Arrondissements-Rechthank
^^Cjrevanq cnistnureu
Vereenigirg Koord-Hollandsche
Waterschappen.
te Alkmaar.
DE JAARLIJKSCHE ALGEMEENS VERGADERING
BIJ KRASNAPOLSKY TE AMSTERDAM.
(Vervolg.)
Uitvoering van werken met rijkssteun.
De heer Mr. Stufkcns uit Haarlem, lid van de
Rijkscommissie voor Werkverschaffing en Werkver
ruiming in Noord-Holland, kreeg daarop gelegen
heid een uiteenzetting te geven van het doel en de
werkwijze dier commissie. Spr. deed in de eerste
plaats eenigo mededeelingen over het ontstaan der
commissie. De bedoeling was, dat de commissie sti-
muleercnd en activeerend zou werken.
In Gelderland bestond reeds een Rijkscommissie,
welke zeer goed werkte. Het aantal tewerk gestelde
werkloozen bedroeg in April 1935, 59 procent. Voor
Noord-Holland bedroeg dit aantal 13.8 procent, met
uitschakeling van Amsterdam en Haarlem 36.3 pro
cent. Deze ongunstige cijfers leidden tot de installatie
van een Rijkscommissie ook voor Noord-Holland.
De commissie dient als schakel tusschen de wa
terschappen en liet Dep. van Soc. Zaken. De wa
terschappen kunnen derhalve objecten voor de
werkverschaffing bij de commissie indienen, welke
daarna worden onderzocht en daaromtrent dan ge
adviseerd wordt aan het Departement.
De commissie acht het tevens als haar taak,, alle
mogelijke moeilijkheden uit den weg te ruimen.
Spr. betreurde het, dat de belangstelling der wa
terschappen nog niet zeer groot was en hoopte, dat
hierin verbetering zou komen.
De heer Stufkens deelde voorts mede, dat er geen
bepaalde algemeene regelen bestaan voor het verkrij
gen van rijkssubsidie, voor werkverschaffing.
In het algemeen kan voor ieder werk een rijkssub
sidie worden verkregen, mits het geen onderhouds-
werk is en ook geen werk om een verwaarloosd on
derhoud in te halen..
Subsidié wordt steeds verleend als het. geldt een
werk, hetwelk vervroegd wordt uitgevoerd teneinde
werkgelegenheid te openen.
Spr. deelde vervolgens mede, welke waterschappen
in Noord-Holland reeds subsidie hadden gekregen,
voor zeer verschillende objecten. In den regel werd
het subsidie rechtstreeks verleend door het Rijk en
was bestemd ter tegemoetkoming in de uit te beta
len loonen en de bijkomende kosten.
Het subsidie wordt steeds in de beschikkingen
„overheidssubsidie" genoemd, d.w.z. dat het subsidie
verleend wordt door Rijk en gemeenten tezamen;
aldus eindigde spr. zijn inleiding. (Applaus).
De Voorzitter dankte den heer Stufkens voor zijn
mededeelingen.
Toezegging werd door den inleider gedaan, dat de
waterschappen door de commissie zoo uitvoerig mo
gelijk over het te verleenen subsidie zouden worden
ingelicht.
Een der aanwezigen vroeg, of het mogelijk was, bij
uit te voeren werken ook een aannemer in te scha
kelen.
De heer Stufkens antwoordde, dat de Minister in
derdaad deze mogelijkheid heeft opengelaten. In den
regel wordt de Heidemaatschappij ingeschakeld, doch
ook het inschakelen van gewone aannemers is moge
lijk.
De heer v. d. Meer (Horstermeer) vroeg, of voor
het baggeren van tochten ook subsidie werd ver
leend.
De heer Stufkens zeide, dat het regel is, dat voor
dit baggeren geen subsidie wordt verleend, omdat
het hier veeal geldt een verwaarloosd onderhoud.
Er is eigenlijk moeilijk een grens te trekken. Het is
bijv. mogelijk, dat een waterschap den tocht wil ver-
breeden, en daarmede dien eens goed in orde wil
brengen. In dat geval kan wel subsidie worden ver
leend. De commissie kan daaromtrent adviseeren.
