Het eerste spel
Mr. Dr. Buiskool verdedigt het
bestaansrecht van den Middenstand.
Men verklaart zich tegen inkrimping van
het aantal kermisdagen.
Geen ventverbod wenschelijk geacht.
De vergadering van de Schager Vereeniging voor
den Handoldrijvenden- en Industrieelen Midden
stand, die Vrijdagavond in Café C. Boontjes werd
gehouden, was zeer goed bezoeht en werd door den
voorzitter, den heer Tuinman, geopend met een har
telijk woord van welkom, speciaal aan de nieuwe le
den geopend. Hij sprak waardeering uit voor de bui
tengewoon goede opkomst en zag daarin een bewijs
van een groeiend medeleven met de vraagstukken
die de middenstand op dit ogoonblik beroeren.
Schagen staat op een tweesprong en spreker hoopte
dat de komende tijden een eensgezinde middenstand
zal laten zien, opdat de goede kansen, die onze ge
meente thans worden geboden, benut kunnen wor
den.
Na voorlezing der notulen, die zonder verandering
werden goedgekeurd, volgde voorlezing der ingeko
men stukken.
Van den heer Rotgans was een schrijven binnenge
komen, waarin hij wegens verandering van woon
plaats bedankt als lid en bestuurslid.
De Voorzitter sprak woorden van dank aan het
adres van den heer Rotgans, die gedurende 15 jaar
deel van het bestuur heeft uitgemaakt en zich steeds
een goed middenstander heeft getoond. Zijn helder
oordeel werd immer op hoogen prijs gesteld, terwijl
de. vereeniging herhaaldelijk van zijn groote werk
kracht profiteerde. De Voorzitter bracht den heer
Rotgans hartelijk dank en hoopte dat het hem in zijn
nieuwe woonplaats goed mag gaan.
Daarna volgde voorlezing van een schrijven van
de zustervereeniging „de Hanze", die zich er over be
klaagde, dat in de laatste vergadering van de Mid-
denstandsvereeniging door den heer Houtlosser was
gesproken over de steeds toenemende splitsing in de
organisatie van den middenstand, zonder door den
voorzitter tot de orde te zijn geroepen. Het speet het
Hanzebestuur dat haar vereeniging dit verwijt werd
gedaan.
De Voorzitter meende, dat de Hanze zich ten on
rechte beklaagde en te veel drukte over de zaak
maakte. Hij vindt het begrijpelijk dat de heer Hout-
losser als directeur der Puiglasverzekering voor zijn
zaak opkomt en legt er den nadruk op dat de ver
eeniging blijft prijsstelten op een goede verstandhou
ding met liaar zustervereeniging.
De Voorzitter deelde mede, dat de ervaring met de
zwarte lijst tot dusver goed is geweest. Van de aan
gebrachte 125 gevallen kwam pl.m. 30 terecht. De
Voorzitter wekte ieder middenstander op om van
deze instelling gebruik te maken.
Hierna gaf hij het woord aan Mr. Dr. Buiskool, die
zich bereid had verklaard in deze vergadering de
stelling te verdedigen: „De zelfstandige handeldrijven
de-middenstander kan in het economisch proces niet
worden gemist".
Spreker wees er op, dat de verdediging van deze
stelling, waarop hij mede was gepromoveerd, uit den
aard der zaak was opgebouwd op wetenschappelijke
gronden.
Hij vertrouwde evenwel toch in staat te zijn op
populaire wijze het gegeven aan deze vergadering te
kunnen voordragen.
Allereerst besprak spreker de vraag of de zelfstan
dige middenstand een nietsnutte schakel is, die maat
zoo spoedig mogelijk diende te verdwijnen.
Spreker meent dat de middenstand een eigen func
tie verricht. Natuurlijk is in theorie een samenleving
zonder zelfstandige middenstand denkbaar, maar de
vraag die wij ons dienen te stellen is of het distri
butieproces evengoed zou worden vervuld en of het
algemeen- en vooral het consumentenbelang met het
verdwijnen van den middenstand gebaat is.
Bij zijn verdere beschouwingen bepaalde de spreker
zich uitsluitend tot den handeldrijvenden midden
stand, hoewel hij wees op het nauwe verband met de
industrieele groep. Zijn inziens zou het teniet gaan
van den een, het verdwijnen van den ander tot gevolg
hebben.
