Verdere bezuinigingen
op hetjÉiwijs.
De nieuwe Onderkoning
van Engelsch Indië
Economische Kroniek
Vertrouwen.
DE „BIJENWOLF" AAN HET WERK.
Liefdesleed in het Westland.
Heerscher over een volk van
340 millioen zielen.
De hoogste post in het Britsche
wereldrijk.
Ben van de meest wonderlijke dingen in de wereld
is het geheim, dat besloten ligt in het simpele
woord vertrouwen.
Af en toe kan het gebeuren, dat men iemand
hoort zeggen, dat de malaise, waaraan onze tegen
woordige wereld ten nrooi is. het gevolg is van een
vertrouwenscrisis, dat alle ellende uitsluitend en
alleen haar oorzaak vindt in de omstandigheid, dat
het vertrouwen, waarvan de voor-de-oorlogsche sa
menleving was doordrongen, ten eenen male is ver
dwenen.
Het dunkt ons de moeite waard, aan deze kwestie
enkele woorden te wijden, waarbij we in de eerste
niaats in korte trekken willen weergeven, wat met
..vertrouwen" in de wereld is te bereiken, dat we
het er inderdaad moeilijk meer buiten kunnen stel
len. terwijl we anderzijds willen trachten na te
ga$n. waardoor het zoo plotseling is verdwenen.
1 Crediet en vertrouwen ziin één.
We hadden boven dit artikeltje ook kunnen schrij
ven het woord „crediet". want het is meer in 't bij
zonder het vertrouwen, dat zich uit in het verlee
nen van crediet. waarop we het oog hebben.
Onze maatschappij nu. met ziin ontzettend ge
compliceerd productie- en distributie-apparaat heeft
het crediet even noodig als de mensch de lucht, als
een visch het water. Zoozeer is dit het geval, dat
men zich nauwelijks economische handelingen kan
denken, waaraan het crediet niet te pas komt.
Ben hoogontwikkelde samenleving zon-
f der vertrouwen is ondenkbaar.
In een maatschappij, die in 't geheel geen ver
trouwen kent, waar dus in 't geheel geen crediet
wordt verleend, zouden goederen worden geruild
tegen goederen. Mechanisatie, industrialisatie, zou
slechts in zeer beperkte mate mogeliik ziin. Im
mers. ieder die de beschikking wil hebben over
werktuigen, machinerieën en dergelijke zou die
slechts kunnen verkrijgen door ze in te ruilen tegen
door hem zelf voortgebrachte goederen en wel die
goederen, die hij overhoudt, nadat hij in ziin levens
onderhoud heeft voorzien.
Aangenomen, dat het denkbaar is. dat iemand
meer kan produceeren. dan hij voor zichzelf en ziin
gezin noodig heeft, ligt het toch voor de hand, dat
deze overschotten nooit zoodanige afmetingen zou
den kunnen aannemen, dat daarmee kapitaalgoede
ren, zooals de wereld die tegenwoordig kent in den
vorm van reusachtige oceaanstoomers. kapitale
pakhuizen, fabrieken van kolossale afmetingen, enz.,
enz., enz. zouden kunnen worden verkregen en be
taald. Instellingen ten algemeenen nutte, zooals
spoorwegen, wegen, waterleidingen, lichtlbedriiven,
zonder crediet zouden ze ten eenen male ondenk
baar ziin. En zoo moet men tot de conclusie komen,
dat zonder crediet onze tegenwoordige maatsclhappil
onbestaanbaar zou ziin.
Indien morgen het crediet volkomen zou ziin ver
dwenen, was daarmee het lot der mensch en beze
geld: de groote meerderheid zou gedoemd ziin ten
ondergang.
Vertrouwen ontbreekt nooit.
Zonder vertrouwen zou het enorme raderwerk
van ons economisch leven plotseling stil staan. Wat
zou er moeten gebeuren, wanneer de arbeider niet
meer geloofde aan 't. eind der week ziin loon te ont
vangen. wanneer de winkelier geen bankbiljetten
meer zou willen aannemen, wanneer de spaarder
het door hem overgehoudene niet meer in geld zou
durven om te zetten en het aan niemand meer zou
durven uitleenen?
