Vacantie-verblijf in Zuid-Engeland.
In de pastorie van
Marlborough*
Tientsin, het dorado der
Chineesche emigranten.
VARIA
Een Schager-brief met
hindernissen.
(Van onzen Engelschen Briefschrijver).
MARLBOROUGH, Wiltshire.
2 Augustus 1935.
ZIEZOO, wij hebben ons vacant ie verblijf weer
betrokken. Zooals het zich op het oogenblik
laat aanzien, zullen wij wel geen spijt van
onze keuze hebben, vermoed ik. De eerste indrukken
zijn alleszins bevredigend geweest.
Marlborough ligt in het Zuiden van Engeland, in
het graafschap Wiltshire. En ditmaal is het bij uit
zondering eens geen schoolhuis, waarin wij onzen
intrek hebben genomen. Voorgaande jaren moesten
we als ons adres steeds opgeven: The Schoolhouse,
Biccster, of The Schoolhouse, Farncombe. Nu is het:
The Manse, Marlborough.
En de Manse is de pastorie. Wij wonen ditmaal in
het huis van den dominee. Tot mijn genoegen heb
ben wij ook kennis mogen maken met Zijn Eerwaar
de.
Eerst liep het mis. Dat was bij onze aankomst.
Dominee had laten weten, dat hij ons van den trein
zou halen, wat wij natuurlijk zeer vriendelijk von
den. Maar wij hadden niet het flauwste idee, op
welken tijd wij in Marlborough zouden aankomen.
En dit hadden we hem geschreven.
Een dergelijke kleinigheid scheen op den dominee
van Marlborough evenwel niet den minsten indruk
ie maken. Als wij hem slechts lieten weten, langs
welke route we van plan waren, Marlborough te be
reiken, zou hij er zijn, om ons te verwelkomen.
Wij leidden daaruit af, en ik geloof niet ten on
rechte, dat hij van plan was, aan eiken trein te ko
men kijken, of de vier Hollanders er uit kwamen.
Het was buitengewoon vriendelijk, maar het be
zwaarde ons. En daarom schreven wij twee dagen
voor ons vertrek, dat wij den dag van onze reis in
Londen zouden doorbrengen, om na theetijd den
eersten den besten trein naar Marlborouh te nemen.
We vermoedden, dat Dominee dan wel zou weten,
hoe laat wij aan zouden komen.
Maar menschelijlce berekeningen kunnen falen.
Dat zouden we ook nu weer merken. Op denzelfden
dag, dat wij naar Marlborough schreven, schreef
Dominee naar ons. Maar aangezien wij al voor de
eerste postbestelling onze woning hadden verlaten,
kregen wij van dien brief niets te zien. Dientenge
volge bleven wij van den goeden raad, daarin vervat,
geheel onkundig.
De goede raad was geweest: Neem geen spoor
kaartje tot aan Marlborough, maar tot Hungerford.
Ga in Hungerford uit den trein, en kom met de bus
naar Marlborough.
En zoo was het misverstand voor elkaar. Dominee
was van meening, dat wij met de bus van Hunger
ford zouden komen, en wij waren natuurlijk niets
anders van plan, dan onze kaartjes tot Marlborough
te nemen. Het gevolg was, dat wij niemand zagen
om ons te verwelkomen, toen wij den trein in Marl
borough verlieten.
Gelukkig was de weg volstrekt niet moeilijk te
vinden. Bovendien was hij niet lang. Eenigszins be
vreemd, maar overigens zeer welgemoed, togen wij
op de pastorie af. Slechts één maal vragen was vol
doende, om er te komen.
Wij zagen het kerkje, met dc pastorie er aan vast-
gebouwd. Ook zagen wij een jongmensch, die onder
zoekend den weg stond af te kijken. Toen hij vier
koffers aan zag komen, met vier vreemdelingen er
aan bevestigd, holde hij ons tegemoet.
Hij putte zich uit in verontschuldigingen. Dominee
was al aan twee bussen uit Hungerford geweest.
Op het oogenblik was hij ook dien kant op, maar
hij kon ieder oogenblik terugkomen. Of wij maar
wilden binnengaan, wij zouden de deur open vinden.
Wij vonden de deur open. En vóór Dominee ons
rond kon leiden hadden wij gelegenheid onze tijde
lijke woning in oogenschouw te nemen.