Spreker schetste het ontstaan van den zelfstandigen
handelsstand. Ieder individu heeft bepaalde behoef
ten. Treden deze behoeften bij veel individuen in ge
ringe hoeveelheden op, dan ontstaat een gelijkmatige
vraag naar een bepaald artikel en is de mogelijkheid
voor het ontstaan van een zelfstandig beroep gescha
pen.
Spreker noemde als voorbeeld brood. Ieder mensch
heeft in vrij geringe hoeveelheid regelmatig brood
noodig en door combinatie van al die geringe kwan-
tums wordt het mogelijk om het zelfstandige beroep
van bakker uit te oefenen. Vandaar dat men bijna
overal bakkers vindt.
De mensch heeft ook meer ongelijkmatig optreden
de behoeften als bijv. waschmachines, stofzuigers,
radiotoestellen en dergelijken.
Ook de combinatie van verschillende dezer behoefte
eenheden kan aanleiding zijn tot het vormen van een
zelfstandig bedrijf. Het is begrijpelijk dat deze be
drijven echter minder veelvuldig zullen voorkomen
en bij zeer dure of schaars gevraagde artikelen soms
'beperkt zijn tot groote steden.Soms is zelfs een stad
niet groot genoeg om een bepaald bedrijf in stand te
kunnen houden en zijn de behoeften van een geheel
land of een district noodig om een zelfstandig midden-
standsbedrijf levenskansen te geven.
Deze theorie geldt voor elke maatschappij, hij zij
dan zoogenaamd kapitalistisch, socialistisch dan wel
communistisch.
Steeds zal men centralepunten moeten scheppen
waar de behoeftebevrediging plaats vindt en men
zal dus steeds de goederen naar d.en consument moe
ten brengen of zo althans gemakkelijk voor hem ver
krijgbaar doen stellen.
Spreker toonde aan, dat ook in de z.g.n. socialis
tische maatschappij toewijzing volgens arbeidspresta
tie zou plaats vinden, waardoor toch weer op den
duur kapitaal zou worden gevormd.
Al die theorieën zijn mogelijk, doch de vraag die
wij ons hebben te stellen is of zij een goede plaats
vervanging zouden zijn voor den zelfstandigen han
delsman.
De maatschappelijke orde kan worden gebaseerd:
le. op de economische zelfstandigheid van elk in
dividu;
2e. op de overheid zelf. Voor den zelfstandigen mid
denstander is dan geen plaats meer.
Juist het onoverzichtelijke van de economische
krachten heeft ons tegenwoordig productie- en distri
butiestelsel doen ontstaan en spreker achtte daarom
distributie door de gemeenschap absoluut onmogelijk.
Geen centrale leiding zal al de veranderingen die
steeds weer door uitvindingen en verbeteringen op
treden, kunnen voorzien. Ook heeft men wel eens
hoog opgegeven van de mogelijkheid om door midde1
van de coöperaties den middenstand uit te schakelen
Het was spreker uit de literatuur gebleken, dat al die
coöperaties op den duur op mislukken waren uitge-
Ioopen. Indien werkelijk de coöperaties als eenig
distributieapparaat mogelijk waren, dan was de mid
denstand reeds lang overvleugeld.
Spreker toonde aan, dat juist de maatschappelijke
ordening in den gildetijd het ontstaan van het vrijs
bedrijf in de hand had gewerkt. In een zeer inte-
resant betoog bewees hij, dat ordening de mo
gelijkheid tot concurreeren vernietigt, waardoor ka
pitaal-belegging op andere, no gvrije gebieden plaats
vindt, hetgeen verarming van de „geordende" gebie
den tengevolge heeft.
Spreker wees er vervolgens op, dat de samenvoe
ging in betrekkelijk klein bestek van een groote groep
consumptieeenheden ook tot uitschakeling van den
zelfstandigen middenstand kan leiden. Als voorbeeld
noemde hij b.v. een groot ziekenhuis, waar een eigen
bakkerij loonend wordt. Ook b.v. de expeditie in een
warenhuis of groote fabriek, waar een eigen bestel
dienst den middenstander-vrachtrijder uitschakelt.
