Geestelijk J^even
Naar aanleiding van de bekeering
van Ml H. P+ Marchant
KIJKEI) is KO0PEn bij CL0ECK
«iraiiiraiiim
DE V RIES
Uw FILMS
20 PAGINA'S.
Postrekening
No. 23330
MMMmmmmSMSMMm
Fotoyr. Atolier en Fotohandel Arpad Moldovan, N. Niedorp
Dit blad verschijnt dagelijks, behalve Vrijdags. Bij Inzending tot
*s morgens 8 uur, worden Advertentiën nog zooveel mogelijk in het
eerstuitkomend nummer geplaatst.
Uitgave der N.V. v.h. P. Trapman Co., Schagen.
78&te Jaargang. No. 9747
Zaterdag 22 Juni 1935.
Prijs per 3 maanden f 1.80. Losse nummers 6 cent. ADVERTEN-
TlëN van 1 tot 5 regels f0.85, iedere regel meer 15 cent 0>ewijsno.
Inbegrepen. Groote letters worden naar plaatsruimte berekend
- door Astor.
DE oud-minister van onderwijs is overgegaan
tot de roomsche kerk!
Dit was het sensationeele bericht, dat een
korten tijd geleden, in heel Nederland een zekere be
roering wekte en op allerlei wijzen wérd beoordeeld.
Een aanwinst voor de roomsche kerk. Begrijpelijk
Is dan ook dat de Warmondsche roomsche professor
J. P. Verhaar in het tijdschrift „Het Schild" kon
schrijven:
„Minister Marchant heeft èn door zijn positie
èn door zijn groote gaven èn door zijn gepro
nonceerd karakter jarenlang een zeer voorna
me rol gespeeld in het openbare leven van Ne
derland. Men heeft hem altijd gewaardeerd
ook in 't kamp zijner tegenstanders als een
eerlijk en moedig man, die er niet voor terug
deinsde om zijn meening openhartig te zeggen,
zonder te transigeeren tegenover mede- en te
genstanders, waarbij strijdlustigheid en strijd
vaardigheid hem geenszins vreemd waren. Zijn
overgang naar het katholicisme is een spreken
de daad van dien moed en eerlijkheid. Dat een
man op dezen leeftijd (mr. Marchant is gebo
ren op 12 Febr. 1869), overladen met veelvuldige
werkzaamheden,, dragend een zware verant
woordelijkheid in het landsbestuur, er niet
voor teruggedeinsd is, om door ernstige stu
die de kaftiollelïe.levensbeschouwing nader te
onderzoeken en de consequenties ervan te dur
ven aanvaarden, getuigt van een nobel en sterk
karakter. Juist door zijn eerlijke en moedige
daad is deze overgang van groote beteekenis,
ook voor vele anderen, die nog aarzelen of die
de stem van hun geweten tot zwijgen trachten
te brengen De daad van minister Mar
chant is een persoonlijke daad en wij hebben
geenszins het recht dit intieme zieleproces open
te leggen voor anderen. Met eerbied doen wij
het zwijgen ertoe. Maar wel weten wij, dat deze
daad voor velen van vèr-strekkende beteekenis
zal zijn. Zoovelen zijn heden ten dage de poort
der kerk zeer dicht genaderd. Menschelijk op
zicht, externe juridische begrippen, in den
Joodschen Raad schuldig bevonden invloeden,
gebrek aan moed houden velen nog tegen om
binnen te treden. Hun zal deze moedige daad
van mr. Marchant niet zonder meer voorbij
gaan. De goddelijke Meester staat aan de deur
en klopt en wacht, tot wordt open ge
daan. Wij, geboren kinderen in het Vaderhuis,
dragen den plicht de binnentredenden met lief
de en gebed te ontvangen en de wachtenden
door ons gebed en voorbeeld naar binnen te
dringen. In den naam van de Heer Jesus, met
vreugde en offerzin!"
Ik heb deze uitvoerige aanhaling opzettelijk ge
daan. Zij geeft uiting aan de blijdschap zeer he-
grijpelijk! die er in leidende roomsche kringen
heerscht over het toetreden tot hun kerk van een
man, die algemeen hekend is in ons land. Maar zij
duidt tevens en prof. Verhaar zal er ongetwijfeld
zijn redenen voor hebben op het feit dat meerde
ren er in onzen tijd over denken om tot de roomsch-
katholieke kerk over te gaan. Ik zou over de ge
ruchtmakende bekeering van mr. Marchant niet ge
schreven hebben, wanneer ik daarvoor geen bijzon
dere redenen had. Deze redenen zijn van tweeërlei
aard.
