liet plan Zeeman. Twaalf jaar op de Oceaan Charles Rex De griezelige vondsten aan de Dederlandscbe grens. Niet van de baan. Integendeel, er wordt hard voor gewerkt. Ruim een week geleden werd gemeld, dat het plan-Zeeman, nu in de vergadering van de Langen- dijker Groenten Centrale besloten was, hiervoor geen commissie van onderzoek in te stellen, van de baan zou zijn. Van zeer bevoegde ziide vernemen wij, dat dit in geen geval waar is; iuist wordt thans ver sterkte aandrang uitgeoefend om tot de verwerkelij king van het plan, of eigenlijk zijn het drie plan nen, te komen. In verband met het besluit van de L.G.C. hebben wij ons lot den geestelijken vader van het plan ge wand. Deze toonde zich ten zeerste verwonderd over het besluit van het bestuur van de Langendijker Groenten Centrale, dat geheel tegen het besluit van de alg. vergadering indruischt. Het besluit van de alg. verg. wordt hierdoor zonder opgaaf van redenen ter ziide gelegd. Men beroept zich op de meening der deskundigen, maar deze deskundigen hebben zich nooit uitgesproken tegen een commissie van onderzoek. Wanneer ooit. aldus de heer Z., dan spreekt thans in zijn schrille werkelijkheid de noodlottige ramp van de draaihartigheid. Geen jaar nog heeft de draaihartigheid zoo huisgehouden in de koolcultuur als dit jaar. 't Is moeilijk de 1'inanciecle schade vast te stellen welke de draaihartigheid aan de cultuur teweegbrengt, maar in de vijf en dertig jaren, dat deze ziekte voorkomt iri het Geestmcr- ambacht kunnen wij de schade wel op millioenen guldens begrooten. Xa de bloemkool is het' thans bijna onmogelijk roode kool te telen. Met bittere zekerheid volgt nu de sterkere Dccnsche witte en ook de gele kool is sterk aangetast. Hoe groot de schade dit jaar wel is. Mij werd verzekerd door iemand die dagelijks mt#- tingen doet voor de Cr. Org., dat beslist 60 van het gewas verloren zal zijn. Bereken maar eens. wat dit wel beteekent. Het Geestmerambacht is 4850 H.A. groot, de koolbouw beslaat minstens 3/4 gedeelte, dus pl.m. 1200 H.A. Hiervan is beslist de helft, 600 H.A., verloren. Dus absoluut geen opbrengst van deze oppervlakte, 24000 snees a f 15.is rond f360.000. Geen oogst, geen arbeid met oogsten, geen arbeid voor de ver zending, voor handel en verkeer. Alles bij elkaar zal de schade vrijwel op een half millioen gulden komen te staan, dit jaar. Veronderstel eens. dat een opper vlakte, tweemaal zoo groot als de polder Waarland, door een ramp geteisterd werd, waardoor alles ver nietigd werd. Welk een rilling zou er door het pu bliek gaan. Wat thans gebeurt in het Geestmer ambacht bevat voor het bestuur van de L.G.C. geen reden om op het plan, dat een bestrijding" inhoudt van een dergelijk catastrophaal gebeuren, in te gaan. Hierdoor is de ellende echter niet weggenomen, terwijl het eveneens een zeer onorgahisatorische daad van het bestuur kan worden genoemd, een ernstige bestuursvervulling onwaardig. Wat verder het plan betreft, daarover bestaat nog wel eens cenige verwarring. Niet uit het oog moet worden verloren, dat het plan-Zeeman drie-ledig is, Ten eerste: de aanleg van een weg door het Geest merambacht vanaf de Nieuwe Weg tot Sint Pancras. Het nut van dezen weg is door niemand ontkend, ook niet door de deskundigen. Hieraan zouden de vele werkloozen, die nu elders worden geplaatst, te werk kunnen worden gesteld. Ten tweede: Het instellen van een andere cultuur, n.1. de fruitcultuur. De honderden H.A. grond welke geen vrucht opleveren beteckenen een totale verar ming en vernietiging van de gansche streek. Om op het standpunt van de L.G.C. terug te ko men: Weet het L.G.C.