Langs de Zuidkust van de
Kaspische Zee
Charl
es Rex
Zaterdag 27 Juli 1935.
SCHAGER COURANT.
Vierde blad. No. 9772
Een grootsch en machtig
landschap
Bouw van onderzeeërs in Rusland.
Gruwelijke kindermoord.
Ethel M- Dell
NAAR HET WESTEN LANGS DE KUST VAN DE
KASPISCHE ZEE. DE WONDERLIJKE DROOM
VAN EEN OOSTERSCH VORST. EEN
WACHTKAMER VOOR AUTOMOBIEL
PASSAGIERS. DOOR EEN BRUG
GEZAKT. BIJNA IN EUROPA.
(Van onzen reizenden correspondent)
RECHT. In Juli.
Een tocht langs de zuidkust der Kaspische Zee ïs
van ongeëvenaarde bekoring. Het landschapsschoon
der zoozeer geprezen Riviera zinkt bij vergelijking
met de streken hier volkomen in het niet. Even
kleurig als aan de Riviera is het hier, maar dan nog
machtiger, grootscher en vooral ongerepter. Tot aan
de stad Recht volgt de weg op wisselenden afstand
de kust en telkens ziet men ter rechterzijde het heer
lijke blauwe watervlak, terwijl links, dichterbij of
verderaf, de machtige bergen zich verheffen, die
hier als het ware een voor en door reuzen geschapen
borstwering vormen ter bescherming van het oude
Iran.
Kort na ons vertrek van Now-Chahr zagen we ter
rechterzijde het kleine paleisje, dat de sjah nu en
dan in den zomertijd onverwacht betrekt, als de
warmte en de regeeringszorgen te Teheran hem te
drukkend worden. Met angst kijken de overheids
personen uit deze streken steeds naar dit paleisje,
want als de sjah er woont, beteekent dit voor hen
een tijd van onrust en gevaar, aangezien de meeste
overheidspersonen, naar Oriëntaalsche gewoonte,
wel het een en ander te verwijten hebben en de
sjah scherpe, oogen heeft tekortkomingen te ont
dekken.
Aanvankelijk bleef de weg nog goed. Hier is het
Een Oostersche vorstendroom bij de
Kaspische Zee.
immers een streek, waar de sjah vaak komt, maar
verderop, de tweede helft, begon de weg steeds meerl
te wenschen over te laten. Over tallooze houten hulp
bruggen kwamen we en op verschillende plaatsen
waren Europeanen bezig nieuwe sterker bruggen te
bouwen, die niet elk jaar door de plotseling wild
wordende rivieren zullen worden medegesleept. Hoe
wel het hier een vruchtbare streek is, zijn dorpen en
stadjes hier zeldzaam. Eerst na ruim zestig kilome
ter kwamen we in een plaatsje, van eenige betee-
kenis, Shachtesar, een dorp met neiging tot een stad
uit te groeien. Dit plaatsje is bekend om zijn heer
lijke sinaasappelen, die zeer sappig en zoet zijn.
Slechts kort hielden we er ons op, want we hadden
reeds oponthoud genoeg. Overal, waar Europeanen
aan het werk waren, moest Simon de chauffeur im
mers halt houden. Daar leverde hij dan waren af of
nam bestellingen in ontvangst,
Enkele tientallen kilometers voorbij Shachtesar
zouden we eenigen tijd blijven om er te eten in een
groot, door den sjah gesticht hotel-restaurant aan den
voet der bergen en dicht bij zee. Drie kilometer voor
dat restaurant, waarvan men mij allerlei wonderen
had verteld, kregen we bandenpech, maar Simon de
chauffeur had twee complete reservewielen met ban
den bij zich, zoodat het bezwaar spoedig was opgehe
ven en we den tocht konden vervolgen, weldra langs
een omhoog slingerenden breeden weg, die ons voer
de naar het hotel-restaurant, dat tevens als sanato
rium dienst doet. Tegen de bergen stapelden zich
hier terrassen op met bloemen, met fonteinen, met
paviljoens, die tusschen bloemen en groen half ver
borgen staan. Breede trappen met beelden en groote
electrische booglampen klimmen hier omhoog. In de
nabijheid wordt voor dit hotel een nieuw hoofdge
bouw nedergezet, waaraan nu nog honderden arbei
ders werken.