Dit zijn echter slechts enkele gevallen.
In alle andere behoeft de zelfstandige middenstan
der geen concurrentie te duchten.
Spreker betwijfelde of het juist gezien is van den
middenstand om in het groot warenhuis haar vijand
te zien.
Het groot winkelbedrijf zal de middenstand nooit
kunnen uitschakelen, maar waar het ontstaat uit de
economische structuur zal niets die gr-cei kunnen
remmen.
Men moet niet vergeten, dat juist het grootbedrijf
steeds weer middenstandsbedrijven schept, hetgeen
spreker met enkele vooibeelden aantoonde.
Het is volgens spreker niet de vraag of de mid
denstand onmisbaar is, maar of haar verdwijning
wenschelijk moet worden geacht.
En deze vraag beantwoordde spreker beslist ont
kennend. Coöperatie zoowel als overheidsbedrijf zou
een leger van ambtenaren of beambten vragen en
men zou ten eenenmale elk overzicht over vraag en
aanbod missen. Juist de middenstand is de ideale
regulateur van vraag en aanbod. Daarenboven zou
het ontbreken van de prikkel van het eigenbelang,
het teloor gaan van het persoonlijk contact tusschen
klant en winkelier en de zeker optredende willekeur
een minder prettige bediening brengen.
Maar daarnaast zou de overgang naar coöperatie
of overheidsbedrijf als eenige distributiefactor ge
weldige risico's medebrengen.
Niet aleen dat een geweldig aantal distributie
plaatsen zou dienen te worden gesticht, maar de on
mogelijkheid om het aanbod soep-el aan de vraag te
doen aanpassen, zou volgens spreker eerder hoogere
dan lagere prijzen brengen.
Ook de, onder socialistisch regiem, in sommige
plaatsen opgerichte gemeentewinkels zouden al spoe
dig zijn verdwenen als men alle politieke elementen
uitschakelde.
Bij dit stelstel vinden de verbruikers het prijsver
schil op hun belastingbiljet terug, meestal nog ver
hoogd met de tol der veelal ondeskundige bedrijfs
voering.
Van zekere zijde wordt beweerd, dat de midden
stand bestaat van het plukken van den consument,
maar spreker meent dat, waar dat al vanaf het begin
onzer jaartelling en waarschijnlijk ver daarvoor
plaats vindt, het met dat plukken nog wel zal los-
loopen.
Spreker ziet dan ook het ontstaan van den midden
stand minder in de winstprikkel dan ln het streven
naar de grootst mogelijke vrijheid.
Hij is er van overtuigd, dat ieder arbeider, los van
de geldelijke belooning, graag zou ruilen met den
middenstander, omdat in ieder individu de zucht
naar de grootst mogelijke vrijheid aanwezig is.
Deze drang heeft de middenstand doen geboren
worden en die zal er ook voor zorgen, dat de mid
denstand altijd zal blijven bestaan.
Door ordening of grootbedrijf zullen mogelijk eeni
ge groepon ten onder gaan, maar steeds zal de zucht
naar vrijheid den middenstand nieuwe kracht tot
leven geven.
Met een opwekking om in hechte organisatie
kracht te zoeken, besloot spreker zijn vlot voorge
dragen en levendig toegejuichte rede.
De voorzitter sprak dan ook stellig namens de ge-
heele vergadering, toen hij Mr. Dr. Buiskool dank
bracht voor zijn zeer interessante en leerzame rede.
De heer De Jong betwijfelt of de warenhuizen wel
weder nieuwe bedrijven in voldoende mate schep
pen, maar meent integendeel dat zij een gevaar zijn
voor den middenstand.
Mr. Dr. Buiskool geeft enkele voorbeelden, die het
tegendeel bewijzen en zegt, dat de heer De Jong
de zaak in zeer ruim verband moet zien.
De heer Rossen meent, dat de winkelstand dikwijls
ook zelf de schuld is, als het groot-winkelbedrijf te
veel vaste voet krijgt.
In Den Haag b.v. is het groot-winkelbedrijf zeker
viermaal zoo sterk als in Rotterdam. In de laatste
plaats is de middenstand veel actiever.
Tekort Gooiweek.
