VAN DIT EN VAN DAT EN VAN ALLES WAT De Proef Een Electrocutie. Kabouter=Avonturen. Stan en Pol bij de kinderen. SArv'- III! Bijvoegsel der Schager Courant van Zaterdag 20 Juli 1935. No. 9767. ZATERDAGAVONDSCHETS Door Sirolf, vrij bewerkt naar een Engelsch gegeven. (Nadruk verboden alle rechten voorbehouden) IK trof de Willemsens, allebei in een kort broekje en een sporthemd, in hun achter tuintje aan. Karei Willemscn hield een houten hamer in zijn hand en was druk bezig zijn duimnagel van zijn linkerhand te splijten, bij een poging om de pennen van een tent in den grond te slaan. Ze had den namelijk op hun grasveldje 'n groote tent opgezet. Karei probeer de vroolijk en echt-sportief te kij ken, toen hij mij zag en wuifde met zijn linkerhand, waarop ik eenige bloedblaren meende te ontdekken „Zoo, ouwe jongen!" riep hij uit, „Je komt net op tijd!" Marie Willemsen schonk me een beminnelijk lachje, terwijl ik pro beerde zonder mijn nek te breken tusschen een chaos van pakjes en blikjes die rondom de tent ver spreid lagen, Karei te naderen. „Wat voeren jullie nou uit?" in formeerde ik belangstellend. „We houden een soort van gene rale repetitie", zei Karei. „Ja, een proef", voegde Marie er aan toe. „0, ja, nu snap ik het" merkte ik scherpzinnig op, „maar als ik vragèn mag, wat 'hëeft die lfoékè- pan daar met deze proef te ma ken?" „Hm", zei Karei, „je hebt nooit bijzonder door intelligentie uitge munt, anders had je dadelijk het verband begrepen. Marie en ik zijn van plan dezen zomer te gaan kam peeren." „In je achtertuin?" vroeg ik on schuldig. „Nee ezelskop, buiten op de hei natuurlijk. En nu kan een kind je vertellen, dat njenige kampeer- tocht bedorven werd door gebrek aan ervaring. Of de menschen ne men veel te veel dingen mee, of veel te weinig. En daarom nemen Marie en ik nu vandaag een proef. Dan kunnen we precies zien, wat we mee moeten nemen en wat niet." „Karei, weet je ook waar je de theelepeltjes gelaten hebt?" viel Marie hem in clc rede. „Natuurlijk, je vindt zo in het zelfde pakje als de sardines en de vaseline voor verbrande huid. „Weet je", ging hij tot mij voort, „deze tent is feitelijk opgeslagen op twintig kilometer afstand van het naastbijzijnde huis, snap je wel." Ik zag toevallig, hoe de buur man van Karei door een spleet van de schutting stond te gluren, maar dat behoorde er natuurlijk niet bij. „Er is wel een beekje in de buurt", ging Karei onverstoorbaar voort, „en dat wordt voorgesteld door onze kraan in do keuken. Wa ter hebben we dus wel genoeg. Maai de rest moeten we meenemen. En om nu een echte proef te nemen, hebben we alles ingepakt en heb ben we besloten niet voor twaalf uur van nacht het huis weer bin nen te gaan, behalve dan voor wa ter. We houden nauwkeurig aan- teekening van onze ervaringen en zullen op die manier prachtig voor bereid in onze vacantie gaan kam peeren. Reuze-idee, wat?" Het antwoord wercl me bespaard, daar Marie aankondigde dat de thee klaar was. Ze had, naar ik hoorde, juist een uurtje met de theezetterij zoek gebracht. „Ja, Karei" ,zei ze vriendelijk, „jij zult het gebarsten kopje moeten nemen, omdat je het servies bij de schoenen hebt ingepakt." „Zie je", riep Karei geestdriftig uit, „daar heb je nu een goed voor beeld. Ik zal dat dadelijk opschrij ven". En hij voegde de daad bij 't woord. „En wat wil je nu bij de thee hebben? Marie, wat heb je?" „Biscuitjes?" stelde Marie voor. „Kom, kom," zei Karei opgewekt, „we hebben toch nog wel iets be ters? Waar is dat blikje zalm?" „Ik kan het niet vinden", ant woordde Marie, „bij je schoencreme was het niet." „Nou, wat zou je dan zeggen van een lekker spiegeleitje met ham?" vroeg Karei, „daar ben je toch zoo dol op?" „Ik geef toe", antwoordde ik, „dat ik wel van spiegeleieren met ham houd, maar niet