Langs de kust van de Kaspische Zee Charles Rex HUIDUITSLAG met jeuk die dol maakt KLOOSTERBALSEM Zaterdag 13 Juli 1935. SCHAGER COURANT. Vijfde Blad. No. 9762 Een schoone tocht DE MOOISTE FOTO veroorzaakt vurige wond Ethel Ma DelL LANGS DE KUST. VERNIELDE BRUGGEN. HOE DE MENSCHEN HIER WERKEN. EEN „CAVIAAR"-DORP. DE DURE LEKKER NIJ, DIE DE MENSCHEN HIER NIET LUSTEN. (Van onzen reizenden correspondent). MEZJED-I-SER (aan de Kaspische Zee) In Juni. ALVORENS de kust van de Kaspische Zee voor goed te verlaten, wilde ik eerst nog een tocht maken zoowel naar het oosten als naar het westen langs de blauwe en soms groene, dan weder grauwe golven, die Rusland en Perzië, Europa en Azië bespoelen. De naaste plaats van eenige beteekenis ten oosten van de wordende stad Now-Chahr is een dorp, maar een flink dorp, Mezjed-i-Ser, op een afstand van hondcrd-en-acht kilometer. De weg, die erheen voert vanaf Now-Chahr volgt steeds op korten afstand de kust, want ook Mezjed-i-Ser is aan de kust ge legen en is zelfs een visschersdorp met een voor kenners beroemden naam door zijn visscherijproduc- ten. Te Mezjed-i-Ser kan men allerlei dingen koo- pen, die te Now-Chahr, de stad in wording, nog vol komen onbekend zijn, zooals scheerzeep, zakdoeken, tandpasta, helmhoeden, overhemden en tallooze an dere dingen meer. Een schoone tocht is zoo'n reis langs de kust der Kaspische Zee. Aan onze rechterzijde hadden we steeds op een wisselenden afstand de bergmassa s van Elboers, met hier en daar nog witte besneeuw de toppen; links van ons ruischte, nu en dan onzicht baar, verborgen achter groen en bebloemde struiken, dan weder bijna den weg bespoelend, de- Kaspische Zee met haar wonderlijke steeds wisselende kleuren en tinten. Telkens kwamen wé over noodbruggen, hetzij omdat er een nieuwe brug door Europeanen werd gebouwd, of wel, dat bij de jongste overstroo ming de bestaande oude brug was weggespoeld. Nog altijd waren trouwens de tallooze beken en riviertjes, die den weg kruisen, hooger dan normaal. De na de overströoming gebouwde noodbruggen, bleken niet overal berekend te zijn geweest voor hun taak. Ongeveer halfweg Now-Chahr en Mezjed-i-Ser was een autobus door zoo'n noodbrugje gezakt, doch men had reeds weder een nieuw noodbrugje naast 't vernielde brugje gebouwd. Weldra zullen Europe anen, een Tsjechische en een Zweedsche firma, hier bruggen aanbrengen, die niet zoo gemakkelijk weg spoelen en niet bezwijken onder een autobus. Dertig kilometer voor ons reisdoel konden we even wel niet verder. Een gedurende de overstrooming beschadigde brug over een tamelijk breede ondiepe, doch wilde rivier, was dien morgen voor het water bezweken. Er waren echter al dozijnen Iransche ar- Links; Het ingenieursbureau-boerenwoning te Now-Chahr, waarover ik in een vorig artikel schreef. Rechts: Loonbetaling bij den havenbonw te Now- Chahr. beiders onder eén Iranschen voorman verschenen om de brug te herstellen, wat, naar zij verklaarden, een half uurtje zou duren. Dit half uurtje, begrepen we met onze Oriëntervaring, zou natuurlijk wel twee, misschien ook wel zes uur kunnen worden, maar wat konden we anders doen dan onze ziel in lijdelijkheid bezitten? Deze moeilijke kunst leert men als vanzelf in het oosten, waar niemand haast heeft en ongeduld als een ernstig ziekteverschijnsel wordt beschouwd. Merkwaardig was het bij dezen arbeid toe te kij ken. Niemand maakte zich druk of liet zich uit zijn gemoedsrust