Charles Rex s= Legers aan de rand der woestijn Kantongerecht te Alltmaar. (feaua, oorlogshaven van Eritrea. Ethel M. Dell. Terwijl te Scheveningen een commissie vergadert, teneinde de geschilpunten der Italiaansch-Abessynische kwestie te be spreken, wordt intens verder gewerkt aan de bewapening in Noord-Afrika. Massaua, de naam van deze kleine, voor enkele maanden nauwelijks bekende en door schepen nau- wlijks bezochte haven in de Roode Zee, ligt eens klaps op aller lippen. Deze vroeger onbeduidende plaats aan de kust van Eritrea- is thans in het brandpunt der publieke belangstelling gerukt. Nog onlangs kwamen hier twee schepen per week; af en toe ging er zelfs een derde vrachtboot voor anker. Drie schepen kon men in normale tijden wel bergen. En nu is deze kleine haven overvuld. Ons schip moest niet minder dan zeventien uur voor de haven liggen wachten, totdat een stoomboot vertrok en wij zijn plaats mochten innemen. Onge veer twintig schepen lagen er voor anker. Schepen voor troepentransport, vrachtbooten, tankschepen, oorlogsschepen met de kleine kruiser „Bari" als vlag- geschap. Twintig schepen... een aantal, dat voor Massaua nagenoeg ongelooflijk is. Twintig booten in dit nietige havenbassindat beteekent het eerste zichtbare toeken der Italiaansclie mobilisatie in Eri trea, die den bezoeker weldra in volle omvang dui delijk zal worden. Op de kade ziet men een nooit te vergeten schouw spel. Onoverzichtelijk, fantastisch door elkaar liggen de goederen op het plein en de straten en steegjes. De trots van dit havenstadje, liet piazza del Piemon- te, eens prachtig met palmen versierd, een uitgele zen plek voor een avondwandeling, is één groot ma gazijn onder een vrije hemel. De geheele stad is ver anderd in een munitiedepot. Men ziet tienduizenden rollen prikkeldraad met de noodige „spanners", daar liggen duizenden tonnen vol asfalt en teer voor wegenaanleg, daar liggen ber gen gegolf plaatijzer, asbestplaten en hout voor ba rakken. Verderop vindt men duizenden kisten mu nitie. Model 91/95 en 7.5 milimeter kan men er op lezen. In het gelid staan honderden zware vracht auto's, sommigen met zes wielen, tanks, wagens voor ziekentransporten, veldkeukens, tractors enz. enz. Achter prikkeldraadversperringen staan talrijke kleine tanks met zware machinegeweren uitgerust. En boven dit gigantische munitiedepot cirkelt een grauw uit driemotorige bommenwerpers bestaande luchteskader en verdwijnt dan Zuidelijk naar Assab, de nieuwe haven aan de Zuidpunt van Eritrea, welks strategische positie door het nieuw verkregen, door Frankrijk afgestane gebied, belangrijk vergroot werd en dat weldra, indien de voorteekenen niet bedriegen een even groote rol zal spelen als Massaua. 's Avonds komt een nieuw contingent troepen aan. Op de romp van het schip staat met groote letters de naam „Barbarigo". Het is een mooi twaalfdui zend tons schip, dat sedert weken tusschen Tripólis, Bengasi en Eritrea vaart en op iedere tocht tweedui zend Askari's uit het Noord-Afrikaansche koloniale gebied van Italië brengt. Tienduizend Askari's wer den door dit schip vervoerd. Tijdens de nacht wor den de mannen ontscheept en ondergebracht in de kampen. Het lawaai, dat in deze kampen heerscht wordt door de wind naar ons schip overgebracht, op welks dek men rust zoekt, nadat men de gloeiend lieete cabine ontvlucht'is. In de vroege ochtend trekken wij met een moei zaam verworven auto de havenstad uit. Over de yerbreede en verbeterde Asm ara-straat rijden wij naar het vliegveld Otoemlo. In de woestijn, niet ver van Masaua, zijn de troepen ondergebracht in