Men behoeft zich echter niet ongerust te maken,
dat de wereld zal ondergaan door een totaal gemis
aan vertrouwen. Want evenals alle begrippen, ls
ook vertrouwen een betrekkelijk iets. Volkomen is
het nooit en volkomen ontbreken doet het ook nim
mer. Wel kan de mensch soms veel minder geneigd
ziin aan anderen vertrouwen te geven. Is dit het
.geval, dan kan men spreken van een vertrouwens
crisis, waarbij men in 't, oog dient te houden, dat
deze vermoedelijk nimmer algemeen zal ziin. Im
mers het vertrouwen verleenen biedt zekere voor
deden. die men meestal niet geniet, wanneer men
datgene, wat men aan iemand anders ter beschik
king kan stellen, zelf behoudt. Bii geld noemt men
dit voordeel in den regel rente of dividend, bii ar
beid is het liet loon. bii het leveren van goederen op
crediet zou men er een deel van de winst voor mo
gen rekenen. Men kan er zeker van ziin. dat er al
tijd menschen te vinden ziin. die vertrouwen willen
schenken en ook. dat er altijd anderen ziin. wien
ze dit nog ten volle waardig keuren.
Een totaal gemis aan vertrouwen is er dus nooit.
1 Gezien de betrekkelijkheid van het begrip vertrou
wen. kan het er dus in het eene land heel andere
uitzien dan in het andere, kan de eene mensch of
de eene maatschappij crediet'hebben te kust. en te
keur. terwijl het voor een andere volkomen afge
sneden is. Ja. men mag men eenige goede grond
zeggen, dat hoe meer landen, zaken of personen als
niet-credietwaardig worden beschouwd, hoe gemak
kelijker de anderen het zullen kriigen.
Bezitters leenen slechts als zii de terua-
ontvanqst van hun qelden waarschijnlijk
achten.
De reden, waarom vertrouwen niet wordt verleend,
ligt voor de hand. Degene, die iets aan een ander
ter beschikking stelt, wil voor alles de zekerheid
hebben, dat hii het in vollen omvang terug ontvanet
Immers, iemand vertrouwen komt in onze economi
sche samenleving feitelijk neer op iemand iets lee
nen.
Wanneer ergens een vertrouwenscrisis uitbreekt,
is deze gegrond op het feit, dat de bezitters niet
meer de zekerheid meenen te hebben, hun geld of
hun goederen terug te zullen krijgen. Dat zich bij
personen of zaken omstandigheden kunnen voordoen,
die dit waarschijnlijk maken is te over bekend. Ook
insolvabiliteit van staten is niet iets van de laatste
dagen, al kan men wel zeggen, dat er vermoedelijk
nooit een tijd is geweest, waarin het wantrouwen te
gen verschillende regeeringen tegelijkertijd een om
vang heeft aangenomen als tegenwoordig.
Hoewel er dus altijd credietgevers en credietnemers
zullen zijn, hoewel er dus altijd vertrouwen zal zijn,
is het voor de welvaart van een bepaalde gemeen
schap, van een bepaald land dus bijvoorbeeld, lang
niet onverschillig wie het is of wie het zijn, die in
de eerste plaats het vertrouwen worden waardig ge
keurd.
Voortbrenging zonder crediet is vrijwel
ondenkbaar.
Immers ook de welvaart is iets betrekkelijks. Ze
kan groot er zijn of kleiner, een zekere mate er van
is er altijd. Ze is dus steeds in verandering en dio
verandering is afhankelijk van verschillende facto
ren. Van groot gewicht daarbij is natuurlijk de ge
makkelijkheid, waarmee de industrie de beschikking
kan krijgen over credièt. Dat ze dit noodig heeft, we
ten, we al reeds. Zonder crediet zou ze er niet kun
nen zijn. Vindt ze het echter uiterst moeilijk, dan
zal ze met groote bezwaren te kampen hebben en
dat een meerder of minder groote productie direct,
met. den algemeenen welstand in verband staat, ligt
voor de hand.