brengen, door het feit, dat aan beide zijden der vernielde brug de rij der wachtende auto mobielen langzaam maar zeker aangroeide. Iransche arbeiders sleepten planken aan, maar voor elke plank waren drie man noodig, die geen grooter snelheid dan anderhalven kilometer per uur ontwikkelden en telkens weder moesten rusten. Om de brug te herstellen moesten ten minste enkele mannen zich wagen in het ondiepe water van het ri viertje, iets waarbij niet het minste levensgevaar be stond, doch de mannen wisten: het water is nat en daar hielden ze blijkbaar niet van. Hup aanvoerder schreeuwde, doch daaraan stoorden de mannen zich niet. Geen hunner was ertoe te bewegen in het water te gaan. Toen verscheen aan de andere zijde van de rivier een automobiel met een blijkbaar zeer voor name Iraniër. Deze man droeg nog het nationale hoofddeksel, de „pachlevi", maar ook een keurig wit pak. De aanvoerder der arbeiders groette hem met diepen eerbied en de arbeiders waren blijkbaar door zijn verschijning hevig onder den indruk. De deftige man in het wit begon bevelen uit te dee len en drie Iransche arbeiders, plotseling geestdriftig geworden, sprongen in het water, dat hun niet ver der dan het middel reikte, doch dit vonden ze al meer dan genoeg en een der drie verschrok er zoo danig van, dat hij eenige malen de namen uitkreet: „Mohamed, Ali, Mohamed, Ali", de namen van den grooten profeet en diens schoonzoon. Het heeft geholpen, want na bijna drie uur wach ten was de brug in zooverre in orde, dat we er met onzen automobiel voorzichtig over konden. Het ver keer was weder hersteld. Mezjed-i-Ser was een grappig, schilderachtig, be drijvig plaatsje aan zee op den rechteroever van de rivier Baboel, een rivier, die zelfs over enkele kilo meters min of meer bevaarbaar is. Aan den linker oever van de Baboel, tegenover het groote visschers dorp Mezjed-i-Ser, staan slechts weinige gebouwtjes, doch dit deel is feitelijk het belangrijkste. Tusschen de boomen en de weinige gebouwtjes op den linker rivieroever verheft zich op een lange staak een wind wijzer in den vorm van een groote visch, een sleur, en deze windwijzer geeft daardoor tegelijk aan, wat de beteekenis is van dit dorp aan de monding van de Baboel. Van hier worden met Russische vracht schepen, die op de reede moeten blijven, daar er geen haven met voldoende diepgang is, jaarlijks tonnen „caviaar" uitgevoerd, deze lekkernij, waarvoor men in Europa in de grootste weclde-hotels goud betaalt en die de menschen hier niet lusten. Met de uitdruk king „de menschen hier" bedoel ik dan de werkelijke bewoners, want de Europeanen, die hier komen, wil len natuurlijk allen zooveel mogelijk caviaar eten omdat deze in Europa zoo duur en hier in verge üjking zoo goedkoop is. Na eenige weken is evenwel ook voor deze Europeanen de aardigheid er af en ze kijken caviaar nauwelijks meer aan. De caviaar is vischkuit, de goede caviaar kuit van de „beloega", zooals de Russen een groote steursoort noemen. De vangst dezer visschen begint in den win ter en eindigt in het voorjaar. Vroeger was dit caviaarbedrijf in handen van de Russische firma Leo nosof, doch, na de revolutie is het overgegaan in het bezit van den Russischen staat, die volgens een ver drag met de Iransche regeering er het monopolie ,van heeft, al krijgt dan Iran een deel van de winsi Zoowel aan de Russische als aan de Iransche kus>" van de Kaspische Zee vindt men verschillende plaat sen, waar het vangen