Hol nieuwe werelddeel. De Wolven. Uat onze omgeving. WIEN BEHOORT HET ZUIDPOOLGEBIED TOE? WALVISCH EN ROBBENVANGST, BODEM SCHATTEN, STRATEGISCHE BASES. Woestijnen, bergen en zelfs zeeën hebben de naties onder elkaar verdeeld. Uit neemt echter niet weg,, dat nog heden ten dage gestreden wordt om het bezit van groote gebieden; men zal nog moeten af wachten, welken keer het conflict tusschen Italië en Abessynie zal nemen. Minder algemeen is de strijd, die langs diplomatieken weg wordt gevoerd over de verdeeling van de beide ooien. Bij de Noordpool loopt de kwestie slechts over en kele eilanden, die men in den loop van de eerstvol gende maanden of jaren denkt te ontdekken; verder vindt men er niets anders dan reusachtige water vlakten, voor het grootste deel door ijsmassa's bedekt* Geheel anders evenwel staat het er voor met de Zuidpool, die men als een nieuw werelddeel kan be schouwen. Hieruit blijkt wel, dat hier sprake is van een vasteland, enorm uitgebreid, en dat wellicht, on der het ijs, waarmede het "bedekt is, onmetelijke schatten verbergt. Tenslotte hebben Byrd en anderen de laatste 5 jaar niet voor niets verkoolde en ver steende overblijfselen van hoornen uit den oertijd uit het ijs meegebracht. Do rijkdommen, die onder het Poolijs verborgen liggen, zijn eenvoudig niet te schat ten. Dit is een reden to meer, om zich ijverig op te maken tot het veroveren van deze ijzige wereld. Zooals wij reeds opmerkten, speelt deze strijd zich in alle stilte en in den hoffelijksten vorm af op de ministeries van buitchlandsche zaken der betrokken landen waarbij geografen en geologen de vooi*- naamste adviseurs zijn. En dan gaat het er in laatste instantie om. voorgoed uit te maken, hoe dit we relddeel er uit ziet. Reeds een jaar geleden trok de Graham-expeditle er op uit. Zij ontving een zoo royalen geldelijken steun van het Koninklijk Aardrijkskundige Genoot schap in Londen, dat men 't er algemeen over eens was, dat de Staat er met een subsidie achter zat. De Engelsche regeering heeft gezorgd, dat zij er bij tijds bij was, om haar rechten te kunnen verdedigen, wanneer men van andere zijde eveneens opdaagt. Die „andere zijde" zou dan alleen Amerika kun nen zijn. Immers, alleen de Vereenigde Staten heb ben in hooge mate belang bij de Antarctis, door tte expedities van Byrd en op zuivere machtsgronden. Frankrijk maakt hoogstens aanspraak op het zoo genaamde Adélieland. een nietig eilandje, dat bijna geen rol speelt. Van meer gewicht zijn de aanspra ken van Noorwegen, dat in den loop van den winter 192S-'29 het Bouvet-eiland en het. Peter-eiland be zette, ten einde hier bases voor de walvischvangst te hebben. Dit vraagstuk speelt trouwens ook een belangrijke rol voor de Vereenigde Staten. Nu heeft Engeland kort geleden openlijk verklaard, dat het niet alleen aanspraak maakt op den gehee- len sector van de Weddell-zee en den Westelijken Antarctis, doch eveneens op de Ross-zee en het Zuid-Victorialand. Voorts liet het er door de Austra lische autoriteiten op wijzen, dat natuurlijk ook elk gebied, dat in het bereik ligt van een vasteland, hetwelk onder Engelsch gezag staat, aan Engeland' dient toe te behooren. Deze uiteenzetting was noodzakelijk, om bet ge wicht te doen uitkomen van de Ellsworth-expeditie, welke thans te Rio de Janeiro in alle stilte en met de grootste zorgvuldigheid wordt voorbereid. Deze expeditie zal in de eerste dagen van October zee kiezen. Het in alle opzichten eerste klasse schip, dat reeds zulke goede diensten heeft bewezen, is uit gerust met de modernste toestellen voor het Pool- onderzoek; bovendien heeft het. een vliegtuig aan boord, dat Ellëworth de mogelijkheid moet bieden, ook het laatste geheim van de Antarctis te onthul len. Zooals men weet, vloog Ellsworth kort geleden met het Zeppelin-luchtschip