In de eerste plaats, omdat ik er In zie een zeer be
langrijk verschijnsel, waardoor onze tijd gekenmerkt
wordt. In de tweede plaats omdat ik in de brochure,
welke mr. Marchant heeft uitgegeven „Tot Verweer",
een paar dingen heb gelezen, welke ik juist om
dat zij algemeene beteekenis hebben niet onbe
sproken kan laten.
Wat het eerste betreft, wil ik het volgende opmer
ken: Onze tijd brengt duizenden tot wanhoop. De
toestand waarin zij verkeeren, de stoffelijke ellende,
waartoe zij gedoemd worden werkt zeer sterk in op
hun geesttlijk leven. Zij worden gedwongen tot het
stellen van vele vragen, waaraan zij vroeger niet
dachten. Zij worden innerlijk onrustig. Zij voelen den
grond onder zich wegzinken. Pijnlijke problemen
dringen zich aan hen op. Waarom is alles zoo? Waar
toe al dat lijden? Is de mensch dan geboren om te
midden van de rijke natuur, van den grooten over
vloed in gebrek.te leven? En waarom al dat andere
leed, dat hem treft? Welke macht doemt den mensch
tot dit alles? Is er een God, die regeert en die in
het hiernamaals zijn getrouwe kinderen zal beloon en
met eeuwig geluk? Kunnen wij vertrouwen op de
rede, waar wij de redeloosheid overal om ons heen
zien?
En er groeit óp in de zielen van die duizenden een
onweerstaanbaar verlangen naar rust, naar innerlijk
evenwicht, naar verlost worden van die ondragelijke
kwelling. En is het niet een altijd weer bevestigde
waarheid, dat de mensch zoo graag gelóóft wat hij
hoopt? Wanneer die- innerlijk verontruste mensch
dan in aanraking komt met een kerk, die zonder
een zweem van aarzeling durft te zeggen, dat zij van
goddelijken oorsprong is, dat zij de waarheid heeft,
dat zij beschikt over genademiddelen, dat zij den weg
naar de hemelsche zaligheid wijst dan is 't ver
klaarbaar, dat de rustzoekende er toe komt om zich
zelf op te dringen, dat hij aan alle kritiek het zwij
gen moet opleggen, dat hij zich moet neerleggen bij
wat hem wordt tot een zalige troost en gelooven wat
anderen hem als hoogste waarheid leeren. Er is bij
velen een geestelijke moeheid welnu, de kerk
geeft rust. Er is bij velen innerlijke onrust en twijfel
en verscheurdheid zij zijn geneigd om te luisteren
naar een sterk geloofsgetuigenis, dat komt met po
sitieve zekerheden.
Daarom kan ik den overgang van mr. Marchant
tot het roomsch-katholicisme verklaren, evenals ik
begrijpen kan dat mr. Duijs, de bekende sociaal-demo
craat, zich heeft aangesloten bij de Oxford-beweging.
Volkomen in overeenstemming hiermede is, dat
zeer velen zich aangetrokken gevoelen tot het een
of andere zeer positieve geloof. Ze hebben dan een
„houvast" dat ons van ons korte bestaan hier op
aar(}e moet brengen in de ééuwigheid, om het uit te
drukken in dé "taal va«i Mr. Marchant.
En zoo leeft, waar de mensch zich machteloos en
hulpeloos voelt in deze ondergaande cultuur, waac,
hij eigen inzicht en eigen rede wantrouwen gaat,
gaandeweg sterker weer óp de neiging om het zwaar
tepunt van het leven te verleggen in het hiernamaals.
Men moge dit betreuren, we hebben het niettemin te
aanvaarden als een psychologisch-verklaarbaar ver
schijnsel.
Ik kom nu tot het tweede punt, wat eigenlijk den
doorslag heeft gegeven tot het besluit om iets te
schrijven naar aanleiding van de bekeering van on
zen ex-minister van onderwijs.
Ik heb met aandacht zijn brochure „Tot Verweer"
gelezen, in het bijzonder verlangend om de motieven
voor zijn overgang naar de R.-K. kerk te leeren ken
nen.