Uit de overgelegde rekening en verantwoording
van de laatste Gooiweek bleek, dat zij een tekort
heeft opgeleverd van f 172. Daar van de Zesdaagsche
nog een overschot van f100 was gereserveerd, is het
bij te passen bedrag f 72. Dit deficit zal door beide
vereenigingen gelijkelijk moeten worden gedragen.
De secretaris van de Gooiweekcommissie, de heer
C. Schmalz, hekelt de weinige solidariteit van de
winkeliers. In een keurig verslag geeft hij een over
zicht over het verloop van de Gooiweek. Hij toont aan
dat ook deze Gooiweek finantieel een succes zou zijn
geweest als de bakkers en slagers zich niet hadden
teruggetrokken.
De voorzitter sluit zich daarbij aan en hoopt in de
toekomst op goede samenwerking.
LINTJES EN STRIKKEN AAN HOED EN JAPON.
Naast bloemen en kant zijn linten en strik ken nog altijd bekoorlijke attributen van de
vrouwelijke mode gebleven. De veelzijdige manier van toepassen wordt wel duidelijk
gedemonstreerd op bovensta ande verzameling modelen.
Advies aan Gem. Bestnur inzake Inkrim-
ping kermis.
Door B. en W. is aan de vereeniging het verzoek
gericht te willen adviseeren over de vraag of het ge-
wenscht is de duur der kermis te beperken tot vier
dagen.
Namens het Bestuur stelt de voorzitter voor, aan
het College te berichten, dat men een inkrimping
der kermis zeer zeker betreuren zou.
Toen geen stememn tegen dit voorstel opgingen,
gaf de heer Trapman in overweging om vooral een
met reden omkleed antwoord te geven, opdat B. en
W, bekend geraken met de motieven.
Ventverbod voor groenten en consump
tie-ijs.
Ook over dit vraagstuk was een verzoek om advies
van het Gemeentebestuur ingekomen.
Het Bestuur stelt op beperkende bepalingen geen
prijs, omdat de centrumpositie van Schagen daar
onder ten zeerste zou lijden. Het vindt dan ook geen
vrijheid om tot 't instellen van 'n ventverbod te ad
viseeren.
De heer Foppema begrijpt dat, doch zag reeds baat
in een regeling der venttijden. Als de losse venters
niet voor half negen 's morgens mochten beginnen en
om 4 uur eindigen, dan was reeds veel gewonnen.
(Dit voorstel is zeker in strijd met de bepalingen
der Winkelsluitingswet. Red.)
De heer Voerman spreekt zijn spijt uit over het ad
vies van het Bestuur en vraagt steun bij een regeling
alleen voor het fruit.
De Voorzitter wijst dit zeer positief van de hand
en blijft huiverig voor het gevraagde verbod.
De heer Voerman echter blijft bescherming
verdedigen en zegt dat de kleine hande
laren aan hun recht zullen vasthouden en des
noods twintig maal op dit verzoek zullen terugko*
men.
Vrij algemeen zag men jfroot bezwaar in een vent*
verbod. Ook het zenden van een circulaire om do
verbruikers tot koopen in eigen gemeente te advi
seeren, kon geen genade in de oogen der vergadering
vinden.
De heer Voerman zou in het antwoord aan B. en
W. graag de meening van de vergadering ietwat ver
doezeld zien.
De heer Trapman zoowel als de heer Rossen kwa>
men hiertegen op. De eerste wees er op, dat de ver*
eeniging het op prijs moest stellen dat liet gemeente
bestuur contact met haar zoekt en zij dient in haar
antwoord de stemming der vergadering, die in meer
derheid duidelijk afwijzend is, te vertolken.
De vergadering ging hiermede accoord.
Ook ten aanzien van het ijs meent het bestuur te
moeten blijven aandringen op vrijen handel.
De heer De Vries (Pinguïn-ijs) komt hiertegen op
en toont met tal van bescheiden aan, dat vele gemeen*
ten hun poorten voor de Schager zaken sluiten, ter
wijl men hier vrij inwoners uit diezelfde plaatsen toe
laat.
Toch is de vergadering in meerderheid nog niet
over te halen om tot beperkende bepalingen te advi-
seèren.