naar Zuid-Amerika, na dat hij den Europeeschen zomer in Zwitserland had doorgebracht. In dien tusschen tijd wist hii zijn vriend. Sir Hubert Wilkins. over te halen om zich bij zijn expeditie aan te sluiten en zijn plan, om met een onderzeeboot naar de Noordpool te ver trekken, nog wat uit te stellen. Hij zal ditmaal wel niet. buiten zijn boekie gaan, zooals ongeveer een jaar geleden, toen hij de Ame- kaansche vlag plantte in gebieden, die reeds lang als Engelsch bezit waren erkend. Men schijnt hem op het Witte Huis deswege ook niet buitengewoon vriendelijk te hebhen ontvangen. De Amerikaansche regeering heeft da Engelsche regeering duidelijk te verstaan gegeven, dat dit HET merkwaardigste avontuur, dat ik in mijn loopbaan van dierentemmer heb meegemaakt, was, dat, hetwelk ik eenige jaren geleden be leefde, toen wij met ons circus op transport waren van ïrkoetsk naar Moskou. Wij kwamen van Wla- diwostok en moesten heel Siberië door. Er heersch- te een ijzige kou en men kan zich licht voorstellen, wat dat voor een transport tijgers en leeuwen zeg gen wil. De dieren brulden van kou en woede in hun kooien, die wij met bossen stroo hadden afgedekt, want de temperatuur daalde dikwijls tot 45 graden onder nul. Het stroo was door den adem der dieren zoo vol ijs geraakt, dat het eruit zag, alsof ze in een grot huisden. Het vleesch, dat wij moevoerden, lag steenhard bevroren in den provisiewagen. Doch het avontuur lijkste en opwindendste aan deze reis was, dat heele troepen wolven, door den reuk van het vleesch aangelokt, uit de bosschen waren ko men opdagen en al eenige dagen lang on zen stoet volgden. Tel kens wierpen wij hen een paar beenderen, wat afval of iets dergelijks toe, waar ze dan gulzig op aan vielen. Ze bleven dan een tijd lang achter, beten bij vergissing elkaar en de enkelen, die ons volgden, konden wij gemakkelijk door geweerschoten op een afstand houden. Zoodra er echter weer nieu we troepen opdoken, geraakten velen van onze die ren in de grootste opwinding, brulden en gingen te keer als razenden en wij zagen geen kans ze tot rust te brengen. „HET EEUWIGE VUUR". Voor reeds 50 jaar terug werd in de graafschap Perry in den Amerikaanschen staat, Ohio, door stakende mijnwerkers 'uit wraak een mijnschacht in brand gestoken. En nu, na 50 jaar, is dit vuur, dat reeds voor miliioenen aan waarde heeft vernietigd, nog altijd niet gebluscht. Ondergrondsche muren, opgetrokken van. cement, omgelegde berg beken, die de ingewanden der aarde binnenstroom den en nog vele andere maatregelen het heeft alles niets geholpen, niets bleek in staat de ontzet tende vuurgloed daar diep onder den grond in zijn vaart te stuiten. De vlammen vraten zich diep in de zwarte kolenlagen in, trachtten zich zoo nu en dan een weg naar buiten te banen, waarhij soms rijke bosschen en akkers als door het binnenste der aar de werden opgeslokt en zelfs eenmaal de stad Neu Straitsville, „de stad op hellegrond gebouwd", gevaar liep van den aardbodem te worden weggevaagd. Maar nog is het zoo ver niet gekomen. Door middel van de werkverschaffing en het op het spel zetten van eenige miliioenen, wil men het nu nog eenmaal probeeren het alles veriesrende vuur te bedwingen. Hierboven ziet men een der vele gaten waarin men heel diep daar beneden de vlammenzee kan gadeslaan. Rechts: Het voederen der zeeleeuwen in den, dierentuin is iets dat nog altijd groote belangstelling trekt. Eoog springen hun glanzende, lenige liehamen, uit het water op, om het zoo begeerde hapje meester te worden. eigenmachtige optreden van Byrd volstrekt niet strookte met haar opvattingen. De resultaten, ,die do Graham-expeditie zal be reiken, het onderzoek van Ellsworth en Wilkins ge zamenlijk, de beslissing van het vraagstuk, of het Antarctische vasteland door een directe