Ook in Iran muntcrisis Charles R ex ss Vacantie-tijd- Zaterdag 17 Augustus 1935. SCHAGER COURANT. Vierde Blad. No. 9787 Geen vermindering doch „vermeerdering" van de muntwaarde. DE MOOISTE FOTO Ethel M. Dell. Iets over muntpolitiek. Zilverwaarde en wis selkoersen. Hoe sommigen met het smok kelen van zilver veel geld verdienen. De vlucht naar het goud als waar schijnlijke redding in den nood. (Van onzen reizenden correspondent.) TEHERAN. In Augustus. EUROPA verkeert telkens weder in zenuw achtige stemming over de verschillende geldsoorten. In de laatste maanden werd de Belgische franc „gedevalueerd" (zou men niet beter zeggen „gesnoed"?) spoedig daarna werd de Italiaan- sche lire in waarde verminderd. Gevaren bedreigen den Franschen franc, den Zwitserschen franc, dan weder den Nederlandschen gulden en dit alles bracht en brengt algemeen© onzekerheid, welke er niet toe kan bijdragen het einde van de heerschende wereld crisis te bespoedigen. Integendeel. Men moet niet veronderstellen, dat de menschen in Iran van dergelijke zenuwachtigheid verschoond blijven. Ook hier kent men de beangstigende onze kerheid van de geldwaarde, doch terwijl men in Eu ropa steeds weder ziet een waardevermindering van het geld, heeft men hier te doen gehad met een even beangstigende waardevermeerdering" van het geld en er is dientengevolge al eveneens een muntcrisis ontstaan. Een kleine drie maanden geleden steeg in zeer korten tijd de waarde van den Iraanschen tu man met ongeveer vijf-en-zeventig ten honderd. De prijs van den tuman bedroeg, in Nederlandsch geld uitgedrukt, in Maart j.1. ongeveer tachtig cent en steeg binnen weinige weken tot bijna honderdveertig cent. De koersen van de buitenlandsche geldsoorten vielen dus te Teheran geweldig. Zulk een plotselinge stijging van een geldwaarde heeft men in Europa nog niet beleefd. Daar is men meer gewoon aan waardevermindering", doch deze plotselinge waardevermeerdering" van het Iraan- sche geld bleek ook geen zegen, daar eensklaps alle uitvoer zoo goed als geheel stil lag. Berekend in bui- Het nieuwe gebouw van de Iraansche Nationale Bank. tenlandsche valuta werden alle Iraansche uitvoer artikelen zoo duur, dat Iran overal van de markt werd verdrongen. De plotselinge stijging in waarde van den Iraan schen tuman hield verband met prijsstijging van het zilver op de internationale markt en deze prijsstij ging was weder een gevolg van de door den Ameri- kaanschen president gevolgde zilverpolitiek, waarop de regeering van Iran natuurlijk niet den minsten invloed kon oefenen. De Iraansche tuman is namelijk gebaseerd niet op goud, doch op zilver en toen de zilverprijs te Lon den, New-York en elders aanzienlijk steeg, ging als vanzelf ook de prijs van den tuman naar de hoogte. De tuman is of was tenminste een zuiver „zilver" geld, dat in zilver ook werkelijk zijn waarde vertegen woordigde, geheel anders dus dan de Nederlandsche zilveren gulden of de zilveren Zwitsersche franc, wier zilverwaarde verre blijft onder de feitelijke waarde van gulden en Zwitsersche franc, die immers op goud zijn gebaseerd. Het grootste zilverstuk in Iran is dat van vijf real (ook wel „kran" genoemd), een halve tuman, want de tuman is onderverdeeld in tien real (kran). Dit zilverstuk van een halven tuman is ongé- geveer zoo groot als een Nederlandsche rijksdaalder of een Zwitsersch vijf-franc-stuk, doch bevat aan zienlijk meer fijn zilver dan de