liet plan Zeeman.
Twaalf jaar op de Oceaan
Charles Rex
De griezelige vondsten aan de
Dederlandscbe grens.
Niet van de baan.
Integendeel, er wordt
hard voor gewerkt.
Ruim een week geleden werd gemeld, dat het
plan-Zeeman, nu in de vergadering van de Langen-
dijker Groenten Centrale besloten was, hiervoor geen
commissie van onderzoek in te stellen, van de baan
zou zijn. Van zeer bevoegde ziide vernemen wij, dat
dit in geen geval waar is; iuist wordt thans ver
sterkte aandrang uitgeoefend om tot de verwerkelij
king van het plan, of eigenlijk zijn het drie plan
nen, te komen.
In verband met het besluit van de L.G.C. hebben
wij ons lot den geestelijken vader van het plan ge
wand. Deze toonde zich ten zeerste verwonderd over
het besluit van het bestuur van de Langendijker
Groenten Centrale, dat geheel tegen het besluit van
de alg. vergadering indruischt. Het besluit van de
alg. verg. wordt hierdoor zonder opgaaf van redenen
ter ziide gelegd. Men beroept zich op de meening
der deskundigen, maar deze deskundigen hebben
zich nooit uitgesproken tegen een commissie van
onderzoek. Wanneer ooit. aldus de heer Z., dan
spreekt thans in zijn schrille werkelijkheid de
noodlottige ramp van de draaihartigheid. Geen jaar
nog heeft de draaihartigheid zoo huisgehouden in de
koolcultuur als dit jaar. 't Is moeilijk de 1'inanciecle
schade vast te stellen welke de draaihartigheid aan
de cultuur teweegbrengt, maar in de vijf en dertig
jaren, dat deze ziekte voorkomt iri het Geestmcr-
ambacht kunnen wij de schade wel op millioenen
guldens begrooten.
Xa de bloemkool is het' thans bijna onmogelijk
roode kool te telen. Met bittere zekerheid volgt nu
de sterkere Dccnsche witte en ook de gele kool is
sterk aangetast.
Hoe groot de schade dit jaar wel is.
Mij werd verzekerd door iemand die dagelijks mt#-
tingen doet voor de Cr. Org., dat beslist 60 van het
gewas verloren zal zijn.
Bereken maar eens. wat dit wel beteekent. Het
Geestmerambacht is 4850 H.A. groot, de koolbouw
beslaat minstens 3/4 gedeelte, dus pl.m. 1200 H.A.
Hiervan is beslist de helft, 600 H.A., verloren. Dus
absoluut geen opbrengst van deze oppervlakte,
24000 snees a f 15.is rond f360.000. Geen oogst,
geen arbeid met oogsten, geen arbeid voor de ver
zending, voor handel en verkeer. Alles bij elkaar zal
de schade vrijwel op een half millioen gulden komen
te staan, dit jaar. Veronderstel eens. dat een opper
vlakte, tweemaal zoo groot als de polder Waarland,
door een ramp geteisterd werd, waardoor alles ver
nietigd werd. Welk een rilling zou er door het pu
bliek gaan. Wat thans gebeurt in het Geestmer
ambacht bevat voor het bestuur van de L.G.C. geen
reden om op het plan, dat een bestrijding" inhoudt
van een dergelijk catastrophaal gebeuren, in te
gaan.
Hierdoor is de ellende echter niet weggenomen,
terwijl het eveneens een zeer onorgahisatorische
daad van het bestuur kan worden genoemd, een
ernstige bestuursvervulling onwaardig.
Wat verder het plan betreft, daarover bestaat nog
wel eens cenige verwarring. Niet uit het oog moet
worden verloren, dat het plan-Zeeman drie-ledig is,
Ten eerste: de aanleg van een weg door het Geest
merambacht vanaf de Nieuwe Weg tot Sint Pancras.
Het nut van dezen weg is door niemand ontkend,
ook niet door de deskundigen. Hieraan zouden de
vele werkloozen, die nu elders worden geplaatst, te
werk kunnen worden gesteld.
Ten tweede: Het instellen van een andere cultuur,
n.1. de fruitcultuur. De honderden H.A. grond welke
geen vrucht opleveren beteckenen een totale verar
ming en vernietiging van de gansche streek.