Want mr. Marchant is geen vreemde voor mij. Als
student kwam ik meermalen met hem in aanraking
en zoodoende weet ik dat 't een scherpzinnig, gevat
en niet van zin voor humor verstoken man is. Ik
herinner mij nog altijd zeer levendig een halven
nacht (in het jaar 1890) dien ik in het gezelschap
van hem en nog twee andere studenten in levendige
discussie over allerlei zedelijke en sociale vragen op
een kamer aan den Zoeterwoudschen Singel in Lei
den heb doorgebracht. Toen had ik, na afloop van
de gesprekken, den indruk dat hij een scherp en lo
gisch denkend mensch was. Die indruk is niet ver
flauwd, toen ik hem in zijn politieken loopbaan ben
blijven volgen.
Is het dan te verwonderen dat ik met eenige
spanning zijn brochure ben gaan lezen?
Welnu zij heeft mij teleur gesteld. Tot tweemaal
toe heb ik een dikke roode streep gezet op bladzijde
29 met de gedachte: maar Marchant, hoe is 't mo
gelijk dat gij zóó iets kunt beweren!
Marchant schrijft:
geleidelijk kwam ik tot de overtuiging,
dat men staande voor de Evangeliën, gesteld
is voor de keuze: gij gelooft er in als het Woord
Gods of gij gelooft 't niet. Men kan niet tege
lijk wèl geloven en niet geloven".
Deze uitspraak, welke wij vaak kunnen hooren
Men zoekt naar middelen om te bezuinigen.
Neem Centrale Verwarming
en U heeft MEER comfort voor
MINDER geld.
4* TTECHN. BUR.
ALKMAAR. Tel. 2197-3897
„Honderden referenties".
vari eenvoudige bijbelgeloovigen is, dunkt mij, een
scherpzinnig, denkend mensch onwaardig.
Ik heb de evangeliën ook gelezen, méér dan eens.
Ik Jieb daarin veel moois gevonden, dat nog altijd
van groote beteekenis is, maar tegelijkertijd heb ik
daarin veel aangetroffen wat ik als redelijk mensch
niet kan aanvaarden. Het is mij onmogelijk bij het
lezen der evangeliën (en van den bijbel in zijn ge
heel, die nu door den roomschen Marchant als ab
solute waarheid, als Gods woord moet worden ge
loofd) mijn rede uit te schakelen. Ik weet maar al
te goed hoe de bijbel is ontstaan. En zou dan voor
Marchant de geschiedenis van het ontstaan en de
verzameling der boeken van het Oude en Nieuwe
Testament een totaal onbekende wetenschap zijn? Ik
kan dat niet aannemen, vooral niet omdat ik weet dat
hij een zoon is van een vader, die op gevorderden
leeftijd nog de colleges volgde van den beroemden
professor Kuenen.
Hij moet en hij kan weten, dat het Oude en Nieu
we Testament beide een bloemlezing zijn uit de
joodsche en oud-christelijke literatuur, bijeengegaard
door de rabbijnen en door de kerk. Een verzameling
geschriften, uit vele andere gekozen, door menschen
derhalve.
En al die geschriften zijn ook het werk van men
schen, die al mogen zij zéér hoog hebben gestaan
en bijzonder vroom zijn geweest, toch feilbare men
schen waren en als kinderen van hun tijd stonden
onder den invloed van de heerschende levensopvat
ting en wereldbeschouwing, die niet kónden weten
van wat de naar waarheid zoekende wetenschap >ns
sedert hun tijd heeft geleerd.
En moeten dan wij menschen van thans, dan maar
als Gods woord d.i. als onfeilbare waarheid aanna
men wat de menschen van toen hebben geschreven?
Mij dunkt dat de eenige juiste houding, welke wij
tegenover de evangeliën (en den ganschen bijbel)
mogen aannemen deze is: wij hebben ze te beschou
wen als merkwaardige documenten uit het verleden,
waarin ernstig zoekenden hun meening hebben uit
gesproken, waarin zij hebben getuigd van hun diepste
gevoelens en hun heiligste verlangens en waarin wij
dus zeer veel vinden wat weerklank vindt in onze
zielen en waarvan wij de blijvende waarde en waar
heid erkennen, maar die daarom in hun geheel door
ons niet kunnen worden geaccepteerd?