van de „beloega" en het be handelen en verpakken van de caviaar tot een groot bedrijf is geworden. Te Mezjed-i-Ser zag ik aan de kade de laatste, in vaten voor de verzending gereed liggende partij van dit seizoen wachten op de verdere verscheping. In Europa spreekt men steeds van „Russische ca viaar", doch in werkelijkheid komt deze „Russische caviaar" voor een aanzienlijk deel uit Iran en bo vendien noemen de Russen deze kostbare lekkernij geen „caviaar", maar „ikra", een Russisch woord dat „kuit" beteekent, zoowel „kuit" van een mensen als „kuit" van visch. De Russische taal heeft, even als de Nederlandsche taal, voor beide begrippen slechts één woord. Zooals ik bóven reeds opmerkte, is het visschen naar caviaar een monopolie en dus het vangen van de „beloega" in den tijd, dat deze visch kuit bevat, voor niet daartoe gerechtigden verboden, doch even Portret-Atelier JAC. DE BOER Keizerstraat DEN HELDER Dank zij den KLOOSTERBALSEM verdwijnt wond en huiduitslag mGe moet er niet aan krabben, zeide men mij, als ih klaagde dat de uitslag, die ik op een kwaden morgen op mijn hand ontdekte, zoo verschrikkelijk jeukte. Maar door 't krabben ontstond een wond op mijn hand zoo groot als een kwartje, welke wond mij hevige pijn bezorgde. Toen niets hielp, nam ik Kloosterbalsem. Dadelijk vermin- derde het jeukerige gevoel, de wond werd mooi zuiver, de uitslag vermin derde en verdween en ook de wond g">" g'i»".' i. Bl i, u. b. AKKERS ORlOINeSk TOR INZAGE „Geen goud zoo goed" Onovertroffen b'j brand- en snijwonden Ook ongeëvenaard als wrijfmiddel bij Rheumatiek, spit en ptfnlijke spieren Schroefdoos 35 et Potten- ct eD 1.04 als overal elders zijn er ook hier stroopers, die zich aan deze soort verboden niet het minst storen. Een kilogram caviaar, gekocht te Mezjed-i-Ser bij het mo nopolie kost ongeveer drie Nederlandsche guldens, (in Europa vele tientallen guldens), doch bij de stroopers krijgt men een kilogram voor enkele kwartjes. De beloega wordt tot twee meter groot en bevat dan in den goeden tijd soms enkele tientallen kilogrammen caviaar. Vangt zoo'n strooper zulk een visch en vindt hij liefhebbers voor de caviaar, dan beduidt het voor hem een bijzonder buitenkansje, een lot uit de loterij, want de prijs, dien hij voor de caviaar krijgt, be draagt per kilogram meer dan het dagloon van een arbeider in deze streken. De vangst van de beloega geschiedt met netten, waaraan haken zijn bevestigd in de bochten aan de kust, waarheen de visschen komen om hun kuit te schieten. In scholen van duizenden komen de visschen dan. I-Iet gaat bij deze vischvangst alleen om de caviaar. De visch zelf is zoo goed als waardeloos, maar c!a vischkuit, die in doozen gezouten wordt verzonden, brengt in Europa en Amerika goud op. De grootste lekkernij voor fijnproevers is de zeer licht gezouten caviaar, die echter moeilijk en dan nog slechts in het koude jaargetijde kan worden getransporteerd. Deze licht gezouten caviaar heet bij de Russen „mala sol", maar noch deze, noch de andere wordt door de bevolking aan de kust gegeten en een stroo per, .die aan een Europeaan caviaar verkoopt, ver baast zich dat de Europeaan voor zooiets onsnuar kelijks als vischkuit zooveel geld wil uitgeven. Er is in deze streken ook nog roode caviaar, die afkomstig is van zalm en andere visschen, doch. een minder hoogen prijs opbrengt, ook al omdat ze voor verre transporten minder geschikt is dan de zwarte caviaar. Dus ook