Geld met korten opzeggingstermijn ls
voor de industrie onbruikbaar.
In één zeer bijzonder opzicht kan echter in onzen
tijd worden gesproken als van een periode, waarin
groot gebrek aan vertrouwen heerscht. We doelen
daarbij op de gewoonte, die voor den oorlog in veel
geringere mate bestond en waarbij geld op korten
termijn wordt uitgeleend. De bedoeling daarbij ligt
al weer voor de hand: bij het minste argwaan kan
men onmiddellijk zijn eigendom opvragen. Aange
zien echter het economisch leven aan onmiddellijk
opeischbare bedragen betrekkelijk weinig heeft, aan
gezien ze nergens in vaste goederen kunnen worden
omgezet, zou men mogen zeggen dat dit bedrag, al
thans ten deele voor de productie niet nuttig kan
worden aangewend. En dit zij terloops gezegd
het feit, dat het goud steeds over de aarde kan blij
ven rondwandelen, vindt niet in de laatste plaats
zijn verklaring in deze direct opeischbare gelden.
De tegenwoordige moeilijkheden zijn niet
alleen aan een vertrouwenscrisis te wij
ten.
Nu blijft het intusschen een open vraag of de
crisis, die we thans doormaken, uitsluitend zooals
sommigen wel eens doen een vertrouwenscrisis
mag worden genoemd. Ons inziens is dit stellig niet
het geval.
Wel is de gemakkelijkheid, waarmee handel en
industrie zich van kapitaal kunnen voorzien, een
ding van gewicht en zeker niet zonder invloed op
de welvaart in het algemeen.
Maar omgekeerd is een toenemend wantrouwen
ten aanzien van handel en nijverheid toe te schrij
ven aan moeilijkheden, die deze bronnen van wel
vaart elders ondervinden. Zoo bijvoorbeeld aan het
verloren eaan van afzetgebieden door verlies van
koloniën, door beschermende maatregelen in andere
landen, door nieuwe uitvindingen en andere meer.
Zoodat men tot de slotsom zou komen, dat we
weliswaar te doen hebben met een vertrouwenscri
sis, maar dat de oplossing niet alleen ligt bij het
vertrouwen zelf. Wisselwerking dus weer, als overal.
Betrekkelijkheid ook hier.
Afzonderlijk Wetsontwerp
ingediend.
NIEUWE RAMP OP LUZON.
Vijftig inlanders levend begraven.
Reuter seint uit Manilla: Blijkens de berichten, die
thans geleidelijk worden ontvangen uit het centrüm
cn het, noorden van het eiland Luzon, waar diluvi-
aansche regens verleden week geweldige overstroo
mingen hebben veroorzaakt, bedraagt het aantal doo-
den tengevolge van deze rampen 180, dat der dak-
loozen vele duizenden, is de oogst vernield en de ma-
terieele schade zeer aanzienlijk.
Dinsdag had in het noorden van Luzon een nieuwe
ramp plaats: bij een aardverschuiving langs een
rivier werden 50 inlanders levend begraven. Eerst
na 24 uur graven vond men het eerste lijk.
ONGELUK IN DE NIEUWE CENTRALE TE
NIJMEGEN.
Monteur gedood.
Bij het montecren van machines in de nieuwe cen
trale van de Provinciale Geldersche Electriciteits Mii
te Nijmegen is een ongeluk met doodelijken afloop
gebeurd. De 48-jarige monteur M. Niessing, gehuwd
en vader van vier kinderen, verrichtte werkzaamhe
den od een steiger. Plotseling brak een balk met het
gevolg, dat Niessing van een hoogte van tien meter
naar beneden viel. Zwaar gewond en met inwendige
kneuzingen bleef hii liggen. Hii is naar 't Canisius-
ziekenhuis gebracht, waar hij aan de gevolgen is
overleden.