Op een der terrassen van dit hotel-restaurant met
een vergezicht op de Kaspische Zee met haar witte
en rossé zeilen van enkele visschersvaartuigen, ble
ven Simon de chauffeur en ik samen eten. De an
dere passagiers moesten maar voor henzelf zorgen.
In dit prachtige etablissement, zooals men geen
grootscher en schooner vindt aan de Fransche Ri
viera, was ik weder verbaasd over de prijzen. Voor
twee uitvoerige maaltijden met voorgerechten, visch,
kip, vruchten, koffie, een flesch bronwater, betaal
de ik, tien procent, fooi inbegrepen, vijftien en een
halve real, ongeveer één gulden en vijf en dertig
cent.
Dit wonderlijke hotel-restaurant., dat er uitziet als
de droom van een Oostersch vorst (wat het dan ook
is) heeft een badhuis met eigen heet bronwater,
waarvan de temperatuur niet minder dan 52 graden
Celsius bedraagt. Er ontbreekt hier evenwel een des
kundig Europeaan, die aan zulk een inrichting lei
ding zou kunnen geven. Nu constateert men overal
Oriënaalsche nalatigheid. Volgens een of ander voor
schrift zijn er op de terrassen in de schaduw wel ta
feltjes nedergezet, maar deze tafeltjes zijn verveloos,
men vergeet ze te dekken en verzuimt eveneens er
stoelen neder te zetten. Van het bedienend personeel
is er slechts één, die enkele woorden Engelsch
spreekt en verder kent niemand er een West-Euro-
peesche taal, terwijl bij den bouw van dit wonder
lijke paleisachtige restaurant-hotel toch zeker gere
kend is met een zich ontwikkelend groot-toerisme
in Iran.
Doordat we tamelijk laat van Now-Chahr waren
vertrokken, overal bij woningen van Europeanen een
kort oponthoud hadden gehad, daar Simon de chauf
feur er zaken had te doen en we ons verblijf in het
fantastische hotel-restaurant nogal hadden gerekt,
liep het reeds tegen den avond, toen we onzen tocht
voortzetten. Daar de weg zeer slecht werd, waren
we gedwongen tot een matige snelheid. Heerlijk bleef
evenwel het landschap. Nu en dan kwamen we door
bosscheh vol groen en geur, dan weder opende zich
het uitzicht naar rechts en konden onze blikken dwa
len over het blauw van de Kaspische Zee met haar
witte en rosse zeilen van visschersvaartuigen. Nadat
de duisternis reeds was gevallen, kregen we weder
bandenpech, die veel tijdverlies veroorzaakte, daar
enkele schroeven weerbarstig bleken. In de duistere
verlatenheid om ons huilden angstwekkend de jak
halzen, maar zongen en jubelden ook troostend de
nachtegalen. Na een oponthoud van uren konden we
eindelijk verder, doch we waren weder hongerig ge
worden en we begonnen weder uit te zien naar een
eetgelegenheid. Het liep reeds tegen elf uur 's avonds
toen we Lahidzjan binnenreden, een klein stadje op
zes en dertig kilometer van Recht. In een restaurant
waarvoor dozijnen auto's, camions, personenauto's en
autobussen stonden, konden we in een overvolle zaal
weder ons versterken. Dit restaurant was zooiets als
de stationswachtkamer van een ongeregelden trein
dienst. Telkens kwamen er nieuwe gasten, gingen er
andere, al naar wagens aankwamen of vertrokken.