Daarom lijkt mij ten opzichte van den bijbel de uit
drukking „men kan niet tegelijk wèl gelooven en
niet gelooven", volkomen ongerijmd.
Men kan gelooven in alles wat men in den bijbel
geschreven vindt en waarvan men de waarheid inner
lijk gevoelt èn men kan tegelijkertijd verwerpen, wat
tegen 't redelijk denken indruischt en waartegen het
in den loop der tijd zich ontwikkelend zedelijk besef
protesteert.
Zoo sta ik b.v. ook tegenover den Koran, het heilige
boek der Mohamedanen. Daarin heb ik veel gele
zen, wat ik kan beamen, maar daarom is de geheele
Koran nog geen waarheid voor mij, zooals hij dat is
voor den geloovigen volgeling van Mohamed.
Mijn tweede groote bezwaar is gericht tegen de mo
tiveering van het geloof in wonderen, welke Mar
chant in zijn brochure geeft.
Hij verdedigt n.1. zijn geloof in de wonderen van
Christus door te wijzen op het feit dat men dagelijks
vakkundig ontwikkelen, afdrukken en vergrooten.
Ons speciaal werk is een waarborg voor de beste
resultaten. Vlug en goedkoop. Vei*zending dagelijks.
Alle merkartikelen, films, papieren, camera's enz.,
in voorraad.
leeft te midden van ontelbare wonderen, die in den
grond niet te verklaren zijn.
Dit is de gewone manier, waarop velen het geloof in
het wonder verdedigen en waardoor menigeen
zich laat vangen.
Maar mocht Marchant, minister van onderwijs, die
zich zoo sterk heeft geïnteresseerd voor onze Neder-
landsche taal, van wien men mag aannemen, dat hij
de beteekenis der woorden goed kent, zich schuldig
maken aan het dooreenhaspelen van de ware betee
kenis van het woord „wonder" en het slordige ge
bruik, dat men daarvan pleegt te maken?
Hij moest toch weten, dat er onderscheid is tus-
schen raadselen, mysteriën, ondoorgrondbaarheden en
tusschen wonderen. Wij leven niet te midden van
ontelbare wonderen, maar te midden van raadselen.
Ja, eigenlijk is in den grond alles voor ons onbegrijp-
baar, d.w.z. ten laatste komen wij, over het leven
in zijn millioenen opbaringen nadenkend, steeds te
staan voor het groote mysterie van het leven zelf.
De plant groeit, cel na cel wordt gevormd, maar
hoe en waarom dat gebeurt, blijft voor ons een ge
heim. En is dit niet het geval met elk gebeuren om
ons heen? Zoo kunnen wij het bekende woord ..het
eenige dat ik weet is dat ik niets weet" begrijpen als
een vertolking van de gedachte, dat het ons onmo
gelijk is den diepsten grond van al wat is en wordt
te kennen.
Wij kunnen uit alles wat wij waarnemen conclusies
trekken, wij kunnen vaste wetten onderstellen en
spreken van zwaartekracht, van aantrekkingskracht
en afstootingskracht, maar wat dit alles is, weten
wij niet.
De rusteloos vorschende menschelijke geest dringt
steeds verder door in de geheimen der natuur en is er
reeds in geslaagd veel raadselachtigs te verklaren,
maar tegenover het raadsel, het mysterie van het
scheppende leven zelf blijft hij eerbiedig staan
zijn denken moet halt houden.
Ik ben er van overtuigd dat, hoe ook steeds meer
de kosmische wetten aan den mensch bekend zui
len worden (het zoeken houdt immers nooit op!) hij
nooit zal kunnen komen tot begrijpen van den diep
sten grond der dingen. Hij zal altijd moeten eindigen
met een woord, dat geen verklaring geeft, maar
slechts dienen moet om het onverklaarbare te benoe
men. Zoo spreekt men van God, van wereldziel, van
wereldrede, van wereldenergie. Maar dit blijven woor
den.
Wat echter verstaan wij onder een wonder?
Een wonder, en dit moest toch ook Marchant we
ten, is een gebeuren tegen de heerschende, bekende,
algemeen geldende wetten in.
Als men over deze dingen spreekt, wordt vaak de
opmerking gemaakt dat b.v. de geboorte van een
kind een wonder is. Dat is niet waar: Het is een my-