genoemde muntstuk ken, n.i. 41,4 gram. In verband met den hoog opge- loopen zilverprijs op de internationale markt, was het dus volkomen verklaarbaar, dat de tuman steeg tot een prijs van bijna "anderhalven gulden. Lang duurde dezen toestand echter niet, want tengevolge van deze waardevermindering van den tuman lag alle uitvoer zoo goed als stil en vorderingen op het buitenland ontstonden dus niet meer. Er waren voor ingevoerde waren echter wel betalingen naar het buitenland te verrichten, waardoor een sterke vraag naar buitenlandsche valuta bleef. De twee groote banken in Iran, de Iraansche Nationale Bank en .de Engelsche Imperial Bank, kochten nog wel che ques op het buitenland, maar verkochten zulke chè- ques niet meer. De handel had evenwel behoefte aan zulke chèques en in den bazar, de overdekte markt te Teheran, werd in zulke chèques op het buitenland een wilde handel gedreven. De vraag hier was groot, het aanbod gering, met het natuurlijk gevolg, dat Engelsche ponden, Fransche francs, Zwitsersche francs, Nederlandsche guldens weder aanzienlijk be gonnen te stijgen, waarbij de zilverwaarde van den tuman eensklaps niet den minsten invloed scheen te oefenen. Vraag en aanbod en niet de zilverwaarde van den tuman beslisten over den prijs. De Nederland sche gulden b.v., die genoteerd had gestaan op zeven real (tien real zijn één tuman) steeg binnen enkele daigen weder op ruim twaalf real, wat niet het min ste verband meer hield met de waarde aan zilver van het Iraansche geld. Voor één Nederlandsche gul den kon ik dus krijgen twaalf real (oftewel 1,20 tu man), die in zilverstukken bevatten niet minder dan 49.68 gram op een oogenhlik, dat het zilver te Am sterdam stond genoteerd 33 gulden per kilogram, dus 3,3 cent per gram. Voor één gulden kreeg ik dus voor bijna 1,65 gulden aan fijn zilver. Men had hier dus niet anders te doen dan guldens, Fransche, Belgische, Zwitsersche francs, of ponden sterling of dollars in te wisselen, tegen Iraansch zilvergeld en dit geld uit te voeren en elders op de vrije markt te verkoopen om meer dan zestig procent winst te maken. De uitvoer van zilver uit Iran is evenwel verboden, doch de gz-enzen van dit zeer groote land strekken zich uit over vele duizenden kilometer en de bewaking van deze grenzen kan nimmer afdoende zijn, vooral niet, als. er zoo'n aanzienlijke winst lokt. De Iraansche staatsbank begon het zilvergeld in te trekken en gaf daarvoor uit kopergeld van een haive real. Zeer zeker is een deel van het zilvergeld bij de bank terugge vloeid, doch even zeker is een niet onaanzienlijk deel van het zilvergeld over den grens verdwenen, waar bij smokkelaars kapitalen hebben verdiend. Uiterst strenge straffen werden op den verboden uitvoer van zilver gesteld. In hoeverre dit heeft gebaat valt na tuurlijk niet na te gaan. In elk geval is het zilver geld zoo goed als geheel uit den omloop verdwenen. Men ziet nog alleen papier- en kopergeld. In de stad vormt dit geen groot bezwaar, doch op het land is dit anders. De eenvoudige menschen op het land hebben nimmer veel neiging getoond papiergeld aan te ne men. Ze verlangden steeds „waardevast" geld, waar bij ze aan het woord „waardevast" een andere be- teekenis hechten dan de Nederlandsche vereeniging voor „waardevast" geld doet. De menschen van het land verlangen voor hun waren, voor hun wol, voor hun schapen, voor hun melk, voor hun kaas, voor hun kameelen, werkelijke waarde terug en namen daarom met papiergeld geen genoegen. Dit is niet slechts in Iran, maar in 't geheele Oosten het geval. Wil men bv. in Syrië, in- N.