Het veel bestreden wetsontwerp tot verlaging van
de openbare uitgaven dat indirect geleid heeft tot de
val van het vorige Kabinet-CoÜjn, behelsde oorspron
kelijk ook een aantal voorstellen tot vermindering
van de kosten van het onderwijs. Bij het mondeling
overleg tusschen de Commissie van Voorbereiding en
de Regeering werd, in verband met de ingrijpende
wijzigingen, welke in de aanvankelijke voorstellen
waren aangebracht, de wensch geuit deze voorstel
len uit het ontwerp van wet te lichten en in een af
zonderlijk wetsontwerp aanhangig te maken. De re
geering heeft aan dezen wensch gevolg gegeven en
bij Nota van Wijzigingen de voorstellen teruggeno
men. De voorstellen in het thans afzonderlijk inge
diende wetsontwerp zijn vrijwel gelijkluidend aan
die, welke waren vervat in het gewijzigd ontwerp
van wet ter verlaging van de openbare uitgaven.
Verandering van 5-jarige H.B.S. in 3-ja-
rige.
De belangrijkste toevoeging bestaat in het voorstel
tot verandering van een aantal vijf-jarige Hoogere
Burgerscholen in drie-jarige.
Het ligt in de bedoeling de Rijks hoogere burger
scholen met vijf-jarigen cursus te veranderen in hoo
gere burgerscholen met drie-jarigen cursus, voor zoo
veel er voor de leerlingen, welke de school met drie
jarigen cursus hebben gevolgd, voldoende gelegen
heid bestaat om het onderwijs in de hoogste twee
klassen van een andere openbare hoogere burger
school met vijf-jarigen cursus bij te wonen en voor
zooveel daardoor algeheele opheffing van Rijks hoo
gere burgerscholen zal kunnen worden voorkomen.
De reeeering vertrouwt, dat ook de gemeenten een
overeenkomstigen maatregel zullen treffen, terwijl
eveneens een beroep wordt gedaan op de besturen
van bijzondere scholen, teneinde zooveel mogelijk
door samenvoeging een rationeele besparing te ver
krijgen.
Het U.L.O.-onderwijs.
Bij de bezuinigingsmaatregelen op het U.L.O.-on
derwijs gaat de regeering van het standpunt uit, dat
de eerste klasse veelal worden gebruikt door leerlin
gen, die niet van plan zijn de school te doorloopen.
De eerste klas van de U.L.O. wordt dan gebruikt
om het verplichte zevende leerjaar door te maken.
Verreweg de meeste van deze leerlingen zouden in
scholen voor gewoon lager onderwijs plaats kunnen
vinden.
Een driearige u.l.o.-school van 24 leerlingen in 'n
gemeente met minder dan 25.000 inwoners voldoet
reeds aan de wet. indien in de eerste klasse 12
leerling-en ziin geplaatst en slechts 6 in de tweede
en 6 in de derde klasse. Op een school van 60 leer
lingen in een gemeente van ten minste 100.000 in
woners kan met een indeeling van 30, 15 en 15 wor
den volstaan. Dit weinig rationeele verloon wordt
veroorzaakt door het voorschrift, dat het .gezamen
lijk getal leerlingen van het tweede.en derde leer
jaar niet minder mag ziin dan de helft., en het getal
leerlingen van het derde leerjaar niet minder dan
het vierde gedeelte van de in artikel 57 genoemde
minima.
Nog veel onlogischer is de bepaling, dat sdholen.
die een totaal aantal leerlingen hebben, dat boven
het wettelijk vereischte minimum uitgaat, in het
tweede en derde leeriaar te zamen niet. meer leer
lingen behoeven te hebben dan de helft, van het
minimum, en in het derde leeriaar niet meer dan
een vierde gedeelte van dat minimum.
Concentratie van bijzonder laaer onder
wijs.