Zulke restaurants in stadjes langs den grooten weg
sluiten dag noch nacht en zoowel om elf uur 's avonds
als te drie uur 's morgens kan men er rijst met kip,
geroosterde visch en andere spijzen verkrijgen. Zoo
als steeds in zulke gelegenheden werd Simon de
chauffeur door andere chauffeurs ondervraagd over
den toestand van den weg en van de bruggen en hij
ondervroeg daarvoor de andere. Ijskoude limonade
kon men in het restaurant krijgen, gekoeld met ijs
uit de bergen, natuur-ijs dus, dat 's avonds en
's nachts door ezeltjes en bergpaardjes wordt aange
voerd.
Het was kort na middernacht, dat we den tocht
naar Recht voortzetten, rekenend in een goed half
uur het doel onzer reis te bereiken, doch veel meer
dan in Europa hebben hier de w.egen hun verrassin
gen. Elf kilometer voorbij Lahidzjan, toen we lang
zaam en voorzichtig over een houten brugje reden,
zakte met een hevigen slag ons linkerachterwiel
door het bruggedek. Hoe we dien nacht nog verder,
zouden kunnen komen, was ons voorloopig een raad
sel. Nabij de brug stond echter een huisje, waar op
de voorgalerij op matten vele mannen volkomen ge
kleed, zooals dit hier gewoonte is, sliepen. De slag,
veroorzaakt door de brugbreuk, had hen dadelijk
wekker gemaakt. Nieuwsgierig liepen de mannen
toe en Simon de chauffeur gaf hun bevel stevige
stokken, die als hefboomen dienst zouden kunnen
doen, te gaan zoeken, waaraan de mannen onmid
dellijk voldeden, want volgens de hier bestaande
voorschriften zijn ze verplicht bij dergelijke ongeval
len met auto's kosteloos hulp te verleenen. Na een
half uur was de wagen uit zijn lastige positie bevrijd
en konden we verder, echter niet zonder dat we de
Iraansche arbeiders, die ons hadden geholpen, een
handjevol kleingeld hadden gegeven, wat de men-
schen zoo dankbaar stemde, dat ze ons nog een glas
thee aanboden.
Tegen half twee 's nachts bereikten we de stad
Recht, die reeds in diepe rust was verzonken. In het
vage licht van hier en daar een lantaarn zag ik
lange en breede straten, maar dit alles kon me op
dat oogenblik niet heel veel belangstelling inboeze
men, want ik verlangde naar een bed en groot ver
trouwen had ik niet, dat dit verlangen ook behoorlijk
bevredigd zou worden, doch dit viel ten zeerste me
de. Simon de chauffeur, die alle steden van Iran
grondig kent, bracht me naar «en hotel, dat door
een Armeniër wordt gehouden. Hotel Iran, waar ilc
een uitstekend ingerichte kamer met electrisch licht
kreeg, een kamer met het uitzicht op vele tuinen
met wuivende boomen.
Indien ik ooit heimwee had gehad naar ons oude
werelddeel Europa, dan zou ik me te Recht bijzon
der gelukkig moeten gevoelen, want zoo dicht bij
Europa heb ik in jaren niet geslapen. Niet meer
dan honderd vijf tig kilometer, een autorit van drie
uren, scheiden me hier van het werelddeel, waarin
gij, lezer, zoo oneindig veel gelukkiger en weelderi
ger leeft dan de menschen hier in Azië.
J. K. BREDERODE.
Een serie van elf duikbooten.
Uit betrouwbare bron verluidt, dat in Rus
land de kiel is gelegd voor den 60sten onder
zeeër der Sovjet-marine. Tot den bouw van
tien andere onderzeeërs is bovendien opdracht
verstrekt.
Om de kinderwagen in bezit te krijgen.
Warschau: Twee dagen geleden is uit een
park bij Warschau een 7 weken oud meisje geroofd.
Naar thans wordt gemeld, is het kind door de onbe
kende daderes vermoord. Het lijkje werd in een oude
vestinggracht van Warschau gevonden.
De vrouw, die het kind in haar wagentje uit het
park heeft ontvoerd, was met het kindermeisje be
kend geworden, doordat zij haar eenige malen had
aangesproken. Zij is nog door eenige personen ge
zien, zoodat de politie een tamelijk nauwkeurige be
schrijving van haar bezit.