De heer De Boer (Zuidscharwoude) wilde weten of
de loonen uniform waren of geregeld werden naar
de plaatselijke toestanden.
De heer Stufkens antwoordde, dat het laatste het
geval was.
De voorzitter zeide tenslotte nog, dat ook het in
genieursbureau der Vereen, kan worden ingescha
keld bij de uit te voeren werken. Dit bureau had de
zelfde rechten bij het Departement als de Ned. Hei
demaatschappij.
Moderne windbemaling.
De heer ir. E. Middelberg, onder-voorzitter van de
vereen. „De Hollandsche Molen" hield vervolgens een
korte voordracht over moderne windbemaling.
Spr. begon met te zeggen, dat hij met enkele woor
den de molenfilm „Stoere Werkers", welke vertoond
zal worden, wilde inleiden.
De vereen, is niet, zooals velen meenen, speciaal in
het leven geroepen om het landschapsschoon te be
houden, doch werd opgericht om windbemaling door
middel van den molen te bestendigen. Door het uit
schrijven van een prijsvraag werd bewezen, dat
windbemaling op den duur nog steeds economischer
is. De vereen, staat derhalve op een geheel econo
misch standpunt, De vraag is nu: is de vereeniging
geslaagd in haar streven om de windbemaling een
plaats te geven in de waterschappen? Die vraag
achtte spr. moeilijk te beantwoorden, omdat er ver
houdingen zijn ontstaan, welke noodig maken, dat
men zich steeds opnieuw moet orienteeren. Immers,
de mechanische bemaling heeft haar rechten ver
kregen en ook de rechtvaardiging van die rechten
De tijdsomstandigheden evenwel doen de vraag
rijzen, of de oude methode van bemaling kan worden
gehandhaafd? Zeker wijzen de teekenen er op, dat de
windbemaling juist door de moeilijke tijden, welke
wij doorleven, weer een redelijke kans krijgt. Spr.
wees in dit verband op Rusland en Duitschland,
waar men er naar streeft de windkracht ten volle
te benutten.
Het karakteristieke van de windkracht is, dat die
kracht overal verkrijgbaar is en dus overal gedistri
bueerd kan worden.
Het groote vraagstuk is evenwel, hoe is het over
tollige aan windkracht te bewaren voor tijden wan
neer er geen wind is? Dit is nog steeds niet moge
lijk gebleken. In onze polders is echter een accumu
latie mogelijk; het is niet noodig als het nu gaat re
genen, die kracht dadelijk in werking te stellen.
Als spr. een vergelijking ging maken tusschen de
kosten van windbemaling en electrische bemaling,
zeide spr. dat veelal de omstandigheden zoo verschil
lend waren, dat een vergelijking feitelijk niet te ma
ken was.
Sprekende over de thans goedkoope Dieselolie, zei
de de heer Middelberg, dat de voorraad van deze
olie zeer gering was en binnenkort zal zijn opgeslokt.
Mogelijk is, dat nu de kosten geringer zijn met Die
selbemaling, doch men moet toch wel zeer voorzich
tig zijn, deze bemaling in te voeren, omdat zij over
niet al te langen tijd zeker afgedaan zal hebben. Bij
windbemaling behoeft men nimmer bang te zijn, dat
de kosten te hoog worden, temeer ook omdat de tech
niek erin is geslaagd, deze bemaling ten volle uit te
buiten.
De wind biedt zich overal kosteloos aan om ons te
helpen; de windkracht is los van alle factoren van
prijsstijging en prijsdaling. Moge hij U allen helpen
verlossen uit den benauwenden greep, waarin ge
thans gevangen zijt. (Applaus).
De voorzitter dankte den heer Middelberg harte
lijk voor zijn interessante uiteenzetting.
Tenslotte werd door den heer J. Roosdorp uit De
venter een prachtige film vertoond: „Stoere Werkers"
welke zeer veel belangstelling genoot en met groote
aandacht werd gevolgd.
Daarna sluiting op de gebruikelijke wijze.