Om op het standpunt van de L.G.C. terug te ko
men: Weet het L.G.C.-bestuur een beter middel om
welvaart in den polder te brengen? Meenen zij, dat
de belangen der tuinders en die van allen, die er
mee annex zijn, de middenstand enz., gediend zijn
door hun thans ingenomen houding, welke geheel
negatief is? Er wordt wel een beroep gedaan op den
te hoogen waterstand. Is dat wel juist? Zou onder-
bemaling geen middel kunnen zijn. om hieraan te
gemoet te komen? Zij. die het Geestmerambacht
kennen, weten dat heel veel perceelen geschikt zijn
voor fruitteelt. Zijn er niet een groot aantal boom
gaarden aangelegd op gewone akkers, die tientallen
jaren reeds vruchten dragen?
Met meer deskundige behandeling dezer boomr
gaarden in het bijzonder en een op moderne grond
slag ingerichte fruitcultuur leent de grond van het
G.A. zich zeer goed voor deze cultuur. Technische
opleiding is beslist noodig, gepaard gaande met de
inrichting van een goede vakopleiding en de stich
ting van demonstratiebedrijven.
De bevolkingsaanwas is per jaar 100.000 personen.
De behoefte aan fruit wordt dus elk jaar grooter.
In de stichting van een fruitcultuur ziet het plan
tevcps een bestrijding van de draaihartigheid. Wil
men echter op een radicale wijze trachten deze
ziekte te bestrijden, dan moet de koolcultuur (en
dit is het derde gedeelte van het plan) gedurende
twee jaar geheel uit het G.A. verwiinen en ergens
anders worden ondergebracht.
Of het slagen zal?
Het zou een proef zijn, die van \eel waarde kon
zijn. temeer waar dit de wenschelijkheid is, eerder
uitgesproken door prof. Ritzema Bos en Dr. Quan-
jer.
Zooals wij in den aanhef reeds mededeelden, wordt
er op het oogenblik hard gewerkt om het plan te
verwerkelijken. Intusschen is het parool: Vrijwilli
gers voor, die betere plannen hebben, opdat in
deze noodlijdenden tijd beter opbouwend werk kan
worden gedaan.
Oorlogsdrama of misdaad
Vrijwel zeker is het, dat de lijken dateeren van
na 1916.
De griezelige vondsten in het' tusschen Wuestwe-
zel en Brecht op eenigen afstand van de Nederland-
sche grens gelegen gehucht Achtenbrug (waarom
trent we reeds in het kort hebben gemeld), vormen
in de grensstreek nog steeds het gesprek van den
dag. Verschillende verhalen, het een nog al onwaar
schijnlijker dan 't ander, doen de ronde, terwijl tal
rijke gissingen, welke meest vergissingen blijken te
zijn, geuit worden.
Mede door de groote belangstelling der Nederlan
ders, die in dezen tijd bij drommen in autobussen
de grens passeeren en dan veelal in een der twee be
kende grenscafé's te Wuestwezel aanleggen om geld
te wisselen, hebben de vondsten in den volksmond
een dermate sensationeel karakter gekregen, dat de
Bredasche corr. van de N.R.Ct. nogmaals ter plaatse
een nauwkeurig onderzoek heeft ingesteld en met
bewoners en plaatselijke autoriteiten de mogelijke
juistheid der verschillende veronderstellingen heeft
nagegaan.
De boerderij van Karei de Bie op wiens grond nu
drie jaar achtereen een reeds grootendeels verteerd
lijk werd gevonden, ligt aan. den zijweg links van
den Steenweg van Wuestwezel naar Brecht op en
kele kilometers afstand van de Nederlandsche grens.
Ongeveer 20 M. van deze boerderij ligt. een stuk
boschgrond, dat voor het landbouwbedrijf ongeschikt
is, zoolang het niet tot op een diepte van 1V2 meter
is opgegraven. De bovenste ongeveer 50 tot 70 c.M.
dikke laag is zandgrond en daaronder volgt de zavel,
die in België veelal gebruikt wordt voor bijmenging
bij metselspecie. Wordt er dan ook te Wuestwezel
of Brecht gebouwd, dan laten de metselaars meest
van dit stuk land de zavel halen, waardoor de grond
langzamerhand op de goede hoogte komt om voor
het landbouwbedrijf te worden benut.
Het is nu bij dit zavel delven, dat uiteraard in een
zeer langzaam tempo geschiedt, dat nu drie jaar
achtereen op ongeveer 1 M. diepte een in verregaan-
den staat van ontbinding verkeerend lijk vrijwel
een geraamte werd blootgelegd.
