Om een Hoofddeksel Charles Rex Be bloedige gebeurtenissen in de Mee te Medzjed. ÜÉgS Zaterdag 10 Augustus 1935. SCHAGER COURANT. Vierde Blad. No. 9782 VLIEGRAMP IN EGYPTE. De opvoeding van de jeugd. Ethel M* DelL Europeesche hervormingen in Iran* DWAASHEID VAN DWEEPZIEKEN. STORMLOOP OP HOEDENWIN KELS. OOK DE SLUIERS DER VROUWEN ZUL LEN WELDRA VERDWIJNEN. (Van onzen reizenden correspondent). TEHERAN. In Juli. TROTS wandelen thans in de Iraansche hoofd stad, die ik nu weldra zal verlaten, om mijn tocht, zoo mogelijk door Afghanistan, voort te zetten, de Iraniërs rond met een hoofddeksel naar Europeesch model, een hoed met rand, een Europeesche pet of een tropenhelm, die tot nu toe voor hen verboden waren. Het Iraansche nationale hoofddeksel, de „kola Pachlevi", in het kort ook wel alleen „pachlevi" genoemd, is afgeschaft en waar enkelen niet spoedig genoeg bereid waren van dit hoofddeksel afscheid te nemen, heeft hier en daar de politie ingegrepen. Westerlingen, die dit land en de hier heerschende verhoudingen niet goed kennen, zullen deze hervor ming onbegrijpelijk en onbeduidend vinden en aan dit gebrek aan inzicht in dit tamelijk ingewikkelde vraagstuk is het dan b.v. toe te schrijven geweest, dat de Nederlandsdhe ingenieurs bij den havenbouw aan de Kaspische Zee er toe konden komen gedu rende het bezoek van den sjah aan de havenwerken zelf, de toen nog niet afgeschafte „kola pachlevi" op te zetten. Toen de huidige sjah bijna vijftien jaar geleden zijn grootsch hervormingswerk begon, droegen ver schillende stammen in Iran verschillende hoofddek sels. Niet alleen onderscheidden de verschillende stammen zich door hun hoofddeksels van elkander, maar ook onderscheidden Christenen en Joden zich door hun hoofddeksels weder van de Mohamedanen. Reza sjah Pachlevi, sjah-in-sjah (koning der ko ningen) van Iran, wilde aan de hopelooze verdeeld heid in zijn land een einde maken. Om ten minste uiterlijk alle verschillen te doen verdwijnen voerde hij een nationale hoofddracht in de „kola Pachlevi" (de „Pachlevi-hoed"), die verplichtend werd gesteld voor allen. Dit hoofddeksel was een soort hooge Jcépi met van voren een breede klep. Practisch was dit hoofddeksel niet, vooral niet in deze, in den zomer zeer zonnige en wanne streken, daar het hoofddeksel b.v. den nek absoluut niet beschermde tegen de zonnestralen. Uit godsdienstig oogpunt was er tegen dit hoofddeksel echter niet veel in te bren gen. Iemand, die niet op de hoogte is van de hier heer schende begrippen en de godsdienstige voorsohriften en opvattingen, zal zich met eenige verbazing afvra gen, wat een hoofddeksel met den godsdienst te ma ken kan hebben. De zaak zit als volgt: Evenmin als de Joden ont- blooten de Mohamedanen in hun tempels en bij het bidden het hoofd. Voor de Mohamedanen is even wel voorschrift, dat ze zich bij het bidden herhaal- Landschap niet ver van de stad Recht. delijk neerknielend diep hebben te buigen, zoo diep, dat hun voorhoofd daarbij den grond raakt. Dragen ze- hierbij een hoofddeksel met aan de voorzijde een klep, dan wordt dit onmogelijk. Er was bij de „ko la Pachlevi" evenwel een zeer eenvoudig middel om dit bezwaar te ondervangen. Ze zetten hun hoofd deksel achterste voren op. Dragen ze evenwel een Europeesche hoed met rand of een tropenhelm, dan kunnen ze met hun voorhoofd bij het bidden den grond niet beroeren zonder hun hoofddeksel af te zetten en dit laatste gaat tegen de eeuwenoude tra ditie. Onder de dweepzieke Mohamedanen heeft de af schaffing van de „kola Pachlevi" en de invoering van de Europeesche hoofddeksels daarom kwaad bloed