Strafzitting van 17 Juni 1935.
Hei 1 ooS chagen.
DE REIZIGER, DIE NIET O. KEE, WAS.
Op 1 April stond terecht de 49-jarige voormalige
reiziger der firma Rotgans te Schagen, Joh. v. d. S.,
welke heer in die qualiteit zich al heel zeer weinig
verdienstelijk had gedragen en bij inning van gelden
ten dienste der firma diverse verduisteringen had ge-.
pleegd.. Als toen werd gelast een reclassecringsrap-
port en deed de heer Wiggers alsnu verslag van het
door hem ingestelde onderzoek. Het bleek dan, dat
de candidaat reclassant zich uitstekend had gedra
gen en zich had doen kennen als een uitnemend
reiziger.
Maar er waren nog al heel wat schulden, die hem
zullen handicappen bij zijn poging om zich op te rich
ten en de Officier merkte op, dat hij alleen reke
ning heeft le houden met de dagvaarding, waarop de
heer Wiggers reposteerde, dat de ambtenaar der re-
classeering dienaangaande weer op een ander, meer
algemeen standpunt staat. De patroon J. Rotgans
verklaarde nog, dat verdachte is een uitstekende ver-
kooper, met wien hij nog wel weer in zee wil gaan.
De Officier requireerde 6 maanden gev. voorw.
met 3 proefjaren. De stok^ achter de deur mag ook
niet te dun zijn.
Vonnis dan ook conform dezen eisch.
Urk.
ONWAARDIGE 1 MEIVIERING.
De inwoner van het eiland der gelukzaligen, Urk,
Klaas H., zette de overigens niet bijzonder milde
Mei niet bijzonder behoorlijk in, door zijn eilandge-
noot, Jan Kramer, eerst wat te tarten met een mis
lukt experiment betreffende de verdedigingscapaci
teit van zijn hond, onthaalde hem daarop op een mep
tegen zijn kin en wierp hem daarop een pikhouweel
tegen zijn arm, wat de getroffene nogal wat pijn ver
oorzaakte. Wegens deze malle opschepperij, die ten-
eenenmale het karakter van een lolletje miste, werd
Klaasje veroordeeld tot f20 boete of 10 dagen.
A 1 kmaarEgmond a. Zee.
EEN ONVOORZICHTIGE BRANDSTOFFEN-
HANDELAAR.
Zoowel met de hand als met de pen, maar ook
moet men met den mond de voorzichtigheid betrach
ten, zooals de brandsloffenhandelaar Jan St. uit Alk
maar heden ondervond. Hij had zijn collega KI. de
Gr. te Egmond aan Zee aldaar beleedigd, door tegen
diens knecht Piet Schol in de Julianastraat luide uit
te balken: Wat is jou baas van plan, de schooier!
Ter zake dit feit stond de heer Jan St. terecht en
werd hem opgelegd f7 boete of 7 dagen.
Alkmaar.
AGENT KAPTEIJN IN MOEILIJKHEDEN.
De Alkmaarsche agent H. Kapteijn had op 29 April
zekeren heer Jan de V., die geen vijand is van een
stevig slokkie, te grazen wegens overtreding van ar
tikel 453 We tb. v. Strafrecht en ondervond toen, niet
alleen verzet van den arrestant, doch ook van diens
vriend Sije Tj„ die Jan met alle geweld wilde ont
zetten. De agent wachtte wijzelijk tot assistentie
aanrukte en men het opgewonden vriendenpaar ter
plaatse waar zij behoorden deponeerden.
Zoowel Sije als Jan de V. werden thans broeder
lijk door Officier en Politierechter onderhanden ge
nomen, met het begrijpelijk gevolg, dat Sije werd ver
oordeeld tot 1 maand en Jan, die lang niet prima
staat genoteerd, tot niet minder dan 2 maanden.
K o e d ij k.
EEN JUFFROUW MET EEN LANGE TONG.