barak- J ken en tenten; de mannen wachten op het bevel om debinnenlanden in te trekken, Zuidwestelijk naar As- mara en naar de bergachtige grensgebieden, Zuid oostelijk naar de hoogvlakte van Dancalia en naar Assab. Otoemlo... hier is het centrum van de militaire luchtvaart. Zooals de kleine, maar buitengewone snelle tanks in de stad, vindt men hier een groote reeks jachtvliegtuigen en bommenwerpers. In de nieuw gebouwde hangars liggen waarschijnlijk de onderdeelen en zijn de werkplaatsen ingericht. Het terrein is zorgvuldig bewaakt, maar vanaf de vlakte kan de oplettende bezoeker toch alles zien. Tegen de gloeiende middagzon zoekt men bescher ming in een kroeg. Het blijkt dat deze onooglijk uit ziende herberg plotseling een goudmijntje geworden is. De waard vertelt dat hij maandelijks vier en twintigduizend flesschen bier verkoopt. Een klein be wijs voor de dorstige troepen, die hier doortrekken. Een onschuldig gesprek wordt gevoerd. Men vermijdt liever militaire beschouwingen en denkt aan het verre vaderland. Strafzitting van Vrijdag 28 Jnni. Alkmaar. WEER EEN, DIE NIET OP Z'N EIGEN WIELEN WOU RIJDEN. Het was 'n broodmagere zitting met 38 zaakjes en 5, zegge vijf, comparanten, waarvan nummer een werd voorgesteld door mijnheer Piet A. te Alkmaar, die volgens insinuatie van den heer ambtenaar zich op den Schermerweg, gezeten op zijn rijwiel, zich had laten voortsjorren door een vrachtauto, Het schijnt nog altijd niet gauw en gemakkelijk genoeg to gaan Evenwel had deze delinquent bezwaren te gen de dagvaarding en kwam hij met het voor hem al zoo dikwerf gerepeteerde praatje op de proppen, dat hij tegen den chauffeur alleen maar vriendschap pelijk de hand had opgestoken. Misschien met een veel gezegd: „Gaat ie?", waarop dan geregeld hei antwoord luidt: „Altijd!". Waar echter in casu de verbalisant de Hooijer niet was opgeroepen, men kan voor ieder snertzaakje niet altijd 'n agent uit dienst kloppen, werd besloten tot een tweede opvoering op 5 Juli. Plaatsbespreking zeer aan te bevelen! Oudkarspel. HET MANKEERDE NATUURLIJK WEER NIET AAN DE VIOOL EN DE STRIJKSTOK, MAAR AAN DEN SPEELMAN De tuinder Karei van M. uit Oudkarspel, vertegen woordigde heden de categorie der lichtlooze zelfped- delaars en werd na het debiteeren der gewone uit- vluchtjes, veroordeeld tot 2 gulden boete of 1 dag. Die ééne dag te kort was een vriendelijkheid van den Kantonrechter, die wilde aannemen dat Karei door gebrek aan duimkruid verplicht zou zijn, de boete te verbrommen en hem nu het gedwongen lo gies zooveel mogelijk verkortte. Heemskerk DAAR IS DE RIJWEG NIET VOOR. De heer Frederilc V. uit Heemstede, was zoo vrij, geweest zonder eenige noodzaak en alleen maar voor de gezelligheid, het fietspad vaarwel te zeggen en op den voor wielrijders verboden Heerenweg te Egmond a. d. Hoef te gaan rijden. Natuurlijk werd hem dit eigenwijs gedoe tamelijk kwalijk genomen en requireerde de ambtenaar f10 boete of 10 dagen. Welke straf door den Kantonrech ter werd gereduceerd tot f4 boete of 4 dagen. Alkmaar. EEN INCOGNITO LID VAN HET HUIS VAN HABSBURG. Een Weensche monteur Frans M., die den indruk maakt een verkapte Oostenrijksche prins te zijn, had met een minder gesoigneerde handrem op zijn motor met zijspan gereden en werd voofr zijn defi nitieve afreis naar de wonderstad aan den blauwen Donau eerst nog opgeknapt met f 3 boete of 3 dagen. Hij kwam weer gauw terug, dus het beviel hem zeker nogal in dit kikkerland. Beemster. EEN DOOR DE WET TOEGESTANE ROOFOVER VAL OP KLAARLICHTEN DAG TE BEEMSTER. De 52-jarige veehouder Albert H. te Beemster be vond