verbinding tusschen de Ross-Zee en de Weddell-zee in twee deelcn is verdeeld, zullen bij den imperialistischen strijd om de Zuidpool een groote rol spelen. Wal vischvangst en robbenvangst, bodemschatten en ba ses in de Antarctis zijn liierbii de inzet. Als in Eu ropa de winter begint, als in het Zuidpoolgebied de lente haar intocht doet dan is de strijd om de Zuidpool opnieuw begonnen. I ANGEND IJ K NOOEDSCHARWOUDE. LANGENDIJKER KOLFBOND OPGERICHT. Aan den Langendijk werden, zooals wel algemeen bekend is, gedurende de laatste jaren steeds onder linge wedstrijden georganiseerd tusschen de plaatse lijke sociëteiten Deze wedstrijden werden gehouden onder de auspiciën van den z.g. Langendijker Kolf- bond. Deze Langendijker Kolfbond had echter geen enkele basis. Van een ofi'icieelc bond kon dan ook niet gesproken worden. De verschillende kolfclivbs declen wel aan de wedstrijden mee en de kosten hiervan werden wel over de diverse clubs omgesla gen, -maar verband bestond er niet. Dit losse verband kon niet gehandhaafd blijven, doordat er geen regeling was, volgens welke re werk moest, worden gegaan bij contributie-betaling etc. De kolf club Op Maat te Zuidscharwoude heeft verleden jaar niet aan de kosten bijgedragen en konden toen de door het corps van deze sociëteit gewonnen prijzen niet worden uitgereikt. De-ze toe stand was dus allesbehalve bevredigend. In de laatstgehouden vergadering van de kolfclub Op Maat was een schrijven ingekomen van den z.g. We hadden in dien tijd een leeuw bij ons. Pasja heette hij en hij was altijd een echte lobbes geweest. Doch al in de eerste dagen van onze reis hadden we hem met een prachtigen Bengaalschen tijger Frc- dy noemden we hem moeten afzonderen, omdat ze beiden plotseling wild werden en hun soortgenoo- ten aanvielen. Ze zaten nu beiden in een afzonder lijke wagen, in aparte kooien natuurlijk en ik moest ze oppassen. Ik waagde me nauwelijks meer in hun nabijheid, ze raasden en tierden, ofschoon ik vroeger altijd de beste maatjes met hen was geweest. Ik twijfelde eraan, of die twee ooit nog wel voor de manege geschikt zouden zijn. Zoodra de wolven maar in de buurt kwamen, was het niet meer moge lijk, Pasja en Fredy te voeren. Ze letten niet eens meer op de stukken vleesch, die ik hun aan lange ijzeren stangen door de tralies heen toeschoof, zo sprongen brullend op me af, zoodat de kooi onder den schok van hun neerbonzende lichamen wankel de on rinkelde. In deze wagen bevond zich voor het geval, dat er een derde dier onhandelbaar zou worden, nog een leege kooi. Die leege kooi zou voor ons van beteekenis worden. Daar wij mot onze kleine voorraad munitie spaar zaam moesten omgaan, hielp het niet veel, of we al een paar van de wolven, die voortdurend om ons heen zwermden, konden neerleggen. De overigen volgden ons toch. Doch het gebeurde ook wel, dat ze geheel achter bleven, zoodra de beide machines van onze karavaan meer vaart kregen. Op een morgen bleven we middenin de met sneeuw bedekte steppe staan. We stapten uit om de oorzaak op te sporen en ontdekten, dat van beide locomotie ven de stoompijp gesprongen was. Daar stonden wij nu midden in de ijswoestijn en overlegden, tot over de ooren in onze jassen en pelzen, gedoken, hoe we de schade bet best zouden kunnen herstellen. Op eens gilde iemand: „Wolven." Ze kwamen in troepen het bosch uit gerend, in groote troepen van tachtig en meer, en hun adem woei als stoomwolken om hen heen. Wij holden naar de wagens. Een oogenblik later hadden de wol Langendijker Kolfbond, of Op Maat lid wilde wor den van den bond. Op Maat heeft toen geantwoord, dat men wel genegen was, om een Langendijker Kolfbond toe te treden, als het dan ook werkelijk een bond was. Mede naar aanleiding hiervan werd gisteravond in Hotel Concordia een vergadering