Het was geen gemakkelijke woning, om zonder des
kundige leiding te onderzoeken. In de eerste plaats,
omdat het aantal kamers ongewoon groot was. In
de tweede plaats, omdat zij op een eigenaardige ma
rnier in en uit elkaar liepen.
Heel veel idee heb ik er op dit oogenblik nog niet
Van, hoe de situatie precies is. Je kunt bijvoorbeeld
op drie manieren in Dominees studeerkamer komen.
De kortste manier is, door de keuken. De tweede
manier is, het huis door de eene deur te verlaten,
een kleine tuinwandeling te maken, er dan door de
andere deur weer in te gaan, en links af te slaan.
Een zeer aanbevelenswaardige manier bij droog
weer. En ten slotte kun je langs de hoofdtrap naar
boven gaan, twee slaapkamers en de badkamer pas-
seeren, en een tweede trap afdalen. Je zult je dan,
tot je verbazing, ook aan de ingang van het studeer
vertrek bevinden. Ik heb eerbied voor den architekt,
die deze pastorie eens heeft ontworpen.
En het heeft ongetwijfeld zijn voordeel, om den
weg naar de studeerkamer te weten. In de eerste
plaats, omdat er een groote hoeveelheid mooie boe
ken staan. In de tweede plaats, omdat het een heel
vriendelijk en gezellig vertrek is. En dan in de der
de plaats, omdat er een biljart staat.
Wij noemen het de biljartkamer. Het is de eerste
maal in ons leven, dat we een dergelijk vertrek be
zitten, dus we voelen ons zeer trotsch. We hebben
ial verscheidene partijtjes gespeeld, waarbij we het
als een klein bezwaar voelen, dat we
1. Geen van allen kunnen biljarten;
2. Geen van allen de regels van het spel kennen.
Nu moet ik toegeven, dat ik zeer onwetend ben op
liet gebied van biljart spelen. Maar toch vermoed ik,
dat verscheidcuc lioilaudsche biljartspelers ook niet
precies zouden weten, wat ze met ons biljart zouden
moeten aanvangen. De ballen hebben niet, zooals bij
ons, vier gelegenheden, om plotseling uit het ge
zicht te verdwijnen, maar zes. Vier maal op de hoe
ken, en twee maal in het midden van de lange kan
ten.
Ik heb vanmiddag een reuzenstoot gedaan. We wa
ren er allemaal een oogenblik stil van: er was geen
enkele bal meer over op de tafel. Ik hoop, dat het
'n stoot was, die veel waarde heeft voor den verrich
ter er van, maar ik heb een vaag idee, dat het be
ter zou geweest zijn, als mijn eigen bal als overwin
naar op het slagveld was achtergebleven.
Er zijn, behalve het biljart, nog andere dingen,
die we, om verschillende redenen, met genoegen
begroet hebben. Bijvoorbeeld: een schrijfmachine, om
mijn brieven naar de Schager Courant op te tikken.
Ik ben er vol vuur aan begonnen. Helaas onder
vond ik in den tweeden zin een kleine tegenslag.
Dat was bij liet woordje op. De p sloeg aan, maar
oogenblik keiijk na deze prestatie, zakte de toets
door tot op het toetsenbord. Bij onderzoek bleek, dat
't haakje van dc toets los was geraakt van den letter
hefboom. Maar aangezien de p de laatste letter is
op het toetsenbord, was de zaak gemakkelijk te
verhelpen, door de machine even op zijn kop té
zetten, en het haakje weer aan den hefboom vast
te maken.
Negen woorden verder moest ik spijt aanslaan,
en oogenblilckelijk verdween de p. Toen werd het
een Schagerbrief met hindemissen. Elk woord met
een p er in, -beteekende een machine op zijn kop, en
twee minuten oponthoud. En niet altijd was er een
synoniem te vinden.
Bij graafschap bezweek de p, hij opgeven gaf hij
het op. Heel, heel zachtjes sloeg ik de eerste letter
van pastorie aan, maar het was zóó zacht geweest,
dat de letter nog niet eens op het papier stond.
Desalniettemin was dc p a weer ter ruste gegaan.