Mr. Dr. Buiskool stelt daarom voor om de ge*
meentebesturen in wier gemeenten onze roomijsven-
ters worden geweerd, door de vereeniging te doen
aanschrijven. Men kan er dan op wijzen, dat Scha
gen hun inwoners hier vrij toelaat en dat de billijk
heid medebrengt, dat ook de Schager menschen niet
worden geweerd. Van het te ontvangen antwoord kan
■dan de houding voor de toekomst worden bepaald.
Autobusdienst SlootdorpWieringerwaard
Schagen.
Daar geen rechtstreeksche busverbinding tusschen
Wieringerwaard en Schagen meer bestaat, meende
het bestuur daartoe het initiatief te moeten nemen.
De H.A.B.O.-directie bleek bereid straks weer een
concessie aan te vragen en de Voorzitter wekte op
om tegen dien tijd alles in het werk te stellen om
deze aanvraag te steunen.
A.s. Middenstandscongres en benoeming
afgevaardigde.
De Voorzitter geeft een exposé over de verschillends
congrespunten.
Wegens het gevorderde uur wordt voorgesteld om
de afgevaardigden blanco mandaat te geven.
Op voorstel van den heer Niestadt worden de hee-
ren Mr. Dr. Buiskool en den Voorzitter tot afgevaar
digden benoemd.
Benoeming bestuurslid.
Na driemaal stemmen werd gekozen de heer C.
Schmalz met 18 van de 34 stemmen. Zijn ernstigste
tegencandidaat bleek de heer Voerman te zijn.
Ballotage nieuwe leden.
Als nieuwe leden werden bij acclamatie aangeno
men mevr. Zwaan en de heeren H. Schene en A.
Prins.
De rondvraag.
leverde niets op, zoodat de Voorzitter de vergadering
met een kort woord precies te middernacht kon slui
ten.
„Een bereisd man als u, en dan geen bridgespe-
lerP' zei do vrouw des huizes verbaasd, toen de
schilder John Heek de uitnoodiging, om aan een
bridgepartij mee te doen, had afgewezen. „Ik heb
gelezen, dat bridge een taal is, waarmee men zich
over de geheele wereld verstaanbaar kan maken!"
„En ondanks dat kan ik geen bridge spelen!" ant
woordde Heek lachend. „Skat ken ik ook niet. Ik
speel heelemaal niet, ik roer geen kaart aan. Ik
heb eens gezworen, dat ik nooit weer zou spelen,
ook niet een onschuldig spel zooals bridge of skat;
men zou dan weer in de verleiding kunnen komen,
om ook een gelukspel te wagen. En dat wil ik niet
meer."
Nu wilde niemand meer spelen; allen wilden we
ten, welke gebeurtenis achter Heck's principes
stak.
„Ik had", vertelde
Heek, „toen ik net acht
tien was, van een oom
duizend gulden geërfd.
Wij woonden toen in
Genève, en ik was met
mijn 2000 francs een
kleine Croesus. Toen
een derde van mijn
geld op was, nam ik
me voor, de rest niet
ook zoo maar te ver
kwisten, maar met mijn geld te „woekeren.". Daar
ik altijd al een leek was op het gebied van zaken,
wachtte ik mij wel, om daar mijn geluk te beproe
ven. Ik had reeds veel van „klein-Monte Carlo", de
aan den anderen oever van het Meer van Genève
gelegen badplaats Evian-les-Bains gehoord. Van het
«ogenblik af, dat mijn fantasie het spel in het Ca
sino met het bewustzijn van mijn „rijkdom" ver
bond, moest ik er heen.
Ik kwam 's middags aan, nam een kamer en ging
toen direct naar het Casino. Alsof ik mijn leven lang
niets anders had gedaan, mengde ik me onder de
uit alle werelddeelen samengeraapte spelers en zet
te, zonder het geringste te weten van het verloop
van het spel, vijf francs in.
De kogel rolde. Ik won. Ik zette weer in en
won.
Zette in, won. Zette in won. Zette in won!
Voor mij zat een voor mijn jeugdige begrippen zeer
schoone dame. Toen ik weer gewonnen htd, keerde
ze zich even om en fluisterde mij toe: „Verdubbelt
u toch!"