Ook thans worden de bepalingen tot stimuleering
van de concentratie van bijzonder onderwijs uit
voerig verdedigd. Een toevoeging daaraan is een
aantal opmerkingen over de positie van het open
baar onderwijs in de laatste iaren.
Het getal openbare scholen, dat van 19261931
per jaar is opgeheven, schommelt tusschen 70 en 92.
Reeds in 1932 was het aantal belangrijk grooter;
dit aantal was niet veel kleiner dan dat in 1933.
toen in het najaar de circulaire van Juli haar in
vloed begon tc laten gelden. Die invloed was het
sterkst in 1934. waarin er 150 a 170 meer zijn op
geheven. clan volgens de beide vorige iaren nor
maal zou zijn geweest. Let men op de stijging sinds
1931 en den terugval in 1935 vermindering slechts
26 clan blijkt, dat de buitengewone maatregelen
in 1934 in hoofdzaak als een versnelling van het
normale tempo moeten worden beschouwd. Uit
deze gegevens b'.iikt mede. welke invloed ou den
gang van zaken geoefend is door de bekende circu
laire. die op 20 Juli 1933 door den toerimaligen mi
nister van onderwijs, kunsten en wetenschappen tot
de burgemeesters is gericht. Deze circulaire ls ove
rigens thans vriiwel geheel uitgewerkt
Een gevaar voor den bijenstand.
De bijenwolf, de zoo gevreesde vijand der imkers,
is thans weer op vele plaatsen in ons land waargeno
men.
Het insect kwam oorspronkelijk alleen in Duitsdh-
land voor, doch eenigen tijd geleden trof men het
eveneens in de sintelhoopen van de mijnen in Lim
burg aan, terwijl het nu ook, en veelvuldig, opgemerkt
is op andere plaatsen van ons land, waar bijen wor
den gehouden. Zoo b.v. in het Gooi en-op de Veluwe.
Het kleine roofdier, een soort wesp, maakt zijn nest
in de steile wanden van zandafgravingen, door hier
in kleine gaatjes te maken van eenige centimeters
diep. In de gaatjes worden de eitjes gelegd en nu gaat
de bijenwolf op roof uit.
Hij vangt de bijen, die bezig zijn op de bloemen
haar honing te verzamelen, maakt ze weerloos, sleept
ze mee en legt in ieder gaatje naast de eitjes vier
van deze gevangen hiien neer als voedsel.
Hij doodt de bijen niet, daar ze anders als voedsel
voor de larven zouden bederven. Op deze wijze weet
de bijenwolf honderden bijen per dag te vangen, zoo
dat een bijenstand door §en troep van deze roovers
binnen enkele dagen geheel kan zijn uitgemoord.
De eenige manier om hieraan een einde te ma
ken is, de nesten van de bijenwolven op te zoeken
cn deze tegen den tijd, dat de eitjes zullen uitkomen,
te vernietigen, door de steile wanden, waarin de
nesten voorkomen, af te graven. Dit zal natuurlijk
vele malen achtereen moeten gebeuren, om steeds
weer nieuwe larven te vernietigen.
In de eerste plaats is het noodig de nesten van de
bijenwolven op te sporen, om te weten op welke tijden
en waar, nieuwe vertegenwoordigers van dit gevaar
lijke geslacht te voorschijn kunnen komen.
Door verschillende afdeelingen van de Vereenï-
tot Bevordering van dc Bijenteelt in Nederland wor
den daarom ook geregeld excursies gehouden om de
imkers het zoo schadelijke insect en de broedplaatsen
te leeren kennen, teneinde mede te werken tot ver
delging van dezen voor den biienstand zoo uitermate
schadelijken roover.
Van een liefhebbenden chauffeur, die
onder aan een dijk terecht kwam.
Een Monstersche chauffeur, gehuwd en vader, had
liefdesbetrekkingen aangeknoopt met een nog jeug
dige schoone van den Maasdijk, in de gemeente
Naaldwijk.