Zonderling.
Het zonderlinge nu is, dat bij geen der lijken, die
in een schuine lijn slechts enkele meters van elkaar
werden gevonden, een spoor van kleeding of
houtresten is gevonden, terwijl ook uit de kleur der
zavel niet blijkt, dat houtresten er wel geweest zijn.
Waren dergelijke resten er wel geweest m.a.w. wa
ren de lijken in een kist begraven, dan zou dit ook
al waren de kisten geheel verteerd, uit de kleur der
zavel ter plaatse zijn gebleken.
Uit alles blijkt dan ook wel, dat de lijken naakt
onder do aarde zijn gedolven en dat een eenigszins
regelmatige teraardebestelling niet heeft plaats ge
had.
EEN UITGESTORVEN GROOTE STAD.
Het klinkt onwaarschijnlijk en toch is het zoo!
Deze uitgestorven stad is de gemeente Phoenix, die
hoog in de bergen ligt, in de nabijheid van de Ca-
nadeesch-Amerikaansche grens. Dieze zoldzame
stad, die indertijd snel is ontstaan en zich in een
spoedige uitbreiding verheugde, is heden ten dage
stom; zii ligt daar, eenzaam en van alle menschen
verlaten. En toch is het nog niet zoo lang geleden,
dat zii binnen haar muren honderdduizenden inwo
ners telde. Alles staat nog precies zoo. alsof de be
woners gisteren de plaats hadden verlaten: groote
hotels, de schouwburg, het stadhuis, de kerken, zelfs
een groote brouwerij en tallooze woonhuizen. Doch
het eenige leven, dat men in deze spookachtige stad
aantreft, is het plantenleven, dat de straten en plei
nen heeft overwoekerd. Werpt men een blik in de
hotels, dan ziet men. dat er nergens meer deuren
zijn, dat de vensters geen ruiten hebben en dat er
geen enkel meubelstuk meer te bekennen is.
Het laatst gevonden lijk werd bovendien gevonden
met het gelaat naar beneden gekeerd, hetgeen er op
wijst, dat het in haast in den gedolven kuil is ge
worpen.
De groote vraag die de grensbevolking bezig houdt
is nu: liggen er ter plaatse nog meer lijken begraven?
Politiecommissaris Blommaert heeft in verband
daarmede het verdere terrein in de schuine rich
ting, waarin de drie lijken gevonden werden met
stekken afgepaald, zoodat in afwachting van de af
graving door het Antwerpsche parket, alleen buiten
het afgepaalde gedeelte zavel mag worden afgegra
ven.
Justitioneel is de eerste vraag natuurlijk een an
dere en wel van wie zijn de lijken afkomstig en door
wie zijn ze begraven.
Allerlei verhalen.
Verschillende daarover in omloop zijnde verhalen
en geruchten daaromtrent, kunnen reeds aanstonds
naar het rijk der fabelen worden verwezen.
Zoo b.v. de veronderstelling, dat de lijken afkomstig
zouden zijn van slachtoffers van den electrischen
draad, die in de oorlogsjaren langs de geheele grens
was gespannen. De plaats waar de lijken zijn gevon
den ligt niet minder dan 4000 M. van dezen draad af,
zoodat men wanneer deze veronderstelling juist was
de lijken eerst 4 K.M. door zwaar boschterrein zou
hebben moeten sleepen'.
Een oude begraafplaats, waar natuurlijk ook aan
gedacht is, blijkt ter plaatse nimmer te zijn geweest.
Een derde veronderstelling, n.1. dat de lijken reeds
300 jaar oud zouden zijn en afkomstig van slachtof
fers van een pestepidemie, die omstreeks 1570 de
Belgische Kempen teisterde en welke volgens de
overlevering zoo hevig was, dat van de bevolking
van Brecht slechts 3 personen in leven bleven en
dat er geen menschen meer waren om de gestorve
nen te begraven, moet al evenzeer als onjuist wor
den verworpen.
Het staat n.1. vrijwel vast, dat de gevonden lijken
dateeren van na 1916, aangezien eerst in dat jaar
het dichte dennenbosch dat voordien op het betrok
ken stuk land stond, op order der Duitsche leger-
autoriteiten is gerooid.