Zoo heb ik twee vellen doorgetobt. Bij den aan
vang van het derde vel bezweek de letter d. Het
duurde twintig minuten, voor ik die, met behulp
van mijn oudsten zoon, hersteld had. Want de d
ligt vier plaatsen van den kant af, en was veel
moeilijker te bevestigen.
Er kwam, zooals bij vele operaties, ook bij deze
nog een complicatie. Bij het gewriemel binnen in
de machine, sloeg een andere letter van zijn anker
af. Toen zweefden er twee losse letters, met twee
losse haakjes. Maar eindelijk zat alles weer vast.
De machine werd weer recht gezet, en de d aan
geslagen. Het bleek een f te zijn. En de f beweerde
d te heeten. Volgens mijn zoon was dat volstrekt
geen bezwaar bij het schrijven, als je er maar bij
dacht. Ik kon me met die opvatting niet vereent-
gen, en heb de machine weggezet. De vulpen moet
het werk maar afmaken. Die schrijft in elk geval
een d, als het een f moet zijn, ik bedoel een f als
het een enfin, ik bedoel 't goed.
Dan is er een poes. Dat had Dominee al geschre
ven. Hij wou graag, dat wij, tijdens ons verblijf op
dc pastorie, ons met de voeding en opvoeding van
poes wilden belasten. Wij beloofden ons best te doen.
Poes viel, bij kennismaking, mee en tegen. Tegen,
omdat hij van elke poeselijke schoonheid ontbloot
is. Mee, omdat hij een lief hartje blijkt te hebben.
Poes heet Oxo, zegt Dominee. En als je Oxo zegt,
komt hij ook. Maar toen onze jongste zoon andijvie
riep, kwam hij ook aandribbelen. Een van ons heeft
ontdekt, dat, als je Oxo omkeert, krijg je weer Oxo,
en als je poes omkeert, krijg je ook soep.
We hebben geen radio, maar hoeven van muzi
kaal genot niet verstoken te blijven. Er is een gra-
mofoon, met een ontelbaar aantal platen. In de
huiskamer staat een piano, in den salon een orgel.
In het catechisatiegebouwtje, dat in onzen tuin
staat, zijn nog vier orgels en een piano. Ten slotte
is er het kerkorgel.
Mijn vrouw heeft tot haar genoegen bemerkt, dat
in deze Engelsche keuken nu eens niets mankeert.
Pannen van elk formaat (cenige jaren geleden had
den we maar één pan), schuimspaan, vergiet, blik
openers in soorten, o.a. de nieuwste, waarbij j'e
draaien moet (ik bedoel het ding; je kunt er zelf
bij gaan zitten), en een spiksnlinternieuwe machi
ne, die, zooals we na lang onderzoek bemerkt heb
ben, dient om boterhammen te snijden. Boterham
men zoo dun als een vloeipapiertje, of zoo dik als
een drempel. Een groot gemak voor mijn vrouw,
want de jongens vechten er om, wie het brood mag
snijden.
Als ik nog zog, dat het heele huis pas opnieuw ge
schilderd is,*dat alle kamers keurig behangen zijn,
dat alles, wat aan den wand hangt, even smaakvol
is, dat de stoelen niet plotseling een diepe knie
buiging gaan maken, wanneer je or op gaat zitten,
zult U me wel gelooven, als ik nogmaals zeg, dat we
best tevreden zijn.
Alleen die schrijfmachine!
DE STAD DER „GEPENSIONNEERDE"
ROOVERGENERAALS.
De ontvoering van twee journalisten
door Chineesche bandieten, heeft weder
om de aandacht van dé geheele wereld
op het Chineesche bandietenwezen ge
vestigd, hetwelk de regeering te Nan
king nog steeds niet heeft vermogen uit
te roeien.
Dc stad Tientsin heeft als haven van Peking van
oudsher een belangrijke rol in de Oost-Aziatische
handel gespeeld, tengevolge waarvan een groot
aantal Japanners en Europeanen zich binnen haar
muren gevestigd hebben. De Europeesche en .la-
pansche wijk zijn de z.g. concessies, waar de Chi
neesche autoriteiten geenerici machtsbevoegdheid
bezitten. Dergelijke concessies vindt men in bijna
alle groote steden in China. De Europeesche wijk
te Tientsin mag zich echter onder de voormalige
Chineesche bandieten in een buitengewoon groote
belangstelling verheugen. Hier zijn zij namelijk
op neutralen bodem en veilig voor de achtervolging
der Chineesche autoriteiten. Men vindt hier dan
ook gedeserteerde generaals, rebellen, bij verstek
ter dood veroordeelden, afgezette beambten en poli
tieke vluchtelingen aller aard.