Van zijn amoureuze slippertjes had vrouwlief
echter lucht gekregen. Haar vrouwelijke scherpzinnig
heid had uitgevischt, dat haar echtgenoot een auto
tochtje zou gaan maken met zijn tweede geliefde.
Zooals nood, maakt ook liefde vindingrijk, want
de minnenkoozende echtgenoot bezat geen auto, maar
toog naar een garagehouder in Monster, waar hij
een akelig verhaal deed over een zieke en een zieken
huis, waarop do garagehouder een auto afstond.
De minnaar-echtgenoot reed naar den Maasdijk,
waar hij in de buurt van het huis van zijn geliefde
een tijdje heen en weer reed.
Meisjes laten nu eenmaal altijd wachten.
Toen de chauffeur dan een tijdje heen en weer
gereden had, ontwaarde hij tot zijn grooten schrik
plotseling zijn echtgenoote, die in de buurt van dc
woning van het meisje had post gevat.
De echtgenoot schrok op het zien van zijn echtge
noote zoodanig, dat hij hevig op de rem van de auto
trapte; zóó hevig, dat het voertuig slipte, en met
een stevig vaartje den dijk afreed, daarbij driemaal
over den kop sloeg, en in een aardappelveldje bleef
liggen.
Deze eerste gevolgen van de ontdekking van zijn
uitspatting liepen nogal goed af; op handen en voe
ten kwam de chauffeur uit de auto kruipen, waar
zijn vrouw hem in „ontvangst" nam, en van welk
feit de bedrogen Maasdijksche kennis kreeg.
De auto is later door een kraanwagen wegge-
sleept(Av.post).
LONDEN.
De Engelschcn hebben van oudsher de kunst ver
staan. om od beslissende oocrenblikkcn voor het
bezetten van de gewichtigste Dosten die mannen uit
te kiezen, die daarvoor het geschiktste waren. De
benoeming van Markies van Linlithgow tot onder
koning van Indië vormt geen uitzondering od dezen
regel. Hierdoor tocht wordt tot 't bekleedcn van den
hoogstcn nost. dien het Engelsche Wereldrijk te
vergeven heeft, een man geroeoen. die niet alleen
door ziin afstamming van oud Schotsch adellijk
geslacht, doch ook door ziin svstematische scholing
en voorbereiding de rechte man is. om een zoo
zware taak od ziin schouders te nemen. Als vriend
van den Engelschen nremier Baldwin en als ver
trouwensman van den minister van Buitenlandsche
Zaken. Sir Samuel Hoare. beschikt de nieuwe on-
'derkoning tevens over de noodige Dersoonliike rela
ties. De aanvaarding van ziin hooee ambt. beteekent
de aanvang van een nieuw tijdperk voor de betrek
kingen tusschen Indië en Engeland. Lord Linlith-
gow is de eerste onderkoning van den eindelijk tot
eendheid gebrachten bondsstaat Indië. Hij heeft de
groote hervorming in het bestuur van Indië weten
door te voeren, welke eerst enkele dagen geleden
door het Hoogerhuis werd aangenomen.
Zestien iaar heeft het geduurd, voordat deze her
vorming tot. stand kwam. zooals zii thans staat te
worden ingevoerd. Na de beloften uit het iaar 1919
duurde het nog adht iaar, voordat de commissie-
LORD LINLITHGOW.
Simon een reis ondernam naar Indië. om ter Dlaat-
se haar licht od te steken. In 1930 volgde de groote
ronde-tafel-conferentie te Londen. waaroD de ver
tegenwoordigers van Indië. de Indische Staten, het
Indische volk en van alle Britsche nartiien beraad
slaagden over de toekomst van het Indische Riik.
Hoe zal de houding der Indische vorsten
ziin?