De 25-iarige gehuwde mej. Aaltje de Vr., geboren
Z., wonende te Koedijk, beleedigde op 25 April haar
aorpsgenoote mej. W. Slot-de Vries, gevoelig door
haar als een „lel" te qualificeeren. De kinderen, die
nog al eens 'n casus belli en oorzaak van een con
flict zijn, waren ook aan deze Koedijker scene niet
vreemd. Mej. Aaltje, thans terecht staande, wegens
eenv. bcleediging, werd gecorrigeerd met f7 boete
of 7 dagen, voor 'n werkverschaffings Koedijker nog
al hoog.
Helder.
EEN LID VAN DE VRIJW. VERKEERSPOLITIE
ZELF IN DE PENARIE.
De grossier Hendr. Willem J. v. d. H. uit de Kei
zerstraat te Den Helder, die bereids voor het kan
tongerecht te Alkmaar, ter zake het rijden met een
luxe auto. waarvan slechts 1 koplamp voldoende
licht gaf, terecht stond, had zich nu ook nog voor
den Pol. Rechter te verantwoorden, omdat hij aan
het hem door den gcm. veldwachter v. d. Heijden
gegeven stopsein geen gevolg had gegeven.
Verdachte had. zelf nog 'n getuige a décharge mee
gebracht. Verklaarde voorts, dat hij zelf lid is van
de vrijwillige verkeerspolitie en hij het stopsein,
opheffen van de hand en het zwaaien van een bran
dende zaklantaarn beslist niet had opgemerkt. Het
ontbreken van voldoende licht was veroorzaakt door
kortsluiting, die verdachte naar zijn meening vol
doende had gerepareerd. Een rijksveldwachter, die
hem onder Schoorldam reeds aanhield, had vergun
ning gegeven door te rijden. De Officier was van
meening dat verdachte, al was hij dan lid der V.V.P.,
nu toch zelf in gebreke was gebleven en requireerde
f30 boete of 15 dagen. Vonnis conform.
Helder.
EEN TELEFOONTOESTEL VAN HET RIJK
BESCHADIGD.
De heer Willem Otto Pr., ingezetene van den Hel
der, had op 8 April aldaar 'n telefoontoestel van het
Rijk met geweld afgerukt. Deze vernieling vormde
een onderdeel van een andere niet vervolgde zaak.
Verdachte was niet verschenen en werd bij verstek
veroordeeld tot f10 of 10 dagen, waarmede deza
kwestie wel van de baan zal zijn.
Z. en N. Schermer.
EEN NOORD- EN ZUID-SCHERMER IN WOEDE
ONTSTOKEN.
Een 36-jarige visscher, genaamd Joh. Schot, wo
nend Drie Huizen, te Z. en N. Schermer, was ten
laste gelegd, dat hij aldaar den heer H. Kromhout, -
'n 33-jarige opzichter der werkverschaffing, tevens
secretarie-ambtenaar, op 26 April 'n stevige op-
lawaaier tegen zijn gelaat had toegediend en stond hij
thans des wege terecht. De verdachte had getracht
zijn positie te versterken, door 'n paar minderjarige
knapen, 'n bakkers- en tuindersknecht als getuige
a décharge mee te brengen. De geheele bakkelei-
partij was trouwens aangekomen door die jongens,
die volgens het verslag van den opzichter hem had
den geplaagd en toen door hem waren afgestraft.
Daarna was de visscher tusschen beide gekomen en
had hij den opzichter een bloedende wond hij het lin
keroog toegebracht. Volgens den verdachte zou hij
van den opzichter en diens broeder op z'n „donder"
hebben gehad, toen hij de jongens wilde ontzetten.
De politierechter gaf hem toen te verstaan, derge
lijke onvoegzame taal in de rechtzaal niet te dulden.
Daarop beweerde de verdachte dat Kromhout stond
te liegen, wat de connectie ook al weer niet beter
maakte. Na optreden van de jonge lieden, nog te
jong om onder eede gehoord te worden, requireerde
de Officier f15 boete of 10 dagen, waarop totaal mis
lukt oratio pro domo van Jan Sch. en tot slot ver
oordeeling tot 20 gulden boete of 10 dagen.