Weliswaar hebben zij hun ambt niet meer en
worden zij door iedereen veracht, doch allen zonder
uitzondering hebben hun schaapjes op het droge
en verteren te Tientsin met hun familie het geroof
de geld. Heelemaal zonder zorg leven zij niet,
want steeds vervolgt hun de angst, dat de een of
andere dag iemand komt opdagen, die wraak
neemt op de vermoorde of beroofde slachtoffers. Der
halve nemen zij om zeker te zijn de noodige veilig
heidsmaatregelen. Het behoort niet tot de zeld
zaamheden, wanneer men te Tientsin in de Euro-
neesche wijk huizen ziet, die door hooge muren en
in sommige gevallen door prikkeldraad omringd
zijn, waardoor een electrische stroom loopt. Inge
wijden weten wat dit te beteekenen heeft. Achter
.deze muren slijten Chineesche emigranten' hun le
ven. Wie zich te Tientsin door een ter zake kun
dige laat rondleiden, verneemt menige interessan
te geschiedenis!
Daar is b.v. de groote mijnheer Soen Tsjoen Fang.
eens heerscher over vijf provincies, die zich van Foe-
Kjen tot Sjantoeng uitstrekten. Tijdens een politiek©
verwarring moest hij de vlucht nemen en vond op
name in de Britsche concessie te Tientsin. Geheel
zonder middelen is hij niet gekomen, want het
grootste gedeelte van de hem toevertrouwde gelden
heeft hij meegenomen. Hij acht zich verplicht zich
als een groot geleerde uit te geven en in zijn gouden
kooi houdt hij zich onledig met Boedislisohe stu
dies. Hij houdt dan ook regelmatig voordrachten
voor een jong Chineesch auditorium.
Voorts vindt men hier den voormaligen generaal
Ma Tsjan Sjan. Deze was eens de held der Mandsjoe-
rijsche slagvelden, doch hij heeft niet alleen voor het
Chineesche Vaderland, doch ook voor zijn eigen be
langen gestreden. De buit heeft hij naar Tientsin
meegebracht. Toen zijn roem begon te tanen, wend
de hij zich allereerst tot Sovjet-Rusland. Daar hij
echter voor zijn bezittingen bevreesd was, reisde hij
naar Tientsin om aldaar in rust te genieten, van
hetgeen hij in den oorlog en op oneerlijke wijze ver
wierf.
Hoe Soeng Feng, insgelijks een voormalig hoog
Chineesch ambtenaar, die op zekeren dag de wijle
moest nemen, omdat hij al te royaal de staatsfinan
ciën in eigen zak liet verdwijnen en die steeds een
vurig bewonderaar van het zwakke geslacht geweest
was, nam zijn intrek te Tientsin met niet minder
dan twintig vrouwen, welke hij echter in de Chinee
sche wijk achter liet. Wie zijn huis voorbij trekt, kan
een glimlach niet onderdrukken. Hij heeft zich na
melijk achter een bijzonder hooge prikkeldraadver
sperring verschanst waarschijnlijk omdat hij de
wraak van zijn twintig vrouwen vreest.
Van alle Chineesche emigranten is ongetwijfeld
Yao Tsjoe Sing de meest verachte. Men noemt hem
de grootste verrader van China. Hij was, totdat hij
ontmaskerd werd, een invloedrijk staatsman. Hij
verkocht zijn land aan de Japanners. Door in tijds
te vluchten, ontging hij een doodvonnis. De noodige
gelden nam hij nog mee.
Si Joen Jan is een der vele rooversgeneraals, die
zich door ontvoeringen, plunderingen enz. een reus
achtig vermogen vergaard heeft. Ontelbare moorden
heeft deze man op zijn geweten. Verschillende arme
„collega's" zijn dagelijks in zijn huis te gast.
Zoo leven deze bandietenleiders, landverraders etc.
te Tientsin als in een Dorado. De angst voor wraak
houden zij echter hun geheele leven.
HOOFD-, NEUS-, OOR- EN ANDE
RE BELASTINGEN.