De politie vermoedt, dat zij het kind heeft ge
roofd om de nieuwe kinderwagen in bezit te krijgen
en te kunnen verkoopen en dat zij daarom het kind
je'in het water heeft geworpen. Evenwel zoekt de
politie ook, of misschien sprake is van een wraak.
door
24
Ze sprak van hem op een eerbiedigen toon, zelfs
met een zeker ontzag.
Het gezicht van den man kreeg een bijna onmerk
bare hardere uitdrukking.
„Nu, ik acht hem nu niet zoo hoog", hernam hij,
„maar hij zal ook wel zijn goede zijde hebben!"
„Dat heeft hij zeker!" verzekerde ze met vuur. „U
kent hem niet, zooals ik hem ken. 't Is een bovenst
best mensch!"
„Inderdaad?"
Toby merkte in zijn toon de weinige sympathie en
roerde vlug een ander onderwerp aan.
„Neen, maar dat meende ik niet. Ik wenschte al
leen, dat ik u al veel, heel veel vroeger had leeren
kennen, jaren en jaren geleden, toen u nog cow-boy
waart!"
„Toen was je nog een baby", zei Jake.
Ze schudde 't hoofd en glimlachte flauwtjes. „Dat
ben ik nooit geweest. Ik geloof dat ik oud geboren
ben, aan 't verkeerde eind begonnen. Dat gebeurt met
enkele menschen!"
„Ja, dat weet ik", zei Jake, „en dan is er maar
één ding mogelijk!"
„Wat dan?" vroeg Toby.
Ze keek hem onderzoekend aan, maar er was niets
onaangenaams in hun stilzwijgen en hij antwoordde
vriendelijk: „Opnieuw te beginnen".
„Ahl" 't kwam als een zucht over haar lippen en
FEUILLETON
plotseling stak ze hem ook haar andere hand toe en
hief haar trillend gezichtje naar hem op. „En wilt
u me dan helpen?"
Die beweging en die woorden troffen hem. Hij legde
de handen op haar schouders, zooals hij bij een jon
gen zou hebben gedaan en zei: „Ja, ik wil je helpen!"
„U wilt vriendelijk voor me zijn?" haar stem trilde
eveneens, men hoorde er tranen in.
„Zeker!" antwoordde Jake eenvoudig, maar op
krachtigen toon.
„U wilt me op 't rechte pad houden en me vasthou
den", als ik zou dreigen ervan af te wijken?
„Ja, dat zal ik doen!"
„En u zult u zult tegen niemand over mij
praten!" smeekte ze.
„Neen!' zei Jake kortaf.
„Ook niet tegen Lord Saltash tegen niemand?"
„Neen!" en zijn antwoord klonk ernstig.
Toby slikte haar tranen in en zweeg een oogen
blik. Maar even later glimlachte ze weer. „Nu heb
ik een bondgenoot!" zei ze met voldoening. „Ge zijt
vriendelijk en sterk, mijnheer Jake Balton. Wanneer
je bent opgeraapt van den bodem van de zee, is
't heerlijk iemand te hebben om op te steunen, die
flink is en sterk!"
„Zoo!"
„Ja, nu weet ik ook waarom Lord Saltash me juist
hierheen heeft gezonden, omdat ge sterk zijt en flink
en dat 't hier veilig is."
„O, volkomen veilig", zei Jake glimlachend.
En evenals Saltash, voelde hij plotseling, dat ze iets
had, van een arm, klein diertje, dat door sto"m en
ontij hierheen was gedreven en dat bescherming
zocht.
Zelfs in haar vroolijkste oogenblikken, scheen ze om
vriendelijkheid te vragen.
Hij klopte haar geruststellend op den schouder. „Ik
zal wel een oogje op je houden", zei hij, „als je het
wagen wilt".
„Wat wagen?" vroeg Toby onverwacht.
Hij keek haar recht iü de oogen.
,,'t Eenige dat de moeite waard is om voor te strij
den: om oprecht en eerlijk door 't leven te gaan!"