Het feit nu, dat de lijken juist aan den gebleven
boschrand zijn gevonden wijst er op, dat de begraving
na dien heeft plaats gehad.
Twee mogelijkheden.
De twee eenig overblijvende mogelijkheden zijn
dan ook slechts, dat men met slachtoffers van een
misdaad heeft te doen of dat men de trieste resten
van een oorlogsdrama heeft blootgelegd.
Het onderzoek naar beide mogelijkheden wordt
ten zeerste bemoeilijkt door het ontbreken van elk
voorwerp, dat ook maar de geringste aanwijzing kan
geven. Want wel zijn in de omgeving van de plaats
waar het derde lijk werd blootgelegd een 5-tal roesti
ge spijkers gevonden, doch dit is op een afgerasterde
plek grond op 33 M. afstand van een bewoonde boer
derij geen zeldzaamheid.
Dat de lijken bij nacht en ontij zijn begraven kan
ook wel als vaststaand worden aangenomen, daar
men anders op de boerderij van De Bie, die ook in
de oorlogsjaren doorloonend bewoond was. wel iets
had moeten bemerken.
Politie en justitie staan dan ook tot dusverre voor
een raadsel, hoewel er naar verluidt gedurende
de laatste dagen eenige aanwijzingen zijn binnenge
komen, die het onderzoek in een nieuwe richting
leiden. In hoeverre die aanwijzingen deze geheim
zinnige zaak tot klaarheid zullen brengen Avenschte
men hangende het onderzoek nog niet mede te dee-
len.
of De moderne Odysseus.
JOHN JACOB ASTOR IV GEBOREN.
Lid van de voornaamste Amerikaansche
familie.
Dezer dagen heeft de magnaat John Ja-
cob Astor, een der machtigste in de V.
S., een zoon gekregen, die hij op zee te
gen kidnapping zou wiJen beschermen.
NEW-YORK.
Met de Vanderbilts vormen de Astors de voor
naamste leden der financieele adel in de Nieuwe
Wereld. Zij zijn gewend de eerstgeboren zoon van
iedere generatie een Romeinsch cijfer te geven, zoo
als ook vorsten dat doen. In de familie Rockefeller is
men daar eveneens mee begonnen, maar, ofschoon
deze, wat macht betreft, voor de families Astor en
Vanderbilt niet schijnt onder te doen, dateert zijn
adel van veel later: John D. I was nog koster in een
klein kerkje, toen John Jacob I al millioenen bezat,
Wat Vanderbilt voor de spoorwegen was en Rocke-
feller voor de petroleum, dat is Astor voor de scheep*
vaart geworden.
In een New-Yorksche privé-kliniek is het eersta
mannelijke lid der vierde generatie van het milliar*
dairhuis Astor ter wereld gekomen. Nauwelijks had
de vader het heugelijk feit vernomen, of hij nam de
telefoon van de haak om een lang gesprek te voe*
ren. Enkele minuten daarna was, naar men zegt, de
kliniek door een dozijn heeren omsingeld, die alles
en iedereen in het oog hielden. Gedurende zijn eer
ste levensuur is John Jacob IV door twaalf recher
cheurs bewaakt. Nu de moeder zoover hersteld is,
dat ze de kliniek verlaten kan, wordt zij met het
kind aan boord van een jacht gebracht, dat Mr. Astor
tevoren in orde heeft laten maken. Een aantal detec
tives heeft zich eveneens ingescheept. Dat zij actief
zullen moeten optreden, lijkt onwaarschijnlijk, om
dat ieder risico uit den weg wordt gegaan. Het
schip zal alleen voor anker gaan, wanneer er levens
middelen en brandstoffen geladen moeten worden.
Er wordt beweerd, dat John Jacob IV tot zijn
twaalfde jaar geen voet aan land zal zetten, althans
wanneer alles gaat, zooals men verwacht.
Uit de maatregelen van Mr. Astor blijkt wel, dat
de Amerikaansche autoriteiten de kidnappers nog
geenszins de baas zijn. Momenteel zouden er meer
dan twintigduizend actieve menschenroovers in de
U.S.A. een bestaan vinden.
Twaalf faar op den oceaan of de moderne
Odysseus.