In het vertwijfelend zoeken naar
nieuwe middelen om uit den bur
ger geld te halen, is men in een
naburig rijk weer gekomen op het
weder invoeren van de hoofdbelas
ting, die reeds, in de middeleeu
wen, als de „gemeene penning"
door dat rijk werd geheven.
De hoofdelijke omslag werd naar
het edelste deel van het lichaam
genoemd, maar om ze te heffen,
heeft men ook minder voorname
namen gekozen. Zoo had men in
Ierland, eeuwen geleden, een neus-
belasting, geheven voor iederen
neus der onderdanen. De naam
van deze belasting had een vreese-
lijke beteekenis, omdat de neus van
dengene, die deze belasting niet
kon betalen, tot straf, in tweeën
werd gespleten. Op het „Groene
Eiland" zullen in die barbaarsche
tijden wel velen met misvormde
reukorganen hebben rondgeloopen.
Nog erger was de oorbelasting, die
in vroegere tijden in Tibet werd
geheven. Daarbij moest ieder oor
met een bepaalde som worden be
last en om niet te moeten betalen,
waren er vele Tibetanen, die zich
liever hun ooren lieten afsnijden,
dan de belasting te moeten betalen,
terwijl weer anderen slechts een
oor prijsgaven om de belasting te
doen verminderen. De rijke lieden,
daarentegen, lieten him ooren, die
hun zoo duur te staan kwamen,
versieren met gouden oorbellen en
paarlen in de oorlellen. In 1926
werd bericht, dat de Dalai-Lama,
de oorbelasting weer hernieuwd
had.
Maar er zijn nog veel gewichti
ger dingen dan ooren en neuzen,
die men als bron van inkomsten
heeft benut. Beroemd, of beter, be
rucht was de belasting op den
adem, welke de Byzantische keizer
Michael liet heffen. Naar deze be
lasting moest iedere ademtocht, ja
zelfs voor de ingeademde lucht, 'n
bepaalde som worden betaald.
Toen in de 17e eeuw de belasting-
schroef in Engeland verschrikke
lijk werd aangezet, kwam de groo
te satyricus Swift op deze belasting
van den Oost-Romeinschen keizer
terug en stelde, ironisch, voor, ook
voor het zonlicht belasting te hef
fen. Dit, niet ernstig gemeend voor
stel werd later door den geraffi-
neerden uitvinder van belastingen,
William Pitt, den Engelschen minis
ter, toegepast, in de raambelasting
welke ook op het Europeesche vast
land werd nagevolgd. Een belas
ting op de natuurlijke behoeften
was de cloacabelasting van keizer
Vespasianus. Zooals bekend hield
de keizer zijn zoon Titus, die hem
wegens deze belasting verwijtingen
maakte, het eerste uit deze belas
ting verkregen geld onder den
neus en zeide triomfantelijk: „het
stinkt niet". Deze wijsheid van den
ouden Romein is weder gedurende
den Chineeschen burgeroorlog in
eer hersteld. Een der vele gene
raals, die op geen andere manier
uit de door hem bezette provincie
iets meer kon halen, kwam op het
idee, voor iederen wagen met vuil,
die uit de stad kwam, een belasting
te heffen. Daarop gingen de wagen
bestuurders in staking en de ge
brekkige uitvoer van de „mest"
had veel invloed op den neus van
den opvolger van keizer Vespa
sianus.
Een laxeerbelasting werd door
een der Duitsche vorsten in de 18e
eeuw geheven. Volgens de bepalin
gen van deze belasting moest iede
re boer vier maal in het jaar twee
lood Seidlitzer zout voor het laxee-
ren nemen. De inkomsten van de
ze belasting kwam ten goede aan
de vorstelijke kas. Een andere
dwaze belasting uit een der kleine
Duitsche staten was de beenbreuk
belasting, die door een rijksgraaf
werd geheven, die eens een been
brak en voor de bestrijding van zijn
kuur geld noodig had. Maar deze
belasting bleef nog lang bestaan,
toen de geliefde landsvader reeds
lang hersteld was.
Niet alleen op het aangaan van
een huwelijk werd belasting gehe
ven, maar ook bij geboorte en dood.