-bestuur een beter middel om welvaart in den polder te brengen? Meenen zij, dat de belangen der tuinders en die van allen, die er mee annex zijn, de middenstand enz., gediend zijn door hun thans ingenomen houding, welke geheel negatief is? Er wordt wel een beroep gedaan op den te hoogen waterstand. Is dat wel juist? Zou onder- bemaling geen middel kunnen zijn. om hieraan te gemoet te komen? Zij. die het Geestmerambacht kennen, weten dat heel veel perceelen geschikt zijn voor fruitteelt. Zijn er niet een groot aantal boom gaarden aangelegd op gewone akkers, die tientallen jaren reeds vruchten dragen? Met meer deskundige behandeling dezer boomr gaarden in het bijzonder en een op moderne grond slag ingerichte fruitcultuur leent de grond van het G.A. zich zeer goed voor deze cultuur. Technische opleiding is beslist noodig, gepaard gaande met de inrichting van een goede vakopleiding en de stich ting van demonstratiebedrijven. De bevolkingsaanwas is per jaar 100.000 personen. De behoefte aan fruit wordt dus elk jaar grooter. In de stichting van een fruitcultuur ziet het plan tevcps een bestrijding van de draaihartigheid. Wil men echter op een radicale wijze trachten deze ziekte te bestrijden, dan moet de koolcultuur (en dit is het derde gedeelte van het plan) gedurende twee jaar geheel uit het G.A. verwiinen en ergens anders worden ondergebracht. Of het slagen zal? Het zou een proef zijn, die van \eel waarde kon zijn. temeer waar dit de wenschelijkheid is, eerder uitgesproken door prof. Ritzema Bos en Dr. Quan- jer. Zooals wij in den aanhef reeds mededeelden, wordt er op het oogenblik hard gewerkt om het plan te verwerkelijken. Intusschen is het parool: Vrijwilli gers voor, die betere plannen hebben, opdat in deze noodlijdenden tijd beter opbouwend werk kan worden gedaan. Oorlogsdrama of misdaad Vrijwel zeker is het, dat de lijken dateeren van na 1916. De griezelige vondsten in het' tusschen Wuestwe- zel en Brecht op eenigen afstand van de Nederland- sche grens gelegen gehucht Achtenbrug (waarom trent we reeds in het kort hebben gemeld), vormen in de grensstreek nog steeds het gesprek van den dag. Verschillende verhalen, het een nog al onwaar schijnlijker dan 't ander, doen de ronde, terwijl tal rijke gissingen, welke meest vergissingen blijken te zijn, geuit worden. Mede door de groote belangstelling der Nederlan ders, die in dezen tijd bij drommen in autobussen de grens passeeren en dan veelal in een der twee be kende grenscafé's te Wuestwezel aanleggen om geld te wisselen, hebben de vondsten in den volksmond een dermate sensationeel karakter gekregen, dat de Bredasche corr. van de N.R.Ct. nogmaals ter plaatse een nauwkeurig onderzoek heeft ingesteld en met bewoners en plaatselijke autoriteiten de mogelijke juistheid der verschillende veronderstellingen heeft nagegaan. De boerderij van Karei de Bie op wiens grond nu drie jaar achtereen een reeds grootendeels verteerd lijk werd gevonden, ligt aan. den zijweg links van den Steenweg van Wuestwezel naar Brecht op en kele kilometers afstand van de Nederlandsche grens. Ongeveer 20 M. van deze boerderij ligt. een stuk boschgrond, dat voor het landbouwbedrijf ongeschikt is, zoolang het niet tot op een diepte van 1V2 meter is opgegraven. De bovenste ongeveer 50 tot 70 c.M. dikke laag is zandgrond en daaronder volgt de zavel, die in België veelal gebruikt wordt voor bijmenging bij metselspecie. Wordt er dan ook te Wuestwezel of Brecht gebouwd, dan laten de metselaars meest van dit stuk land de zavel halen, waardoor de grond langzamerhand op de goede hoogte komt om voor het landbouwbedrijf te worden benut. Het is nu bij dit zavel delven, dat uiteraard in een zeer langzaam tempo geschiedt, dat nu drie jaar achtereen op ongeveer 1 M. diepte een