend en uit
rustend van een vermoeiende tocht. Eeni-
ge, het waren de aanvoerders, zooals
Struisje nu wel zien kon, verwijderden
zich een beetje van de anderen en gingen
juist onder zijn boom zitten om te beraad
slagen. Nu had Struisje in de enkele da
gen dat hij bij de Indianen was geweest
al heel wat van hun taal leeren verstaan
en daardoor hoorde hij alles wat hier ge
sproken werd. Zijn veeren rezen ten berge.
Want de mannen beraadslaagden of ze hun
gevangenen zouden doodmaken of levend
meenemen. Dat laatste deden ze liever,
maar er was een bezwaar, ze wilden stil
letjes een stam van andere Indianen over-
279. Struisjc zat te rillen op zijn tak. De
;oede kapitein en de andere mannen zou
ten dus niet lang meer te leven hebben.
Oat moest toch verhoed worden! Maar hoe?
Tij besloot eerst heel stil te zitten en de
nacht af te wachten. Toen de Indianen
gingen slapen, haalden ze de blanke man
nen van de paarden af en zetten ze tegen
de boom. Ze werden stevig gebonden, zoo
dat ze zich niet konden verroeren.
vallen. Struisje begreep direct dat ze het
over zijn vrienden hadden en luisterde nog
";eter. Na lang beraadslagen werd besloten
deze nacht hier te blijven en de gevange
nen, alvorens de volgende dag te vertrek
ken, te dooden.
280. Toen alles sliep, liet Struisje zich voor
zichtig uit de boom zakken. Hij liep zacht
tot bij de gevangenen, die zwijgend hun
noodlot afwachtten. Kapitein, fluisterde
Struisje. Deze dacht eerst dat hij droomde,
al gauw begreep hij, dat het werkelijk
Struisje was, die naast hem stond en keek
opeens veel vroolijker. Ben jij daar Struis,
zei hij zacht, waar is Prof je? Prof je ligt
met een gebroken been bij de Indianen,
maar hij is verder heel gezond, en ze zijn
daar heel vriendelijk voor hem. U moet
ook mee daar naar toe, ik zal U losmaken*
276. Terwijl hij stil zat, hoorde hij plotse
ling iets aankomen. Hij keek op en zag een
troep Indianen te paard, zooveel, dat hij
ze niet kon tellen. Ze kwamen op hem af
en hielden vlak bij hem stil. Hij zag, dat
het geen bekenden waren en besloot zich
een beetje schuil te houden. Hij verschool
zich tusschen de bladeren en zoo kon nie
mand hem zien.
277. Hij keek tusschen de bladeren door en
zag iets, dat hem zoo deed schrikken, dat
hij haast uit de boom viel. Toen de India
nen waren afgestegen en de paarden lie
ten rondloopen, zag hij, dat op een paar
paarden een blanke man was vastgebon
den. Struisje telde er drie en herkende al
spoedig den kapitein, den stuurman en
een der matrozen.