Ik waagde het, zette tien francs in en won! Nu
werd ik zelf opgewonden. Mijn geluk had reeds de op
merkzaamheid van alle spelers op mijn gevestigd;
en velen interessèerden zich meer voor mijn spel dan
voor hun eigen.
Ik zette vijftig francs in won!
Nu werd het mij vreemd te moede, en ik geloof
dat ik nu zou zijn weggegaan, wanneer niet de dame
was opgestaan, mij terzijde genomen en voorgesteld
had, om met haar samen te spelen.
Nu ging het met inzetten van 100 francs erop los.
Maar het geluk bleef mij trouw, afgezien van eenige
tegenslagen, en binnen korten tijd had ieder van
ons meer dan 2000 francs gewonnen. In dit oogenblik
moet de duivel of hoe men het anders wil noemen,
mij te pakken hebben gehad; want terwijl ik totnog
toe tamelijk onverschillig het geld in mijn zak had
gestoken, greep mij nu de speelwoede. Inplaats van
dat te doen, wat mijn mooie partenerin deed, ophou
den en met het gewonnen geld naar huis gaan, ging
ik ervoor zitten en speelde erop los, met de begeerte
om in dezen geluksnacht een rijk man te worden
Ik won nog zooveel, dat ik ongeveer 5000 francs had
Toen ging het plotseling omgekeerd Ik verloor, zette
het dubbele in, verloor weer, zette het driedubbele
in, verloor, verloor, verloor, totdat ik niet alleen het
gewonnen geld, maar ook nog mijn eigen kapitaaltje
verspeeld had!
Maar terwijl mijn geluk meer dan drie uur had
aangehouden, was mijn val in minder dan een half
uur beslist.
Ik ging naar buiten op de kade, langs het meer,
om mijn razende gedachten tot rust te laten komen.
Het was een prachtige avond, en op de kade wemel
de het van menschen. Ik ging op een bank zitten en
dacht na over mijn ongeluk en mijn lichtzinnigheid.
Wat moest ik beginnen?
Ik had niet eens geld, om een telegram naar huls
te sturen en in mijn hotel kende ik niemand.
Toen kwam een groote elegante dame naast me op
de bank zitten. „Verloren?" vroeg ze lachend. „Vijf
duizend francs!" antwoordde ik, doch niet zonder
een zekeren trots over de hooge som. Dat had ze bij
zoo'n jongen man toch niet verwacht. Toen vertelde
ik haar van mijn tegenspoed, haalde een paar arm
zalige geldstukken uit mijn zak en liet haar bij het
maanlicht mijn bezit zien.
Ze lachte, grabbelde in haar taschje en drukte
mij een twintigfrancstuk in de hand. Toen ik het
geld na lang tegenstreven had aangenomen en haar
adres had genoteerd, om het te kunnen terugzenden,
moest ik haar beloven, een kaartje naar Genève te
koopen. Ze had dat liever niet moeten verlangen,
want zoo kwam ik juist op de gedachte, na eenigen
tijd, om weer naar het Casino te gaan.
Ik zette tien francs in en verloor ze. Ilc zette de
helft van de overblijvende tien francs in en ver
loor weer. Ik zete mijn laatste vijf francs in. Ik wan
kelde, terwijl de kogel rolde, tusschen opwinding en
onverschilligheid.
Ik won! Nu werd ik dadelijk weer lichtzinnig,
speelde verder, won, verloor, wonv totdat ik weer 900
francs had verkregen. Wie weet, hoe ik nog verder
zou zijn gegaan, wanneer ik niet aan de vrouw had
moeten denken, die mij uit mijn vertwijfeling had
gered: dat gaf me de energie, om op te staan en naar
het hotel te gaan.
Den volgenden dag ontmoette ik- haar weer op
straat, toen ik naar het postkantoor ging, om haar
het geld te sturen. Ik biechtte alles op en verzocht
haar, honderd francs als dank voor haar hulp aan
te nemen. Ze stemde toe, op voorwaarde, dat ze m»
zelf naar het station mocht brengen.
Een half uur later zat ik in den trem, en zij kon
zich ervan overtuigen, dat ik^werkelijk vertrok.
Sinds dien nacht heb ik nooit meer gespeeld, nooit!"