in verregaan- den staat van ontbinding verkeerend lijk vrijwel een geraamte werd blootgelegd. Zonderling. Het zonderlinge nu is, dat bij geen der lijken, die in een schuine lijn slechts enkele meters van elkaar werden gevonden, een spoor van kleeding of houtresten is gevonden, terwijl ook uit de kleur der zavel niet blijkt, dat houtresten er wel geweest zijn. Waren dergelijke resten er wel geweest m.a.w. wa ren de lijken in een kist begraven, dan zou dit ook al waren de kisten geheel verteerd, uit de kleur der zavel ter plaatse zijn gebleken. Uit alles blijkt dan ook wel, dat de lijken naakt onder do aarde zijn gedolven en dat een eenigszins regelmatige teraardebestelling niet heeft plaats ge had. EEN UITGESTORVEN GROOTE STAD. Het klinkt onwaarschijnlijk en toch is het zoo! Deze uitgestorven stad is de gemeente Phoenix, die hoog in de bergen ligt, in de nabijheid van de Ca- nadeesch-Amerikaansche grens. Dieze zoldzame stad, die indertijd snel is ontstaan en zich in een spoedige uitbreiding verheugde, is heden ten dage stom; zii ligt daar, eenzaam en van alle menschen verlaten. En toch is het nog niet zoo lang geleden, dat zii binnen haar muren honderdduizenden inwo ners telde. Alles staat nog precies zoo. alsof de be woners gisteren de plaats hadden verlaten: groote hotels, de schouwburg, het stadhuis, de kerken, zelfs een groote brouwerij en tallooze woonhuizen. Doch het eenige leven, dat men in deze spookachtige stad aantreft, is het plantenleven, dat de straten en plei nen heeft overwoekerd. Werpt men een blik in de hotels, dan ziet men. dat er nergens meer deuren zijn, dat de vensters geen ruiten hebben en dat er geen enkel meubelstuk meer te bekennen is. Het laatst gevonden lijk werd bovendien gevonden met het gelaat naar beneden gekeerd, hetgeen er op wijst, dat het in haast in den gedolven kuil is ge worpen. De groote vraag die de grensbevolking bezig houdt is nu: liggen er ter plaatse nog meer lijken begraven? Politiecommissaris Blommaert heeft in verband daarmede het verdere terrein in de schuine rich ting, waarin de drie lijken gevonden werden met stekken afgepaald, zoodat in afwachting van de af graving door het Antwerpsche parket, alleen buiten het afgepaalde gedeelte zavel mag worden afgegra ven. Justitioneel is de eerste vraag natuurlijk een an dere en wel van wie zijn de lijken afkomstig en door wie zijn ze begraven. Allerlei verhalen. Verschillende daarover in omloop zijnde verhalen en geruchten daaromtrent, kunnen reeds aanstonds naar het rijk der fabelen worden verwezen. Zoo b.v. de veronderstelling, dat de lijken afkomstig zouden zijn van slachtoffers van den electrischen draad, die in de oorlogsjaren langs de geheele grens was gespannen. De plaats waar de lijken zijn gevon den ligt niet minder dan 4000 M. van dezen draad af, zoodat men wanneer deze veronderstelling juist was de lijken eerst 4 K.M. door zwaar boschterrein zou hebben moeten sleepen'. Een oude begraafplaats, waar natuurlijk ook aan gedacht is, blijkt ter plaatse nimmer te zijn geweest. Een derde veronderstelling, n.1. dat de lijken reeds 300 jaar oud zouden zijn en afkomstig van slachtof fers van een pestepidemie, die omstreeks 1570 de Belgische Kempen teisterde en welke volgens de overlevering zoo hevig was, dat van de bevolking van Brecht slechts 3 personen in leven bleven en dat er geen menschen meer waren om de gestorve nen te begraven, moet al evenzeer als onjuist wor den verworpen. Het staat n.1. vrijwel vast, dat de gevonden lijken dateeren van na 1916, aangezien eerst in dat jaar het dichte dennenbosch dat voordien op het betrok ken stuk land stond, op order der Duitsche leger- autoriteiten is gerooid. Het feit