aan de Iransche kust is de caviaarvangst in handen van de Russische regeering en het is feitelijk toch wel zeer grappig, dat deze commu nistische regeering de eenige leverancier is van een der kostbaarste lekkernijen voor kapitalisten, een lekkernij echter, die hier de .armste der armen niet dan in allergrootste noodzaak zou willen eten. J. K. BREDERODE. FEUILLETON door 14 Ze sprak heel zachtjes, aJs had ze liever willen zwijgen. „Je moet meer hulp hebben," zei hij. Ze kuste hem in den hals. Neen, beste Jake, wil nu niet, dat de zorg voor de kinderen mij geheel uit handen wordt, genomen. Wat zou ik zonder hen moeten aanvangen?" „Je moet eens wat afleiding hebben," stelde hij voor. Ze lachte even en stak hem haar lippen toe. „Ver onachtzaam ik je Jake?" „Neen," antwoordde hij, ,,Je bent het beste vrouw tje dat een man ooit heeft gehad. Ik geloof dat ik nog altijd de eerste bij je ben, zelfs nu nog." „Altijd, altijd de eerste!" fluisterde ze en gaf hem een kus. Hij hield haar een oogenblik, zwijgend vast in zijn armen. Hij had haar liefgehad, aangebeden van het eerste oogenblik af dat hij kennis met haar had gemaakt, maar hij verwonderde zich nog altijd over haar groote liefde voor hem. Telkens en telkens weer zei hij tot zichzelf, dat hij niet bij haar hoorde, niet van haar stand was. maar wanneer hij haar, zooals nu, in zijn armen hield en haar hart tegen het zijne voelde kloppen, dan wist hij, dat zij een waren. „Je hebt me nog niets verteld van de rennen van vandaag," mompelde zij eindelijk. Jake glimlachte. „Die had ik waarachtig heele- maal vergeten. Prins Karei heeft zijn eerste lauwe ren behaald. Hij heeft gewonnen met twee en een halve lengte." „O Jake, hoe schitterend! Wat zul je daar trotsch op zijn! Ik ben dolblij. En heb je ook wat van Charlev gehoord? Heeft hij nog iets gezien van de prestatie van zijn naamgenoot?" „Meen je Saltash?" Ja, die was er," zei Jake op eenigszins drogen toon. Maud ging wat achteruit om hem beter te kun nen aankijken. „Je hebt hem toch hoop ik ten eten gevraagd?" „O ja," zei Jake eenigszins bitter. „Dat heeft Ben ny gedaan, uit jou naam. Hij denkt, en daarin heeft hij gelijk, dat jij het recht hebt in jou huis te noo- digen wie je wil!" „Jake!" Maud zat plotseling kaarsrecht, met schitterende oogen. „Als Benny zei dat „Dat heeft hij niet gedaan!" hernam Jake. „Als hij er zelfs maar op zinspeelde, was dat ont zettend hatelijk van hem. Ik ga naar hem toe en zal hem dat zeggen!" Maud trachtte zich los te maken, maar hij hield haar tegen. „Neen, neen, lieveling, blijf kalm. Ik kan dat best zelf met Benny klaarspelen; en hij meende niets onaangenaams. Ik heb 't Saltash gevraagd en hij komt!" „Tegen jou wil?" vroeg Maud. „Neen, niet tegen mijn wil, ofschoon ik bet beter had gevonden dat hij niet kwam. Tk heb er niets tegen om hem te ontvangen, als jij dat wenscht. Tij en ik zullen over zulke kleinigheden, als 't al dan niets komen van Saltash. niet gaan twisten." Jake's toon was gekscherend, teeder. Hij tikte haar verzoenend op den wang. Ze keerde zich plot seling om en drukte een kus op zijn hand. „Dank je, Jake, lieveling; maar bedenk dat jij baas bent hier in huis. Niemand komt hier zonder jou toestemming!" „Zelfs Saltash niet?" vroeg Jake glimlachend. „Zelfs Benny niet!" zei Maud diep ademhalend. Hij pakte haar vriendelijk bij den schouder. „Luister eens. lieve kind. Je moet er tegen den jongen geen woord over spreken. Ik wist