-Afrika, in Palestina, in Egypte bij woestijn-bewoners iets koopen, dan ver langen ze betaling in goud of zilver. Papiergeld ne men ze niet aan. Tot het aannemen van papiergeld zijn ze alleen te be wegen in steden, waar ze zeker zijn dit papiergeld dadelijk om te kunnen wisselen tegen goud of zilver. Onder deze omstandigheden is het te begrijpen, dat de bewoners van het platteland in Iran zeer wei nig gevoelen voor het thans ingevoerde kopergeid, dat 't door de bank ingetrokken of door smokkelaars over den grenzen gevoerde zilvergeld moet vervangen. Een der gevolgen hiervan is, dat nu en dan te Te heran geen eieren, geen melk is te verkrijgen. De menschen van buiten, die dergelijke waren kunnen aanvoeren, wenschen hun waren niet te verkoopen tegen geld, dat volgens hen geen waarde heeft. Daar zij thans papiergeld niet meer kunnen omwisselen tegen zilverstukken, is hun toch reeds gering ver trouwen in papiergeld nog verminderd. Te Teheran bemerkt men van deze moeilijkheden betrekkelijk weinig, doch in kleinere steden is het anders. Een mijner kennissen, die dezer dagen van het zuiden !s gekomen, vertelde me, dat niet alleen de plattelandbe woners, maar ook de kooplieden in steden als Boesjir, Mohammerah, Sjiraz, liever geen papiergeld aanne men. Komt men bij hen met papiergeld, dan beweren ze, dat ze niet kunnen wisselen en op deze wijze ont trekken ze zich aan een handel, waarbij ze betaald worden met een geld, waarin ze geen vertrouwen heb ben. De regeering doet alles om aan dezen onhoudbaren toestand een einde te maken en weldra zal nieuw zilvergeld met een aanzienlijk minder zilvergehalte (dat echter in overeenstemming zal zijn met de in ternationale waarde van den tuman) in omloop wor- Gezonde eetlust, bruin gebrand, Een leven in luilekkerland, Een hangmat en een schommelstoel, Zoo'n wonderlijk en ruim gevoel, Een bootje op den waterplas, Of 't eenzaam op de wereld was, En wijd rondom een groote rust, Vol stille, diepe levenslust, Dat is een blijde heerlijkheid... Vacantietijd! *n Kampeertent op de wijde hef, Een speelgoed-treintje glijdt voorbij', Wat groene boomen in 't verschiet, Een oude wijs, een avondlied, Een uitgelaten kinderlach, Weer plannen voor een nieuwen dag, Een maantje, dat aan 't klimmen gaat, En boven 't bosch te wachten staat, Dat is een blijde heerlijkheid...... Vacantietijd! Een pracht-rivier, een waterval, De morgennevel over 't dal, De wijnstok in de zonnelucht, Een beekje, murmelend gerucht, Besneeuwde toppen, blank en sterk, Als onvergank'lijk wonderwerk. Een kano op het blauwe meer, Verspreide huisjes, wit en teer, Dat is een blijde heerlijkheid... Vacantietijd! Een plekj'e, ergens in een stad, Waar je zooveel hebt liefgehad. Een kamertje vol zonneschijn, Waar jeugd-herinneringen zijn. Het morgenlicht door 't oude raam, Een schoolboek met je jongensnaam, De stem van moeder, blij en goed, Een lang vergeten morgen-groet, Dat is een blijde heerlijkheid Vacantietijd! Augustus 1934. KROES. (Nadruk verboden). Portret-Atelier JAC. DE BOER Keizerstraat DEN HELDER den gebracht. Echter, voor deze verandering in de munt komt men te staan voor de technische vraag hoe zoo snel mogelijk nieuw geld met een ander zil ver-gehalte aan te munten. Zeer zeker is de modern ingerichte