SC,N°RUWE ZIJPENAAR OF SCHOPPENBOER
TROEF!
De 29-jarige arbeider Leendert D. te St. Maartens
brug verscheen voor den rechter, omdat bij op
Katrijp, gem. Schoorl, na een ontstaan conflict we
gens het niet den voorrang geven bij het overzetten
met een bootje, den arbeider Hessel Kuipers met
een schop een slag op den rug toegebracht. Reeds
vroeger had Leendert ruzie gehad met Hessel en was
hij bij een vorig samentreffen aan zijn kaak ge
wond. Beide combattanten zijn werkzaam bij het
Staatsboschbeheer. De reeds bejaarde Hessel Kui
pers reclameerde de schadevergoeding f25, die de
rijksverzekeringsbank hem niet wilde geven. De of
ficier nam het gebeurde nogal ernstig op en requi-i
reerde f25 boete of 10 dagen. Vonnis conform eisch.
Voorts toekenning aan Hessel K. f10 schadevergoe
ding voor het geleden leed, terwijl de schop werd te
ruggegeven.
Helder.
RUITENTIKKER EN STOELBREKER,
De niet verschenen heer Gijsbracht Sp. te Helder
had zich op 18 April aangenaam bezig gehouden met
in het door J. Veenstra gehuurde logement een glas
ruit en 'n stoel te vernielen. Gezegde heer Sp. ver
keerde in kennelijken staat en was de deur uitge-
kegeld. Als contra prestatie verrichtte hij bovenge
melde vernielingen. Eisch en vonnis f15 boete of 10
dagen.
W o g n u m.
ZOO IETS KWAM NIET TE PAS.
Een jongmensch, vermoedelijk oorspronkelijk fi
Hongaar, gelet op zijn naam Frent W„ wonende
Wognum, had de rijksveldwachter de Vries een klap
tegen het hoofd toegebracht. Verdachte was niet
verschenen en evenmin de mishandelde verbalisant,
Eisch en vonnis f20 boete of 10 dagen.
Enkhuizen.
DAT „NAM" KOORN NIET.
De Enkhuizer veldwachter J. Koorn werd op 3
Mei door den 55-jarigen heer Jurriaan de W. in de
Torenstraat aldaar gequalificeerd als 'n „kwajon
gen", wat den ambtenaar niet aangenaam stemde
en hem aanleiding gaf proces-verhaal op te maken.
Het betrof hier een kwestie met een verongelijkt
vader, die zijn telg onbillijk behandeld achtte.
Vonnis f12 boete of 10 dagen.
Alk pi a a r.
WEER 'N AMBTENAARSBELEEDIGING.
Een Zijper bloemist, met name Loek J., die zich
niet kon vereenigen met het feit, dat een beschonken
vriend door agent Webster en collega in het celletje
werd gedeponeerd, had den agent Webster in den
gang van het bureau ondefinieerbaar beleedigd, voor
welk feit hij nu werd veroordeeld tot f25 boete of
10 dagen. Veroordeelde kwam reeds eenige malen
met de justitie in aanraking.
MÜk. door «r ETHEL M. DELL
„Het zal een zwaar werkje wezen," zei hij. „De
rivier staat heel hoog en morgen zal het wel wéér
regenen."
„Daarvan zal ik niet smelten," lachte ze opge
wekt. „Kom binnen." Hij volgde haar naar binnen
en ze liet hem in de hall achter, terwiil ze zich
haastig even opknapte en voor de thee zorgde.
„Er was vandaag iets heel belangrijks aan de
hand," merkte ze glimlachend op toen ze terug
kwam. „Heel Barnesford was op de been. Raad
eens wie er trouwde."
„Ik weet hot heusch niet. Ik ben zoo lang weg
geweest", zei hij als verontschuldigend.
.'.Phil Croy en de dochter van den ouden Sayer,"
lachte Joan. „De bruid droeg wit satijn, en de vier
bruidsmeisjes waren in het rose. zeegroen, blauw
en geel: alles van zware glansziide. Het haar van
den bruidegom bleek voor deze gelegenheid speci
aal gepermanent te wezen."