bij de thee en om vier uur in den middag." „Dat is kinderachtig," meende Karei, „maar enfin, als je absoluut niet wilt, dan is er nog wel wat anders. Wat zou je zeggen van een biscuitje met een lekker plakje vet spek?" Hoewel Marie mij met een bede in haar blik aankeek, verhardde ik mijn mannenhart en weigerde. Het bleef dus bij thee, die door een on naspeurlijk toeval naar petroleum rook. Terwijl ik bezig was mijn tweede biscuitje met eenig succes in tweeën te kloven, begon het te regenen en trokken we ons met zijn drieën terug in de tent. Zoo zaten we daar minstens een half uur, gehurkt tusschen allerlei pak ken en blikken en oliestellen. Toen ik kuitkramp kreeg, goot het. Doch met den moed der wanhoop mom pelde ik een excuus en stortte mij in de piasbui. Later hoorde ik, dat de proef schitterend geslaagd was. Karei en Marie hadden tot klokslag twaalf uur 's nachts in de tent gehurkt. Doch ten slotte hadden ze het kam- peerplan toch opgegeven. Omdat 's nachts iemand de tent uit hun achtertuin gestolen had. En de Wil lemsens, naar ze beweerden, geen geld konden missen om een nieu we te koopen. Maar ze gaan met hun vacantie een zeereisje maken. Nu vraag ik U... Toen eenige weken geleden de dagbladen vermoldden, dat in de staatsgevangenis „Sing Sing", na bij Ossining in den staat New- York, een man en een vrouw zeer kort na elkander, wegens moord met voorbedachten rade, hun leven op den electrischen stoel moesten laten, kwam mij weer, als ware het gisteren ge beurd, het afschuwelijke tooneel voor den geest, dat ik eenige ja ren geleden aanschouwde, toen de bankroover Hamby met zijn leven voor zijn misdaden moest boeten. Ik ontving destijds een oproe ping om als getuige bij die elec trocutie aanwezig te zijn. Op een kouden Decemberavond ontmoet te ik mijn vriend Wally Robin- son, die voor de krant waaraan hij verbonden was, van de te rechtstelling een reportage moest maken. Wij troffen elkaar in een klein, maar berucht koffiehuis, dat aan een zekeren Owney van Matten toebehoorde. Hamby was een goede vriend en een goede klant van Matten geweest en om dat men wist, dat dit de laatste nacht van Hamby op aarde zou zijn, heerschte er een gedrukte stemming in het lokaal, dat an dere vol lawaai en gelach en al coholische vroolijkheid was. De man achter de bar gaf ons ieder een flink glas „Red Eye", wliiskey met de verzekering, dat wij dat, „tot versterking van onze zenur wen" beslist noodig hadden. De convocatie luidde, dat wij om 10 uur 30 binnengelaten zou den worden. Prompt op tijd hield onze auto voor het hek van Sing Sing stil. Gedurende de rit van New-York naar de gevangenis vertelde Wally mij, dat Hamby op lieeterdaad gepakt was, op het oogenblik, dat hij een bankbeamb- te doodschoot. Bij de rechtszitting maakte hij den indruk van een onverschilligen snoever te zijn. Hij werd ter dood veroordeeld. Dit soort lieden, zoo vertelde mijn vriend mij, vallen op het laatsre oogenblik in zwijm. Maar Hamby niet! In de geheele straat, voor de vangenis, park ten talrijke auto's. Ik bemerkte, dat in vele van die automobielen bakvisschen zaten met hun vrienden, die uit flesr schen whiskey en andere sterke dranken dronken. Toen wij de trap opgingen, kwamen wij een in 't zwart gekleede vrouw tegen. Haar gelaat was verwrongen en tranen stroomden langs haar wangen. Men haalde een taxi. Zij wankelde toen zij er in steeg. Wij werden door een grooten Ier met een bolrond gezicht begroet Hij sprak met een Iersch accent en bad een pet op, waarop twee let ters stonden: P.K. Hij was de „Principal Keeper", de hoofdbe waarder. Hij kende Wally en gaf hem een hande, en na aan mij te zijn voorgesteld, mij ook. Wally vroeg den P.K. wie de dame ii» het zwart was, die zoo juist was vertrokken. De chefbe waarder zei. dat het