Onder het bewind van Lord Willingdon werden
reeds nogingen in het werk gesteld om de lasten te
verminderen, die od de gebieden rustten, welke den
akkerbouw beoefenden. De nieuwe onderkoning kan
dit werk. waarbij hii vaak als adviseur ootrad. met
kennis van zaken voortzetten. Doch ook de Dar-
'ementaire Droblemen van de samenstelling van de
Indische grondwet ziin hem niet onbekend gebleven
De redevoeringen, welke Lord Linlithgow over de
Indische aangelegenheid in het Hoogerhuis heeft
toen hooren. kunnen gerekend worden tot de dui-
lelijkste en zakeliikste. welke de laatste iaren on
■lit Dunt in het Engelsche parlement ziin gehouden.
Ziin naam is even nauw verbonden aan het tot
stand komen van de nieuwe wet. als die van Sir
Hoare. De Indische vorsten, die zich zoo lang heb
ben verzet tegen een Al-Indië. hebben te zamen mer
hem aan de Ronde Tafel gezeten. De nieuwe onder
koning is een oude bekende voor hen. Zii weten,
wat zii van hem kunnen verwachten, weten echter
ook. wat. zii niét van hem kunnen verwachten.
Want daaraan kan ook na de hervorming van de
grondwet geen twijfel bestaan. De Bondsstaat Indie
is in het leven geroepen tegen de oppositie van de
uiterste rechterzijde. Maar een Dominion is Indië,
trots alles, niet. De weg van een schaduw-parlemen-
tarisme naar een écht, zooals de Indiërs dit nastre
ven, is nog lang. De bevoegdheden, waarover de on
derkoning beschikt in geval van nood, zijn zoo groot,
dat hij aan de hand daarvan op beslissende oogen-
blikken eiken Indischeri tegenstand tegen centrale
Engelsche besluiten den kop kan indrukken. In
den gewonen gang van zaken is hij ontheven van dc
onmiddellijke verantwoordelijkheid door de inschake
ling van een half-parlcmentair kabinet. Doch in ge
val van oorlog, op het punt van vraagstukken betref
fende financieele aangelegenheden en credietwaar-
digheid der Bondsstaten, in alle kwesties die verband
houden met den binnenlandschen vrede en politieke
rust, staat hij onwrikbaar achter de nieuwe grond
wet. Hij heeft de volledige beschikking over de troe
pen cn de politiemacht, die hij kan doen ingrijpen
als hem dit wenschelijk voorkomt. Aan hem staat
fle beslissing over het tempo, waarin zich de ontwik
keling voltrekt; hij kan dit tempo versnellen, doch
hij kan het eveneens vertragen.
De komende jaren zullen het antwoord moeten
brengen op dc vraag, in hoeverre de nieuwe onder
koning tegen de ingewikkelde en moeilijke verhou
dingen opgewassen zal blijken. Het conflict tusschen
Italië en Abessynië is daarbij een factor van belang.
De volken van Afrika en Azië volgen in de grootste
spanning het politieke duel, dat aan den gang is
tusschen de wereldmacht Engeland en den Duce, om
het land van den Negus. Daarbij voegen zich nog
de schaduwen van den gespannen toestand in hot
Verre Oosten, alsmede die van de wereldcrisis en
van het Bolsjewisme. Niet zonder reden heeft Stan
ley Baldwin 1 jaar geleden zijn conservatieven kie
zers voorgehouden: „Gij hebt thans de gunstige ge
legenheid, Indië voor immer binnen het Rijk te be
houden; grijpt gij deze gelegenheid echter niet aan,
dan zal Indië onherroepelijk voor ons verloren gaan,
voordat wij nog twee geslachten verder zijn."
De vraag blijft: zal Indië, zullen de Indische vor
sten en partijen erkentelijk zijn voor de gedeeltelijke
inbinding van het Engelsche bestuur, zullen zij dc
gedeeltelijke bevrediging van hun wenschen beloo-
nen door verder hun medewerking te verleenen? Of
zullen zij opnieuw hun toevlucht nemen tot sabo
tage? Met deze onbeantwoorde vraag onderneemt
dc nieuwe onderkoning de reis naar het. rijk met 340
millioen inwoners, die in Indië de aanvaarding van
zijn waardigheid afwachten.