«föhn Jacob Astor IV is een zoon van den derden
magnaat, die diè naam draagt. De eerste groote Astor,
dien men „Pharao" noemde, begon zich tot koning
van de scheepvaart op te werken toen John D. zich,
voor spoorwegen en petroleum ging interesseeren.-
Astor I stierf als patriarch. Zijn raad aan de nako
meling was: „Houd altijd de zee in het oog." Hier
aan hebben de Astors zich tot nu toe gehouden,
waarhij genoteerd moet worden, dat John Jacob II
met de „Titanic" in de golven verdween. John Ja
cob III was toen dertien jaar en bevond zich. met
zijn gouvernantes en bedienden te Venetië. Men
bracht hem onverwijld naar Parijs, waar hij door
den Amerikaanschen gezant begroet werd.
Toen hij twintig jaar was, schudde John. Jacoti
III zijn gevolg van zich af en nam als eenvoudig
employé een betrekking aan bij een van zijn eigen
scheepvaartmaatschappijen. Hij kreeg een salaris van
25. Na eenige jaren stelde hij zich aan het hoofd
der ondernemingen. Hij trouwde toen met Miss
French Tuck, die eenige millioenen als bruidschat
meebracht. Aan deze echt is het kind ontsproten, dat
bestemd is om als een tweede Odysseus twaalf jaar
op zee door te brengen.
FEUILLETON
door
Ethel M* DelL
42.
,Neen, dat kan niet!" hernam Toby op beslisten
toon. ,U moet iemand anders voor hebben."
Sheila bleef haar maar onderzoekend aanzien.
„Wacht," zei ze, „ik herinner het me nu. 't Was in
elk geval iemand die sprekend op u geleek, iemand
in jongenskleeren."
Toby maakte een plotselinge beweging en klapte
in de handen. „Kijk, kijk, daar gaat de Jlesch! 't Is
te hopen dat zij breekt!"
Sheila's aandacht was onmiddellijk afgeleid. En
de menigte stormde vooruit. Maud stond met Sal-
tash aan haar linker- en Larpent aan haar rechter
hand bij de reeling. Ze hief de flesch op, die in het
zonlicht glinsterde.
Saltash lachte. Hij was blootshoofds, zijn donker
gelaat opgeheven.
Toby keek naar hem en hield de oogen op hem
gevestigd. Benny, die haar aanzag was zonderling
bewogen. Het was, alsof hij plotseling vanuit de
verte, een blik had geslagen op heilig vuur dat
eensklaps voor een verwilderd altaar, hoog op vlam
de. En toen klonk Maud's zachte, heldere stem, die
den naam van het jacht uitsprak en als een gou
den vlam doorkliefde de flesch den blauwen aether
en viel op den boeg in gruizels.
Men hoorde eerst een gemompel, dat in geïuich over*
ging. De flesch was in stukken gevallen en de wijn
viel als een bruisende waterval in den vloed. Ook
Benny werd meegesleept*
Hij greep Toby bii den arm en schudde haar heen
en weer. „Hoera!" schreeuwde hij, ,,'t is gebeurd!
't is los!"
Toby keek hem aan met droomerige oogen, oogen
AA-aaruit vrees en toewijding spraken. Toen ze zijn
bljk ontmoette, scheen ze te ontwaken. Haar ge
zicht vertrok een oogenblik, maar onmiddellijk was
zij zichzelf weer meester en lachte.
En lachend trok ze hem mee.
Het jacht kwam in beweging. De touwen werden
aan boord gegooid. Ze stoomden Aveg. De sirene
gilde toen ze van de kade wegstoomden.
Overal was vroolijk, luidruchtige beweeglijkheid.
Er Averd geschreeuwd, gepraat, gelachen, met hoe
den en zakdoeken geAAUiifd. De heele wereld scheen
een en al vroolijkheid en temidden daarvan klonk
Toby's stem aan Benny's oor:
„Zeg, laten we weggaan! Laten we naar Lord
Saltash gaan en hem gelukwenschen."
Haar hand rustte op zijn arm. Ze trok er voort
durend en hard aan. En Benny ging met haar mee
en had, waardoor dat wist hij niet, weer het gevoel
dat iets haar angstig had gemaakt.
Hij vatte haar hand en baande zich een weg door
de menigte naar de vroolijke groep bij den boeg.
Saltash stond dicht bij Maud. Hij maakte de een
of andere onverschillige opmerking, toen hij zich
omkeerend, plotseling den jongen en het meisje
hand in hand achter zich zag staan.