zich op Vrijdae 27 April rustig met zijn gezin in zijn boerestulp te Beemster, toen hij eensklaps werd overvallen door een gezelschap van 6 contro leurs der Zuivelcentrale, versterkt door 2 rijksveld wachters, die zich toegang tot zijn woning verschaf ten naar aanleiding van de tegen vader H. gerezen verdenking dat hij buiten kennisneming en vergun ning det wet een hoeveelheid boter zou hebben ge karnd. Teneinde dit crisiszüivelwet misdrijf op te sporen, werd zoowat het geheele huis overhoop gehaald en in wanorde gebracht. De hond blafte, de dochter griende en de kat miauwde, kortom ales was in op stand en disorde! De heer H., heden als gevolg van al dit spectakel terecht staande, verklaarde dat hij de heeren maar had laten rommelen, maar dé heele geschiedenis kwam dan volgens den boer hier op neer, dat hij in derdaad 'n hoeveelheid van pl.m. 5 pond boter had gekarnd van ongangbare melk, feitelijk meer om de melk weg te hebben, dan om de boter te benutten. Voorts ontwikkelde hij hierbij nog méér bezwaren, voornamelijk tegen den controleur S. te Uitgeest, die hem voor f300 zou hebben „bedonderd", welke onparlementaire uitlating natuurlijk niet werd ge.- tolereerd, doch wat den kantonrechter toch motief gaf, de zaak aan te houden, tot later datum, teneinde alsnog genoemde controleur in deze kwestie te hooren. Alkmaar. 4 GULDEN BOETE OMDAT HIJ ZIJN HANDEN WEL THUIS HIELD. Iemand, die zijn handen niet thuis kan houden, wordt gewoonlijk met een ongunstig oog aanschouwd, doch de banketbakkersleerling Jac. R., die op den Geestersingel zijn hand wèl thuishield bij het ver anderen van richting, had het ook niet geraden en werd tot f 4 boete of 4 dagen vei-oordeeld. DINSDAG 2 JULI. HILVERSUM (301 M.) AVRO.-uitzending. 8.00 Gram.pl.; 9.00 Ensemble Rentmeester; 11.00 Mevr. R. Lotgering-Hillebrand; Visch bakken; 11.30 Opening v.h. 32e Nat. Midden-' congres te Apeldoorn.; 11.50 Gram.pl.; 12.00 Cantabi- le-orkest olv. E. Beeckman en gr.pl.; 1.50 Viool-recital P. Dekker; 2.00 Omroeporkest olv. N. Treep; 2.45 Voordracht J. v. Ees; 3.104.00 De Avro-decibels olv, E. Meenk; 4.15 Gram.pl.; 4.30 Radio Kinderkoorzang olv. J. Hamel; 5.00 Avro-prijsvraag voor de jeugd; 5.30 Gram.pl.; 6.00 Kovacs Lajos' orkest en gr.pl.; 7.00 Causerie Dr. IT. P. Heiniken; 7.10 Vervolg Ko- vacs Lajos; 7.30 H. Felderhof: Abessynië; 8.00 Ber.j 8.05 „Botsingen..." 8.10 Omroeporkest olv. N. Treep; 9.00 „Een zonnige morgen" spel van Serafin en A, Quintero.; 9.25 Vioolspel B. Lensky; 9.35 Roy Fox en band; 10.30 Gram.pl. 11.00 Vaz Dias; 11.10—12.00 Uit „Haeck", Den Haag: Lajos Kiss en zijn orkest. HUIZEN (1875 M.) KRO-uitzending. .8.009.15 en 10.00 Gram.pl.; 11.30 —12.00 Godsd. halfuur; 12.15 Gram.pl.; 12.30 Schlager- muziek en Gram.pl.; 2.00 Vrouwenuur; 3.004.00 Gram.pl.; 4.15 Orkestconcert en gram.pl.; 6.40 Lezin gen; 7.35 Gram.pl. en lezing; 8.00 Vaz Dias; 8.05 Schla ger- en Jazzmuziek; 9.10 Gram.pl.; 9.15 Causerie; 9.30 Orkestconcert; 10.30 Vaz Dias; 10.35 Gram.pl.; 10.45 Orkestconcert; 11.1512.00 Gram.pl; DROITWICH (1500 M.). 10.35—10.50 Morgenwijding; 11.20 Orgelspel R. New 11.50 Gram.pl.; 12.20 BBC-Northern-orkest olv. Morri- son; 1.20 J. Muscant en zijn orkest; 2.20 Gram.pl.; 3.05 Het C. Sharpe-sextet,; 3.50 Gram.pl.; 4.35 E. Co lombo en zijn orkest; 5.35 Het Olof Sextet; 6.20 Ber, 6.45 Cricket-nieuws; 6.55 BBC-dansorkest olv. H. Hall; 7.35 BBC-Midlandorkest olv. L. Heward; 8.20 „The Importance of Being Earnest" van O. Wilde; 9.40 Intermezzo; 9.50 Berichten; 10.20 BBC-orkest; 11.35— 12.20 Lew Stone en zijn Band. RADIO-PARIS (1648 M.) 7.20 en 8.20 Gram.pl.; 