gezet en dit is vooral tot uiting gekomen in de „heilige stad" Medzjed, waar een fanatieke sjeich een verzet heeft georganiseerd. Toch bestond er voor deze dweepzieken nog een uit weg. Ze konden niet een hoed, maar een gewone Europeesche pet met slechts een klep van voren op zetten. Bij het gebed hadden ze dan alleen deze pet achterste voren te draaien, zooals ze vroeger met de „kola Pachlevi" deden en alle bezwaar was onder vangen. Het verzet der dweepzieken in de „heilige" stad Medzjed is dan ook meer te vérklaren uit een soort vreemdelingenhaat. Deze dweepzieken wilden geen hoofddeksel aanvaarden, dat hen niet meer van de „kafirs", de .ongeloovigen' zou onderscheiden De ontevredenen, opgehitst door 'n dweepzieke sjeich verzamelden zich in de moskee, de grootste van ge heel Iran, en een „heilige" moskee, omdat daar een der „imans", een der afstammelingen van den pro feet Mohamed, begraven ligt. Duizenden waren daar bijeen en de politie was machteloos, zoodat troepen te hulp moesten worden geroepen. De menigte liet zich hierdoor echter niet bevreesd maken en bood weerstand, met het gevolg, dat zoowel onder de me nigte als onder de troepen en de politie vele dooden en gewonden vielen. De aanvoerder van de ontevre denen, de dweepzieke sjeich, wist in de algemeene verwarring te ontkomen en zal zich nu vermoedelijk wel reeds over de grens, in Afghanistan, bevinden. Ik hoop hem daar, als ik mijn tocht door het land vervolg, niet te ontmoeten. Indien men, als de schrijver dezer regelen, tien tallen jaren door de wereld, door dozijnen landen reist, verbaast men zich telkens weder over de tal- looze, ons soms onbeduidend schijnende geschillen die de menschen onderling verdeelen en verwondert men zich met een bitteren glimlach over idealisten, die gewagen van „internationale" beginselen en van een menschheid, die een eenheid zou vormen. De „hoofddeksel-hervorming", die vooral onder de intellectueelen geestdrift, en bij dweepzieken tegen stand verwekte, begon op een wijze, die een pas hier aangekomen Europeaan volstrekt niet zou zijn opge vallen. Bij de opening van het parlement, enkele we ken geleden, nam de sjah gedurende de voorlezing der troonrede zijn generaalspet af. Blootshoofd las hij zijn mededeeling aan de volksvertegenwoordiging. Ministers, Kamerleden en publiek keken verbaasd. Een Mohamedaan zet namelijk volgens oude traditie nimmer zijn hoofddeksel af. Hij houdt het op het hoofd, zoowel in de moskee als thuis en in het restaurant bij het eten. Het feit, dat de sjah bij de voorlezing van de troonrede zijn hoofd ontblootte, was dus iets geheel nieuws. De meeste ministers en kamerleden, hebben dadelijk den wenk begrepen en denzelfden middag nog begon een stormloop op alle winkels, waar men hoeden, petten of tropenhelmen verkocht. Sommige winkeliers wilden van den toe stand misbruik maken en verhoogden hun prijzen met honderden percent. Spoedig greep echter de over heid in en aan zulk een prijsdrijverij werd weldra op krachtige wijze een einde gemaakt. Een Duitsche win kelier wist evenwel zonder feitelijke prijsdrijverij een heel aardig winstje te maken. De man had nog vele honderden oude Europeesche strooien hoeden, van vroeger overgehouden en dus reeds lang uit de mode, in zijn magazijn liggen. Deze hoeden verkocht hij te gen een normalen prijs, dat wil zeggen tegen een prijs, die normaal was, toen deze hoeden nog niet uit de mode waren. Na twee, drie dagen was in geen enkele winkel te Teheran nog een hoed voorradig en toen begon een grappige handel in oude hoeden. Weliswaar hadden alle winkeliers telegrafisch in