Hij sloeg hen een oogenblik gade en legde toen
een hand op den schouder van ieder hunner. Het
was slechts een lichte aanraking en hij lachte on
willekeurig toen zii het deed als een man die een
plotselinge pijnlijke geAvaarwording tracht te ver
bergen.
„Wij kAvamen u gelukwenschen," zei Benny, „veel
geluk met de nieuwe schuit!"
En Saltash antwoordde met de hem eigen gemak
kelijkheid en vriendelijkheid:
,Ik dank jelui voor je goede wenschen, kinderen,
maar 't geluk is voor jelui weggelegd. Dat zie ik
aankomen!"
En met deze woorden keerde hij weer naar zijn
gasten terug en bracht Vroolijkheid waar hij- kwam,
behalve waar de jongen en het meisje samen bij
den boeg stonden, in stilte, die geen hunner scheen
te kunnen verbreken.
HOOFDSTUK VII.
Overgave.
Dien avond leek de baai van Fair-Harbour een
fluweelen bed, waarop tallooze juweelen fonkelden.
„The Blue Moon", die van den voor- tot den ach
tersteven geheel verlicht was, lag in het midden en
van het dek af, gingen tallooze vuurpijlen en ge
kleurde raketten de lucht in en Adelen als gloeieilde
regen op het water neer.
Er was een orkest aan boord en de muziek klonk
over het water, als kAvam ze uit een andere wereld
een wonderwereld, vol liefelijke melodieën la
chende vroolijke 6temmen en zacht plassende rie
men.
Toby zat bij het roer van een boot met slechts één
•roeier tegenover haar en liet haar vingers door het
Avater glijden. Ze was blootshoofds en het zomer
avondkoeltje speelde door de blonde krulletjes en
streek haar langs het voorhoofd.
Haar blauwe oogen waren wijd open, als de oogen
van een verschrikt kind. Ze zei haast geen woord
en Benny trachtte er haar niet toe te bewegen.
Doch onder 't roeien sloeg hij haar ernstig gade.
Hij had haar reeds vroeg in den avond als zijn
partner opgeëischt en ze had geen poging gedaan
om hem te weerstreven.
Maar toch was er in haar half angstig zwijgen
iets, wat hem diep ontroerde. Hij trachtte echter haar
te doen geA-oelcn dat hij haar beschermde en dat
zij onder zijn hoede veilig avüs.
Eens schrikte ze zenuAvacihtig bij 't onverwacht
opgaan van een vuurpijl en toen sprak hij tot haai-,
zooals men een verschrikt kind zou hebben toege
sproken. ,,'t Is niets, maar ik zal een beetje verder
af gaan. Die dingen beschrijven soms zulke gekke
bochten."
Ze dankte hem zachtj'es en hij roeide Aran het jacht
af, uit het gewoel der booten. ..Je moet me maar
zeggen als ik ver genoeg ben," zei hij, maar ze zei
niets en hij roeide maar door, door het donkere
water, tot ze niets meer hoorden dan het plassen
van de riemen, dat de stilte verbrak.
Ze lieten het gelach en al het laAvaai achter zich
en dreven in de richting van een verwijderden hoek
van de baai. De kust rees hier rechtstandig uit het
AArater op. Ze hoorden het breken der golven tegen
de klippen, toen ze wat dichter in de nabijheid
kwamen.
Plotseling verbrak Toby de stilte.
„Benny, geloof je werkelijk, dat het aan de ver
wachtingen zou beantwoorden?"
„Ja zeker," antwoordde hij dadelijk. Bij die woor
den haalde hij de riemen in en lieten ze zich drij
ven. Toby keek hem bij 't licht der sterren treurig
besluiteloos aan. Benny boog zich voorover en stak
haar beide handen toe.
„Arm, angstig muisje," zei liij, „wat scheelt er
eigenlijk aan? Denk je dat ik je niet gelukkig zal
maken?"
„Ik geloof dat fe daar Te best Avel voor zult doen,"
zei ze aarzelend.
Een oogenblik leunde ze achterover, alsof ze niet
wist wat ze doen zou, maar toen strekte ze met
een beweging als van iemand die een last van zich
afschudt, beide handen uit en legde ze in de zijne.
Hij vatte ze en drukte ze stevig, terwijl hij ze
naar zich toetrok, tot ze terecht kwamen op zi>n
hart.
„Ik zou er zeker m'n best voor doen, lieveling",
zei hij zachtjes.
Wordt vervolgd