„Oh wat had ik het land aan dien kerel." mom
pelde Beresford. „En nu zou ik heusch niet eens
den weg oversteken om hem te vermijden."
„Och. hij is van zeker nut geweest," zei Joan goe-
dertierend. „We hebben allen sinds dien tiid heel
wat geleerdCrov zelf ook."
„In elk geval is hii nu in ziin eigen stand ge
trouwd. Laten we hopen dat hii gelukkig mag wor
den," zei Beresford.
„En andere menschen ook," zei Joan glim
lachend.
„Ik zal vooreerst niet trouwen." zei hii blozend.
„Ik ontving bericht van Sally. Ik kwam hierheen
om het ie te vertellen. Ze heeft me afgeschreven."
Joan hoorde hem zonder eenige verbazing aan.
„Ik dacht het wel. Het soiit me heel erg voor iou."
zei ze.
Beresford dronk zwijgend een kopje thee. Nu hij
Joan van het bewuste feit op de hoogte had gesteld,
leek het heim toe alsof hij zich ineens wat prettiger
voelde. „Ik zie alles nu duidelijk in. Het was miin
verdiende loon dat ik haar kwijt raakte."
Joan staarde in het haardvuur. .Misschien heb
ik het mis." zei ze zacht, „maar ik voor mii geloof
niet dat het bij een vanbeiden zeer diep ging."
„Jij hebt het volste recht alles te zeggen wat ie
wilt. En zonder twijfel zie ie het juist in. In het
begin was ik er geheel door van streek, maar nu
raak ik er geleidelijk overheen. Het was een pret
tige herinnering... aan iets wat had kunnen ziin."
Joan keek hem aan: er lag een wonderbaarlijke
glans in haar mooie oogen. „Je bent erg dapper,"
zei ze heesch. ..Ik had nooit gedacht dat ie het op
die manier zoudt opnemen."
Hii lachte om een zekere verlegenheid te verber
gen. Joan prees zoo zelden iemand en daarom was
haar lof hem dubbel welkom. „Ik hoop dat het
leven me intusschen iets eeleerd heeft," zei hii. „In
elk geval zal ik een dergelijke vergissing niet meer
begaan."
„Het zou me niets verbazen." zei Joan ineens,
als je een volgende keer gelukkiger was."
HOOFDSTUK XIX.
Beresford's vader.
's Morgens had de nevel plaats gemaakt voor
vegen en er kwam een grimmige uitdrukking in
Beresford's oogen terwiil hii naar builen keek. Zou
er dan nooit meer een stralende zonneschijn door
breken?
„Ze kunnen vandaag onmogelijk lucht te pakken
krijgen." zei hij plotseling.
„Wat komt dat er op aan: u moogt toch niet
jagen." zei Newraan.
„Dat weet ik wel. doch Joan trekt er op uit. De
weg zal vrijwel onberijdbaar wezen. Ik hoop maar
dat haar niets overkomt."
„Daarvoor hoeft u niet bang te wezen. Ze rijdt
uitmuntend en kent elk laantje van het bosch."
Hoewel Beresford er niet met Newman over ge
sproken had. scheen de laatste toch te begrijpen
dat zijn jonge meester een brief van Sally had ge
kregen. Mogelijk^ had hii dien op den bewusten
morgen op het tafeltje in de hall zien liggen.
Hij had een programma voor dien dag opge
maakt en hoopte dat Beresford daarmede accoord
ging. Om te beginnen had hii de noodige boomen
gemerkt die geveld moesten worden. Verder dienden
de noodige reparaties aan het huis van den bosch
wachter plaats te vinden. Niets mocht gebeuren
zonder dat Beresford zelf alles had gezien, oor-*
deelde hij. Wilde mijnheer dus meegaan, zoodat er
met het werk begonnen kon worden?
Beresford vond het best. Het was weliswaar af
schuwelijk, somber weer. doch een wandeling met
Newman zou hem goed doen. Hij had slecht ge
slapen en had behoefte aan frissche lucht.