Iraansche Munt voldoende voor normale tijden, maar nu staat ze voor buitengewone eisohen. Er is nog een andere zijde aan het vraagstuk. In dien president Roosevelt ertoe besluit zijn zilverpo litiek te wijzigen, kan weder de zilverprijs een aan merkelijke verandering ondergaan, wat weder onbe rekenbare gevolgen kan hebben voor de financieele toestanden in Iran (maar ook in China, Afghanistan, enkele Zuid-Amerikaansche staten en elders). De Iraansche staatsbank beschikt behalve over zil ver, ook over aanzienlijke reserves aan goud en er loopen reeds lang geruchten, dat de regeering voor nemens zou zijn den gouden standaard aan te ne men. Het zou wel hoogst merkwaardig zijn: terwijl vele Europeesche staten den gouden standaard verlaten hebben, zou dan een Aziatische staat den gouden standaard, als eenige en laatste redmiddel tegen de gevolgen van elders gemaakte fouten, aanvaarden. Steekt in dit alles niet een leering voor anderen? J. K. BREDERODE. door 39. Hij knikte. „Maud en ik praten nooit erg veel over haar. Ze trouwde voor de tweede maal met een bruut een trouwe bezoeker van het Anker hotel. Ze gingen naar Canada, waar ze is gestorven." „In 't Ankerhotel", zei Toby, „daar vlak bij de kust, in Fair-Harbour?" „Ja, Maud en ik woonden daar eerst ook! Ik was destijds een ongelukkige stumper en kon zelfs niet loopen. We hebben daar een vreeselijken tijd door gemaakt totdat Jake kwam." Toby's oogen glinsterden plotseling. „Trouwde Maud met Jake om daar vandaan te komen?" vroeg ze. Benny knikte weer en glimlachte. „Ja, we waren er vreeselijk aan toe, er moest iets gedaan worden." „Had ze hem toen dan niet lief?'1 vroeg Toby met klem. „Neen, toen niet! Eerst yeel later. Jake en ik wa ren beste vrienden. Hij hield ontzettend veel van haar, de arme jongen, maar Charley gooide destijds den boel wel wat in de war, want Charley kwam eerst, zie je voor ze Jake ontmoette". „Charley?" vroeg Toby. „Ja, Lord Saltash. Hij was een oud vriend, dat weet je toch wel?" „Ik weet niet dat hij en Maud elkaar had- FEUILLETON den liefgehad!" 't Was of 't haar moeite kostte die woorden uit te spreken. Met jongensachtige openhartigheid ging Benny voort: „ja, dat is een oude geschiedenis. In hun jeugd hielden ze heel veel van elkaar. Ze waren zoo half en half verloofd. Toen ging Charley, die altijd een beetje dwaas is geweest, wat te ver met Lady Cres- sady, een vroolijke, jonge vrouw! En Sir Cressadv, die een bruut was, wilde van haar scheiden, maar dat lukte niet. Toen werd de zaak bekend en ieder een had er den mond vol van. Toen liet Maud Charley loopen. Hij beweerde dat 't hem niet kon schelen, maar dat was wel zoo, want tengevolge daar van is hij nooit getrouwd." „O, daarom?" zei Toby. „Ja, daarom! Sinds dien tijd heeft hij nogal on geregeld geleefd, maar in zijn hart is het een beste kerel! Dat erkent Jake zelfs nu. En hij kent hem evengoed als iedereen." „En Maud?" vroeg ze zachtjes Ze keek Benny niet aan, maar hield den blik strak gericht op het meer. „In Maud's hart bekleedt hij altijd nog een plaats je. Dat kan ze niet helpen. Daar kunnen vrouwen niets tegen doen." „Dat begrijp ik", zei Toby „en heeft Jake daar niet op tegen?" „Jake! Geen zier. Hij is nu zeker van haar. Zij vindt, dat er in de heele wereld niemand is die hem nabij komt. En daar heeft ze gelijk is. die is er ook niet!" hernam Benny enthousiast. Toby trok de wenkbrauwen samen „Dus heeft