12.35 Orkestconcert; 9.05 Or kestconcert olv. André. Hierna concert. KALUNDBORG (1261 MA 12.20—2.20 Strijkorkest olv. H. Andersen; 3.20—5.20 Omroeporkest; 6.357.05 Finsche liedjes; 8.35—11.05 Revue-programma. KEULEN (456 M.) 6.35 Concert; 12.20 Orkestconcert olv. Weber; 2.35 Gram.pl.; 4.20 Piano-recital; 5.20 Orkestconcert; 7.20 Zang en duetten; 8.35 „Die Schalldose"; 9.20 Pop. con cert, ROME (421 M.) fyx!Grapl.m.;Eoolv, 9.00 Gram.pl.; 10.15 Orgel, viool en piano. BRUSSEL (322 en 484 M.) 322 M.: 12.20 en 1.302.20 Gram.pl.; 5.20 Orgelcon cert; 6.35 Kamermuziek; 7.35 Gram.pl.; 8.20 Idem; 8.35 Hoorspel; 9.20 Zweedsch concert. Hierna tot 11.20 Gram.pl.; 484 M.: 12.20 Gram.pl.; 12.50 Salon-or kest olv. Walpot; 1.50—2.20; 5.20; 6.35 7.05 en 7.35 Grampl.; 8.20 Salon-orkest olv. Walpot; 10.30—11.20 Gram.pl.; DEUTSCHLANDSENDER (1571 M.) 8.35 Zie Keulen; 9.20 Concert; 10.20 Ber.; 10.50 Con cert; 11.05 Weerbericht; 11.20—12.20 Dansmuziek. FEUILLETON door 5 „Nu," ging Saltash voort, „je moet het maar pro- beeren. Ik zal je niet in den weg staafi. Maar je moet van mij niet al te veel venvachten. Dat is 't eenige wat ik van je verlang. Ik ben nu niet bepaald geschikt gezelschap voor zoo'n jong ding als jij!" Hij trok zijn hand weg en stak zijn sigaret aan. Toby drukte zijn hoofd in het kussen en lag stil. Toen Larpent terug kwam, vroeg hij zichzelf af, wat zijn meester wel mocht hebben gezegd, dat de oogen van den jongen nat van tranen waren, maar hij toonde zijn meewarigheid niet. „Wilt u hem hier laten blijven?" vroeg hij, terwijl hij een compres op het verwonde oog legde. „Voor 't oogenblik ja!" antwoordde Saltash. „Is er 5cts op tegen?" „Niet liet' minst!" Larpent's toon was geenszins toeschietelijk. „Als de jongen maar rustig wordt ge houden, dat is alles." „Dat zal ik doen," hernam Saltash. 1 „Goed," zei Larpent. „Als ik me niet vergis krij gen we ruw weer voor we Gib bereiken." „Dat zal ons allemaal goed doen," zei Saltash met Keker e voldoening, Larpent keek boos, maar zei niets meer. 1 „Ben je bang?" vroeg Saltash aan Toby, toen hij Was heengegaan. „Neen, volstrekt niet, mijnheer." Het antwoord kwam zonder eenige aarzeling. „Nu, doe dan je oogen dicht en tracht te slapen!" beval Saltash, .terwijl liij een plaid over de kleine gedaante uitspreidde. Toby stamelde woorden van dank en slaakte een zucht van verlichting. Een paar uur later, toen de storm, dien Larpent had voorspeld werkelijk was ko men opzetten, en het jacht op de woeste golven heen en weer danste in het licht van een naargees tig ondergaande zon, kwam Saltash beneden om zich te verkleeden. Bij zijn binnenkomen sprong Toby doodsbleek, maar toch nog glimlachend van de rustbank op, om hem daarbij behulpzaam te zijn, maar rolde voor hem op den grond. „Jou ezeltje!" zei Saltash, die zelf moeite had om op de been te blijven. Hij tilde het kleine, tengere figuurtje op en legde het weer op de rustbank. Toen schonk hij wat bran dewijn met water in een glas. nam het hoofd van den jongen in zijn armen, terwijl het jacht stampte en kraakte, en liet hem drinken. „En nu stil blijven leggen!" beval hij. „Je beweegt geen vin vóór ik je pesrmissie geef!" De patrijspoort was gesloten en de atmosfeer muf en bedompt. Toby stak smeekend een hand uit en trok zijn beschermer aan den mouw. „Mag ik niet aan 't. dek komen, mijnheer?" vroeg hij angstig, „toe, mijnheer?" „Neen," zei Saltash. Tohv zei niets meer, maar zijn vingers sïoten zich om den arm van den man als de pootjes van een vogeltje en hij rilde. „Ben je bang?" vroeg Saltash. „Neen, mijnheer. Neen. mijnheer!" „Ja, dat ben je wel. Doe maar geen moeite om me wat voor te liegen. Ik begrijp het toch wel." Sal- tash's stem had iets zeer kameraadschappelijks, ,,'t Is een beroerdegewaarwording hè? Neem nog maar een slok brandewijn!" Maar toen Toby weigerde, ging hij plotseling op een punt van de rustbank zitten en strekte zijn arm naar hem uit. Toby kroop naar hem toe, als een zenuwachtige hond en rilde en beefde. „Malle jongen," zei Saltash weer. „Die ligt me hier nu zweeten van angst hè? Maar er is niets om zoo benauwd voor te zijn. 