Europa nieuwe voor raden besteld, maar voordat die konden aankomen, zouden nog eenige weken verloopen. Sommige Eu ropeanen, die meerdere hoeden bezaten, verkochten oude hoeden aan Iraniërs en kregen voor een ouden hoed veel meer dan ze voor denzelfden hoed nieuw hadden betaald. Enkele kleermakers begonnen zich op het maken van hoeden toe te leggen. De eerste resultaten waren niet zeer fraai, doch ze werden toch vlot verkocht en spoedig begonnen deze hoeden van Iraansch fabricaat er beter uit te zien. Een vinding rijke kerel ontdekte een manier om op zeer eenvou dige wijze de verboden „kola Pachlevi" te veranderen in zooiets als een Europeesche pet. De man werkte dag en nacht en verdiende een goede handvol geld, doch toen krees hii navolgers en daarmede was voor hem het vet van den ketel. Een der bladen te Tehe- fV - - v. 1 ran begon een serie artikelen om het publiek bij te brengen, hoe men 'n Europeeschen hoed en pet mocü dragen, hoe men ze ten groet af moet nemen, wan neer men zijn Europeesch hoofddeksel op het hoofd mag houden en wanneer men zijn hoofd moet ont-< blooten. De bladen stonden vol over feesten, die ter eere van de hoofddeksel-wisseling waren georgani seerd. De in sommige kringen bestaande ontevreden heid over de hervorming werd zooveel mogelijk ver zwegen. Ernstig of dreigend voor de regeering was en is deze ontevredenheid echter in geen opzicht en cie berichten in sommige buitenlandsche bladen over een opstandige beweging te Teheran waren dan ook uit de lucht gegrepen. In de Iraansche hoofdstad heeft zich in verband met de hoed en-hervorming niet het minste incident voorgedaan en bijzondere maatregelen ter verzekering van de orde waren niet eens noodig geacht. Binnen afzienbaren tijd kan men in Iran nog meer ingrijpende hervormingen venvachten, o.a. de af> schaffing van den sluier voor de vrouwen; de invoe ring van den Zondag als wekelijksche rustdag (tot nu toe geldt de Vrijdag als wekelijksche rustdag); de af schaffing van het oude Perzische en invoering van het Latijnsche schrift. Al deze hei-vormingen zullen echter niet tegelijk, doch stuk voor stuk met voldoen de tusschenpoozen worden ingevoerd. En bij dit alles is de sjah-in-sjah de groote drijvende kracht, die het land wil voeren in een moderner richting en zonder erbarming optreedt tegen alles, wat den vooruitgang tegen houdt. J. K.BREDERODE, Italiaansch minister en zeven andere in zittenden verongelukt. Caïro: Een Italiaansch militair vlieg tuig, dat van Rome op weg was naar Massaua met een bemanning van vier personen en drie passagiers, wordt vermist, sedert het gister middag 5 uur uit Caïro is vertrokken. Het toestel wordt door Britsche militaire vliegtuigen gezocht. Rome: De Italiaansche minister van openbare werken, Luigi Razza is op een dienstreis naar Oost- Afrika, het slachtoffer geworden van een vliegramp. Op het traject Rome-Massaua stortte het vliegtuig, waarin de minister was gezeten, door tot nog toe onbekende oorzaak kort na een tusschenlanding, op veertien kilometer achterXaïro naar beneden, tenge volge waarvan de vier leden der bemanning, drie pas sagiers en Luigi Razza om het leven kwamen. Minister Razza werd in 1892 geboren. In 1919 be hoorde hij tot de mede-stichters van de Italiaansche fascistische partij en in de jaren van den opbouw heeft hij als persoonlijke vriend eri medewerker van Mussolini aan het fascisme groote diensten bewezen. Hij stond voornamelijk op de bres voor de vak organisaties en bekleedde gedurende langeren tijd de functie van secretaris van den minister-president, totdat hij tot minister van openbare