zij, Lord Saltash niet meer lief", ze ze. „Neen, nu niet meer. Ze voelt nu voor hem een zekere moederlijke belangstelling, ze tracht hem te bewegen zich hier te vestigen en een geregeld leve*! te leiden, op die manier. Ik geloof dat ze zich zoo'n beetje verantwoordelijk voor hem voelt, want hij is wel zoo uit den band gesprongen nadat zij hem had laten loopen. Dat is natuurlijk jaren geleden, maar bestendig wordt hij, geloof ik nooit." „Ja, dat begrijp ik", hernam Toby. Ze huiverde even en keek Benny toen glimlachend aan. „Ik kan me niet voorstellen, dat Maud hem heeft laten loopen.' „Nu, ze heeft een tamelijk ontwikkeld gevoel van eigenwaarde en erg netjes heeft hij haar nu niet be paald behandeld. Hij had kunnen weten, dat zij daar niet tegen bestand was. 't Is heelemaal zijn eigen schuld!" Toby keek hem eenigszins verlegen, zelfs ©enigs zins ontroerd aan. „Maar hij is toch zoo groot! Ik geloof niet, dat hij daar ooit aan gedacht heeft". Weer legde Benny zijn arm om haar schouders. Ze had iets over haar, dat hem bijzonder aantrok, iets dat hij meer voelde dan zag. „Maar hebben we nu al niet lang genoeg over an deren gepraat?" vroeg hij, „me dunkt, we mogen ons nu wel met ons zelf bezig houden." Ze kleurde tot onder de haren. „Wanneer je dat wenscht", hernam ze flauwtjes. „Vindt je niet, dat ik nu een kus heb verdiend?" vroeg Benny. „Ik ben ontzettend geduldig geweest!" Gedwee stak ze hem zonder een woord te spreken, de lippen toe. „Neen, zoo niet!" zei hij vriendelijk, „niet als je 't liever niet doet." Ze haalde diep adem, 't leek wel een gesmoorden snik. Toen keek ze hem flink aan en lachte. „O, jou groote, malle jongen 1" riep ze. „Je bent veel gemakkelijker om mee om te springen dan wie ook." Hij sloeg de armen om haar heen en trok haar naar zich toe. „Mijn eigen, lief, klein, vlinder-meiske en hij kuste haar teeder. „Eindelijk, eindelijk heb ik je dan toch!" Ze liet het hoofd op zijn schouder rusten en bleef zoo staan, bevend en zwijgend. „Je bent moe", zei hij. „Ik zal je naar huis rijden. Folly kan je best dragen". Ze lachte zenuwachtig, keek hem aan en gaf hen» uit eigen beweging een kus. „Je bent heel lief voor me Benny", zei ze, „misschien misschien verloven we ons wel heet gauw." „Jou lieveling! Mijn schat!" zei Benny hartelijk. HOOFDSTUK V. Een vertrouwelijke mededeeling. Den volgenden morgen lag bij Maud's bord een brief met een zegel waarop een vossekop prijkte met het motto „Sans Vertu". Ze nam dien op, terwijl ze Jake, die juist de kamer was binnen gekomen, glim lachend aankeek. „Van Charley, waarschijnlijk over het nieuwe jacht. Hij zei gisteren, dat hij graag had dat ik de schuit doopte". „Ik vind 't goed", zei Jake. „welken naam zal hij haar geven?" „Ik geloof, „The Blue Moon", maar hij was in een wonderlijke stemming en heeft misschien al weer wat anders bedacht." Jake keek rond. „Waar is 't kind?" „Wie, Toby? Ik geloof dat ze al vroeg is uitge gaan. Heeft ze niet met jou gereden?" „Neen, ze ontweek me", zei Jake, „en ging er in haar eentje op uit, met een van die jonge, nog bijna ongetemde veulens. Als ze terug komt zal ik haar eens onderhanden nemen". „Ik hoop dat haar niets scheelt", hernam MaucJ. eenigszins angstig. „Wel neen, ze is best in orde", zei Jake. „Maar waarom zou ze je hebben ontloopen? Heb ben jelui gekibbeld?" Maud wachtte even met het

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1935 | | pagina 13