In Engeland bestond de geboorte
belasting van 1695 tot 1783. De Brit
ten waren meesters in het uitden
ken van nieuwe belastingen. En
honderd jaar geleden klaagde de
Engelsche afgevaardigde, Sidney
Smith, dat iedere Engelschman een
belast hemd en op het belaste
hemd een belaste jas droeg, dat hij
uit een belast venster op een be
last tuintje keek, belast brood at,
op belaste zolen door het leven
ging, in een belast rijtuig zijn za
ken afdeed, op belast papier zijn
correspondenties voerde, uit dag
bladen zijn wijsheid putte, in een
belaste kist, welke door belaste spij
kers werd gesloten, werd gelegd en
door een belasten lijkwagen naar
een belast graf werd gebracht."
DE RIKSJA'S VERDWIJNEN.
De Riksja of de Karu-Maya, zoo-
als ze in Japan worden genoemd,
it» geen transportmiddel, zooals ve
len gelooven. Ze is geen uitvinding
van Japan, noch van het Oosten.
Zij dankt haar bestaan aan een
Amerikaan. Wel is waar wordt in
Japan, evenals in China, de
mensch als middel tot voortbewe
gen van vrachten, sinds eeuwen
oude tijden gebruikt. En wel in
den vorm van dragers van draag
stoelen. Zij vervoerden de voor
name lieden, wier sociale positie
hun verbood te voet te gaan, in
de nauwe en ongemakkelijke pa-
lankijnen. Eerst in het jaar 1870
liet een vertegenwoordiger van de
Amerikaansche regeering voor
eigen gebruik een soort rolstoel
„power-car" of „jin riski-sha" in 't
Chineesch maken. Dit transport
middel had dadelijk in Japan suc
ces en al spoedig was de draag
stoel door de riksja verdrongen.
Vele jaren lang bleef de riksja het
meest gebruikte vervoermiddel in
Japan. Maar nu is haar laatste
uur geslagen. Ook in Japan neemt
het aantal auto's geregeld toe en
zoo wordt de riksja al meer en
meer verdrongen. Het Is een feit,
dat niet te betreuren valt, want,
afgezien van het ethische inzicht,
dat 't onmenschelijk is de mensch
als ©en soort trekdier te gebruiken,
is ook de arbeid van de „riksja-
koelie" buitengewoon ongezond.
Deze mannen bereiken geen hoo-
gen leeftijd, ze sterven meest vroeg
aan een hartziekte. De dag is ge
lukkig niet meer ver, dat ook de
laatste riksja van de straat zal
verdwijnen.
DE BLANKE FAKIR.
Het is zeker geen alledaagsch
geval, dat Europa heiligen naar
Indië exporteert.
En nog zeldzamer, dat een Eu
ropeesche heilige de Indische hei
ligen slaat en als „witte fakir" be
roemdheid tot in alle hoeken van
het land verwerft.
Op zulk een buitengewone carri
ère kon zich de in Delhi gestorven
Charles de Resette beroemen.
Resette is ondanks zijn Fran-
schen naam van Engelsche origine.
Hij is vroeg van huis weggeloopen
en heeft zich de eerste dertig jaar
aan zijn innerlijke bekeering ge
wijd.
Om zich van de vleeschelijke
neigingen te bevrijden, begon hij
met gedurende 12 maanden zon
der eenige kleeding in de gloei
hitte van den Indischen zomer en
in de barre koude van den Indi
schen winter rond te loopen. Het
op deze manier gedoode lichaam
werd daarna in een luipaard-vel
gehuld. Eens legde de wijd en zijd
beroemde luipaardfakir bij zijn in
Indië wonende familie een bezoek
af. Een oude tante wou den weer
gevondene om den hals vallen.
Doch de fakir weerde af: „Geen
vrouw mag mij aanraken.",
Hij was intusschen van fakir de
Resette tot fakir Mieshti Rahm
opgeklommen onder welken naam
hij van jaar tot jaar aan heiligen
roem won. Hindoes en Mohamme
danen bogen zich voor hem.
En toen de priester van den be
roemden apen tempel hij Simla in
den ouderdom van 102 jaar over
leed, werd de witte fakir tot zijn
opvolorer aangesteld.
Als hoéder der heilige apen ïs
nu de luipaardfakir, de blanke
fakir, de fakir Mieshti Rahm, in
den ouderdom van 85 Jaren over
leden.