„0,.u bedoelt", zei Toby zacht, „om niet te liegen,
te bedriegen. Lord Saltash wil ook niets van liegen en
bedriegen weten!"
„Neen maar!" riep Jake verwonderd uit.
„U kent hem niet", zei Toby weer met overtui
ging.
En Jake lachte vroolijk, maar twijfelend. „Mis
schien kan ik nog wat leeren", zei hij goedmoedig,
„maar mijn meening is, dat hij alleen uit louter lust
tot kwaad doen en zucht tot twisten, aan andere
schepsels op deez' aarde geen stuk kan heel laten."
„O, als dat alles is wat u van hem weet, hebt u
hem nog niet goed leeren kennen, heelemaal niet!"
„Gij wel?" vroeg Jake.
Ze kleurde tot onder het zachte, mooie haar, dat om
haar slapen krulde en keek hem toen aan. „Ja," zei
ze en wachtte toen een oogenblik, alsof ze nog meer
wilde zeggen, en herhaalde toen bijna fluisterend:
„ja!" alsof het onderwerp te heilig was om er ver
der over te redetwisten.
„Lieve hemel!" riep Jake weer en ging vroolijk
glimlachend zijn kamer in.
Saltash de zondaar, kende hij wel, maar Saltash
de heilige, die niet alleen geliefd was, maar werd
vereerd, ja, bijna aangebeden, dat was iets wat zijn
begrip te boven ging.
Hoe ter wereld had hij het aangelegd om met dien
stralenkrans te worden getooid!
HOOFDSTUK IX.
DE AFGOD.
„Wel," zei Saltash vroolijk belangstellend, „waar
is zij? En hoe gaat 't met haar?"
Het was de Zondagmiddag van zijn beloofd bezoek,
een heerlijke, zachte dag vol zonneschijn en lente
bloesems. Maud zat in een rieten stoel op de veran
da en keek hem verlegen aan. Ze gaf geen antwoord
op zijn vragen.
„Charley", zei ze, „waar komt ze vandaan?"
Hij trok de schouders veelbeteekenend op. „Waar
komen al de vrouwen vandaan en daartoe, chère
reine? 't Zou hier op aarde zoo vredig zijn zonder
haar!"
Hij was in een dwaze stemming en ze wist, dat
het in deze omstandigheden beter was het onderwerp
te laten varen. Ze staakte haar pogingen dan ook
met een zucht.
„Ze is geen vrouw! ze is een kind, een behoorlijk
kind, maar volkomen onbezonnen. Ze is op 't oogen
blik op het oefenterrein met Jake en Benny. Jake
heeft heel veel met haar op. Ze kan alles van de
paarden gedaan krijgen."
„Maar jij geloof ik niet zoo bijzonder?' vroeg Sal
tash.
Maud aarzelde een oogenblik. „Ik houd natuurlijk
van haar, maar oischoon ik getracht heb, haar op
haar gemak te stellen is ze geloof ik, een beetje bang
voor mij en in mijn tegenwoordigheid niet heelemaal
natuurlijk."
„Maar, zijn we dat dan een van allen?" bracht
Saltash daartegen in. „Doen we ons, als we in jou
ontvangkamer zijn, niet op z'n best voor?"
Maud zuchtte weer. ,,'t Zijn dikke vrienden", zon
der op zijn opmerking in te gaan, „zij en Benny zijn
ontzettend roekeloos. Ik hoop, dat zij niet op een
zekeren keer hun nek breken!"
„Of hun harten!" zei Saltash ondeugend.
Ze glimlachte. „Ik geloof niet, dat daarvoor veel
gevaar bestaat, vooralsnog tenminste niet. Maar 't
is nog een volslagen kind, Charley, bijna nog zoo
jong als Eileen, in sommige opzichten nog jonger.
Zullen we eens naar het veld gaan en eens naar hen
gaan kijken?"
„Tot uw dienst, mevrouw!" zei Saltash onmiddel
lijk.
Oogenblikkelijk stond hij op en zij begreep, dat
hij reeds van het oogenblik van zijn komst ernaar
had verlangd om te gaan.