de moeder van Hamby was, die van haar zoon afscheid had genomen. Toen zij de doodscel verliet, zei de ver oordeelde nog tot haar: „Good bye, mam; ik zie je spoedig weer!" Het ging mij koud door de leden. Nu voerde men ons, de trappen op, naar een vertrek waar de ver slaggevers en de waarnemers-ge tuigen zaten te wachten. De secre taris van den directeur der ge vangenis begroette de aanwezigen. Tiet was halfduister in het lo kaal en er werd op een fluisteren de toon gesproken. Men liet bi paar flesschen rondgaan en er werd meer dan een enkele slok uit ge dronken. Ik nam er drie. Het kou de zweet brak mij uit. Nu kwam er een bewaarder in uniform bin nen,».die, ons verzocht, hem naar. het 'bureauvan den directeur te volgen. Ik kende Lewis E. Lawes. dien directeur nog van vroeger. Maar nu, dat hij daar, door het electri- sche licht beschenen, achter zijn ambtelijk schrijfbureau zat, zag hij er heel anders uit. Zijn gezicht was vaalbleek en stond droevig. Zijn hand beefde toen hij de pa pieren vasthield, waarop de na men der ambtelijke getuigen ston den. Zijn stem trilde toen hij ons verzocht in het vertrek waar de terechtstelling plaats zou hebben, zeer stil te zijn en ons ons eere woord afnam, dat wij geen foto grafische opnamen zouden ma ken, m.a.w. dat wij geen gehei me of verborgen camera's hij ons hadden. Mr. Lawes bracht ons naar een gebouw van rooden baksteen, dat er als een hospitaal uitzag. Hij ontsloot een deur en wij volgden hem. Daarna liet hij ons alleen. Do lieer Lawes is een hartstoch telijk strijder voor de afschaffing der doodstraf. Ofschoon gedu rende zijn directeurschap meer tan honderd menschen in Sing Sing werden terecht gesteld, heeft hij nog nimmer een voltrekking van een doodvonnis bijgewoond. Ik keek eens om mij heen. We bevon den ons in een groot vierkant ver trek met drie deuren, een waar door wij waren binnengekomen, een andere daar tegenover en dan nog een kleine lage deur. In het midden van het vertrek stond de electrische stoel. Ik had een gevoel alsof mijn oogen ver starden en ik kreeg krampen in mijn maag. Aan den rechterkant stond een bank waarop wij plaats namen. Aan de linkerzijde ston den de zwijgende bewaarders. Te midden van hen stonden twee artsen met hun stethoscopen in de hand. Verderop was een soort van alkoof en hierin stond een man van hooge gestalte met inge vallen oogen en vooruitstekende jukbeenderen. Hij doopte een soort helm in een reservoir ge vuld met water. Deze man was de scherprechter, de beul. Ik keek naar mijn vriend Wally en was er zeker van, dat zijn gezicht even bleek was als het mijne. Het lichte knarsen van een slot of een grendel eb de kleine groe ne deur ging open. Eerst kwam de P.K., dan, met langzame schre den, een geestelijke, die een bij bel in zijn hand had; hij prevelde een gebed. Achter hem kwamen twee bewaarders en tusschen die beiden in liep Hamby. Hij was een groot man, die naar schatting wel 100 pond woog. Zijn haren waren verward en nattig. Zijn oogen diep ingezonken, door zwarte ringen omgeven. Hij keek om zich heen. De man, die in eenige minuten zou sterven, zag er heter uit dan de menschen die hem gadesloegen. Hij rookte een sigaar. Zijn bruin pak zag er uit alsof het zooeven van den kleer maker,,was gekomen, en zijn wit overhemd zoo keurig alsof het zoojuist pas gestreken was. De kraag was open, als bij een sport hemd. Hamby keek naar den stoel en zei glimlachend: „Jongens, ik zal jullie laten zien boe je moet ster ven." Hij blies een wolk rook uit Dan keek bij den P.K. aan die hem toeknikte. Met een paar stap pen was bij bij den stoel en ging er alle hulp weigerende, op zit ten. Flink, rechtop. Hij zei: „Dank U P.K. en zeg hetzelfde aan den directeur." Hij rookte verder en leunde achterover met zijn hoofd in den stoel