gehouden van vertegenwoordigers der verschillende Langendijker sociëteiten. Van de zes hadden vijf een vertegen woordiger gezonden. Onder Vrienden te Oudkarspel was niet aanwezig. In deze vergadering werd besloten tot de op richting van een Langendijker Kolfbond over te graan, waartoe alle sociëteiten toetraden. De contributie is opzettelijk laag gehouden, om het mogelijk te maken, dat ook de kleinere sociëtei ten toe kunnen treden. De wedstrijden zullen weer op dezelfde manter worden gehouden als de voorgaande jaren. Alleen zal de suporieure klasse vervallen. De klassen zul len worden 'ingedeeld volgens de alfabetische lijst van de propaganda-commissie. De vastgestelde contributie is er op gebaseerd, dat elke sociëteit met. een corps van elke klasse kan uitkomen. Voor "meerdere korpsen uit één klasse zal iets meer moeten worden betaald. Er wordt weer gespeeld om korpsprijzen en verder om personeele prijzen. Over de organisatie van de wedstrijden voor dezen winter zal nog een vergadering worden belegd. Het voorloopig bestuur van den L.K.B. is als volgt samengesteld: Voorzitter de heer L. Mallekotc, Noordscharwoude:; secretaris-penningmeester de heer M. Vlug te Zuidscharwoude. De heer Si. Maakal vertegenwoordigt Ons Genoegen te Noord scharwoude en de heer W. Kuin Gezellig Samen-zijn te Zuidscharwoude. Voor Volharding, Oudkarspel heeft de heer C. Vlug zitting, terwijl voor Onder Vrienden aldaar nog iemand zal worden aange wezen. OUDKARSPEL. Onze vroegere plaatsgenoot, de heer D. Bakker, thans werkzaam aan het. Departement van Finan ciën, is met ingang van 2 Januari a.s. benoemd tot ontvanger der belastingen met standplaats Schie dam, ven onze karavaan bereikt, ze sprongen tegen do ra men omhoog zonder zich ook maar ©enigszins te storen aan de schoten, die wij op hen afvuurden. De oppasser Harris liet van schrik zijn pistool vallen, toen hij eensklaps door de kier van de deur de grim mige kop van een reusachtige wolf zag stoken, die naar zijn hancl hapte. Harris was in zijn schrik in den wagen gesprongen, waar de aparte kooien van Pasja en Fredy stonden, hoewel hij daar niets te maken had, want hij had de verzorging van de be ren tot taak. Ik zelf was ook niet bij mijn leeuwen, doch in den wagen ernaast.. Ik hoorde slechts het woedende gebrul van Pasja en den tijger, het over stemde het geraas van alle andere dieren tezamen en van de wolven, die door honger gedreven op de lucht van het vleesch afkwamen en den provisiewa gen bestormden. Het was een helsch lawaai. Het gehuil van de wolven en het woedende gebrul uit de kooien smolt ineen tot een heidensch spektakel. Daar schreeuwde plotseling iemand: „Ze zitten op den wagen!" Inder daad, wij hoorden het getrappel en gerumoer van de wolven boven ons hoofd. Eén viel eraf en drukte in zijn val een ruit in en toen ik erheen holde om hem een schot na te zenden, bemerkte ik met ont zetting, dat de schuifdeur van den volgenden wagen, waarin Pasja, de tijger en de berenoppasser zich bevonden, langzaam openging, en de kop van Pasja zich in de deuropening vertoonde. Onmiddellijk stort ten zich eenige van de brutaalste wolven op hem. Als een huilende, brullende kluwen vielen leeuw en wolven uit den wagen. Aanvankelijk scheen de leeuw verrast, doch toen de pijnlijke beten begonnen te bloeden, brulde hij het uit en verweerde zich hef tig. Alsof ze op dit signaal gewacht hadden, stortte zich than:. de heele troep wolven op hem. De aanval lers sloegen geen acht op hun dooden en gewonden, doch wierpen zich met de razernij van den honger op hun geweldigen tegenstander. Als ging het om het uitvechten van een oude erfvijandschap, zoo ver bitterd' vochten hond en kat, in een haat, die niet meer door den honger alleen scheen te zijn ingege NOORDSCHARWOUDE. ONGEVAL De heer S. de R. alhier