't Jacht is zoo veilig als een huis!" „Ja, mijnheer, dat weet ik!" fluisterde Toby, als om vergeving vragend. Saltash sloeg den arm stevig om hem heen. „Jou rare, kleine bangert!" zei hij, „hoe is 't nu met je hoofd?" „O, veel beter, dank u, mijnheer," mompelde Toby. „Waarom zeg je de waarheid niet? Dat het klopt en steekt als de hel!" zei Saltash. Toby zweeg. ..Weet je wat ik me je ga doen?" vroeg Saltash. „Neen, mijnheer!" Toby werd onrustig. Het schip slingerde plotseling hevig, zoodat Sal tash moeite had om zijn hoofd te vrijwaren voor een vrij onzachte botsing tegen het schot. „Ik ga je in mijn kooi leggen," zei hij, „zoodat je vannacht eens lekker kunt slapen. Heeft Murray je wat kleeren gebracht? Dat had ik hem gezegd." „O ja, mijnheer! Dank u mijnheer, maar ik kan toch niet in uw kooi slapen, neen mijnheer, heusch niet." Toby die nog altijd door den beschermenden arm werd omvat, barstte bijna in tranen uit. Maar Saltash maakte daar gauw een einde aan. „Je doet wat ik je zeg; nu en altijd!" zei hij op beslisten toon. „Je hebt je aan mij toevertrouwd en moet daarvan nu ook de gevolgen dragen. Be grepen?" „Ja, mijnheer!" zei Toby gedwee. „Nu, vergeet het dan niet!" zei Saltash. Toby onderwierp zich zonder verdere tegenspraak. Misschien ook maakte de brandewijn hem rustig en misschien was 't ook alleen het gevol van eigen, onmacht en afhankelijkheid; maar op dat oogen blik was hij zoo mak als ware hij inderdaad het kleine diertje waarmee zijn beschermer hem had vergeleken. Op Saltash's aandringen en met zijn hulp, sukkelde hij naar zijn eigen hut terug, ont deed zich van zijn hotelkleeren en trok een van de wijde pyama's aan, die Murray, de steward, hem had gebracht. Toen keerde hij blootsvoets, waggelend en huive rend, naar Saltash terug, die in het smalle kleed kamertje rookend op hem wachtte. Tien minuten later lag Toby in het meest weel derige bed, dat men ooit op een particulier jacht heeft aangetroffen. Hij huiverde nog. ofschoon hij een weldadige warmte voelde, toen Saltash hem had toegedekt en ingstopt. Hij trachtte hem te danken, maar eindigde 01 met trillende lippen te zwijgen. „Ga maar gauw slapen, malle jongen!" beval Saltash. En eindelijk viel Toby in.slaap, diep en vast, uit geput als hij was, volkomen onbewust van den man die in en uitliep en hem in zijn volkomen rust «radesloeg, geheel onwetend van alle zorg, een slaap, die evengoed de laatste had kunnen zijn. Saltash' bracht den nacht door op de rustbank onder de gesloten patrijspoort, dan weer eens in dommelend, om telkens weer op te schrikken, als een onverwachte beweging van het schip hem op den grond dreigde te doen vallen. 't Was geen aangename, noch een gemakkelijke manier van rusten, maar hij vrdroeg het met de qrootste gelatenheid en trok alleen nu en dan een gezicht, dat welsprekender was dan woorden. En de kleine wees, dien de goden op zijn weg hadden geworpen, sliep in zijn kooi, urenlang, rus tig en vredig als in een graf. (Wordt vervolgd.)"

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1935 | | pagina 6