werken werd be noemd. „Voor het vaderland te sneven .1" Naar het D. N. B. uit Berlijn meldt, heeft de mi nister van onderwijs en volksontwikkeling aan de be trokken instanties een schrijven gericht, waarin hij hun verzoekt er bij de hoofden van scholen op aan te dringen de herinnering aan het leven aan het Front en de nagedachtenis aan de gevallen broeders bij de jeugd levend te houden. De geest aan het Front tijdens den wereldoorlog en „de hoogste daad" om voor volk en vaderland te sneven vormen, volgens dit schrijven, den grondslag van het Derde Rijk. Het. moet het doel van de huidige opvoeding zijn dezen geest bij de jeugd wakker te roepen. FEUILLETON door 34. Saltash lachte. „Kom je nu pas tot die ontdekking?" Larpent dronk met een ernstig gelaat zijn glas leeg en zette het neer. „Nu, dat doet er niet toe, maar ik geloof niet dat er iets van komt", zei hij. Saltash maakte een ongeduldige beweging. „Je bent altijd een ongeloovige Thomas geweest. Maar ieder een kan zien, dat die twee als voor elkaar geschapen zijn. Natuurlijk, dat komt in orde." „En 't is uw wensch dat 't in orde komt?" vroeg Larpent. „U speelt zoo'n beetje Voorzienigheidje in het belang van het meisje. Is 't dat?" Weer vestigde Larpent den doordringenden, onderzoekenden blik op hem. Er was eenige vroolijkheid in te lezen, ,,'t Is een gevaarlijk spelletje, mylord, waarvan u spijt zult hebben." „Denk je dat?" vroeg Saltash. „Misschien zijt ge er nog niet mee begonnen?" Saltash keek hern vroolijk aan. „Wat ben je van avond analistisch aangelegd. Wat scheelt er aan?" „Niets", zei Larpent. „Maar u vergist zich!" „Waarlijk?" En een oogenblik scheen Saltash zich hijzonder te voelen, glimlachte en zei uit de hoogte: „Ik merk dat je brandt van verlangen om me raad te geven. Steek maar van wal." Larpent keek hem van onder de dikke, borstelige wenkbrauwen strak aan. „Neen, 't is mijn bedoeling niet u raad te geven. Maar ik wilde iets zeggen wat u misschien niet weet. Die jonge vrouw, die u zoo vriendelijk zijt geweest me als mijn dochter op den hals te schuiven, koestert voor u een afgodische vereering en, in verband daar mee, vernacht ik niets goeds van een huwelijk van' haar met Bernard Brian." Hij zweeg. Saltash sprong op en uitte een fran- schen vloek, die klonk als het gebrul van een aange schoten dier. Hij ging naar een der wijd geopenie vensters, die op den tuin uitzagen en bleef daar staan met het hoofd in den nek, als een die de heele we reld uittart. Larpent leunde in zijn stoel als iemand, die gezegd heeft wat hij te zeggen had. Hij keek niet eens naar den ander en het duurde eenige oogenblikken, voor ze een van beiden weer een woord spraken. Plotseling wendde Saltash zich om. „Larpent!" Zijn stem klonk hard, „verduiveld, waarom zeg je me dat? "Heb je niet gemerkt dat het d&t juist is waar tegen ik waken wil. De jonge Benny is de beste re medie tegen iets dergelijks. Een ten slotte ze is nog maar een kind!" „Zegt u dat tot uw eigen geruststelling en tot de mijne?" vroeg Larpent zonder op te zien. „Hoe meen je dat?" Die vraag van Saltash klonk driftig, maar de man in den stoel verroerde zich niet. „U weet heel goed wat ik meen!" zei hij. „U weet heel goed, dat dat niet waar is!" „Wat is niet waar?" Saltash liep de kamer door alsof hij gestoken was. Hij nam zijn glas van d«>n schoorsteenmantel er. dronk het in één teug leeg „Nu, ga door", zei hij tegen Larpent, „nu je een maal begonnen bent, moet je maar voleinden. Wat is niet waar?" Larpent strekte zich in zijn stoel uit en sloeg hem doodkalm gade. „Wanneer iets bestaat, een voldongen feit is, heeft het geen nut daartegen te waken", zei hij met zijn harde, onaangename stem. „U bent ontzettend goed geweest voor het schepseltje en 't is dus niet te ver wonderen dat zij heel dankbaar is. 