nu, dat de lijken juist aan den gebleven boschrand zijn gevonden wijst er op, dat de begraving na dien heeft plaats gehad. Twee mogelijkheden. De twee eenig overblijvende mogelijkheden zijn dan ook slechts, dat men met slachtoffers van een misdaad heeft te doen of dat men de trieste resten van een oorlogsdrama heeft blootgelegd. Het onderzoek naar beide mogelijkheden wordt ten zeerste bemoeilijkt door het ontbreken van elk voorwerp, dat ook maar de geringste aanwijzing kan geven. Want wel zijn in de omgeving van de plaats waar het derde lijk werd blootgelegd een 5-tal roesti ge spijkers gevonden, doch dit is op een afgerasterde plek grond op 33 M. afstand van een bewoonde boer derij geen zeldzaamheid. Dat de lijken bij nacht en ontij zijn begraven kan ook wel als vaststaand worden aangenomen, daar men anders op de boerderij van De Bie, die ook in de oorlogsjaren doorloonend bewoond was. wel iets had moeten bemerken. Politie en justitie staan dan ook tot dusverre voor een raadsel, hoewel er naar verluidt gedurende de laatste dagen eenige aanwijzingen zijn binnenge komen, die het onderzoek in een nieuwe richting leiden. In hoeverre die aanwijzingen deze geheim zinnige zaak tot klaarheid zullen brengen Avenschte men hangende het onderzoek nog niet mede te dee- len. of De moderne Odysseus. JOHN JACOB ASTOR IV GEBOREN. Lid van de voornaamste Amerikaansche familie. Dezer dagen heeft de magnaat John Ja- cob Astor, een der machtigste in de V. S., een zoon gekregen, die hij op zee te gen kidnapping zou wiJen beschermen. NEW-YORK. Met de Vanderbilts vormen de Astors de voor naamste leden der financieele adel in de Nieuwe Wereld. Zij zijn gewend de eerstgeboren zoon van iedere generatie een Romeinsch cijfer te geven, zoo als ook vorsten dat doen. In de familie Rockefeller is men daar eveneens mee begonnen, maar, ofschoon deze, wat macht betreft, voor de families Astor en Vanderbilt niet schijnt onder te doen, dateert zijn adel van veel later: John D. I was nog koster in een klein kerkje, toen John Jacob I al millioenen bezat, Wat Vanderbilt voor de spoorwegen was en Rocke- feller voor de petroleum, dat is Astor voor de scheep* vaart geworden. In een New-Yorksche privé-kliniek is het eersta mannelijke lid der vierde generatie van het milliar* dairhuis Astor ter wereld gekomen. Nauwelijks had de vader het heugelijk feit vernomen, of hij nam de telefoon van de haak om een lang gesprek te voe* ren. Enkele minuten daarna was, naar men zegt, de kliniek door een dozijn heeren omsingeld, die alles en iedereen in het oog hielden. Gedurende zijn eer ste levensuur is John Jacob IV door twaalf recher cheurs bewaakt. Nu de moeder zoover hersteld is, dat ze de kliniek verlaten kan, wordt zij met het kind aan boord van een jacht gebracht, dat Mr. Astor tevoren in orde heeft laten maken. Een aantal detec tives heeft zich eveneens ingescheept. Dat zij actief zullen moeten optreden, lijkt onwaarschijnlijk, om dat ieder risico uit den weg wordt gegaan. Het schip zal alleen voor anker gaan, wanneer er levens middelen en brandstoffen geladen moeten worden. Er wordt beweerd, dat John Jacob IV tot zijn twaalfde jaar geen voet aan land zal zetten, althans wanneer alles gaat, zooals men verwacht. Uit de maatregelen van Mr. Astor blijkt wel, dat de Amerikaansche autoriteiten de kidnappers nog geenszins de baas zijn. Momenteel zouden er meer dan twintigduizend actieve menschenroovers in de U.S.A. een bestaan vinden. Twaalf faar op den oceaan of de moderne Odysseus. «föhn Jacob Astor IV is een zoon van den derden magnaat, die diè naam draagt. De eerste groote Astor, dien men „Pharao" noemde, begon zich tot koning van de scheepvaart op te werken toen John D. zich, voor spoorwegen en petroleum ging interesseeren.