heeft het ongeluk gehad, toen hij por fiets, waarop een pakket was bevestigd, een auto wilde passeeron, dat dit. pakket in aan raking kwam met het hek langs de straat. Hierdoor kwam hij te vallen. Tegen den passeeremien auto op, Gelukkig kwam hij er niet onder te liggen. Daar 't ongeval erg dicht in de buurt van zijn woning ge beurde, kon do heer R. zich naar zijn woning bege ven, waar do eerste hulp wercl verleend door dr. Wilmink uit Zuidscharwoude. Deze constateerde 'n gekneusde enkel en een bloeduitstorting in de voet- Het zal voor den heer R. dus wel cenigen tijd „rust- houden" zijn. Den chauffeur van den auto treft geen schuld. ZUIDSCHARWOUDE. Als gevolg van de drukke werkzaamheden ter ge meentesecretarie o.m. door die, verbonden aan de straatbelasting, is de tijdelijke benoeming van den lieer C.- A. Berkhouwer tot ambtenaar ter secretarie verlengd. Was, bij het besluit lot invoering van een straatbelasting de ophrengst op f 800 geraamd, thans blijkt, dat volgens het Kohier de opbrengst ruim f 1460 zal zijn. flARENKARRPEL DIRKSHORN. Zondag 22 September werd door de Hengelvereeni- ging „De Dobber" te Dirkshorn, een wedstrijd ge houden in het viscliwater om een der polders in de buurt. De opkomst was wegens het ongunstige weer niet. groot, en de uitslag was dan als volgt: le prijs Hulshof, 2e prijs L. Meinema, 3e prijs C. Koster, 4e prijs A. v. d. Sluis, 5e prijs W. Govers, 6e prijs R. IJpma, 7e prijs P. do Vries, 8e prijs W. de Vet, 9c prijs J. Rijs, '10e prijs C. Stroet. WAARLAND. De tooneelvereeniging Ons Genoegen hield haar jaarvergadering in het café van den heer C. van Ophem. In de plaats van don lieer W. Dekker I-Iz., die als voorzitter bedankte, word gekozen de heer P. Jaspers, Mej. Cl. Dekker werd als penningmeeste- resse herkozen. ven. De leeuw, die reeds uit verscheidene wonden bloedde, zou hot zeker togen deze huilende bende hebben moeten afleggen, als hem niet, terwijl onze schoten gemakkelijk hun doel troffen, onverwachts nog oen andere bondgenoot te hulp was gekomen. Met een machtigen sprong kwam de tijger uit den wagen gevlogen, middenin de wolvenkluwen. Een groote wolf sprong den tijger op den rug. Met ver pletterden schedel vloog de vermetele tegen een wiel van den wagon. Enkelen anderen keerden zicli nu van den leeuw af on gingen' den nieuwen tegen- standor te lijf. De een. na don ander liet onder de machtige slagen van don tijger het leven. De rest liep nog eenige malen in kringen om den trein heen, doch rende, toen do tijger hen met wilde sprongen, telkens uitglijdend op den gladden, bevroren grond, achterna zette, huilend naar den zoom van het bosch terug, Wij hadden, zonder te schieten, bij dezen gruwe- lijken strijd toegezien. Do leeuw kroop, uit vele won den bloedend, een einclweegs langs de wagens. Met een schot in don kop legde ik hem neer. Toen wij, voorzichtig rondspeurend naar den tijger, uit den wagen sprongen, zagen wij hem niet meer. Hot too- neel van den strijd was bedekt met doode wolven. In hun kooien brulden de overige dieren. Maar hoe zou het wel met Harris zijn afgeloopen? Ik vond hem in de loego kooi. Van hier uit had hij met behulp van een ijzeren stang eerst de deur van den wagen en vervolgens de kooien van Pasja en Fredy geopend. Zoo had hij die twee op de wolven losgelaten, een inval, die hij even plotseling als zij bij hem was gekomen had uitgevoerd. En zonder ecnigen twijfel heeft hij hiermede ons leven gered, want anders hadden wij ons zeker niet tegen de vraatzuchtige, uitgehongerde wolvenbende kunnen verweren. Wij hebben toen nog twee dagen noodig gehad, om de schade aan de stoompijpen zoo goed en zoo kwaad als het ging te herstellen. Den tijger hebben wij niet weergezien. A. NOWAKOWSKY.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1935 | | pagina 7