niet, dat je dadelijk vuur zoudt vatten, anders had ik ervan gezwegen. Hij meende het zoo niet. Als dat waar was geweest, had ik hem een klap om z'n ooren gegeven. En per slot van rekening leef ik op kos ten van jouw is 't niet? Zonder jou zou ik aan de overzijde van den Oceaan achter de koeien loopen." „Neen," zei Maud. „Je zoudt nu reeds lang zoo veel hebben verdiend, dat je een eigen ranch hadt en die wel goed hebben ingericht ook, zooals jij dat alleen kunt, Jake!" „O vleistertje," hernam Jake en drukte haar an dermaal een kus op den mond, „ik ben in elk geval liever hier. Maar Saltash komt en we moeten 't hem zoo aangenaam mogelijk maken, 't Zou me niet zooveel kunnen schelen, als 't niet was om Benny. Die is altijd meer op 't gezelschap van zijn lord schap gesteld, dan me lief is." „O Jake," zei ze, terwijl ze een kleur kreeg. „Ik geloof niet dat hij Benny kwaad zal doen!" „Niet met opzet, misschien", zei Jake. „Ik ben hem heelemaal niet kwaad gezind, maai- ik kan me niet indenken, dat hij, op wie dan ook, een goeden invloed zou uitoefenen." „Ik geloof dat je hem niet goed begrijpt!" zei Maud nadenkend, waarop Jake zoo hartelijk begon te lachen, dat zij hem verwonderd aankeek. Hij stond op en lachte nog maar steeds. „Neen, dat zal wel! We hebben elkaar wel eens meer niet goed begrepen, hij en ik, van den dag al, dat ik hem voor een schurk uitmaakte, tot op den dag, dat ik hem als een ploert bijna had doodge schoten." „O, maar dat is al zoo lang geleden," zei Maud haastig. „Toen was hij nog weinig meer dan een jongen. Sinds dien is hij veel veranderd." Jake bromde: „In welk opzicht? Maar ik moet me gaan kleeden, want anders komt hij not, voor we klaar zijn om hem te ontvangen!" Hij keerde zich om, orfi naar zijn eigen kamer te gaan, maar Maud hield hem nog een oogenblik staande. „Zeg, Jake je weet wel dat hij met al zijn fouten altijd in de gelegenheid „Ja," ging Jake voort, „en daarvan heeft hij al tijd drommels goed gebruik gemaakt!" Haar lippen trilden. „Toe, zeg dat niet, 't is niet edelmoedig, om iemand ongehoord te veroordeel en." Jake zei geen woord meer. Ze hield hem bij den arm vast en trok zich daar bij op uit haar stoel. „Jake, wil je wat voor mo doen?" „Nu?" zei Jake, zonder iets te heioven. „Laat ik vanavond een goede vriendin voor hem mogen zijn. Laat me met hem alleen en trachten te weten te komen, wanneer hij 't mij tenminste wil vertellen, wat er aan is van dat gerucht, dat er een vrouw aan boord van het jacht was." „En als je dat dan te weten bent gekomen?" vroeg Jake. Ze maakte een smeekend gebaar. „Laat dat dan aan mij over. Ik heb soms het gevoel, dat ik hem in dergelijke omstandigheden tot steun kan zijn. Jake, Je bent er toch niet boos om, dat ik wil trach ten hem te helpen Ik heb het gevoel, dat ik hem beter begrijp, dan de meeste menschen!" „Ik geloof dat het vergeefsche moeite is," zei Jake. „Maar doe wat je denkt dat goed is, kind lief! Ik zal je niet tegenwerken." ,En je zult niet hoos zijn?" smeekte ze. Hij glimlachte tegen haar. „Neen, ik reken er op, dat je me in die richting nooit weer hoos zult ma^ ken." Ze drong dichter tegen hem aan. „Neen, Jake, werkelijk niet. Maar begrijp je niet, dat ik niet graag iets zou doen, tegen jou wil, wat niet strookte met je opvattingen?" Hij reikte haar de hand. „Daar behoeft ge niet bang voor te zijn. Wat jij doet is goed!"

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1935 | | pagina 17