- Astor I stierf als patriarch. Zijn raad aan de nako meling was: „Houd altijd de zee in het oog." Hier aan hebben de Astors zich tot nu toe gehouden, waarhij genoteerd moet worden, dat John Jacob II met de „Titanic" in de golven verdween. John Ja cob III was toen dertien jaar en bevond zich. met zijn gouvernantes en bedienden te Venetië. Men bracht hem onverwijld naar Parijs, waar hij door den Amerikaanschen gezant begroet werd. Toen hij twintig jaar was, schudde John. Jacoti III zijn gevolg van zich af en nam als eenvoudig employé een betrekking aan bij een van zijn eigen scheepvaartmaatschappijen. Hij kreeg een salaris van 25. Na eenige jaren stelde hij zich aan het hoofd der ondernemingen. Hij trouwde toen met Miss French Tuck, die eenige millioenen als bruidschat meebracht. Aan deze echt is het kind ontsproten, dat bestemd is om als een tweede Odysseus twaalf jaar op zee door te brengen. FEUILLETON door Ethel M* DelL 42. ,Neen, dat kan niet!" hernam Toby op beslisten toon. ,U moet iemand anders voor hebben." Sheila bleef haar maar onderzoekend aanzien. „Wacht," zei ze, „ik herinner het me nu. 't Was in elk geval iemand die sprekend op u geleek, iemand in jongenskleeren." Toby maakte een plotselinge beweging en klapte in de handen. „Kijk, kijk, daar gaat de Jlesch! 't Is te hopen dat zij breekt!" Sheila's aandacht was onmiddellijk afgeleid. En de menigte stormde vooruit. Maud stond met Sal- tash aan haar linker- en Larpent aan haar rechter hand bij de reeling. Ze hief de flesch op, die in het zonlicht glinsterde. Saltash lachte. Hij was blootshoofds, zijn donker gelaat opgeheven. Toby keek naar hem en hield de oogen op hem gevestigd. Benny, die haar aanzag was zonderling bewogen. Het was, alsof hij plotseling vanuit de verte, een blik had geslagen op heilig vuur dat eensklaps voor een verwilderd altaar, hoog op vlam de. En toen klonk Maud's zachte, heldere stem, die den naam van het jacht uitsprak en als een gou den vlam doorkliefde de flesch den blauwen aether en viel op den boeg in gruizels. Men hoorde eerst een gemompel, dat in geïuich over* ging. De flesch was in stukken gevallen en de wijn viel als een bruisende waterval in den vloed. Ook Benny werd meegesleept* Hij greep Toby bii den arm en schudde haar heen en weer. „Hoera!" schreeuwde hij, ,,'t is gebeurd! 't is los!" Toby keek hem aan met droomerige oogen, oogen AA-aaruit vrees en toewijding spraken. Toen ze zijn bljk ontmoette, scheen ze te ontwaken. Haar ge zicht vertrok een oogenblik, maar onmiddellijk was zij zichzelf weer meester en lachte. En lachend trok ze hem mee. Het jacht kwam in beweging. De touwen werden aan boord gegooid. Ze stoomden Aveg. De sirene gilde toen ze van de kade wegstoomden. Overal was vroolijk, luidruchtige beweeglijkheid. Er Averd geschreeuwd, gepraat, gelachen, met hoe den en zakdoeken geAAUiifd. De heele wereld scheen een en al vroolijkheid en temidden daarvan klonk Toby's stem aan Benny's oor: „Zeg, laten we weggaan! Laten we naar Lord Saltash gaan en hem gelukwenschen." Haar hand rustte op zijn arm. Ze trok er voort durend en hard aan. En Benny ging met haar mee en had, waardoor dat wist hij niet, weer het gevoel dat iets haar angstig had gemaakt. Hij vatte haar hand en baande zich een weg door de menigte naar de vroolijke groep bij den boeg. Saltash stond dicht bij Maud. Hij maakte de een of andere onverschillige opmerking, toen hij zich omkeerend, plotseling den jongen en het meisje hand in hand achter zich zag staan. Hij sloeg hen een oogenblik gade en legde toen een hand op den schouder van ieder hunner. Het was slechts een lichte aanraking