Toen ze midden in het bosch waren, drone het
geluid van een jachthoorn tot hen door.
„Ze ziin nu bij Barnes," zei Beresford. ..Hoor de
honden eens te keer gaan."
Geleidelijk stierven die geluiden weg. „Er zal van
daag bitter weinig geiaagd kunnen worden," merkte
Newman op.
„Ik hoop weer gauw mee te kunnen doen," gaf
Beresford te kennen.
„Niet overhaasten, mijnheer. Er Is nog genoeg tijd
over," oordeelde Newman.
Tegen een uur of twee knapte het weer iets op.
en ze besloten nog verder door te gaan. Ze zagen
heel wat fazanten in de bosschen.
„Had ik maar een geweer bii me" mompelde
Beresford. „Ik ben gelukkiger al veel sterker, en ik
zal binnenkort weer mee kunnen riiden. Je hebt me
uitmuntend verzorgd. Newman. en ik zal nooit ver
geten wat je voor me deedt. Ik geloof dat het beter
is als we nu maar naar huis gaan."
Het was opnieuw gaan regenen voordat ze het
huis bereikten, en het zou al vroeg donker wezen.
„Ik voel iets voor een warm had en een stukie
eten," verklaarde Beresford, toen hii de hall betrad.
„Hallo, wie is dat? Hebben we bezoek gekregen?"
Zijn oog viel op een vreemden hoed aan den kap
stok. In de bibliotheek zat notaris Morton te wach
ten. die dadelijk bii ziin binnenkomst opstond. Hii
stak zijn hand uit om Beresford te begroeten, doch
bleef eensklaps als aan den grond genageld staan.
Hii staarde naar iemand die achter Beresford aan
kwam.
„Deze heer is een vriend van mii, mijnheer New
man," verklaarde hij. „Newman. dit is notaris Mor
ton. Het spijt me ontzettend dat u me niet thuis
trof. doch ik had er niet het flauwste vermoeden
van dat u vandaag zoudt komen."
„Ik schreef u," antwoordde Morton, terwiil hii nog
steeds naar Newman keek. .Misschien kwam mijn
brief niet terecht."
„Oh, ia, uw epistel kwam gisteren, doch Ik' denk
dat ik den brief niet aandachtig gelezen heb. Neemt
u het me alsjeblieft niet kwalijk," verontschuldigde
hii zich weer.
„Oh, het is van geenerlei belang. Ik kan nog een;
uur bliiven."
Zijn oogen hadden Newman geen seconde losgela
ten, die onbewegelijk midden in de kamer stond.
„Wat is er aan de hand?" vroeg Beresford. zicli
met een ruk omwendend
Newman antwoordde niet, maar er lag een grim
mige trek om zijn lippen. Op dat oogenblik was zijn
gelaat zoo bleek dat hii aan een doode deed denken.
Een onverklaarbaar gevoel van angst leek Beres
ford de keel dicht te snoeren. Hii keerde zich tot
den notaris. „Mijnheer Morton, wat is er aan de
hand?"
„Ik weet het niet," zei de ander aarzelend. „IK
hoop van niets. Uik veronderstel dat u de
ware naam van dezenvriend van u bekend ls?"
„Nee," zei Newman kortaf. „Dien kent hii niet."
Er lag volstrekt geen uitdagende klank in zijn
stem terwiil hii dit antwoord gaf. Het was het
kalme constateeren van een feit. Niettemin begreep
Beresford ineens.
Hij draaide zich woest om. alsof iemand Hem
aangeschoten had en drukte ziin hand tegen het
voorhoofd. Doch onmiddellijk daarop beheerschte
hij zich. „Natuurlijk weet ik het." zei hii uit de
hoogte. „En wat komt dit er od aan? Heeft iemand
nnders er iets mede te maken?
Bii de laatste woorden had hii ziin arm om de
•chouders van den ouderen man heengeslagen, alsof
hii de geheele wereld tartte. Hij trilde van het hoofd
tot de voeten, ziin oogen schoten vlammen en zijn
«reziiitt zag doodsbleek.
(Wordt vervolgd.)1