't Zou niet men- schelijk zijn, als ze :t niet was. Maar als 't er op aan komt, haar aan een anderèn man uit te huwelijken ja, dan zal ze daarin wel toestemmen, niet omdat zij het zelf wenschte, maar omdat het 't eenige is wat ze doen kan. Ze weet nu best, dat wat zij graag heb ben zou, buiten haar bereik is." Larnent begon ziin düd te stonncn. „U bent een .te goed vriend voor haar geweest", ging hij eenigs- zins norsch voort, „en daar deugt u niet voor. Het spijt me voor het kind, omdat ze ook wat van een heiden heeft en 't is moeilijk om een behoorlijk mensch te worden of je er behoefte aan hebt of niet" „Verdomd!" riep Saltash plotseling heftig uit. „Wat kon een man meer doen? Waar wil je heen?" Hij wendde zich tot Larpent met bijna iets vijan digs in zijn blik, maar zag diens donkere oogen nog steeds op zich gevestigd, eenigszins oolijk en uitda gend. „U moet gaan trouwen!" ging de zeeman onver stoorbaar voort. „Waarom trouwt u haar zelf niet? Ze mag dan geen blauw bloed in de aderen hebben, bloed is niet alles. En u hebt genoeg voor twee. Ik geloof dat ze veel gemakkelijker tevreden te stellen was, dan ieder ander, minder streng in haar opvat tingen ook, wat zeer zeker zijn voordeelen heeft voor een man met zulke a'wisselende stemmingen als u." Saltash lachte; zijn lach had dat eigenaardige knar sende geluid van iets dat gebroken is. „Denk je dat dat een goede oplossing zou zijn? En hoe lang denk je dat ik haar trouw zou blijven? Hoe lang denk je dat 't duren zou voor ze wegliep?" „Wat u betreft, denk ik zoover niet..' zei Larpent, terwijl lhj zijn tabaksdoos langzaam in zijn zak stak. „Je vindt misschien dat dat er niet op aankomt", zei Saltash kalm, „mijn adellijk huis is al aan zoo veel schandaal gewend, dat niemand meer iets an ders verwacht." „Ik geloof, dat ze niet van het soort is dat weg loopt." zei Larnent, „en van één dine: ben ik zeker, dat het maar aan u zou'liggen om haar aan u te binden." „Wat een ideale toestand zou dat worden", zei Saltash spottend, „en ik zou me dan moeten schik ken in een fatsoenlijk, braaf leven, veronderstel ik. Is dat je bedoeling?" „U hebt 't gezegd", antwoordde Larpent,, terwijl hij zijn pijp in den mond stak. Saltash zette een voet op het hardijzer en bleef er naar kijken. De spottende glimlach verdween van zijn lippen en inplaats daarvan kwam de oude trek weer terug. Half boos, half zwaarmoedig. „Ik heb, sedert acht jaar, niet ernstig over een huwelijk gedacht", en z'n mond trilde eenigszins, „niet meer sedert den dag waarop ik Maud Brian van Jake trachtte weg te tronen en daarin niet slaagde. Sedert dien dag heb ik nooit meer zooiets laags ge daan". Larpent stak nadenkend zijn pijp aan. ,,'t Is maar goed voor u beiden dat ge daarin niet zijt geslaagd!" merkte hij op. „Vind je?" Saltash keek hem aan. „Waarom?" „Ze is geen vrouw voor u!" antwoordde Larpent vol overtuiging. „Ze heeft te vee! idealen, maar dat sprotje, dat ge te Valrosa gevangen hebt, heeft er geen". „Daar ben ik nog zoo zeker niet van", zei Saltash. „Nu, dan toch geen illusies", en er klonk medelijden in Larpent's stem. „Ze zocht uw bescherming, niet omdat ze zooveel vertrouwen in u stelde, want ze ver trouwde u niet. Ze heeft zich met open oogen aan u overgeleverd. Evenals de walvisch voor Jonas, waart gij haai- eenige toevlucht. Ik wil er ik weet

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1935 | | pagina 13