en hij lachte on willekeurig toen zii het deed als een man die een plotselinge pijnlijke geAvaarwording tracht te ver bergen. „Wij kAvamen u gelukwenschen," zei Benny, „veel geluk met de nieuwe schuit!" En Saltash antwoordde met de hem eigen gemak kelijkheid en vriendelijkheid: ,Ik dank jelui voor je goede wenschen, kinderen, maar 't geluk is voor jelui weggelegd. Dat zie ik aankomen!" En met deze woorden keerde hij weer naar zijn gasten terug en bracht Vroolijkheid waar hij- kwam, behalve waar de jongen en het meisje samen bij den boeg stonden, in stilte, die geen hunner scheen te kunnen verbreken. HOOFDSTUK VII. Overgave. Dien avond leek de baai van Fair-Harbour een fluweelen bed, waarop tallooze juweelen fonkelden. „The Blue Moon", die van den voor- tot den ach tersteven geheel verlicht was, lag in het midden en van het dek af, gingen tallooze vuurpijlen en ge kleurde raketten de lucht in en Adelen als gloeieilde regen op het water neer. Er was een orkest aan boord en de muziek klonk over het water, als kAvam ze uit een andere wereld een wonderwereld, vol liefelijke melodieën la chende vroolijke 6temmen en zacht plassende rie men. Toby zat bij het roer van een boot met slechts één •roeier tegenover haar en liet haar vingers door het Avater glijden. Ze was blootshoofds en het zomer avondkoeltje speelde door de blonde krulletjes en streek haar langs het voorhoofd. Haar blauwe oogen waren wijd open, als de oogen van een verschrikt kind. Ze zei haast geen woord en Benny trachtte er haar niet toe te bewegen. Doch onder 't roeien sloeg hij haar ernstig gade. Hij had haar reeds vroeg in den avond als zijn partner opgeëischt en ze had geen poging gedaan om hem te weerstreven. Maar toch was er in haar half angstig zwijgen iets, wat hem diep ontroerde. Hij trachtte echter haar te doen geA-oelcn dat hij haar beschermde en dat zij onder zijn hoede veilig avüs. Eens schrikte ze zenuAvacihtig bij 't onverwacht opgaan van een vuurpijl en toen sprak hij tot haai-, zooals men een verschrikt kind zou hebben toege sproken. ,,'t Is niets, maar ik zal een beetje verder af gaan. Die dingen beschrijven soms zulke gekke bochten." Ze dankte hem zachtj'es en hij roeide Aran het jacht af, uit het gewoel der booten. ..Je moet me maar zeggen als ik ver genoeg ben," zei hij, maar ze zei niets en hij roeide maar door, door het donkere water, tot ze niets meer hoorden dan het plassen van de riemen, dat de stilte verbrak. Ze lieten het gelach en al het laAvaai achter zich en dreven in de richting van een verwijderden hoek van de baai. De kust rees hier rechtstandig uit het AArater op. Ze hoorden het breken der golven tegen de klippen, toen ze wat dichter in de nabijheid kwamen. Plotseling verbrak Toby de stilte. „Benny, geloof je werkelijk, dat het aan de ver wachtingen zou beantwoorden?" „Ja zeker," antwoordde hij dadelijk. Bij die woor den haalde hij de riemen in en lieten ze zich drij ven. Toby keek hem bij 't licht der sterren treurig besluiteloos aan. Benny boog zich voorover en stak haar beide handen toe. „Arm, angstig muisje," zei liij, „wat scheelt er eigenlijk aan? Denk je dat ik je niet gelukkig zal maken?" „Ik geloof dat fe daar Te best Avel voor zult doen," zei ze aarzelend. Een oogenblik leunde ze achterover, alsof ze niet wist wat ze doen zou, maar toen strekte ze met een beweging als van iemand die een last van zich afschudt, beide handen uit en legde ze in de zijne. Hij vatte ze en drukte ze stevig, terwijl hij ze naar zich toetrok, tot ze terecht kwamen op zi>n hart. „Ik zou er zeker m'n best voor doen, lieveling", zei hij zachtjes. Wordt vervolgd

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1935 | | pagina 6