alsof hij geschoren moest worden. Dan sloot hij de oogen, alsof hij een weinig wilde sluimeren. Nu sprongen de vier bewaarders naar voren. Zij werken als een automaat. Een stroopte de rech terbroekspijp, die reeds terzijde opengesneden was in de hoogte en bevestigde een dikken gummi band met een koperen geleid cl raad op hot bloote vleescb. De anderen maakt n de armen aan de stoel leuningen vast en bevestigden de voetriemen. Dan werd hem den helm opgezet welke ingeschakeld werd. Een scherp buzzzz-z-z-, buzzz-z-z werd hoorbaar. Het lichaam van Hamby wierp zich voorwaarts, zijn hoofd achterwaarts en een dunne rookwolk vertoonde zich ter hoogte van het hoofd. Het gezicht werd donkerrood. Men bespeurde den reuk van verbrand vleescb. Zijn gelaat vertrok als in doods angst. Men kon in de doodsche stilte duidelijk het kraken der rie men liooren en het leek alsof ze zouden breken. Het scheen alsof Hamby van den stoel wou opsprin gen. Zijn mond stond wijd open, het schuim kwam op zijn lippen. Hij had zich de tong in tweeën gebe ten. Zij kwam den mond uit. Het werd mij rood en zwart voor de oogen. De reuk van het verbran de menschenvleesch werd on draaglijk. Weer buzzzz-z-z, buzzz-z-z. Van de handen van den terechtgestel- den man steeg witte rook op. Het gezicht werd donkerrood, de hals wercl dun en de aderen zoo dik als snoeren. Het kraken der rie men was vreeselijk. Ofschoon Hamby reeds dood was, werkte zijn lichaam nog altijd om zich van den stoel te bevrijden. De stroom werd uitgeschakeld. Een doodsbleeke bewaarder trad naar voren en maakte nerveus jas en hemd van den doode los. Do knoopen sprongen er af, het oogen blik dat hij de man er aan raak te. Het hemd was in de lengte ge scheurd en de borst van Hamby zag er uit als geroosterd brood. De kalmste man van allen was de arts die den stethoscoop aanlegde. Na enkele minuten wendde hij zich tot de getuigen, die een on macht nabij waren. Hij zei kalmf „Ik verklaar, dat deze man dood is." De deur waardoor wij binnenge komen waren werd geopend.. Wij sprongen op en snelden het vertrek uit. Ik was het eerste buiten. Ik snakte naar frissche lucht, want ik moest dien reuk van ver brand vieeseh uit mijn neus kwijt worden. Het geheel had slechts vier mi nuten geduurd. Mij scheen het een eeuwigheid. Hoe ik thuis ben ge komen weet ik niet. Ik moest een week in bed blijven. Van mijn zucht, om sensationeele dingen te zien, was ik voor altijd genezen. WETENSWAARDIGHEDEN. Is het U bekend: d a t de politie in Brno (Moravie) een school voor bedelaars ontdek te? dat er lessen werden gegeven in vermomming en het nabootsen van misvormingen? dat er 14 leerlingen, allen jon gens, waren en 2 leeraren, die dc helft van de bedelopbrengsten van hun leerlingen als lesgeld opeiscli- tcn? 10. Ze besloten dan ook het boek te verbergen, vlak bij het doel van hun tocht. Dan konden ze altijd wan neer er iets moest worden opgezocht, het boek te voorschijn halen. Ze groeven thans een kuiltje, waar in het boek werd verborgen. Ze waren nogal klein, dus het werk vorderde veel tijd. 11. Intusschen was de maan opgekomen. Dat von den beiden fijn, want nu konden ze eens met de Maan overleggen wat ze moesten doen. Die had al zooveel van de wereld gezien, dat ze hun best goeden raad zou kunnen geven. Ze vertelden daarom alles, wat ze samen hadden overlegd, aan hun vriendin daarboven. Deze zette een ernstig gezicht. 12. Toen Stan en Pol haar vertelden dat ze nu ook eens de kinderen wilden helpen, klaarde haar ge zicht op. Dat was een prachtig idee en ze wist wel eenige kindertjes, die best wat hulp konden gebrui ken. Dat vond de maan best. Zo wilden hen graag eens in de kamertjes laten kijken, waar de kinder tjes sliepen.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1935 | | pagina 19